Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 661]
| |
Het einde van het KNP
| |
[pagina 662]
| |
respect betuigd voor de wijze, waarop directie en hoofdredactie van het KNP het bureau in moeilijke omstandigheden hebben geleid’Ga naar voetnoot1. De argumentatie tot het opheffen is onhelder en de formulering ervan roept wat vragen op. Blijkbaar deed het persbureau goed werk, maar was het te klein van omvang om aan de vraag te voldoen en voor uitbreiding werd geen geld beschikbaar gesteld, net zoiets als voor het Nederlandse sigarettenfabriekje dat onlangs failliet ging omdat de toevloed aan orders uitbreiding vergde en de bank daarvoor geen geld wilde gevenGa naar voetnoot2. Katholiek Nederland heeft nog nooit zoveel nieuws geleverd als juist de laatste tien jaren. Het kan gewoon niet op en niemand mag zeggen dat de redactie van het KNP die mogelijkheden heeft miskend, want er kwamen dagelijks meters telex uit, progressief zowel als conservatief, mits er nieuwswaarde in zat (of de redactie die er in meende te zien). Bovendien waren de redacteuren ontzettend goede lezers van de tientallen blaadjes die missieclubjes, vooruitstrevende en vooral behoudende stromingen, vrouwenorganisaties en wat al niet de wereld inzenden. Een op de honderd keren staat daar iets belangwekkends in - het KNP kwam ermee en de krant, die een hoop leeswerk werd bespaard, kon er op doorgaan, daarmee een mooie driekolommer producerend, zonder bronvermelding uiteraard, want het was tenslotte eigen werk geweest. Maar de knipgrage man van het persbureau zag zichzelf onbeloond en hij leed er in stilte onder. De krantedirecteur, die het initiatief van zijn redactie prijst, laakt als aandeelhouder het persbureau; Hochhuth zou er een drama uit puren. Er is de jaren door veel kritiek geuit op het KNP, veelal terecht. Maar die kon vrijwel altijd worden doorgeschoven naar een van de twee oorzaken: a) gebrek aan geld, b) de wat moeilijke situatie van een schakelfunctie tussen pers (KRO inbegrepen) en episcopaat, waarbij beide partijen als het zo uitkwam van het KNP gebruik maakten, maar even gemakkelijk, als dat beter schikte, het KNP lieten vallen. Pas op 1 december 1972 is in Utrecht een eigen voorlichtingsman van de bisschoppen in functie getreden (Henk Kouwenhoven) en enige weken later werd bekend dat het KNP zou worden opgeheven. Er zit geen relatie tussen deze feiten, maar het is wel opvallend. Terwijl het Nederlands episcopaat eindelijk het nut van een voorlichtingsdienst inziet, besluiten de directeuren van (al dan niet voormalige) katholieke dagbladen het KNP op te heffen. Dit schielijke besluit verhindert zelfs de mogelijkheid bepaalde verworvenheden van het KNP geleidelijk over te hevelen naar de voorlichtingsdienst van de bisschoppen. Ook wat dit betreft staan de directeuren-aandeelhouders niet bijster sterk. Ze zouden zich bij- | |
[pagina 663]
| |
voorbeeld kunnen afvragen of het niet zinvol was geweest het KNP nog even aan te houden en een gesprek aan te gaan met de episcopale dienst om tot de opbouw te komen van een persbureau dat vergelijkbaar was geweest met dat van de hervormde kerk. Een officieel bureau, dat dan met hervormden en gereformeerden een gesprek had kunnen aangaan over betere oecumenische voorlichting, waaraan al jaren behoefte bestaat. De Raad van Kerken in Nederland functioneert slecht en komt naar de leden van de verschillende kerken over als een ambtelijk, bureaucratisch lichaam. Het ontbreken van goede voorlichting is een der hoofdoorzaken van de geringe waardering. Ik wil niet beweren dat de geldschieters van het Katholiek Nederlands Persbureau geen pogingen hebben gedaan het KNP te redden, althans om tot dusdanige afspraken met anderen te komen dat de risico's en zorgen konden worden gedeeld. Maar daarvan is niets tot stand gekomen. Het documentatiecentrum de Horstink te Amersfoort, een instituut dat is voortgekomen uit de vroegere Katholieke Actie, leek een redelijke gesprekspartner, maar het contact liep vast. Het Algemeen Nederlands Persbureau ANP was een andere mogelijkheid, maar al in 1971 werd een (eerste) gesprek afgebroken omdat het ANP als nationaal persbureau zijn eigenheid en objectiviteit niet wilde prijsgeven. De zin in het officiële communiqué dat de aandeelhouders van het KNP hadden besloten ‘met het ANP in overleg te treden teneinde te komen tot een voortzetting van de nieuwsdiensten van het bureau in het kader van het ANP’, sloeg op dat moment nergens op: tijdens het opstellen van het communiqué werd het ANP telefonisch gevraagd of deze zin mocht worden gepubliceerd. Een derde poging ter redding van het KNP was het contact met de groep Pro Media, geleid door pater Marcel Vanhengel, die zei een groep sponsors achter zich te hebben en daarmee het KNP wel een jaar of wat te willen medefinancieren. Pro Media vereist enige toelichting. Enige jaren geleden kwam pater Vanhengel, een Vlaamse dominicaan die door zijn orde is vrijgemaakt voor werk ten behoeve van de massamedia, onder de indruk van de wijze waarop fusies en andere concentratieverschijnselen de katholieke voorlichting in Nederland bedreigden. Nu is dit voor een lid van de orde der Dominicanen niet vreemd. Dezen hebben hun naam van predikheren altijd zeer letterlijk opgevat en hun verdiensten binnen de katholieke pers zijn niet gering. Zo stonden zij aan de wieg van de Katholieke Radio Omroep, het dagblad De Maasbode (nu opgegaan in De Tijd), het weekblad De Bazuin en andere bladen. Pater Vanhengel zet die traditie voort, en dat mogen we in hem waarderen, maar hij heeft op wat te veel zaken tegelijk willen mikken. Hij dacht in zijn rapporten aan een KNP-nieuwe stijl, waarbij dit persbureau in samenwerking met het bovengenoemde centrum De | |
[pagina 664]
| |
Horstink zowel een nieuws- als een documentatiedienst zou moeten verzorgen, terwijl iedereen - katholiek zowel als niet-katholiek, krant zowel als omroep of wie ook - er gebruik van kon maken. Het christelijk normbesef zou voorop staan, zonder dat het persbureau een uitgesproken katholiek karakter behoefde te dragen. Het kon trouwens veel meer dan kerkelijke berichtgeving verstrekken. Deze gedachte vond wel enige bijval bij bestuurders van het KNP, maar kwam blijkbaar verminkt over, want het bleek uiteindelijk aanleiding tot misverstanden. Die stapelden zich op, waarbij duidelijk was dat ook nogal wat tactische fouten werden gemaakt. Uiteindelijk besloten de aandeelhouders op 15 december het Persbureau te likwideren. Velen hebben daarvan nu spijt, maar zij zijn te klein om het zelf voort te zetten. Het probleem van het KNP is altijd geweest dat de katholieke dagbladen naar aantal abonnees bijdroegen, maar dat de grootste bladen het minste belang hadden bij het kostbaarste nieuws, omdat ze daar zelf wel voor zorgden. Voorbeeld: het Vatikaans concilie van 1962-1965 is door het KNP uitvoerig verslagen en hoofdredakteur J. Hetzler zelf vertoefde vele maanden in Rome. Dat was duur. Maar de grootste katholieke kranten hadden tegelijk zelf een of meer eigen verslaggevers in Rome en gebruikten er geen letter van. De kleinere dagbladen profiteerden daarom rijkelijk van wat hun grote broers flink betaalden. Ooit moest dat stuklopen en dat is nu helaas gebeurd. De Volkskrant (Amsterdam), het grootste dagblad van katholieke herkomst in Nederland (200.000 lezers), trok zich als eerste terug. De Stem (Breda) kwam erna; de rest volgdeGa naar voetnoot3. Het KNP plaatste op 1 september 1972 een advertentie waarin sollicitanten werden opgeroepen voor het hoofdredacteurschap. Het feit dat voor deze functie geen geschikte kandidaat kon worden gevonden - menigeen zag van sollicitatie af wegens de onzekere toekomst - was voor vele aandeelhouders een reden om de toekomst wat kwaliteit betreft somber in te zien. Tegelijk deed zich het feit voor dat een groot aantal regionale dagbladen, die al in twee combinaties verenigd waren, het besluit namen te gaan samenwerken op redactioneel gebied. Dat waren de kranten uit de stichting Persunie en van de stichting Zuid Oost Pers, voornamelijk van katholieke origineGa naar voetnoot4. De samenwerking maakt het waarschijnlijk dat deze | |
[pagina 665]
| |
kranten eerlang een correspondentschap in Rome zullen stationeren, zodat de vraag naar KNP-nieuws uit die stad minder wordt. De combinatie is daarnaast machtig genoeg om een eigen bureau voor katholiek nieuws in Nederland op te zetten. De rest zou daarmee buitenspel staan en dat blijft betreurenswaardig. Bijvoorbeeld voor het oude dagblad De Tijd (Amsterdam, landelijk verspreid), dat zo door en door katholiek is gebleven, ondanks andersluidende geruchten, en dat door het wegvallen van het KNP onmiskenbaar schade ondervindt. Het vreemde is, en toch ook wel kenmerkend voor de veranderingen binnen de katholieke dagbladpers, dat De Tijd jarenlang geen gebruik heeft wensen te maken van de diensten van het Katholiek Nederlands Persbureau omdat het zelf voldoende informatie ter beschikking had (of kreeg toegespeeld). Uit een overzicht van de toenmalige hoofdredacteur H. Kemna uit 1951 citeer ik: ‘Het KNP zendt dagelijks zijn nieuws aan alle katholieke dagbladen met uitzondering alleen van het dagblad De Tijd te Amsterdam. Verder aan de Katholieke Radio Omroep, Omhoog (aartsbisdom Utrecht), Sursum Corda (bisdom Haarlem), De Bazuin, Katholiek Archief, de organen van Katholiek Thuisfront, de secretariaten der Katholieke Actie, het bureau der Pauselijke Missiegenootschappen en tal van andere op onze nieuws- en informatiedienst, ten behoeve van hun documentatie, geabonneerde relaties... Met bepaalde instanties, die enerzijds de uitzonderingsposities van De Tijd betreuren, anderzijds toch graag hun mededelingen ook in De Tijd zien verschijnen, hebben wij de afspraak gemaakt dat wij ook voor gelijktijdige doorzending van hun berichten aan De Tijd zullen zorgdragen. Zo bijvoorbeeld met de Katholieke Universiteit, de Katholieke Volkspartij en enige anderen’Ga naar voetnoot5. Van alle hierboven genoemde bladen en instanties is een deel ter ziele en een ander deel van structuur veranderd. Het KNP is er mede de dupe van geworden, terwijl de belangrijkste afnemers - de dagbladen - nog altijd grote behoefte hebben aan snel en betrouwbaar katholiek nieuws, zij het dat het niet meer gaat om informatie over kapelaansbenoemingen, priesterwijdingen en jubilerende paters, waar niemand zich een buil aan kon vallen, en evenmin om de volledige teksten van een toespraak of preek van een bisschop, maar om heel wat ingrijpender zaken, die vóór alles vakmanschap vereisen.
Toen het KNP door de katholieke dagbladen en de KRO in 1947 werd | |
[pagina 666]
| |
opgericht, verwachtte men er heel wat van. Met zeer beperkte middelen zijn in de loop der jaren wonderen verricht. De technische uitrusting van het KNP bestond jarenlang uitsluitend uit een telex, een telefoon, een stencilmachine en een radio. De berichten die van de verschillende correspondenten binnenkwamen, moesten ter plaatse worden uitgeschreven. Een opname-apparaat kwam er pas in 1955. De Romeinse correspondent van het KNP stuurde zijn berichten nog per post! Vaak had het werk van de redacteuren veel weg van apostolaat. Werktijden lagen niet vast en het salaris was afhankelijk van de stand van de financiën. Later is de arbeidssituatie en ook de waardering voor het Katholiek Nederlands Persbureau verbeterd. Daarbij bleef de bezetting onder de maat (‘Bij het KNP kon het gebeuren dat toen paus Joannes stervende was, een redacteur in een slaapzak voor de telex in het Haagse kantoor lag om bij het afgesproken signaal de kranten op de hoogte te stellen van het overlijden van de paus’Ga naar voetnoot6). Maar de kwaliteit verbeterde mèt de toenemende belangstelling voor kerkelijk nieuws in Nederland en daarbuiten over Nederland. Het tweede Vatikaans Concilie luidde een bloeitijd in voor het persbureau. ‘Op de eerste zitting ontbrak elke officiële informatie over wat de bisschoppen uit de hele wereld bespraken. Men was aangewezen op informatie van individuele bisschoppen. De redakteur van het KNP was vaak te vinden aan de uitgang van de Sint Pieter, waar de stationcar van de Nederlandse bisschoppen stond. Zittend achterin deze auto, de achterklep half open, noteerde hij de laatste nieuwtjes van de bisschoppen. Aan het eind van het Sint Pietersplein gekomen sprong hij gauw uit de auto, rende naar de Vaticaanse perszaal en belde naar Nederland. Vaak konden de berichten nog net mee in de avondbladen van dezelfde dag. Tijdens het Pastoraal Concilie van Noordwijkerhout was het KNP een van de vele informatiecentra voor buitenlandse journalisten, die wel eens wilden weten wat er nu in die kerk van Nederland aan de hand was’Ga naar voetnoot7.
Bij alle mededelingen over de opheffing van het Katholiek Nederlands Persbureau is gemeld dat het in november 1946 is opgericht door de Vereniging van Katholieke Dagbladondernemingen en de landelijke leiding van de Katholieke Actie in Nederland. Juridisch is dat correct, maar in werkelijkheid is het persbureau veel ouder. Het heeft namelijk een voorgeschiedenis gekend, die bijzonder belangwekkend is geweest en ten onrechte is verzwegen. Al in 1927 begon in een woonhuis te Breda een bureautje, dat de weidse naam kreeg van Katholieke Wereldpers, KWP. De leiding berustte bij | |
[pagina 667]
| |
dr. Hein Hoeben (geb. 1899), die wegens zwakke gezondheid zijn priesteropleiding moest opgeven, daarna in München studeerde en in 1926 promoveerde op een proefschrift over Katharina von Emmerich. Hij werd redacteur van de Kölnische Volkszeitung en verbleef iedere week enkele dagen in Keulen. Samen met de bekende publicist en volksredenaar dr. Friedrich Muckermann SJ stichtte hij katholieke persagentschappen in Duitsland en Oostenrijk alsmede in Nederland (Breda) de Katholieke Wereldpers. Dat was in 1927. Hij kreeg al spoedig medewerking van de geestdriftige kapelaan Arnold van Lierop (geb. 1897), die de betekenis van het apostolaat van de pers inzagGa naar voetnoot8. De Katholieke Wereldpers startte met een weekdienst die novellen, wetenswaardigheden, mengelwerk en kerkelijk nieuws leverde. Enkele jaren later kwamen daar vrouwen- en kinderbijdragen bij en stukjes over techniek en geschiedenis. De Katholieke Wereldpers vertoonde natuurlijk de gebreken van pionierswerk, het gebrek aan geld incluis. Ze droeg echter veel onbekend materiaal aan over de vervolgingen waaraan de katholieken in vele landen bloot stonden. Vanzelf betekende dit in die dagen allereerst een vloed van aanklachten tegen het stalinistische communisme. De energie van Hoeben en Van Lierop, gesteund door dr. Muckermann, was zo groot, dat het bescheiden bureautje de centrale werd van een internationaal katholiek persagentschap. Op het internationaal congres van de katholieke pers in Boedapest (15-21 juni 1937) werd besloten dit Katholiek Internationaal Persagentschap te vestigen te Breda. De Katholieke Wereldpers werd toen genoemd de hoeksteen van het internationale katholieke perswerk. De hoofdredacteur van de Osservatore Romano, graaf Dalla-Torre, waardeerde het Nederlandse bureau als volgt: ‘De Osservatore Romano heeft gevolgd en volgt nog de ontwikkeling van de diensten, prijst de oplettendheid waarmee de berichten worden uitgezocht, de vorm waarin ze geredigeerd zijn en de juistheid van de berichten in de verschillende talen’Ga naar voetnoot9. Deze romeinse waardering werd niet zonder meer in dank afgenomen, want een boekje uit 1937, verschenen bij het tienjarig bestaan van de Katholieke Wereldpers begon als volgt: ‘Heeft het u nooit verbaasd, dat de Wereldkerk, de machtigste verschijning der wereldgeschiedenis, de Kerk van Christus met haar 350 miljoen leden - tot nog toe over geen degelijk uitgeruste eigen internationale perscentrale beschikt? En dat ook de katholieke pers voor een aanzienlijk deel afhangt van zogenaamde neutrale berichtgeving (en... niet-berichtgeving), zelfs voor allerlei zaken die wereld- en levensbeschouwing raken? Wij, die de waarheid in woord en | |
[pagina 668]
| |
leven hebben uit te dragen in deze wereld en die volgens de Meester het zout der aarde dienen te zijn, wij kunnen toch deze beschamende toestand niet langer laten voortbestaan’Ga naar voetnoot10. Op dat moment had de Katholieke Wereldpers enig recht van spreken. De gevaren van het opkomend nationaal-socialisme in Duitsland waren niet aan de aandacht ontsnapt. Aanvankelijk was het signaleren van die gevaren een bezigheid als andere nieuwsgaring. Na 1933 werd het ook een kwestie van lijfs- en levensgevaar. Hoeben maakte zich geen illusies. Hij zag het onheil onafwendbaar nader komen en trad op als een profeet die waarschuwt tegen het nationaal-socialisme. Met zijn vriend dr. Muckermann bouwde hij een inlichtingenapparaat op en het bureau van de Katholieke Wereldpers in Breda werd een centrum van informatie over de ware aard van het nazidom. Hij en kapelaan Van Lierop reisden vaak, ondanks de hun bedreigende gevaren, naar Duitsland op de gegevens op te halen. Preken en brieven van mgr. von Galen en van kardinaal Faulhaber, die de nazipraktijken met zweepslagen striemden, waren in Breda niet zelden vertaald en gestencild, voordat de Duitse machthebbers er in eigen land beslag op hadden kunnen leggen. Processen tegen priesters en kloosterlingen werden als schandelijke rechtsvervalsingen ontmaskerd. Er waren toen ook katholieken, die aandrongen op een meer genuanceerde beoordeling van het nationaal-socialisme. In Duitsland werkte zelfs een zich als katholiek aandienend persbureau met medewerking van een Nederlands kloosterling, dat ‘begrip’ trachtte te wekken. Hoeben, Van Lierop en hun medestanders, onder wie de inmiddels uitgeweken Muckermann, onderkenden de demonische inslag van het stelsel en zetten fanatiek door. Anonieme telefoontjes met dreigementen, die bij het gezin Hoeben herhaaldelijk binnenkwamen, konden niet afschrikken. Goebbels was woedend op de ‘Muckermänner’ en bereidde zijn wraak voor: een dag na de inval in Nederland werd reeds een aanval met brandbommen uitgevoerd op het hoofdkantoor te Breda. Van Lierop was legeraalmoezenier geworden, een arbeid die hij met hart en ziel vervulde. Op de dag der capitulatie kon de bezetter op hem beslag leggen als krijgsgevangene. Hoeben was op de vlucht met zijn gezin niet verder gekomen dan Parijs. Een van de vijf kinderen werd ernstig ziek en men besloot toen maar terug te keren naar Nederland. Het was 1 augustus 1940; de Gestapo stond al klaar. Zijn lijdensweg ging van een kazerne in Vught naar de gevangenis in Den Bosch, en vandaar al spoedig naar de Polizeigefängnis aan de Alexanderplatz in Berlijn, die hij niet levend zou verlaten. Kapelaan Van Lierops reis ging via de gevangenissen en kampen van Den Bosch, Berlijn, Düssel- | |
[pagina 669]
| |
dorf, Hamburg, Sachsenhausen, naar Dachau, waar hij op 27 november 1942 overleed.
Ik heb bij deze Katholieke Wereldpers stilgestaan omdat de opheffing van het Katholiek Nederlands Persbureau, waarvan het de grootse voorloper is geweest, een reden was dit zelden of nooit beschreven werk van de jaren twintig en dertig dezer eeuw eens vast te leggen. De rechten van de Katholieke Wereldpers zijn trouwens later overgedragen aan het Katholiek Nederlands PersbureauGa naar voetnoot11, dat dus best mag zeggen 45 jaar te hebben gefunctioneerd, telkens op een andere manier, maar in elk geval nog niet zo dat het nu onmisbaar was geworden. Dat was ook de mening van het dagelijks bestuur van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, dat zich schriftelijk tot een groot aantal belanghebbenden heeft gewend met de volgende brief: ‘Het dagelijks bestuur van de Nederlandse Vereniging van Journalisten betreurt het in hoge mate dat de aandeelhouders van het Katholiek Nederlands Persbureau de beslissing hebben genomen tot opheffing van het KNP. Het is van mening dat hiermede een verschraling optreedt in het nieuwspakket dat de persbureaus leveren aan de verscheidene media. Het KNP is naar de mening van het bestuur een instelling, die zich grote verdiensten heeft verworven en dit bepaald niet alleen tegenover de wereld van de katholieke, maar evenzeer tegenover de wereld van de niet-katholieke media. Het dagelijks bestuur doet een dringend beroep op u om de diensten van het KNP voorlopig te doen voortbestaan. Voorts verzoekt het u dringend alle mogelijkheden te onderzoeken die ertoe kunnen leiden dat de functie die het KNP tot dusverre vervult, niet verloren gaat’Ga naar voetnoot12. In hoeverre deze brief van invloed is geweest op de verdere ontwikkeling is moeilijk na te gaan. In elk geval heeft de heer J.H. Niessen als voorzitter van de raad van commissarissen doen weten dat het ANP in beginsel bereid is gevonden de KNP-dienst in de vorm van een special te continueren: ‘Dat zal mede afhankelijk zijn van voldoende belangstelling. Informaties hebben ons geleerd dat het CIC (Rome) bereid is de dienst zoals die nu aan het KNP wordt geleverd, eveneens te leveren aan het ANP ten behoeve van deze special’Ga naar voetnoot13. Mooie woorden en zonder twijfel goed bedoeld, maar de realiteit liep minder snel. Op 31 januari werd het Katholiek Nederlands Persbureau begraven. De (officiële) laatste mededeling stelt het aldus: ‘Om de continuïteit | |
[pagina 670]
| |
van de katholieke berichtgeving te waarborgen zal de heer Adema, die 25 jaar als redakteur mede de KNP-berichtgeving heeft verzorgd, voorlopig zijn werk op het ANP in de Parkstraat te Den Haag voortzetten’Ga naar voetnoot14. Mogen we bij zo'n oplossing spreken van verschraling in de informatie, al zal het niet aan Adema (en zijn part-time collega H. Bijmans S.J.) liggen wanneer er niet heel wat wordt geleverd. Tot slot van dit overzicht enkele citaten uit de jammerklacht die J. Hetzler, hoofdredakteur van het KNP, op de laatste dag uitzondGa naar voetnoot15. Woorden die álles zeggen: ‘In de 25 jaar hebben de redakteuren nooit het recht gehad hun commentaar op het nieuws te geven, zij hebben zich - omwille van de angstvallig bewaakte objectiviteit - ervan moeten onthouden. Vandaag hoeft dat niet, niemand kan ons iets meer doen, omdat we er niet meer zijn. Daarom mag gezegd worden dat geen der huidige, maar ook geen der vroegere redakteuren - zij waren op 17 januari voor het laatst bijeen - het besluit tot liquidatie van het KNP heeft begrepen. Zij begrepen het niet en ik vraag me af of de aandeelhouders het zelf begrepen hebben, nadat zij in eerste instantie met 14 tegen 2 stemmen besloten hadden tot voortzetting van het KNP-nieuws in nieuwe opzet. Zij begrepen ook niet hoe twee tegenstanders van het KNP (van wie één het al jarenlang was en dit niet onder stoelen en banken stak), tenslotte de dienst hebben uitgemaakt en het KNP om zeep hebben gebracht. Andersdenkenden begrepen er niets van, bisschoppen niet, buitenlandse persbureaus en collega's evenmin’. ‘Er lag geen onduidelijkheid over het werk van het KNP. De kerkelijke leiders, zeker in Nederland, maar ook daarbuiten hadden weinig moeite met de onmisbaarheid van het KNP; zij appreciëerden het, maar betaalden niet. Evenmin deden dat katholieke orden, congregaties en instellingen. De meeste katholieke dagbladen zagen en zien nog wel duidelijk de verantwoorde doelstelling van het KNP: informatie voor en over de hele katholieke gemeenschap, zowel om zijn worsteling de boodschap van Christus in deze soms mooie soms rottige wereld tot leven te brengen, als in het signaleren van misstanden bij instellingen, machtsmisbruiken en afwijkingen in eigen kring’. |
|