Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 630]
| |
Het abortusvraagstuk
| |
[pagina 631]
| |
quenties van hun uitspraak, zoals een vervreemding bij een aantal, moeten ze wel degelijk doorzien. Dit lijkt me voor ons op zijn minst een reden om hun oordeel en hun argumenten ernstig te overdenken en te evalueren en er rekening mee te houden in onze oordeelsvorming. De moeilijkheid waarvoor men in de praktijk staat, is dat er een anomalie bestaat tussen de wet en de heersende gebruiken. Zowel in België als in Nederland bestaat een repressieve wet en nu zit België met zijn geval Peers, terwijl in Nederland de abortusklinieken volop draaien, zeker tegen de letter van de wet in. Of men door een wet aan de clandestiene abortus een gevoelige klap zal toebrengen, blijft een vraag, terwijl recente onderzoeken minstens een vraagteken plaatsen bij de getallen die voor clandestiene abortus worden opgegeven. Hoe dit ook zij - een realistische kijk op de zaak doet veronderstellen dat er op de een of andere manier iets aan de wet gedaan moet worden, om ze niet tot een farce te maken. Maar wat en hoe? Een groep Franse praktijk- en wetenschapsmensen heeft gezamenlijk gezocht naar een standpunt dat hun verantwoord leek. Zij erkennen dat ze geen juristen zijn en ze hebben voor een ontwerp van wet geen eensluidend oordeel kunnen vormen. De kracht van hun gezamenlijk overleg is gelegen in het feit dat ze uitgaan van de abortus als een urgente noodsituatie en dat ze van een absoluut recht op abortus niets willen weten. Bovendien stellen ze - misschien in de ogen van sommigen wat idealistisch - een commissie voor van verschillende vakmensen, om op die manier de kwestie van de abortus niet te isoleren, maar tegelijk een reële kans te geven aan gezinsopvoeding en geboortenregeling. Dit Franse rapport is door enkele Franse bisschoppen afgewezen, omdat het ‘verwarring sticht’. En inderdaad, degenen die in een bepaalde richting politieke pressie willen uitoefenen, kunnen natuurlijk een aantal begrippen of gedachten eruit isoleren en ze voor eigen doeleinden bruikbaar maken. Dit is beslist niet de bedoeling van de groep geweest. Zij hebben hun ernstige overwegingen mede ten bate van een serieuze meningsvorming gepubliceerd. Op die grond willen wij het rapport ook aan onze lezers aanbieden, opdat ieder zelf de verschillende aspecten van het vraagstuk kan doordenken. In ieder geval geeft het dossier veel interessante informatie en een aantal principiële ideeën. Men zal vanzelf ontdekken, dat een feitelijke constatering van een mentaliteitsverandering in de man-vrouwverhouding of in de relatie seksualiteit - voortplanting (waarbij misschien te weinig aandacht wordt gegeven aan de verhouding seksualiteit en menselijke liefde) nog niet per se een criterium hoeft te zijn voor een principieel te bepalen houding. Het onderscheid tussen wat ‘menselijk’ en wat ‘vermenselijkt’ is, vormt een centrale gedachten in het rapport, heeft bijzonder interessante kanten, maar | |
[pagina 632]
| |
biedt m.i. te weinig houvast voor een nadere aanduiding van de al of niet geoorloofdheid van abortus. Want, als gesteld wordt dat ‘zwangerschapsonderbreking alleen is te rechtvaardigen als zij een geringer kwaad, of preciezer: de weigering blijkt te zijn om een deshumaniserende of onmenselijke situatie te creëren’, dan is duidelijk dat deze begrippen op zeer verschillende wijze gehanteerd zullen worden, afhankelijk wederom van de gedachten over de autonomie van het bestaande leven. Zeer terecht stellen dan ook de onderzoekers, dat het een illusie is, abstracte normen te willen vaststellen voor een wettelijke regeling, die overigens, naar hun eigen zeggen, toch altijd weer omgebogen of verdraaid kunnen worden (zie eenvoudig de praktijk). Zo staan we voor de casus perplexus dat men van de ene kant praktisch geen wet kan opstellen die de gevallen waarin abortus ongestraft zou moeten kunnen geschieden, ook maar enigszins duidelijk aanduidtGa naar voetnoot1, terwijl van de andere kant de abortuszaak zulk een politieke heibel is geworden dat er beslist een wet zal komen, die dan vanaf het begin van inwerkingtreden al naar eigen goeddunken zal worden toegepast. Dat is niet slechts een veronderstelling, daarvoor zijn zowel in België als in Nederland minstens semi-officiële uitspraken aan te halen. Wat de praktijk betreft, maken de opstellers van dit rapport zich geen illusies. Ze zeggen zelf dat ze voorzien dat een aantal mensen de commissies die zij voorstaan, niet zullen komen raadplegen. Toch hebben zij ze voorgesteld, omdat ze zoveel mogelijk willen helpen in noodgevallen, waarbij ze, zoals reeds opgemerkt, minstens evenveel nadruk willen leggen op geboortenregeling en gezinsopvoeding. In deze geest dient m.i. hun werk gelezen en gewaardeerd te worden, al is het nog heel iets anders of we daarmee aan een praktische of theoretische weg naar een oplossing toe zijn. Zoals in de samenvatting al gezegd, lopen hier de meningen van de Vlaamse en de Nederlandse redactie niet onbelangrijk uiteen. De publikatie van dit rapport ontslaat in ieder geval niemand van ons van de plicht om zelf verder over dit levensgroot persoonlijk en maatschappelijk probleem na te denken. Wij hopen er, met Uw hulp, later nader op in te gaan. |
|