Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 681]
| |
De Verenigde Staten en Vietnam
| |
Voorgeschiedenis van het Amerikaanse engagementOm de ware aard van het conflict tussen Washington en Hanoi te begrijpen en de ernst van de Amerikaanse bemoeienis met Vietnam tot afgelopen januari te peilen, moet men teruggaan tot de tijd toen Vietnam nog een Franse kolonie was en de eerste Amerikaanse adviseur van welke aard dan ook, zijn voet nog op Vietnamese bodem moest zetten. Een van de Koude Oorlog-mythen verhaalt dat de Amerikaanse bemoeienis een antwoord was op het feit dat de communistische mogendheden zich in de strijd van de Vietminh mengden. Want nadat de Democratische Republiek Vietnam, geleid door Ho Tsji Minh, in januari 1950 erkenning had weten te verkrijgen van de zijde van de Volksrepubliek China, de Sovjet-Unie en de Oosteuropese landen, zagen de Verenigde Staten zich in februari 1950 wel genoodzaakt om de door de Fransen gesteunde staten Vietnam, Laos en Cambodja bij te staan. De werkelijke gang van zaken is anders geweest. | |
[pagina 682]
| |
Het was reeds medio 1949 duidelijk, dat de Verenigde Staten hun politiek van niet-inmenging in de aangelegenheden van Indo-China aan een herwaardering onderwierpen. Het was het vooruitzicht van een communistische overwinning in China - hoewel de consequenties daarvan nog onduidelijk waren - dat Washington ertoe bracht van opinie te veranderen. Het besluit, in 1949 door Washington genomen om een verdere uitbreiding van het communisme in Azië niet langer te dulden, leidde logischerwijze tot Amerikaanse steun aan de Fransen. De erkenning van de pas ‘onafhankelijk’ geworden staten van Indo-China en de verlening van militaire hulp waren evenwel gebonden aan de ratificatie, door de Franse Nationale Vergadering, van de zgn. Elysée-overeenkomst tussen Frankrijk en Vietnam, een ratificatie die eerst plaats vond op 21 januari 1950. | |
Overboord gooien van anti-koloniale scrupulesNog enigszins geremd door anti-koloniale scrupules probeerden de Verenigde Staten eerst rechtstreeks in contact te treden met de zgn. geassocieerde staten binnen de Franse Unie en Parijs te dwingen deze volledige onafhankelijkheid te verlenen, maar deze scrupules werden weldra overboord gegooid. Sommigen zijn thans van mening dat het uitbreken van de Koreaanse oorlog voor de Verenigde Staten de reden vormde om in Vietnam tussenbeide te komen. De Koreaanse oorlog was echter niet de oorzaak van de Amerikaanse interventie. Uit een verklaring van president Truman bleek duidelijk dat deze oorlog de noodzaak van steun aan de Fransen tegen de Vietminh nog eens onderstreepte. Het is niet na te gaan of Ho Tsji Minh onder andere omstandigheden zou hebben afgezien van een openlijk bondgenootschap met de communisten. Maar wellicht zou hij voortgegaan zijn met het vermijden van een dergelijk bondgenootschap, als er redelijke kans had bestaan op een modus vivendi met de Fransen. Nog in juli 1949 sprak Ho Tsji Minh zijn hoop uit over de mogelijkheid van onderhandelingen die tot onafhankelijkheid zouden leiden en in die tijd was hij nog bereid om onafhankelijkheid binnen de Franse Unie te accepteren. De hoop op een verbetering in de Franse houding werd evenwel de bodem ingeslagen, toen Parijs de marionettenregering van Bao Dai in Saigon installeerde. Toen het eenmaal duidelijk werd dat de Elysée-Overeenkomst zou worden geratificeerd, had de Vietminh geen andere kans om de onafhankelijkheid te winnen dan door de kracht der wapenen. Toen bovendien duidelijk werd, dat de Verenigde Staten en hun bondgenoten Frankrijk zouden steunen, werd Ho Tsji Minh's bondgenootschap met de communisten niet alleen psychologisch wenselijk, maar ook hoogst noodzakelijk. | |
[pagina 683]
| |
Amerikaanse illusieAanvankelijk had de Amerikaanse steun niet veel om het lijf, maar de verklaring van minister Acheson in mei 1950 luidde een politiek in van onbeperkte bemoeienis met het Vietnamese vraagstuk. De Amerikanen koesterden de illusie een echt Vietnamees nationalisme wakker te kunnen roepen, waarin de communisten geen rol zouden spelen. De Vietminh van Ho Tsji Minh kwam daarvoor niet in aanmerking omdat deze organisatie in Washington als een instrument van het Sovjet imperialisme werd beschouwd en dit veroordeelde de onderneming reeds tot mislukking. Voorts waren de Amerikanen van oordeel dat de vreedzame, democratische ontwikkeling van Indo-China eerst kon plaatsvinden na het herstel van orde, gezag en stabiliteit. Bijgevolg werd zelfs ieder twijfelachtig niet-communistisch nationalisme ondergeschikt gemaakt, eerst aan de Franse strijd tegen de Vietminh en later aan de Amerikaanse strijd tegen het Nationale Bevrijdingsfront. Slechts weinigen hebben in Washington begrepen dat de oorlog, die zich sinds 1946 tot 1973 voortsleepte, niet alleen een nationalistische revolte was tegen de Fransen, maar tevens een manifestatie van het ontwakend zelfbewustzijn van de Aziaten, die zich trachten te bevrijden van de ketenen van de Westerse overheersing. Daarom was zowel de eerste (1946-1954) als de tweede (1961-1973) Vietnamoorlog een proces van dekolonisatie zoals dat in zoveel andere delen van de wereld ook plaats vond, behalve dan dat in het geval van Vietnam dit proces van 1954 af gestuit werd aan de 17e breedtegraad. | |
Geneefse conferentieOp 7 mei 1954 moesten generaal Christian de Castries en zijn 10.000 nog overgebleven Franse soldaten zich in Dien Bien Phoe overgeven aan het Vietminh-leger onder leiding van generaal Giap. Na bijna 100 jaar was Frankrijks rol in Indo-China uitgespeeld. Op 8 mei begon in Geneve de conferentie over Indo-China, met als deelnemende partijen: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie, Frankrijk, de Volksrepubliek China, Laos, Cambodja, de Vietminh van Ho Tsji Minh en het niet-communistische Vietnam, aanvankelijk onder leiding van Bao Dai, later onder sterke man Ngo Dinh Diem. Deze conferentie eindigde met het navolgende akkoord. a) Vietnam wordt voorlopig in een noordelijk en zuidelijk deel gesplitst, met de zeventiende breedtegraad als grens; b) In 1956 zullen vrije verkiezingen worden gehouden, waarna de deling ongedaan zal worden gemaakt; | |
[pagina 684]
| |
c) Een verbod op infiltratie van nieuwe troepen en vestiging van militaire bases in Vietnam; d) Laos en Cambodja worden onafhankelijke en neutrale staten die zich verplichten geen vreemde militaire bases op hun grondgebied toe te laten, tenzij ze zich bedreigd voelen; e) Een internationale controle commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van Canada, India en Polen, zal toezien op naleving van het akkoord. De vertegenwoordigers van Amerika en Zuid-Vietnam ondertekenden het akkoord echter niet. De periode 1955-1961 werd bepalend voor de latere ontwikkeling van de Vietnamese tragedie. Op aandringen van de Verenigde Staten weigerde de intussen tot president gekozen Ngo Dinh Diem in 1956 verkiezingen te houden. Het bewind van Diem kenmerkte zich door corruptie, godsdienst-twisten en nepotismeGa naar voetnoot1. Dit regime was dus een vruchtbare voedingsbodem voor het verzet dat door de ondergrondse communisten werd georganiseerd. In 1960 werden het Zuidvietnamese Bevrijdingsfront en de Vietcong gevormd. | |
Begin van tweede Vietnamese oorlogNa Kennedy's machtsaanvaarding in januari 1961 waren de grijze jaren van de passieve Eisenhower voorbij. De in Washington heersende mythe van de communistische samenzwering tegen de ‘Vrije Wereld’ maakte een accentverschuiving van nucleaire naar conventionele bewapening noodzakelijk, die speciaal gericht zou zijn op anti-guerilla oorlogvoering. Bovendien paste een dergelijk strijdmiddel ook beter in Kennedy's opvatting van de actieve rol die de Verenigde Staten in het wereldgebeuren moesten vervullen: een flexibel instrument, geschikt voor een beperkte interventie in een lokale oorlog. In 1961 breidden zich de subversieve activiteiten in Zuidoost-Azië uit en de toestand verslechterde in Laos met de dag. Kennedy moest aanvankelijk zijn aandacht vooral op Laos concentreren. Nadat tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in 1962 een akkoord was bereikt over neutralisering van Laos, vestigde de president opnieuw zijn aandacht op Vietnam. Een van de vele oorzaken van de Vietnamese tragedie lag stellig in Kennedy's ontmoeting met N.S. Chroesjtsjov in 1961 te Wenen. De strijdlust van de impulsieve Sovjet staatsman overtuigde de president ervan, dat hij zijn bekwaamheid moest bewijzen om de ‘vrije wereld’ te leiden. Kennedy stuurde Generaal Maxwell Taylor en WaltRostow naar Vietnam om te onderzoeken wat er moest gebeuren ter verzekering van Ngo Dinh Diem's overwinning over de Vietcong. In hun rapport stelden zij voor, Amerikaan- | |
[pagina 685]
| |
se strijdkrachten te zenden naar Zuid-Vietnam teneinde de infiltratie uit Noord-Vietnam stop te zetten. Wanneer de Noordvietnamese infiltratie ook in de toekomst zou worden gecontinueerd, zo vervolgden zij, dan moesten de Verenigde Staten eventueel represaille-maatregelen tegen Noord-Vietnam in overweging nemen. Kennedy verwierp zowel de represailles als het zenden van Amerikaanse strijdkrachten naar Zuid-Vietnam. Daar stond tegenover dat de president bereid was het aantal Amerikaanse militaire adviseurs in Zuid-Vietnam drastisch te verhogen. De fatale beslissing tot zending van Amerikaanse troepen naar Vietnam werd genomen. Zijn ongelukkige beslissing nam Kennedy omdat hij veronderstelde dat, indien de vastberadenheid om hulp te bieden aan Vietnam zou verminderen, de Kremlinleiders erdoor zouden worden aangemoedigd om druk uit te oefenen op verschillende andere plaatsen in de wereld. In de tweede plaats was de president van oordeel dat de Volksrepubliek China in Zuidoost-Azië wilde overheersen, daarom kon een Amerikaanse terugtrekking uit Vietnam leiden tot katastrofale gevolgen in dat gebied. | |
Heilige oorlog tegen het communismeDe door Kennedy voor zijn regering uitgezochte ‘besten en knapsten’ van Amerika geloofden erin dat de Chinese en Russische communisten een samenzwering tegen de ‘vrije wereld’ voorbereidden. Een totalitair regime trachtte greep te krijgen op de hele wereld en de Verenigde Staten moesten dit bestrijden. Dat was immers de les die München (1938) de Amerikanen geleerd had. Op deze opvatting werd de Aziatische politiek van de regering Kennedy gebaseerdGa naar voetnoot2, hetgeen betekende dat de loop van de geschiedenis een andere wending nam. In de Cubaanse rakettencrisis bewees Kennedy zijn leiderschap en vastberadenheid. De ondertekening van het partiële kernstopverdrag met de Sovjet-Unie deed de euforie nog toenemen. Men zag te Washington hierin het begin van een ontspanningspolitiek. De nucleaire theoretici, die generaal Giaps publikaties over de nationale bevrijdingsoorlogen hadden gelezen, stelden echter dit voorbehoud: men mocht de legendarische generaal niet toestaan zijn theorie in praktijk te brengen, want dit zou het pas verworven nucleaire evenwicht verstoren. Er lag een zekere pikanterie in het feit dat Kennedy, door gebruik te maken van de overspannen retoriek van de koude oorlog, de Amerikaanse militaire interventie in Vietnam op 9 september | |
[pagina 686]
| |
1963 verhief tot een heilige oorlog tegen het communisme. Het Amerikaanse vertrouwen in de overwinning werd nog versterkt door betrouwbare rapporten over Chroesjtsjovs ongeïnteresseerdheid in het lot van Vietnam. Maar men maakte in Washington twee ernstige misrekeningen: Chroesjtsjov kwam in oktober 1964 ten val en zijn opvolgers besloten tot troepenleveranties aan Noord-Vietnam, en de Amerikaanse adviseurs konden Zuid-Vietnam niet voor verder afglijden behoeden. Zo kwam president Johnson in 1964 voor een moeilijke beslissing te staan. De oorlog was in dat jaar in feite al verloren. Gezien zijn krachtige positie in eigen land had Johnson zonder al te grote politieke schade zijn adivseurs uit Vietnam kunnen terugtrekken. Maar Johnson wilde niets in overweging nemen wat hij als een nederlaag beschouwde, en de theoretici en statistici onder leiding van McNamara en Rostow overtuigden hem dat de nederlaag vermeden kon worden. | |
Tonkin-incidentHet toenemende verzet van de Boeddhisten leidde op 1 november 1963 in Saigon tot een staatsgreep. Diem en zijn broer Ngo Dinh Nhu werden vermoord. In de daarop volgende politieke machtsstrijdGa naar voetnoot3 groeide de aanhang van de Vietcong zeer sterk. Tegelijkertijd verslechterde de militaire situatie. Op 2 augustus 1964 vond het Tonkin-incident plaats. Volgens een later onjuist gebleken mededeling van Washington beschoten Noordvietnamese motortorpedoboten in de Golf van Tonkin twee Amerikaanse oorlogsschepen, de Maddox en de Turner Joy. Dit ‘incident’ werd door de Amerikanen gebruikt ter rechtvaardiging van hun bombardementen in Noord-Vietnam. Hoewel het een publiek geheim was dat Amerikaanse soldaten meevochten in Zuid-Vietnam en evenzeer dat Noordvietnamese troepen de Vietcong hielpen, zou het tot augustus 1964 duren voordat de Vietnamese oorlog ook een Amerikaanse oorlog zou worden. Terwijl de oorlog in Vietnam escaleerde, zorgde het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger in Saigon ervoor dat de statistieken blonken van zelfvertrouwen en optimisme over de afloop van de Amerikaanse interventie. Generaal Harkins had hiervoor in Saigon een staf van medewerkers die systematisch alle negatieve feiten over de stand van zaken in Zuid-Vietnam uit de rapporten die naar Washington werden gestuurd, schrapten. Hij kreeg zijn bevelen van de toenmalige voorzitter van de gezamenlijke stafchefs, generaal Maxwell Taylor, die Harkins had opgedragen zich uitsluitend positief uit te laten over de situatie in VietnamGa naar voetnoot4. | |
[pagina 687]
| |
Vanaf het ‘Tonkin-incident’ was het geweld nauwelijks meer te keren. De Verenigde Staten begonnen meer soldaten naar Vietnam te sturen: eind 1964 waren het er 23.000, in juni 1965 74.000, in oktober 1965 148.000, eind 1966: 389.000, juni 1967: 463.000. Daarnaast zetten de Amerikanen de Zevende Vloot in en vooral hun zware B52-bommenwerpers, gestationeerd op het eiland Guam en in Thailand, die behalve Vietcongstellingen in Zuid-Vietnam ook Noordvietnamese doelen onder bomtapijten vernietigden. Geholpen door de Volksrepubliek China en na 1964 ook door de andere communistische landen bouwde Noord-Vietnam snel aan zijn verdediging, vooral de luchtverdediging, waardoor de Amerikaanse verliezen aan vliegtuigen steeds groter werden. Desalniettemin werden na een pauze van 37 dagen de luchtbombardementen op 31 januari 1966 weer hervat. | |
Verklaring van Honolulu en de conferentie van ManillaOp 7 en 8 februari daaraanvolgend had president Johnson een ontmoeting met de Zuidvietnamese leiders Thieu en Nguyen Cao Ky in Honolulu. De twee hoofdpunten van de besprekingen aldaar waren de verdere uitbouw van de Amerikaanse strijdkrachten en de uitbreiding van de tot dan toe zuiver militaire strategie tot een politiek-sociale. In de Amerikaans-Zuidvietnamese verklaring van Honolulu legden beide partijen de nadruk op een aantal doelstellingen die zij nastreefden. Te weten: strijd tegen de agressie, bevordering van sociale veranderingen, vestiging van een vrije en onafhankelijke regering in Vietnam, strijd tegen de honger, onwetendheid en ziekte; last but not least legden beide partijen de nadruk op hun streven tot herstel van de vrede in Vietnam. Uit het communiqué kwamen duidelijk twee alternatieven te voorschijn. In de eerste plaats oefenden de Amerikanen van hun kant druk uit op de Zuidvietnamese leiders om over te gaan tot interne hervormingen op grote schaal, die vroeg of laat in staat zouden zijn de bevolking op het platteland te onttrekken aan de invloed van het Nationale Bevrijdingsfront; in de tweede plaats drongen Thieu en Ky erop aan dat prioriteit zou gegeven worden aan een offensieve oorlog tegen de Noordvietnamezen en de Vietcong en wel met verscherpte middelen. Een tweede conferentie over Vietnam werd op 24 en 25 oktober 1966 in Manilla gehouden. Behalve president Johnson namen nog 6 regeringsleiders die samen het communisme in Vietnam bestreden, hieraan deel. Het belangrijkste punt in het communiqué was de bereidheid van de geallieerden hun troepen uit Zuid-Vietnam terug te trekken, zes maanden nadat de Noordvietnamezen zouden begonnen zijn met de evacuatie van hun strijdkrachten uit dat gebied en nadat een einde zou zijn gemaakt aan de subversieve | |
[pagina 688]
| |
activiteiten in Zuid-Vietnam. Voorts bleek uit het communiqué ook nog dat de regeringen van de zeven deelnemende landen vastbesloten waren ervoor te zorgen dat het Zuidvietnamese volk niet door een communistische agressie zou worden overwonnen. Na de conferentie van Manilla werd de Amerikaanse troepenmacht in Zuid-Vietnam verdubbeld en de bombardementen op Noord-Vietnam sterk opgevoerd, waarbij Hanoi en de havenstad Haiphong steeds meer als doelwit werden uitgekozen. Uitbreiding van de luchtoorlog eind 1966 tot aanvallen op Hanoi en Haiphong had een golf van kritiek tot gevolg. De pogingen om de strijdende partijen aan de onderhandelingstafel te brengen mislukten; een bompauze van meer dan een maand leidde evenmin tot vrede. | |
Tet-offensiefLangzamerhand ontwikkelde zich in de Verenigde Staten een ‘credibility gap’. Generaal Westmoreland zinspeelde erop tijdens een toespraak tot het Congres op 28 april 1967. De vastberadenheid van het Amerikaanse volk was, volgens de generaal, een van de factoren die tot de overwinning in Vietnam zouden moeten bijdragen. De Noordvietnamezen speculeerden op de vermoeidheid van het Amerikaanse volk en elke kritiek geuit aan het adres van het Witte Huis interpreteerde men in Hanoi als een afkeuring van de officiële politiek. Het jaar 1968 bracht een keerpunt in de Vietnamese oorlog. De Vietcong maakte van de feestvreugde naar aanleiding van het Boeddhistisch Nieuwjaar gebruik en opende een gedurfd offensief. Men veroverde de stad Hué en zelfs de Amerikaanse Ambassade in Saigon werd bestormd. Op 31 maart, kort na het Tet-offensief, kondigde Johnson onverwacht de beëindiging van de bombardementen aan en bood hij Hanoi aan besprekingen over een bestand te beginnen. In dezelfde rede tot het Amerikaanse volk gaf president Johnson de nederlaag toe en maakte hij bekend dat hij geen kandidaat zou zijn voor een nieuwe termijn als president. Johnson trok zich terug omdat de nationale eenheid waarnaar hij streefde, in gevaar was. Bovendien erkende Johnson ook dat hij persoonlijk het centrum van de controverse was geworden. Zijn terugtreden was voorts de enige manier om de gemoederen van de Amerikanen met betrekking tot de Vietnamese oorlog te kalmeren en om het debat over deze oorlog op een meer rationeel plan te brengen. Het was tenslotte ook de enige manier om de Noordvietnamezen ervan te overtuigen dat zijn aanbod tot onderhandelingen iets meer voorstelde dan een truc van een politiek ambitieuze president. | |
Nixons Vietnam-politiekIn november 1967 kwamen de Amerikaanse en Noordvietnamese onder- | |
[pagina 689]
| |
handelaars voor het eerst te Parijs bijeen. De toenmalige Amerikaanse delegatieleider, Harriman, betoogde later meer dan eens dat de mogelijkheden voor een vrede nimmer gunstiger waren dan toen Nixon het presidentsambt aanvaardde, maar dat de vredesbesprekingen gesaboteerd werden door president Thieu van Zuid-Vietnam. Er was echter nog een andere oorzaak. Nixon was er vast van overtuigd dat de nederlaag in Vietnam voorkomen kon worden, indien de langzame terugtrekking van de Amerikaanse troepen voldoende tijd zou laten voor de opbouw van het Zuidvietnamese leger. Het was een gok waaraan in 1969 slechts weinig kans van slagen werd gegeven. Temeer omdat de Amerikanen in de periode 1965-1968 er niet in geslaagd waren om het bestuurlijke apparaat van Saigon te consolideren en evenmin om het Zuidvietnamese leger zelfvertrouwen te geven en de voorwaarden te scheppen voor de eigen terugtrekking. Nixon handelde echter alsof die voorwaarden geschapen waren. Nixon hield op 14 mei 1969 zijn eerste Vietnam-redevoering. Wat het meeste opviel was de nieuwe toon waarop de president sprak, de indruk van openhartigheid en de weigering om aan een aantal mythen vast te houden, die elke vooruitgang in de moeilijke dialoog met de Noordvietnamezen tot dan toe hadden verhinderd. Nixon distantieerde zich van Johnsons rituele fraseologie; zelfs toen hij sprak van het prestige van de Verenigde Staten, vermeed Nixon het spelen op patriottische gevoelens. Johnson had steeds gesproken van de legitimiteit van de regering te Saigon. In mei 1969 moesten echter de Zuidvietnamese leiders tevergeefs op zulk een verklaring wachten. In plaats daarvan kondigde Nixon een geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen en Vietnamisering van de oorlog aan. Deze ontwikkeling was het centrale thema op de agenda van de besprekingen tussen Nixon en Thieu in juni 1969 op het eiland Midway. Aanvankelijk liet Nixons Vietnamiseringspolitiek de Noordvietnamezen de keus tussen twee mogelijkheden. Het ene was bevordering van het vertrek der Amerikaanse troepen, waarbij de militaire activiteit tot een minimum werd gereduceerd, teneinde, wanneer de Zuidvietnamezen aan eigen lot waren overgelaten, de aanval te hervatten; het andere: iedere gelegenheid aangrijpen om de Zuidvietnamese troepen hard aan te pakken, om de Amerikanen te bewijzen dat het regime van Thieu snel zou bezwijken wanneer het eenmaal op eigen benen zou moeten staan. In het laatste geval zouden de Verenigde Staten de luchtoorlog tegen Noord-Vietnam hervatten. | |
VredesonderhandelingenNa Nixons machtsaanvaarding stuitten de vredesonderhandelingen in Parijs | |
[pagina 690]
| |
op een onoverkomelijke barrière. Noord-Vietnam en het Zuidvietnamese Bevrijdingsfront weigerden de regering Thieu als verdragspartner te accepteren en zij weigerden een tegenprestatie te leveren voor de terugtrekking van Amerikaanse troepen. In tegenstelling tot de Noordvietnamese troepen in Cambodja en Laos beschouwden zij de Amerikaanse troepen in Zuid-Vietnam als vreemdelingen. Van zijn kant zag Nixon geen aanvaardbaar alternatief voor de regering in Saigon, omdat iedere coalitie-regering ten prooi zou vallen aan de communisten. Een reden waarom de president weigerde een vaste datum te noemen voor de algehele terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Zuid-Vietnam. Bovendien waren die troepen volgens zijn visie in Zuid-Vietnam aanwezig op verzoek van de wettige regering in Saigon. Het probleem van Nixon, met de wens de Amerikaanse bemoeienis te beperken zonder het regime in Saigon op te offeren, had twee aspecten: hij moest de oppositie in de Verenigde Staten moreel ontwapenen en anderzijds de bewapening van de Zuidvietnamezen versterken. De term ‘Vietnamisering’ betekende dat de regering-Thieu moest voortleven zonder steun van het Amerikaanse leger en dus dat het Zuidvietnamese leger zo sterk moest zijn dat het zelf Noord-Vietnam en de Vietcong zou kunnen weerstaan. In die zin ging het om een politieke overwinning in plaats van een militaire in Zuid-Vietnam. De Amerikaanse interventie had steeds ten doel gehad Zuid-Vietnam niet-communistisch te houden en nooit om het regime in Hanoi te vernietigen. Het was slechts in schijn paradoxaal dat de Amerikanen voor de eerste maal een strategie gebruikten die hen de kans gaf op een politieke overwinning, terwijl zij in theorie hadden afgezien van een militaire overwinning en hun troepen zo snel mogelijk terug wilden trekken. Deze paradox loste zich snel op. In een anti-guerilla-oorlog was het vernietigen van de reguliere eenheden van de vijand nauwelijks van belang als de infrastructuur van de rebellie en de communicatiemiddelen tussen de Vietcongleden en hun aanvoerbases in tact bleven. | |
Zuidvietnamese aanvallen op Cambodja en LaosNa het succesvolle afslaan van het Tet-offensief in 1968 verbeterde de militaire positie van de Amerikanen en de Zuidvietnamezen twee jaar lang. Grote delen van het platteland brachten zij weer onder controle. Aan de Vietcong werden ernstige slagen toegebracht en de Noordvietnamese troepen moesten zich, zonder regelrecht verslagen te zijn, van het Zuidvietnamese grondgebied grotendeels terugtrekken. Deze ontwikkeling maakte het mogelijk het Zuidvietnamese leger te reorganiseren, een begin te maken met de terugtrekking van de Amerikaanse troepen en, na de val van prins Siha- | |
[pagina 691]
| |
noek, in het voorjaar van 1970 aanvallen te ondernemen op de communistische bastions in Cambodja. Van dat moment af ging de curve weer dalen. Om drie redenen was de inval in Cambodja minder succesvol dan men had gehoopt. In de eerste plaats bleken de Zuidvietnamezen niet in staat te verhinderen dat de communisten zich opnieuw in de Cambodjaanse grensprovincies herstelden. In de tweede plaats reikte het offensief niet tot de communistische bases ten noorden van de Papagaaienbek- en Viskaak-districten, die op betrekkelijk korte afstand van Saigon gelegen zijn. En ten derde was het verlies van de toegang tot de havenstad Sinahoekville geen vernietigende slag voor de communisten. Mede om hun strategische positie te verbeteren besloten de Zuidvietnamezen in het voorjaar van 1971 tot een inval in Zuid-Laos. Dit offensief had een veel uitgebreidere operatie moeten worden dan mogelijk bleek. Het doel was, de bevoorrading van de communistische bases in Noordoost-Cambodja op vernietigende wijze te onderbreken. De Noordvietnamezen wisten dit te voorkomen. Zij moesten daarvoor wel een zware prijs in mankracht en materiaal betalen, maar ook het Zuidvietnamese leger, dat tot de aftocht gedwongen werd, leed ernstige verliezen. | |
Paas-offensief van de NoordvietnamezenTussen de bezoeken van president Nixon aan Peking en aan de Sovjet-Unie in leverden de Noordvietnamezen en de Vietcong op 30 maart 1972 een grootscheeps offensief. Dit offensief was militair gezien veel minder desastreus dan het Tet-offensief in 1968. Desondanks bereikten de Noordvietnamezen heel wat. De meeste terreinwinst die de Amerikanen en de Zuidvietnamezen tussen 1968 en 1972 hadden gemaakt, ging door het paas-offensief weer verloren. Met de blokkade van Haiphong koos Nixon voor de minst kwade van de militaire opties die hij had. De andere optie was de landing van mariniers in Zuid-Vietnam en het bombarderen van dijken en andere burgerdoelen in Noord-Vietnam. De effectiviteit van de blokkade van Haiphong als maatregel werd echter over het algemeen betwijfeld. | |
Nixons vredesaanbodNixons redevoering van begin mei 1972 bevatte naast de aankondiging van de escalatie ook een opmerkelijk vredesaanbod. Een staakt-het-vuren onder internationaal toezicht, behoud van de dan ingenomen legerposities, terugtrekking van alle Amerikaanse troepen uit Indo-China, stopzetting van alle oorlogshandelingen en de aanvaarding van een door Vietnamezen ontwor- | |
[pagina 692]
| |
pen politieke regeling, waartegenover de Noordvietnamezen slechts de Amerikaanse krijgsgevangenen vrij hoefden te laten. Bij deze gelegenheid zei Nixon niets over de voorwaarden voor een politieke regeling van het Vietnamese conflict. Volgens de president was de enige manier waarop dat kon: het betrekken van de Sovjet-Unie en China in een onderhandelingsproces waarin Vietnam één van de kwesties was die collectief door de grote mogendheden geregeld moesten worden. Alleen een land dat zijn tegenstander wilde vernederen kon zulke voorwaarden afslaan, hetgeen de Noordvietnamezen deden. Nixons antwoord was de hervatting van de luchtoorlog tegen Noord-Vietnam. Nog nooit was de Amerikaanse aanval op het Noordvietnamese bevoorradingssysteem zo compleet geweest. Toen werden voor het eerst alle bevoorradingsroutes bestookt. Operatie ‘Linebacker’Ga naar voetnoot5 was veel effectiever dan de vergelijkbare operatie ‘Rolling Thunder’ tijdens het bewind van Johnson. De introductie van electronisch geleide bommen had de precisie van de bombardementen stellig vergroot en de kosten drastisch verlaagd. Bovendien speelden de veranderde politieke verhoudingen een belangrijke rol. Onder president Johnson verliep de escalatie langzaam, ten dele uit vrees voor een confrontatie met Moskou en Peking. Deze vrees was tijdens de zomermaanden van 1972 sterk verminderd en dit vergrootte de handelingsvrijheid van de Amerikanen. De voorheen gespaarde tien-mijls-zone rond Hanoi en Haiphong was nu vanaf het begin in de bombardementen betrokken. En de Amerikaanse bommenwerpers kwamen nu dichter bij de Chinese grens dan ooit tevoren. Het meest direct getroffen was Hanoi door de vernietiging van olie-leidingen en opslagplaatsen, aangezien Noord-Vietnam tijdens het paas-offensief een sterk gemechaniseerd leger had ingezet op een nagenoeg conventionele wijze. Het uitblijven van beslissende winsten na de eerste zeges in Quang Tri en het Centrale Hoogland werd voornamelijk toegeschreven aan de Amerikaanse bombardementen. De bombardementen op Noord-Vietnam en de mislukking van Hanoi's grote invasie op 30 maart in Zuid-Vietnam misten hun uitwerking niet. In ruil voor de Russische druk op de Noordvietnamese leiders om in te gaan op de Amerikaanse voorstellen werd een doorbraak bereikt, tijdens Kissinger's bezoek aan het Kremlin in september 1972, in de stagnerende Amerikaans-Russische onderhandelingen over een handelsakkoord. Direct daarna bleek Hanoi voor het eerst sinds het geheime overleg tussen Kissinger en Le Duc Tho was begonnen, bereid een bestand in Zuid-Vietnam te aanvaarden zonder dat het aftreden van president Thieu daarbij als eis werd gesteld. | |
[pagina 693]
| |
Totstandkoming van de bestandsovereenkomstOp 8 oktober legde Le Duc Tho Kissinger een ontwerp-vredesakkoord voor in negen punten dat een doorbraak in het overleg betekende. De Noordvietnamezen lieten de eis vallen dat eerst de politieke toekomst van Zuid-Vietnam moest worden geregeld voordat een bestand kon worden afgekondigd, en accepteerden dat Thieu als president voorlopig aan bleef, de twee voornaamste punten van de Amerikaanse voorstellen. Kissinger ging akkoord met het ontwerp omdat het het beste was dat op het gegeven moment kon worden bereikt. De terugkeer van de Amerikaanse krijgsgevangenen werd erdoor gewaarborgd en de regering in Saigon kreeg een zeer goede overlevingskans. Het herstelprogramma dat in de Amerikaanse voorstellen was opgenomen, vormde voor Hanoi een krachtige prikkel om zich, na de totstandkoming van een bestand, te houden aan het staakt-het-vuren. Vervolgens kwamen president Thieu en de Amerikaanse ambassadeur Ellsworth Bunker met het argument dat de Noordvietnamezen het bestand zouden schenden zodra de Amerikaanse troepen zich uit Vietnam terugtrokken. Toen Kissingers pogingen om de overeenkomst te verscherpenGa naar voetnoot6 uitsluitend leidden tot tegeneisen van Hanoi, liet Nixon de besprekingen afbreken. Nixon stuurde op 14 december Noord-Vietnam een ultimatum waarin hij waarschuwde dat de bombardementen boven de 20e breedtegraad zouden worden hervat indien Hanoi niet binnen drie etmalen inging op de Amerikaanse eisen. Tegelijkertijd stuurde Nixon een brief aan Thieu dat Zuid-Vietnam geen economische en militaire hulp meer hoefde te verwachten als een door Amerika goedgekeurd ontwerpakkoord niet werd geaccepteerd. Vanaf 18 december werden twaalf dagen lang moordende bombardementen op Noord-Vietnam uitgevoerd, waarbij voor het eerst op grote schaal B-52 bommenwerpers werden ingeschakeld, om van de Noordvietnamezen het bestand af te dwingenGa naar voetnoot7. Door een combinatie van diplomatieke druk op Moskou en Peking (zoals de verklaring van William Clemens dat het gebruik van kernwapens om de vrede in Vietnam naderbij te brengen niet uitgesloten was), en deze gevaarlijke militaire risico's in Vietnam slaagde Nixon erin de Noordvietnamezen tot erkenning van de gedemilitariseerde zone als een voorlopige politieke scheidslijn te brengen. Daarna werden in de laatste dagen van 1972 de Amerikaanse bombardementen stopgezet. Hetgeen betekende dat de weg voor de hervatting van de geheime bespre- | |
[pagina 694]
| |
kingen tussen Kissinger en Le Duc Tho in Parijs weer vrij kwam. Op 23 januari 1973 zetten de Amerikanen en Noordvietnamezen hun paraaf onder de definitieve overeenkomst. De wapenstilstand biedt Amerika wel de gelegenheid om Azië zonder veel gezichtsverlies te verlaten. Maar de oorlog zal vermoedelijk als burgeroorlog opnieuw uitbreken en wel op een tijdstip dat door Hanoi bepaald wordt. Wanneer de Noordvietnamezen zich hersteld hebben, beschikken zij over een ‘basis’ in het territorium van hun tegenstander, die volgens generaal Giap de springplank voor de laatste overwinning is. Daar staat echter tegenover dat, nu ook Leonid Brezjnev de bestandsovereenkomst een keerpunt noemde naar de vrede en de partijen, dus ook Noord-Vietnam, opriep om zich strikt aan de bestandsregels te houden, men in Washington meent dat de Verenigde Staten de hulp van de Kremlinleiders krijgen, in de vorm van uitoefenen van druk op Hanoi, bij de naleving van de overeenkomst. Als een van de belangrijkste pluspunten van het Parijse akkoord mag worden beschouwd Pekings weigering om de Noordvietnamezen bij verdere oorlogsvoering te steunen uit vrees dat een verenigd Communistisch Indo-China zou ontstaan onder Russische invloed. |
|