Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 743]
| |
De vrouw in China
| |
Alleen de socialistische maatschappij kon de vrouw bevrijdenOok de meest voortreffelijke wetteksten kunnen dode letter blijven. De Revolutie van 1911 promulgeerde officieel de gelijkheid van de geslachten. De Beweging van de 4e mei 1919 ging nog een stap verder: van toen af verschenen er meisjes aan de universiteiten en vrouwen in de fabrieken. Maar daarmee was de vrouw nog niet bevrijd. De wet raakte nauwelijks het plat- | |
[pagina 744]
| |
teland, waar een eeuwenoud obscurantisme de vrouw bleef behandelen als een minderwaardig wezen, voor het nut of de last van de man (een steeds terugkerend thema in de klassieke Chinese literatuur). In de praktijk behield de man het ‘recht’ op concubinaat, de familie het ‘recht’ om uit te maken met wie de meisjes zouden trouwen. Vrouwen die noodgedwongen gingen werken, vergrootten alleen maar haar ellende en afhankelijkheid. Het recht op onderwijs voor de meisjes uit de betere stand was slechts een opsmuk te meer om hun verhandelingswaarde te vermeerderen. Ter beschikking van iedereen, behalve van zichzelf, diende de vrouw voor de thuisontspanning van de man, om zijn huishouden te doen, om hem zonen te schenken die zijn nakomelingschap konden verzekeren. In een dergelijk systeem kon, naar het woord van Mao Tse Toeng, geen beweging komen: de mannen immers ‘zijn onderworpen aan drie systemen: het staatssysteem of de politieke macht, het clansysteem of de macht van de clan, het systeem van de bovennatuurlijke machten of de religieuze macht; de vrouw evenwel is nog aan een vierde systeem onderworpen: de macht van de mannen’. Daarom kon de Chinese vrouw haar onafhankelijkheid onmogelijk verwerven in een aparte beweging die slechts haar eigen belangen beoogd zou hebben, maar uitsluitend in een algehele bevrijdingsbeweging tegen alle vormen van onderdrukking tegelijk. De eerste die daarmee begonnen, waren de vrouwen die in de boerenmilities vochten tegen de Japanners en de Kwomintang en die in het bevrijde gebied van Yan'an in produktie en bestuur een rol gingen spelen die in het verleden ondenkbaar was. ‘De dag dat alle vrouwen van het land zich op zullen richten, zegeviert de revolutie’. De voorspelling van Mao Tse Toeng heeft effecten gesorteerd die een onvooringenomen waarnemer niet kán negeren. Ik heb vele Chinese vrouwen aan het werk gezien. Ze maken allemaal dezelfde indruk van stil geluk, competentie, levensvervulling. Ze weten allemaal - en zéggen dat ook, telkens als je het gesprek over de politieke boeg gooit - dat alleen de socialistische maatschappij de vrouw kon bevrijden en dat die bevrijding, hoe ver gevorderd ook, nog niet voltooid is. | |
Geen politieke gelijkheid zonder economische gelijkheidIn 1868 schreef Marx aan Ludwig Kugelmann: ‘Wie iets van geschiedenis afweet, weet ook dat grote sociale omwentelingen onmogelijk zijn zonder het vrouwelijk ferment. De sociale vooruitgang kan nauwkeurig afgemetenGa naar voetnoot1 | |
[pagina 745]
| |
worden aan de sociale positie van het schone geslacht (de lelijke niet uitgesloten)’1. Meestal wordt in dit citaat de laatste toevoeging weggelaten, maar Marx onderstreept daarin juist dat ‘galanterie’ en sociale emancipatie nog niet hetzelfde zijn. De grondslag van alle gelijkberechtiging is de economische onafhankelijkheid. Dat is waar voor de staten en dat is waar voor de individuen, voor arbeiders en arbeidsters. Daarom moet de vrouw haar aandeel hebben in de arbeid van de maatschappij, niet als de meid van haar man, maar naast hem als zijn gelijke. Het gebruik van vrouwelijke werkkrachten leidt niet automatisch tot de bevrijding van de vrouw, maar is er wel de onmisbare voorwaarde voor. Als de Chinese vrouw nog grieven heeft, dan die: niemand beter dan zij weet wat het principe ‘voor gelijk werk gelijk loon’ inhoudt. Als vrouwen in vele volkscommunes eisen dat aan hun werkdagen hetzelfde aantal punten toegekend moet worden als aan die van hun werkmakkers (hetgeen nog niet overal het geval is, omdat haar produktieve werkdagen korter zijn doordat zij ook in de huishouding nog moeten werken, of onder het voorwendsel dat zij fysiek minder sterk en technisch minder vaardig zijn), dan doen zij dat niet om meer te verdienen, of om het gezinsinkomen te vergroten, of uit hoofde van een abstract ethisch principe, maar omdat het zonder economische gelijkheid onmogelijk is, werkelijk gestalte te geven aan verhoudingen van gelijkheid tussen kameraden op politiek gebied. Als zij niet hetzelfde werk verrichten, als zij niet dezelfde bekwaamheden kunnen verwerven, kunnen zij ook nooit gelijke organisatie- en bestuursmacht krijgen. | |
De ‘metafysische’ weerstanden breken‘Wat een man kan, kan een vrouw ook’. Alleen als je dat in de praktijk demonstreert, kun je definitief een eind maken aan de ‘metafysische’ opvatting, zoals de Chinezen zeggen, dat de vrouw in het algemeen of althans voor sommige taken de mindere is van de man of, wat op hetzelfde neerkomt, zijn meerdere voor andere taken, die men dus aan haar moet overlaten en... waarvoor ze minder betaald moet worden! Dat betekent helemaal niet dat de Chinese vrouw fysieke arbeid moet verrichten die boven haar krachten gaat. Het is me opgevallen met hoeveel zorg de dokter-arbeiders in de communes en de fabrieken - de zogenaamde ‘dokters op blote voeten’, die tevens aan het arbeidsproces deelnemen - waken over de hygiëne en de gezondheid van de arbeidsters. Een vrouw in verwachting werkt vanaf haar zesde maand een uur minder per dag; er staan haar allerlei diensten ter beschikking, waar zij steeds terecht kan voor raad of rust. Ouder wordende vrouwen genieten een bijzonder medisch toezicht. Iedere | |
[pagina 746]
| |
vrouw kan om het even wanneer vrijgesteld worden van arbeid die haar gezondheid schaadt (sommige dagen van de maand bijvoorbeeld het werk in de overstroomde rijstvelden). Daarom probeert men aan het werk per dag een ‘gemiddelde’ waarde toe te kennen, waarbij als enig principe geldt: ‘ieder volgens zijn middelen, ieder volgens zijn werk’, zodat fysieke kracht en nog minder vermeende competentie bevoordeeld worden boven reële toewijding aan de arbeid en aan het algemeen welzijn. Bovendien stelt de mechanisering van de arbeid vrouwen tegenwoordig in staat om zogenaamd typisch mannenwerk te verrichten. De jonge dokwerksters die ik in Shanghai bezig zag in hun blauw of groen katoenen werkpak, vinden het grappig dat wij in het Westen medelijden met haar hebben. De ‘schrijvers van het volk’ (arbeiders, boeren en soldaten die, naast hun normale en ‘belangrijkste’ werk, instaan voor de literaire en artistieke produktie) behandelen in hun verhalen vaak dit thema van de jonge vrouw die een ‘ongehoorde’ positie verovert, een ‘mannenberoep’ uitoefent en dan, juist vanwege diegenen die haar het meest nabij zijn, vader, man of verloofde, op ‘metafysische’ weerstanden stoot. Zonder moeite, vlug en afdoende weet zij dan altijd te bewijzen dat die weerstanden slechts ‘metafysisch’ zijn. Er zijn op het ogenblik in China vrouwen werkzaam in álle sectoren van de samenleving. Belangrijk lijkt mij daarbij het volgende. De graad van de vrouwenemancipatie in een land wordt gewoonlijk gemeten aan de vraag hoe hoog op de maatschappelijke ladder enkele vrouwen zijn geraakt. Volgens dat criterium is China al een voorbeeld. Er zijn vrouwelijke medici, geleerden (1/5 van de Academie van Wetenschappen reeds in 1961), volksvertegenwoordigsters (17,3% in 1964), hogere officieren... Het is inderdaad belangrijk dat de vrouw met gelijke competentie ook gelijke functies kan bekleden, gelijke promotiekansen krijgt. Maar veel belangrijker is het feit dat vrouwen niet langer één voor één, door een gelukkig toeval of als ze uitzonderlijk begaafd zijn, maar massaal en overal doordringen tot alle posities die een door en voor mannen gemaakte maatschappij haar gisteren nog ontzegde. Dit recht op arbeid zonder enige discriminatie lijkt mij de bijzonderste verworvenheid van de Chinese samenleving vandaag. En ze is nog heel recent, ze dateert pas van de Culturele Revolutie, die alle feodale opvattingen over de zogenaamde ‘natuur van de vrouw’, waarachter de seksuele discriminatie zich vermomde, wegveegde, net zoals ze het begrip ‘menselijke natuur’ wegveegde, dat alleen maar diende om de klasse-uitbuiting te camoufleren. De Culturele Revolutie was een revolutie van de ‘suprastructuur’, waardoor deze opnieuw met volle kracht op de structuur kon inwerken (blijft de suprastructuur reactionair of is ze verdorven, dan kan de structuur uit zichzelf zich niet zuiver houden). Juist daardoor is de emancipatie van de vrouw de laatste jaren met zulke reuzeschreden vooruitgegaan, omdat zij haar kracht | |
[pagina 747]
| |
ontleent aan de wil en de waakzaamheid van het hele volk. Natuurlijk is zij de zaak van de vrouwen zelf die, kalm maar beslist, er een ideologische en praktische campagne voor voeren tot in de uithoeken van het land. In de pers vind je daar steeds weer voorbeelden van, waaraan een zekere humor en charme niet ontbreken. Waar de ‘strijd met het woord’ (wendoe) faalt, gaat men over tot de praktijk. Als mannen ergens beweren dat vrouwen geen graan kunnen zaaien en elders, omgekeerd, dat zij veel beter varkens kunnen kweken, omdat dat veel lichter werk is, dan keren de vrouwen expres de rollen om. En zie: het graan dat zij zaaien, groeit even goed, en mannen die een tijdje voor de varkens moeten zorgen, moeten toegeven dat zij net zo kapot zijn van het werk als wanneer zij ‘nobele’ arbeid verrichten. Er wordt gelachen en verteld, er worden liedjes over gemaakt. Maar de zaak komt in beweging. Uiteraard zijn dergelijke experimenten, die een heel nieuwe taakverdeling en een omwenteling in de opvattingen veronderstellen, slechts mogelijk dank zij de andere machtsverhoudingen die in China bestaan en elders ontbreken. De Chinese vrouw hoeft eigenlijk niet langer agressief te zijn of strijdlustig. Zij heeft daar zelfs nooit de tijd voor gehad. Haar bewustzijn is immers pas ontwaakt samen met dat van de hele massa van het volk. Van meet af aan heeft zij daarin steun gevonden, net zoals zij de sociale voorzieningen, die haar deelname aan de arbeid verzekeren, gekregen heeft zonder spectaculaire manifestaties. | |
De vrouw bevrijden van de huishoudelijke zorgenIk heb reeds vermeld dat op het platteland de vrouw nog vaak benadeeld wordt bij de berekening van haar werkpunten, omdat zij ook nog voor het huishouden moet instaan. Benevens de trend naar een billijker evaluatie van haar werkdag is er een algemene campagne op gang gebracht om de vrouw vrij te maken van alle taken buiten haar werk in de fabriek, op het land of als kaderlid. Een arbeidster in Pengpu, in de buurt van Shanghai, legde me uit hoe al haar kinderen kunnen zorgen voor de keuken, het huishouden, verstelwerkjes, enz.. Ieder heeft zijn aandeel in de zorg voor het huis. Dat wordt in de hand gewerkt door allerlei voorzieningen. In bijna alle arbeiderswijken en landbouwcommunes zijn er, naast de kantine en twee volksrestaurants (een voor de lokale arbeiders en een voor gasten, beide even goedkoop), een winkel waar je klaargemaakte gerechten kunt krijgen, een wasserij, een werkplaats voor het verstellen van kleding en schoeisel, en natuurlijk een crèche en peutertuin. Soms is het een ‘grootmoeder’ in de wijk of de familie die de kinderen oppast, meestal samen met andere, die dan voor een hele groep kinderen zorgen. Maar die groot- | |
[pagina 748]
| |
moeders worden zeldzamer. Beneden de 40 of 50 jaar is op het ogenblik iedere vrouw volledig tewerkgesteld en deze beweging strekt zich, zoals we aanstonds zullen zien, snel uit tot de oudere vrouwen. In de meest moderne ondernemingen is de crèche een volkomen geïntegreerde afdeling, voorzien in bouw en kostenberekening, mét het salaris van de nurses, het keukenpersoneel (de kinderen krijgen speciaal eten), de onderwijzeressen en de artsen (vaccinaties, permanent medisch toezicht, regelmatig bezoek van kinderartsen). Daar brengt het kind de acht uur door dat de ploeg aan het werk is (drie ploegen per dag). Het kan daar terecht vanaf de eerste dag dat de vrouw weer aan het werk gaat na de bevalling. Zij krijgt 56 dagen verlet na de geboorte, met behoud van haar volledig salaris plus een vergoeding. Zolang zij haar baby zelf voedt (en dat doet ze altijd, tenzij er fysiologische bezwaren zijn), krijgt ze daarvoor twee keer per dag een half uur vrij. | |
Actieve derde leeftijdDe Chinese vrouw mag met pensioen gaan (met steeds 70% van haar loon) vanaf 55 jaar, vijf jaar vroeger dan de mannen. Niemand wordt daar echter toe gedwongen. Eenmaal gepensioneerd, blijven zij, als ze dat wensen en hun gezondheid het toelaat, een heel belangrijke rol spelen in de wijk. Zij zijn vertrouwd met de mensen, hebben nu meer tijd, en nemen vaak de verantwoordelijkheid op zich voor het hele wijkleven. Zij animeren jongerengroepen, houden de moeilijke gevallen in de gaten (delinquentie voorkomen is beter dan onderdrukken), proberen geschillen bij te leggen, dit alles met het gezag dat in China de oudere geniet die ‘meer ervaring’ heeft. Dit geldt echter alleen, dat wil ik er wel aan toevoegen, voor de oudere die dat gezag weet waar te maken, die inderdaad ‘wijzer’ is en blijk geeft van een grotere toewijding aan de gemene zaak en de vooruitgang van het socialisme. Gezag dat alleen maar steunt op oude herinneringen, bestaat hier niet meer. Natuurlijk worden in deze actieve herwaardering van de derde leeftijd steeds meer ook de vrouwen betrokken. Ik zei het reeds: het wordt steeds moeilijker om van die ‘grootmoedertjes’ te vinden - al heb ik er nog enkele gezien - die thuis stilletjes zitten te breien, een potje klaarstoven, kleinkinderen vertroetelen. Aangezien de zorg voor de kinderen aan deskundige handen is toevertrouwd en gemeenschappelijke diensten (die gedeeltelijk of geheel door mannen kunnen worden verzekerd) zorgen voor eten en kleding, vervelen de grootmoeders die muis blijven, zich dood. Aangezien van de andere kant China geen handen genoeg heeft voor de uitbouw van zijn welvaart en veiligheid (werkloosheid bestaat hier niet), zijn na de Culturele Revolutie de ‘grootmoeders’ gaan deelnemen aan de produktie. In de pers | |
[pagina 749]
| |
is er enorm veel over te doen geweest: het was een totaal onverwacht fenomeen, te meer daar deze oude vrouwen, die het meest geleden hadden onder het oude regime, in de ogen van velen eigenlijk tot niets meer in staat waren. Op één plaats werd het een keer geprobeerd en heel China schoot in vuur en vlam: het succes was aanstekelijk. Ik heb een werkplaats voor magnetofoononderdelen bezocht en daar de ‘heldinnen’ aan het werk gezien: van niets vertrokken, zonder enige vroegere opleiding, produceren deze vrouwen vandaag niet zomaar om het even wat, maar dingen ‘die China het meest nodig heeft’. Er werd me verteld hoe zij in het begin gezocht hebben, ontmoedigd raakten, de roes van het eerste succes, de wanhoop bij de eerste mislukking. Ze lachen, babbelen, kijken me aan. Natuurlijk profiteren ze van mijn bezoek om even te verpozen, maar de enkele uren per dag die ze daar doorbrengen, lijken geen karwei te zijn, maar puur plezier. In dezelfde wijk zijn er nog tal van andere dergelijke werkplaatsen. Overal dezelfde prettige sfeer, het lijkt wel een gonzende bijenkorf. Ze maken kleedjes (haast alle kleine kinderen dragen van die geborduurde vloeren pakjes), plastic speelgoed, fijn gekleurd broodkruim (dat ik later in de winkel vind), en van die fameuze zwarte rokjes die alle kleine meisjes in China dragen. Een deel van al die produkten dekt de behoeften van de wijk, de rest wordt verkocht. De grondstoffen zijn vaak gerecupereerde fabrieksafval. | |
Vrije en rijp overwogen huwelijkenToen Mao voor het eerst de Chinese vrouwen opriep om het juk van de mannen af te werpen, in 1927, gebeurde dat in dezelfde tekst waarin hij alle verdrukten opriep om zich te bevrijden. Emancipatie van de vrouw en revolutionaire strijd vielen vanaf het allereerste begin samen en zij die het meest onder de verdrukking hadden te lijden, werden de vurigste propagandisten voor de bevrijding. Concubines, meiden, prostituees begrepen direct wat een communistisch regime haar had te bieden. Zo gauw een gebied bevrijd was en daar nieuwe wetten werden afgekondigd, was daar altijd een huwelijkswet bij: feodale praktijken werden afgeschaft, de gelijkheid van de geslachten werd gepromulgeerd, de echtscheiding werd geregeld (in 1931 in het Jangtsi-gebied, in 1937 in Yan-an, in mei 1950 in de gehele Volksrepubliek). Ondanks de propaganda van de Kwomintang (die de communistische wetgeving schandelijk immoreel noemde) en de tegenstand van de oudere generatie, slaagde de Volksrepubliek erin deze huwelijkswetgeving (die gaandeweg nauwkeuriger werd omschreven en praktisch niet meer ontdoken kan worden) na enkele jaren overal te doen eerbiedigen. Er zullen wel niet veel landen zijn waar de tussenkomst van derden bij de keuze van een | |
[pagina 750]
| |
huwelijkspartner door de wet gestraft wordt. Nergens heeft de familie, die overigens haast onvoorstelbaar hecht en solidair is, minder recht en macht over de keuzevrijheid van de jongeren. Meisjes gaan waar ze willen en gaan om met wie ze willen. Ze zijn in hun keuze helemaal vrij, te meer daar een groots opgezette overredingscampagne de tendens aanmoedigt om pas later te trouwen, als ze rijper zijn en goed weten wat ze doen. Als die tendens om ‘later’ te trouwen steeds toeneemt (in sommige streken, in sommige beroepen is het al de regel), dan gebeurt dat niet, zoals vaak beweerd wordt, opdat de vrouw langere tijd produktief aan het werk zou kunnen blijven, maar vooral om haar de nodige tijd te gunnen om fysiek volwassen te worden (in het oude China was het geen zeldzaamheid dat meisjes van twintig al vier, vijf kinderen hadden, vooral als er nog geen zonen bij waren) en bovendien de rijpheid te verwerven om, naast haar economische en professionele zelfstandigheid, ook intellectueel en ideologisch haar onafhankelijkheid te bewaren tegenover haar man. Vele vrouwen bij ons vinden het verschrikkelijk dat de Chinese vrouw ‘gedwongen’ wordt te werken. Ze zouden waarschijnlijk nog meer geschokt zijn als ze vernamen dat de Chinese vrouw de Westerse vrouw beklaagt, die (door haar milieu en opvoeding en door onze hele levensstijl, die haar van zelfstandig denken dispenseert) gedwongen is te leven op de kosten van haar man of in ieder geval in zijn schaduw, in een vernederende afhankelijkheid die eigenlijk niet veel meer is dan een soort prostitutie. In dit verband wil ik nog even onderstrepen dat echtscheiding - die in een maatschappelijk bestel waarin de vrouw alleen van meester kan veranderen, slechts een bedrieglijke vrijheid is - in China een recht is dat steeds meer overbodig wordt, waarvan steeds minder gebruik wordt gemaakt. In het begin was dat anders: toen ging het erom, het monogame huwelijk te herstellen, gedwongen huwelijken te verbreken, ‘verkochte’ verloofden hun vrijheid terug te geven. Nu wordt echtscheiding een zeldzaamheid. Jonge mensen nemen de tijd om elkaar te leren kennen, ze zijn totaal vrij in hun keuze, er is geen economische dwang. ‘Als je daarna toch nog uit elkaar wilt gaan’, zei me een jonge vrouw, ‘moet je wel heel erg dom zijn’. De mogelijkheid bestaat nochtans, het is even simpel als trouwen, een eenvoudige en kosteloze procedure. Maar het is nu eenmaal een beetje ongewoon geworden. | |
Vrijheid van de vrouw staat niet gelijk met seksuele vrijheidNog ongewoner zou het zijn, te gaan denken dat de ‘vrijheid’ van de vrouw steunt op de vernietiging van het gezin en de verwerping van het huwelijk. Je hoort wel eens beweren dat de Chinese vrouw pas echt bevrijd zal zijn als het huwelijk is afgeschaft. Maar in China is men veeleer de mening toegedaan dat de vrijheid van de vrouw er niet zozeer in bestaat, dat zij de | |
[pagina 751]
| |
officiële huwelijksregistratie kan verwerpen (een wettelijke bescherming die inderdaad steeds meer overbodig kan worden), maar in haar economische en morele onafhankelijkheid, zonder welke de seksuele ‘vrijheid’ uitsluitend een vrijheid voor de man dreigt te worden, een andere manier om de vrouw uit te buiten en te verslaven. De Chinese vrouw heeft nog een levendige herinnering aan het ellendige verleden; ‘seksuele vrijheid’ heeft voor haar een bijsmaak van uitbuiting en vernedering, waarvan bijvoorbeeld jongeren bij ons zich nauwelijks een idee kunnen vormen. De vrouw is pas vrij als zij het recht en de reële mogelijkheid heeft om te weigeren zich aan een man te geven, om helemaal over zichzelf te beschikken. Het moderne China heeft dan ook alleen maar diep misprijzen voor de fameuze ‘erotische handleidingen’ uit de vorige eeuw, die onze bourgeoisie in het Westen zo prikkelend vindt en die in detail beschreven hoe je de liefde moet bedrijven... als je een mán bent. Dit verklaart voor een deel waarom de anticonceptieve middelen - die je in alle kruidenierszaken in de communes en de arbeiderswijken kunt kopen, zonder voorschrift, zonder geheimdoenerij - alleen door getrouwde vrouwen worden gekocht. Ze zijn er voor de geboortenregeling (en wee de man die zijn vrouw zou willen beletten er gebruik van te maken en ze jaar na jaar een zwangerschap bezorgt: heel het dorp zal zijn wederopvoeding ter hand nemen!), niet voor het vrije seksuele verkeer onder jongeren. Alles wat ik heb kunnen waarnemen, bevestigt de indruk: uitstel van huwelijk, vrije verkoop van anticonceptiva, vrije abortus (zodra ze twee kinderen heeft, heeft iedere vrouw recht op abortus en krijgt daar ‘ziekteverlof’ voor), de vrije omgang tussen mannen en vrouwen overal en altijd - dit alles heeft in China niet geleid tot ‘seksuele vrijheid’. Natuurlijk zou je er langer moeten verblijven om dat met zekerheid te weten, maar mijn indruk is: ‘seksuele vrijheid’ wordt niet aangevoeld als een behoefte, niet opgeëist als een vrijheid. Er zijn daarvoor historische redenen, maar ook andere. Om dezelfde redenen waarschijnlijk maken de Chinese vrouwen zich niet op (al heb ik gemerkt dat ze goede, efficiënte en discrete produkten hebben om zich te verzorgen). Make-up produkten zijn er in China zoveel als je wil, maar die worden alleen in het theater gebruikt (het schminken hoort tot de mise-en-scène, vervult zelfs een belangrijke expressieve en symbolische rol). Geen wonder dan ook dat de Chinese vrouw make-up een ‘komedie’ vindt. In het Westen denken wij vaak dat het een ‘vrijheid’ is. ‘Arme Chinese vrouwen’, zeggen wij. Maar de Chinezen zeggen: ‘Arme westerse vrouwen’: ze zijn niet vrij zich op te maken of niet, het wordt haar van jongsaf aangeleerd, het wordt haar commercieel aangepraat, ze hebben misschien niets anders om zich te doen gelden. De Chinese vrouw heeft andere dingen om zich te doen gelden. | |
[pagina 752]
| |
De vrouw bestaat niet bij de gratie van de manDe Chinese vrouw is een volwaardige persoon. Zij definieert zichzelf niet door haar anders-zijn (wat van oudsher neerkomt op haar minderwaardigheid), zij heeft geen middelen nodig om dat anders-zijn (en die inferioriteit) te compenseren. Als ze trouwt, bewaart zij haar eigen naam; als ze wil, kan ze die ook aan haar kinderen doorgeven. Ze is nooit ‘mevrouw zo of zo’, ze is Yu Luqin, met haar eigen specialiteit en verantwoordelijkheid, ze is Jiang Qing; ze is wie ze is. Anderen mogen weten dat zij bovendien ook nog de vrouw is van Guo Moro of de vrouw van Mao Tse Toeng, maar ze is niet Mevrouw Guo Moro of Mevrouw Mao Tse Toeng. Is ze getrouwd met een minder bekende man, dan geniet ze zelfs nog meer onafhankelijkheid; publiek wordt ze soms helemaal niet met haar man geassocieerd; hun gemeenschappelijk leven is privé, in het openbare leven wordt ieder gerespecteerd om zichzelf. Bekleedt haar man een hogere positie dan zij - een kaderlid bijvoorbeeld, terwijl zij een ongeschoolde arbeidster is - dan heeft zij helemaal geen voorkeursbehandeling te verwachten: zij werkt aan de basis en daarmee uit. Ook het omgekeerde komt steeds meer voor: de man die de ondergeschikte wordt van zijn vrouw. En daarover doen dan weer komische verhalen de ronde. Want zo'n situatie brengt natuurlijk problemen mee in het privé leven. Maar de Chinese man zal er wel aan moeten wennen en de nieuwe realiteit onder de ogen leren zien: de Chinese vrouw, gisteren nog een slavin, is zich aan het opwerken naar de macht. Maar laten we dit goed verstaan: zij verovert geen macht over de man of tégen hem (om eens goed revanche te nemen), maar samen mét hem tégen de machten van de oude wereld. Mao Tse Toeng zou de idee geopperd hebben dat de volgende ‘culturele revolutie’ de zaak van de vrouwen wordt. Dat is best mogelijk. De bevrijding van de massa is immers niet mogelijk zonder deelname van de massa en, hoeveel vrijer dan de meeste vrouwen in de rest van de wereld zij ook zijn, massaal en definitief zijn ook de Chinese vrouwen nog niet helemaal bevrijd. Zij mogen dan al in alle arbeidssectoren doorgedrongen zijn, het wettelijke en feitelijke recht verworven hebben op dezelfde verantwoordelijkheden als de mannen, in de politieke machtsorganen zijn ze nog niet evenredig vertegenwoordigd. Onder de militanten zijn ze nog steeds in de minderheid. In een grote fabriek in Hangtse bijvoorbeeld, waar 85% van het personeel vrouwen zijn, vertegenwoordigen zij in de partij slechts 66%. Hetzelfde is waar in de revolutionaire comité's van de communes en de fabrieken en in de regering. Maar er gaat geen dag voorbij of je hoort luid herhalen: ‘Wat mannen kunnen, kunnen vrouwen ook’. Vaak krijg je de indruk dat zij het zelfs beter kunnen, met die nog onverbruikte kracht van ze, met dat gloed- | |
[pagina 753]
| |
nieuwe enthousiasme dat glimlachend schoonschip maakt met alle gevestigde gewoonten en opvattingen. Je zou ze hier allemaal moeten kunnen voorstellen, al die Chinese vrouwen wier opgang in de pers op alle tonen wordt bezongen: de ‘ijzeren meisjes’ van Daqing; de rode compagnieën van de volksmilitie; de lyceummeisjes uit de stad die als arts op het platteland en in de bergen willen gaan werken; de eerste vrouwelijke kapitein van de visvangst op hoge zee; de eerste vrouwelijke piloot, een wees die nog bedelend door de straten van Shanghai heeft gelopen; de volksvertegenwoordigster die in haar jeugd de lijfeigene was van een grootgrondbezitter. Allemaal propaganda? Ongetwijfeld. Maar een propaganda die zo snel mogelijk de invloed terug wil drijven van de ‘patriarchale en feodale opvattingen’, die voorgoed hebben afgedaan. |
|