| |
| |
| |
Politiek overzicht de maand januari
● Internationale samenwerking
De Europese Gemeenschap
Min of meer geruisloos zijn op de eerste dag van het nieuwe jaar drie nieuwe leden definitief in de Europese Gemeenschap opgenomen: Engeland Ierland en Denemarken. Feestelijkheden waren er nauwelijks bij en de anti-demonstraties met name in Engeland waren nauwelijks meer dan een flop. Opiniepeilingen hebben trouwens uitgewezen, dat hoe langer hoe meer Britten zich met het toetreden van Engeland tot de EEG kunnen verenigen, hoewel het hun ietwat moeilijk valt ‘Europa’ niet langer te beschouwen als een vreemd gebied ergens overzee, waar Gods eigen Engeland gelukkig niet veel mee te maken heeft.
Op 5 januari kwam de Europese Commissie in zijn nieuwe samenstelling voor het eerst bijeen onder presidium van zijn nieuwe voorzitter, François Xavier Ortoli, een Fransman en een intimus van President Pompidou. Hij volgt de Nederlander Mansholt op, die zich thans geheel van de EEG heeft teruggetrokken.
De vrees dat deze opvolging een omzwaai zou betekenen in het beleid van de Gemeenschap, vond voorshands geen steun in de rede waarmee Ortoli zijn functie aanvaardde en de verdeling van de portefeuilles over de leden van de Commissie bekend maakte. Hij wees er daarbij met grote nadruk op, dat de leden van de Europese Commissie weliswaar ieder de zorg voor een bepaald deel van het beleid der Gemeenschap op zich nemen, doch daarom niet minder gezamenlijk dat beleid bepalen. Het spreekt vanzelf dat van ieder lid een persoonlijke inbreng in het geheel wordt verwacht en dat de Commissie in haar geheel achter het eenmaal uitgestippelde beleid staat. Zijn voorganger Mansholt noemde hij daarbij een lichtend voorbeeld. Duidelijk zinspeelde hij erop, dat hij de Commissie sterk wil maken tegenover de Raad van Ministers, die formeel aan de top staat van de EEG. Dus tóch naar een meer zelfstandige Gemeenschap. Het klonk allemaal hoopgevend. De Europese Commissie is nu als volgt samengesteld:
Voorzitter: Francois Xavier Ortoli (Frankrijk).
Vice-voorzitters: Wilhelm Haferkamp (W.-Duitsland): de problemen van de economische en monetaire samenwerking.
Carlo Scaraccia-Mugnozza (Italië): relaties met het Europese parlement, milieuproblemen en bescherming van de consument.
Sir Christopher Soames (Engeland): buitenlandse betrekkingen met de geïndustrialiseerde landen, met Zuid-Amerika en met Azië.
Patrick Hillery (Ierland): sociale zaken. Henri Simonet (België): belastingen en financiële instellingen, energiebeleid.
Leden: Jean-François Deniau (Frankrijk): ontwikkelingshulp, samenwerking met ontwikkelingslanden en met landen die speciale overeenkomsten met de EEG hebben gesloten.
Altiero Spinelli (Italië): beleid ten aanzien van industrie en technologie.
Albert Borschette (Luxemburg): beleid ten aanzien van de concurrentie.
Ralf Dahrendorf (W.-Duitsland): onderzoek, wetenschap en onderwijs.
George Thomson (Engeland): regionale politiek.
P. Lardinois (Nederland): landbouwpolitiek.
Finn Olav Grundelach (Denemarken): regeling van de gemeenschappelijke markt, harmonisatie van de wetgeving en administratie van de douane-unie.
Onder deze dertien leden zijn er dus twee van elk der vier grote landen en één van elk der vijf kleine.
| |
| |
De Europese Veiligheidsconferentie De hoop dat de Conferentie van Helsinki, bedoeld ter voorbereiding van de Europese Veiligheidsconferentie in de zomer van dit jaar, tegen Kerstmis haar werkzaamheden zou hebben beëindigd, is ijdel gebleken. Na een kort reces rond de jaarwisseling zijn de vertegenwoordigers van de 35 landen die aan de conferentie deelnemen op 15 januari weer bijeengekomen om hun besprekingen te hervatten. Dat opzwellen van de werkzaamheden in Helsinki kwam voort uit de omstandigheid dat de opzet van de Conferentie de initiatiefnemers ervan - de landen van het Oostblok - uit de hand is gelopen. Deze initiatiefnemers wilden eigenlijk niets méér dan voor het oog van de wereld een mooi gebaar maken, waaruit hun bereidwilligheid om tot een grote Europese Veiligheidsconferentie te komen zou moeten blijken. Wat er op die grote conferentie zou moeten worden besproken, daar hoefde men zich in Helsinki niet mee bezig te houden. Men zou zich strikt tot een technische voorbereiding moeten beperken. De afgevaardigden in Helsinki hebben zich daar echter bepaald niet aan gehouden. Integendeel: zij hebben zich van den beginne af aan op het standpunt gesteld, dat zij de grote conferentie zo volledig mogelijk moeten voorbereiden om haar een zo groot mogelijke kans van slagen te geven. Dit hield in, dat zij ernaar streefden zo groot mogelijke eenstemmigheid te bereiken niet alleen over de werkwijze van de grote conferentie maar ook over de problemen die daar aan de orde zouden moeten komen en zelfs over de richting waarin zij een oplossing van die problemen moet gaan zoeken. Zij hebben daarmee de initiatiefnemers in het Oostblok en met name de Sovjet-Unie pijnlijk uitgemanoevreerd. Zij konden de uitweiding van de discussies niet tegenhouden, maar zij konden zich ook niet terugtrekken omdat zij daarmee precies het omgekeerde effect zouden sorteren als oorspronkelijk in hun bedoeling lag; zij zouden worden gebrandmerkt als degenen die de
grote conferentie wilden doen mislukken. - Daar kwam nog een onaangename omstandigheid bij. In hun uitnodiging stelden de Oostbloklanden uitdrukkelijk, dat zij niet als blok naar de conferentie zouden komen maar als een groep landen die ieder voor zichzelf konden spreken. Deze gedragslijn zou ook door de NATO-landen moeten worden gevolgd. De NATO-landen hébben die gedragslijn ook gevolgd. Zij hebben wel tevoren overleg gepleegd over het standpunt dat zij zouden innemen en dat overleg heeft op de hoofdpunten ook tot overeenstemming geleid, maar op de vergaderingen in Helsinki heeft ieder Westeuropees land toch een eigen stem laten horen. Zulks in schrille tegenstelling tot de landen van het Oostblok, wier afgevaardigden hun redevoeringen van elkaar leken te hebben overgeschreven. Behalve één: Roemenië, dat zich verstoutte in overeenstemming met de verklaringen van zijn blok-genoten inderdaad een eigen mening te verkondigen, die de Sovjet-Unie allerminst aangenaam was.
De landen van West-Europa hopen in Helsinki te bereiken dat de grote veiligheidsconferentie in drie commissies zal kunnen werken: één voor de strikte veiligheidsproblemen; één voor het probleem der vrije uitwisseling van personen, ideeën en informatie - iets, waar de NATO-landen in een voorbespreking grote nadruk op hebben gelegd - en één voor de samenwerking op de terreinen van wetenschap, economie, techniek en milieu-hygiëne. In beginsel is men het over de instelling van die drie commissies in december al eens geworden, maar aan de uitwerking is men nu begonnen. Daar zal nog heel wat over overlegd moeten worden.
Al met al zou men zeggen, dat de ernstige wil toch wel bestaat om de topconferentie, waarvan men overigens nog niet weet hoe hoog aan de top de deelnemers zullen zitten, te doen slagen. En dat lijkt belangrijk genoeg.
| |
Overleg over troepenvermindering
Intussen is nog een tweede voor-overleg op gang gekomen, dat eveneens met de Europese veiligheid te maken heeft. De NAVO-landen hebben de landen van het Warschaupact voorgesteld een conferentie te beleggen, waarop gesproken wordt over een wederzijdse en evenredige troepenvermindering in Midden-Europa.
Teneinde deze conferentie voor te bereiden zouden afgevaardigden van de beide militaire blokken in Genève bijeen moeten komen. De Sovjet-Unie, die er niet zo bar veel voor schijnt te voelen zijn troepen uit Oost-Duitsland te verminderen, kon op dit voorstel moeilijk nee zeggen, maar stelde wel zijn eisen. Niet alleen de direct betrokken landen zouden
| |
| |
aan die voorbespreking moeten deelnemen, maar ook alle andere landen van Europa moesten ertoe worden uitgenodigd. Het gerucht wilde, dat Moskou dit met Washington overeen was gekomen. Niettemin hielden de NAVO-landen het been stijf. Troepenvermindering in Midden-Europa is een zaak van die landen die in Midden-Europa troepen hébben; dat zijn de Benelux-landen, de Bondsrepubliek, Frankrijk, Engeland, Amerika en Canada. Frankrijk distantieerde zich weliswaar van het initiatief, omdat het nu eenmaal geen internationale inmenging in zijn defensiebeleid duldt, maar dat was geen reden om er méér landen bij te slepen. Men wilde wel een paar waarnemers uit de flanken van de NAVO toelaten, maar meer niet. Men wilde daartegenover ook wel toelaten dat de Warschau-landen een paar niet direct betrokken landen meebrachten. Maar dan moest het ook afgelopen zijn. Op het laatste ogenblik is Rusland door de knieen gegaan, doch niet zonder tenminste een klein succesje te boeken: de voorbereidende conferentie zou niet in Genève doch in Wenen bijeen komen.
Daar is de voorbereidende conferentie inderdaad op 1 februari begonnen. In een sfeer van ietwat verbeten touwtrekken over procedure-kwesties.
| |
De socialistische Internationale
Midden-januari kwam in Parijs op uitnodiging van de Franse partijleider, François Mitterand, de Socialistische Internationale bijeen. Het lag in de lijn der verwachting, dat landen met een socialistische regering op deze bijeenkomst door de leiders van die regering zouden worden vertegenwoordigd. Dit betekende dat nogal wat prominente figuren uit het politieke leven de vergadering zouden bijwonen; figuren, uit wier aanwezigheid Mitterand politieke punt zou kunnen slaan bij de aanstaande verkiezingen in Frankrijk. President Pompidou beschuldigde hem ronduit van de opzet daartoe en liet de regeringsleiders die te kennen hadden gegeven naar de bijeenkomst te zullen komen, weten, dat zij tijdens hun verblijf in Parijs voor de Franse regering lucht zouden zijn. Nu hoefden de eerste ministers van Finland, Zweden, Denemarken en Oostenrijk zich daar niet zoveel van aan te trekken; hun relaties met Frankrijk konden een stootje velen. Dit gold echter niet voor de Israëlische premier, mevr. Golda Meïr. Het verdiende voor Israël bepaald geen aanbeveling om Pompidou op de tenen te gaan staan. Toch aanvaardde zij de uitnodiging. Anders dan Bondskanselier Brandt, die de Westduitse partij door een ondergeschikte secretaris liet vertegenwoordigen.
Het werd alles samen een tamme vertoning. In de eerste plaats omdat de Socialistische Internationale de bevoegdheid mist om besluiten te nemen die de afzonderlijke partijen binden; anderdeels omdat de socialistische partijen hun beleid afstemmen op de situatie in hun eigen land en daardoor wel eens water in de wijn van hun principes moeten doen, zodanig dat die wijn voor anderen ondrinkbaar wordt. De Franse socialisten bijvoorbeeld hebben het opportuun geacht voor de komende verkiezingen een nauw bondgenootschap met de communisten te sluiten en daar was lang niet iedereen op de vergadering gelukkig mee. Kritiek op dit beleid prikkelde echter Mitterand zichtbaar en men liet de zaak tenslotte maar rusten. Evenmin bleek het mogelijk de Internationale een duidelijk standpunt te doen innemen tegenover het optreden van de Verenigde Staten in Vietnam - de bombardementen waren toen nog in volle gang. De leider van de Nederlandse delegatie, Den Uyl, deed, gesteund door zijn Scandinavische vrienden, zijn uiterste best om een scherpe resolutie aangenomen te krijgen, krachtens welke de Internationale eigen waarnemers naar Vietnam zou sturen en de mogelijkheden voor een boycot van Amerikaanse goederen zou onderzoeken. Hij kreeg geen schijn van kans. Mitterand sprak zijn leedwezen uit over de gebeurtenissen in Vietnam - en daar bleef het bij. Ook Golda Meïr kreeg geen slag aan de bak. Mitterand wilde onder geen beding de Arabische socialisten van de Internationale vervreemden. Het was allemaal geen vis en geen vlees - zelfs geen kosher vlees.
| |
Bi-laterale betrekkingen
- Frankrijk-Rusland. - President Pompidou heeft een bezoek gebracht aan Rusland en met de regeringsleiders aldaar besprekingen gevoerd.
Frankrijk-West-Duitsland. - Bondskanselier Willy Brandt heeft ter herdenking van het Frans-Duitse vriendschapsverdrag een bezoek gebracht aan Presi- | |
| |
dent Pompidou teneinde de vriendschapsbanden nauwer aan te halen.
- Israël-Vaticaan. - Terugkerend van de vergadering der Socialistische Internationale in Parijs deed Mevr. Golda Meïr Rome aan, waar zij door Paus Paulus in audiëntie werd ontvangen. Israël vierde deze audiëntie als een groot diplomatiek succes voor Golda Meïr. De dochter van een Joodse timmerman en de opvolger van een Joodse visser spraken ruim een uur met elkaar, hetgeen inderdaad een heel belangrijke stap vooruit scheen, nademaal noch Pius X noch Benedictus XV noch Pius XII enige toeschietelijkheid vertoonden om aan het streven van het Zionisme steun te verlenen of Israël te erkennen. Officieel onderhoudt 't Vaticaan nog steeds geen diplomatieke betrekkingen met Israël. Paus Joannes wilde wel anders, maar had nog niet voldoende greep op de Vaticaanse diplomatie om de ingevingen van zijn hart te volgen. Onder Paus Paulus verbeterde de situatie enigszins in zoverre, dat er wèl officieuze betrekkingen werden aangeknoopt. Wrijfpunten bleven echter bestaan. Het Vaticaan bleef grote bezorgdheid tonen voor het lot van de heilige plaatsen in Jérusalem en voor de Palestijnse christenen, waarvan vooral Libanon er vele telt. Ongetwijfeld heeft Paus Paulus deze twee punten in het gesprek met Golda Meïr ter sprake gebracht, maar verder dan een uiteenzetting van de beiderzijdse standpunten schijnen de Paus en de Israëlische premier niet te zijn gekomen.
- China en Japan. - China heeft Japan langs heel voorzichtige weg te verstaan gegeven, dat het verstandig doet zich voorlopig maar te blijven scharen onder de atoomparaplu van Amerika. De betrekkingen tussen China en Japan blijven in sterke mate beperkt tot het ecomische vlak.
| |
● Internationale conflicten
Vietnam
Het zag er aan het begin van de maand somber uit in Vietnam. De bombardementen, die President Nixon na het afbreken van de onderhandelingen tussen Kissinger en Le Duc Tho in december liet losbarsten over de steden van Noord-Vietnam, werden met ongekende hevigheid voortgezet tot bittere verontwaardiging van de hele wereld.
Tegen het midden van januari echter begon er weer licht te dagen. Even plotseling als zij vorige maand waren begonnen, werden de bombardementen weer stopgezet en opnieuw ontmoetten Kissinger en Le Duc Tho elkaar in Parijs. Opnieuw deden vredesgeruchten de ronde, ditmaal mede gebaseerd op de overweging dat Nixon door de situatie in de binnenlandse politiek van Amerika zich wel gedwongen zag uit de impasse te geraken. In het Congres gingen te duidelijk stemmen op tot het verwerpen van zijn oorlogsbegroting, zodat hij zich wel zou móeten terugtrekken en de eer van de vrede aan het Congres zou moeten laten. Ook aan de andere kant echter, aan de kant van Noord-Vietnam, scheen grotere bereidheid tot concessies te groeien. Mogelijk tengevolge van de Amerikaanse bombardementen, mogelijk tengevolge van internationale pressie uit de communistische landen.
Ditmaal leidden de besprekingen over het vredesakkoord inderdaad tot tastbaar resultaat. Wijzigingen werden wederzijds aanvaard; het definitieve document werd, na door Kissinger en Le Duc Tho te zijn geparafeerd, op 27 januari door de officiële vertegenwoordigers van de vier betrokken partijen, Amerika, Noord-Vietnam, Zuid-Vietnam en de Viet Cong, in Parijs getekend.
Het akkoord bepaalde onder meerdere: 1. dat het bestand tussen Amerika en Noord-Vietnam zou ingaan op zondag 28 januari om één uur 's nachts Nederlandse tijd, dat zou plaatselijke tijd zaterdagavond zijn, enkele uren na de ondertekening van het akkoord;
2. dat de Amerikanen binnen zestig dagen na het ingaan van het bestand al hun militair personeel uit Zuid-Vietnam zouden terugtrekken en binnen diezelfde periode alle Amerikaanse krijgsgevangenen in Indo-China zouden worden vrijgela- | |
| |
ten; de strijdkrachten van Zuid-Vietnam en van de Vietcong zouden moeten blijven op de plaats waar zij zich bij het ingaan van het bestand bevonden;
3. dat binnen zestig dagen na de ondertekening van het akkoord een internationale conferentie zal worden gehouden, die moet leiden tot het scheppen van waarborgen voor de vrede; de twee partners in het akkoord hebben China, Frankrijk, de Sovjet-Unie en Engeland uitgenodigd aan deze conferentie deel te nemen, alsmede vier andere landen, die uitgenodigd werden om een Internationale Commissie van Toezicht op de naleving van het bestand te vormen - te weten Canada, Hongarije, Indonesië en Polen. Ook de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Kurt Waldheim, zal aan de besprekingen deelnemen.
4. dat noch de Verenigde Staten noch een der andere landen die aan de oorlog hebben deelgenomen zich voortaan nog in militair opzicht met Zuid-Vietnam zullen bemoeien en dat binnen zestig dagen alle Amerikaanse militaire bases in Zuid-Vietnam zullen worden ontruimd;
5. dat noch Zuid-Vietnam noch de Vietcong meer enig wapentuig van buiten zullen aanvaarden, tenzij ter vervanging van vernield, beschadigd of versleten materiaal dat zij reeds bezitten en dat zij al het mogelijke zullen doen om binnen negentig dagen het burgerpersoneel dat in Zuid-Vietnam gevangen werd genomen, vrij te laten;
6. dat Zuid-Vietnam en de Vietcong zullen streven naar verzoening en eendracht, vergeldingsmaatregelen zullen verbieden en de democratische vrijheden zullen erkennen; ter bevordering van die eendracht zal in Zuid-Vietnam een nationale Raad voor Verzoening worden opgericht, waarin zowel de aanhangers van de Zuidvietnamese regering als de Vietcong en de neutralisten zitting zullen nemen; deze Raad zal werken op basis van unanieme besluitvorming;
7. dat de militaire demarcatielijn die op de Geneefse Conferentie van 1954 werd vastgelegd op de zeventiende breedtegraad, slechts als een voorlopige en niet als een politieke of territoriale grens wordt erkend; het akkoord dringt aan op een stapsgewijze hereniging van Noord- en Zuid-Vietnam; Noord- en Zuid-Vietnam zullen zo spoedig mogelijk onderhandelingen openen ter normalisering van hun onderlinge betrekkingen en van het verkeer van burgers over de militaire demarcatielijn;
8. dat alle buitenlandse mogendheden (dus Noord-Vietnam inbegrepen) een eind zullen maken aan de inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Laos en Cambodja.
Men heeft zich natuurlijk naarstig gebogen over dit akkoord om te achterhalen waarin het nu precies verschilt van het akkoord dat in december werd vastgesteld, doch dat, naar Nixon destijds meedeelde, nog enige wijziging behoefde om voor de Verenigde Staten aanvaardbaar te worden. Die kleine schoonheidsfout immers kostte door de bombardementen, die daarmee werden goedgepraat, tienduizenden mensen het leven. Vergelijking van de beide teksten leert nu, dat de zaak inderdaad, zoals reeds aanstonds werd verondersteld, heeft vastgezeten op het verzet van Zuid-Vietnam tegen een van bovenaf opgelegde coalitieregering in zijn land. Het thans gesloten akkoord laat het vrij om een dergelijke coalitieregering te vormen. Die Raad van Verzoening kan het desgewenst als een wassen neus beschouwen. Die onderhandelingen met zijn noordenbuurman kan het in het slop laten raken. En binnen het grondgebied van Zuid-Vietnam kan het ongehinderd voortgaan met de Viet Cong te bestrijden.
De vreugde over het akkoord is dus wel een zware domper opgezet. Thieu heeft reeds duidelijk te kennen gegeven, dat er van vrede voorlopig nog geen sprake kan zijn. Over het hele gebied van Zuid-Vietnam verspreid zit de Viet Cong in tientallen ‘pockets’, vanwaaruit zij haar invloed tracht uit te bereiden, doch die evenzoveel aanvalsobjecten vormen voor de legers van Thieu.
| |
Het Midden-Oosten
Mosje Dajan, minister voor de bezette gebieden in Israël, heeft in tien maanden tijds een plan laten ontwerpen voor de bouw van een splinternieuwe havenstad in het noordoostelijk duingebied van de Sinaï, een stad die de naam ‘Yamit’ (Zeekant) zou moeten dragen en die op de duur, na 25 jaar, met 250.000 inwoners na Jeruzalem en Tel Aviv de grootste van Israël zou moeten worden. Yamit zou moeten fungeren als een Joodse buffer tussen de sterk geconcentreerde Arabische bevolking in de strook van Gaza enerzijds en Egypte anderzijds. Of Dajan voor dit plan voldoende steun krijgt in het kabinet van Golda Meïr is nog
| |
| |
niet duidelijk. Men is het er wel over eens, dat het gedeelte van de Sinaï waar deze nieuwe stad in moet verrijzen, definitief bij Israël zal moeten worden ingelijfd, maar men aarzelt over de vraag of het, gegeven de stand van zaken vooral in de verhouding tot Egypte, wel raadzaam is tot een zo uitdagende stap over te gaan.
| |
Rhodesië en Zambia
Rhodesië heeft de grens met Zambia - vroeger als Zuid-Rhodesië met Rhodesië in een federaal verband verenigd - gesloten, zulks onder het motief dat Zambia steun verleent aan organisaties die tegen de Rhodesische regering in verzet komen. President Kaunda van Zambia wees in zijn fel protest tegen deze maatregel op de gevaren die zijn land bedreigen doordat het omringd is door en min of meer afhankelijk van landen waar de blanken een minderheidsregime voeren dat indruist tegen de beginselen van gerechtigheid. De economie van Zambia - voornamelijk koper-produktie - is afhankelijk van een spoorwegverbinding dwars door Rhodesië naar de haven van Mozambique, dat een Portugese kolonie vormt. Die economische afhankelijkheid geldt echter ook voor Rhodesië en Mozambique, die geen van beiden het kopertransport uit Zambia graag missen. Ditzelfde geldt voor de electriciteitsvoorziening. Zambia kan de stroomvoorziening uit Rhodesië niet missen, maar Rhodesië mist evenmin graag de leverantie daarvan. Bovendien vinden noch Rhodesië noch Mozambique het erg opwekkend, dat de Chinezen momenteel druk bezig zijn een nieuwe spoorweg aan te leggen, die vanuit Zambia door Tanzania loopt naar een andere haven. Ian Smith heeft dus wel gedreigd, maar de stroomleverantie en het spoorwegverkeer schijnen normaal door te gaan. Smith heeft de vuist wel opgeheven maar durft haar nog niet goed te laten neerkomen.
| |
● Nationale politiek
Nederland
En Ruppert, hij ploegde maar voort.
Taai en onverdroten voortwerkend aan zijn opdracht om de Koningin te informeren omtrent de mogelijkheden tot het vormen van een nieuw kabinet en haar te adviseren omtrent de aanwijzing van een formateur.
Volle twee maanden heeft hij nodig gehad om alle theoretische mogelijkheden die hij op zijn lijstje had staan, na te trekken. Grondig en degelijk, dat wel, maar met geen ander resultaat dan dat wat men vóór de verkiezingen en zeker daags daarna al kon voorspellen: de vorming van een meerderheidskabinet op parlementaire grondslag - steunend dus op te voren gemaakte afspraken met de kamerfracties - is onmogelijk; een minderheidskabinet, steunend op méér dan drie partijen, is eveneens onmogelijk omdat de confessionele drie weinig lust hebben om nog verder met de liberalen van mijnheer Wiegel op te trekken; een extra-parlementair kabinet met politiek minder geëxponeerde figuren doch welwillend geduld door een meerderheid in het parlement, eventueel een wisselende meerderheid naar gelang de onderwerpen van beleid die het aan de orde stelt, maakt evenmin een kans omdat de fracties niet voornemens zijn zich de kaas van het brood te laten eten.
Eén ogenblik zag het er nog naar uit, dat informateur Dr. Ruppert begon te hopen op een kabinet van de drie ‘progressieve’ partijen samen met de drie confessionele. Hij week daar zelfs enkele dagen voor af van het rechte pad dat hij voor zichzelf had uitgestippeld en doorbrak zijn besprekingen voor het organiseren van een ontmoeting tussen de heren Den Uyl en Andriessen, fractieleiders resp. van de Partij van de Arbeid en de Katholieke Volkspartij, waarbij de heren onder zijn waakzaam oog nog eens van man tot man de mogelijkheden om samen te gaan zouden bespreken. Dit zijweggetje bleek echter de zoveelste doodlopende weg. De heren wáren niet tot
| |
| |
elkaar te brengen. Den Uyl deed wel enkele lachwekkende ‘concessies’ - hij zou zelf geen formateur hoeven te worden en hij zou in zijn kabinet enkele plaatsen afstaan aan een stuk of vier figuren uit de confessionele kring - maar bleef daarbij hoog van de toren blazen: de confessionelen moesten zijn program slikken met huid en haar; zij zouden er tittel noch jota aan mogen veranderen en hij, Den Uyl, zou premier moeten worden. Punt, uit! Terecht stelde Andriessen zich op het standpunt dat dit je reinste dictatuur van een minderheid betekende en dat hij ervoor paste als een bijwagen van de ‘progressieve’ drie te functioneren. En toen kon Ruppert weer verder ploegen.
Op de laatste dag van januari heeft hij zijn rapport aan de Koningin uitgebracht. Met het advies: laat de heer Burger, eens minister in het kabinet Gerbrandy, oud-fractieleider van de Partij van de Arbeid, lid van de Raad van State en ongelikte Draufgänger, nu maar proberen een ‘progressief minderheidskabinet’ - het kabinet Den Uyl dus - van de grond te krijgen. Misschien lukt het hém de confessionelen te bewegen het niet de eerste dag de beste weer naar huis te sturen.
Het wachten is nu op Burger.
Vast staat wel, dat een nieuw kabinet met nieuwe begrotingsmoeilijkheden te kampen krijgt. Met deze moeilijkheden in het zicht is het zittend demissionair kabinet met een voorstel gekomen om de ambtenaren voortaan een groter gedeelte van hun pensioenpremie zelf te laten betalen. Dat is in slechte aarde gevallen. Het ontketende een massale demonstratie van ambtenaren op het Binnenhof.
De escalatie van het geweld heeft in Nederland een nieuwe mijlpaal bereikt. Meer dan een etmaal lang hebben twee bankrovers drie mensen op een boerderij als gijzelaars onder schot gehouden. Door een grote politiemacht gedrongen in een situatie waarvan zij zelf het wanhopige inzagen, konden zij worden gearresteerd. Hun optreden dwingt tot nadenken over de technische en organisatorische middelen die de politie ten dienste staan om deze nieuwe vorm van geweld effectief te bestrijden.
| |
Verenigde Staten van Amerika
Op 20 januari heeft Nixon zijn tweede ambtstermijn aanvaard met een rede waarin hij duidelijk blijk gaf genoeg te hebben van een buitenlands beleid waarin Amerika zich met ieder conflict in de wereld bemoeit, verantwoordelijkheid op zich neemt voor de toekomst van iedere andere natie en aan alle andere volken vertelt hoe zij orde op hun eigen zaken moeten stellen. Zoals Amerika het recht van ieder volk erkent om zijn eigen toekomst op te bouwen, zal het ook de verantwoordelijkheid van ieder volk voor het handhaven van zijn eigen vrede erkennen. Hij ontkende, dat de vrede in Vietnam een terugtocht voor Amerika betekende; hij zag er de eerste stap naar een duurzame vrede in en naar meer welvaart. De Amerikanen zullen ter harte moeten gaan nemen wat Kennedy hun reeds voorhield: niet in de eerste plaats vragen wat de regering voor hen kan doen, maar wat ieder voor zichzelf kan doen. De feestmarsen die bij deze gelegenheid werden gespeeld, werden luidruchtig gescandeerd door protestmarsen. Het Gallup instituut heeft een onderzoek ingesteld naar de criminaliteit in Amerika en kwam tot de bevinding, dat één op de drie inwoners van de steden in de loop van 1972 slachtoffer werd van min of meer ernstige criminele activiteiten.
| |
Canada
Premier Pierre Elliot Trudeau heeft uiteindelijk de gedachte aan een coalitiekabinet laten varen en een liberaal minderheidskabinet gevormd, dat echter voorshands de steun krijgt van de links georiënteerde Nieuw Democratische Partij. Hij heeft daartoe zijn program wel moeten ombuigen. In 1968 meende hij nog, dat het Canadese volk de buik vol had van sociale hervormingen; thans is hij met een duidelijk vooruitstrevend program voor de dag gekomen. Stelde hij zich in 1968 nog helemaal op het standpunt van het centralisme, thans heeft hij, teneinde zijn tegenstanders, de conservatieven, de wind uit de zeilen te halen, zich laten inspireren door de gedachte aan decentralisatie in de uitvoering van de sociale wetten. Of zijn kabinet een lang leven is beschoren, ligt nu helemaal aan de Tories. Zij zullen hem niet zo gauw laten vallen door pogingen om hem bij zijn bondgenoten te overbieden; zij hebben nu eenmaal ook niet veel behoefte aan nogmaals verkiezingen binnen een jaar. Maar de Nieuw Democraten hebben wel te verstaan gegeven, dat hun bondgenootschap met Trudeau
| |
| |
geen eeuwigdurende verbintenis is en dat zij zorgvuldig de lokspijzen zullen besnuffelen die de Tories hen te gelegenertijd voorhouden.
| |
West-Duitsland
Bondskanselier Willy Brandt heeft zijn regeringsverklaring afgelegd. Een verklaring, die naar algemene opinie heel wat minder élan aan de dag legde dan de verklaring waarmee hij zich enkele jaren geleden voor het eerst als Bondskanselier presenteerde. In zijn verklaring nam hij uitdrukkelijk afstand van ieder extremisme, doch daarbij wees hij erop, dat dit extremisme thans meer van links dreigt dan van rechts. De arbeiders moeten gaan beseffen, zei hij, dat zij moeilijk meer au sérieux kunnen worden genomen, wanneer zij zich verbeelden dat zij automatisch maar steeds meer kunnen gaan verdienen en steeds minder hoeven te werken. Ook viel hij scherp uit tegen de studenten die van de universiteiten een soort slagvelden willen maken. Hij beloofde wel een aantal maatregelen van binnenlands beleid, maar onthield zich zorgvuldig van enige aanduiding omtrent het tijdstip waarop deze maatregelen mochten worden verwacht. Het is duidelijk dat hij zijn partij voortaan als een middenpartij wenst beschouwd te zien en met steun van de middengroepen een ‘periode Brandt’ wil opbouwen in dezelfde trant als indertijd met steun van diezelfde groepen een ‘periode Adenauer’ tot stand kwam.
| |
Engeland
Engeland gaat nu in alle ernst de strijd tegen de inflatie aanpakken. Premier Heath heeft naar Amerikaans model een prijzencommissie en een prijzenraad ingesteld, die in de komende drie jaren aan de hand van een door de regering op te stellen code de prijzen, de lonen, de dividenden en de huren zullen gaan regelen. Daarmee is zijn conservatief bewind langs pragmatische weg tot het absolute tegendeel gekomen van wat zij aanvankelijk in haar program had staan. Heath heeft de grote lijnen van de code reeds in een witboek neergelegd.
| |
Frankrijk
Nog steeds is Pompidou bezig Afrika bezoeken te brengen. Hij acht dit klaarblijkelijk politiek van groot belang. Zijn bezoek aan Somaliland, de Comores en Réunion had vooral ten doel te onderstrepen dat Frankrijk, meer dan Amerika en Engeland, voornemens is een waakzaam oog te houden op de Indische Oceaan, waarvoor én Rusland én China nogal belangstelling aan de dag leggen. Zijn bezoek aan Djibouti, waar de Gaulle in 1966 nog met bloedige onlusten werd ontvangen, had meer een binnenlands politiek doel: anders dan de Gaulle moest de Franse President hier in alle rust worden ontvangen - en dat wérd hij ook. Tot aangename verrassing van de Fransen. Daarmee bevestigde hij tevens goede betrekkingen met Ethiopië, dat zich de laatste tijd nogal verontrust toonde over de min of meer radicale koers van de regering in Djibouti en enigszins bevreesd was, dat het daardoor in moeilijkheden zou raken met zijn verbindingen naar de havens.
| |
Roemenië
Roemenië heeft een nieuwe defensiewet aangenomen, die het mogelijk maakt het hele volk te mobiliseren in geval van ‘imperialistische agressie’. Wat daar precies onder wordt verstaan, maakt de wet zelf niet duidelijk, maar de wijze waarop Roemenië in de laatste jaren steeds weer zijn zelfstandigheid tegenover de Sovjet-Unie benadrukt, wijst er wel op, dat de regering niet zal aarzelen een invasie zoals Tsjecho-Slowakije die onder het mom van ‘broederlijke hulp’ te doorstaan kreeg, als ‘imperialistische agressie’ te brandmerken en daar het hele volk tegen te mobiliseren.
| |
| |
| |
Politiek Overzicht
België
Wij hebben een nieuwe regering
Vlugger dan men het in Nederland voor elkaar kreeg, heeft België zijn nieuwe regering samengesteld, hoewel er toch meer dan 60 dagen nodig waren voor het zover was. De aanpak van de crisis was compleet tegengesteld aan die van onze Noorderburen waar een harde politiek van duidelijkheid de formatie bemoeilijkt. In België verliep alles in onduidelijkheid, geheimdoenerij, vage bewoordingen, compromissen en het naar commissies verwijzen van de netelige kwesties. Het resultaat: een driepartijenregering die zich kwistig wat hoge posten heeft toebedeeld, met een programma vol onprecieze gemeenplaatsen. Pacificatiepolitiek op zijn mooist. Niemand liep er dan ook warm voor, tenzij met de vinger in de pap!
De partijcongressen die op 21 januari het regeerakkoord nipt goedkeurden, waren verre van enthousiast. Het BSP-congres haalde een nooit gezien recordcijfer van 44% tegenstemmers die vooral gekant waren tegen het samengaan met de liberalen. Kenners van de socialistische stemprocedures rekenden uit dat dit betekent dat zowat 75% van de socialistische basis niet meemarsjeert. Ook bij de CVP waren 40% neenstemmers.
Op 24 januari was de ploeg gevormd met drie dozijn regeringsleden, 22 ministers en 14 staatssecretarissen. Een opvallend aantal voor wie weet dat men reeds jaren de woekergroei aan ministeries wil rationaliseren. Ter gelegenheid van de intrede van 8 PVV regeringspartners heeft men 7 kabinetten bijgecreeerd, zodat voor de andere partijen de verworven rechten bewaard konden blijven. De Standaard noemde de regering ‘de sterkste fractie in het parlement’. Hoe zal dit grote lichaam nu geordend werken, wanneer er b.v. al 8 regeringsleden zich bezighouden met het leefmilieu.
De ongeloofwaardigheid van onze parlementaire democratie staat te lezen in de perscommentaren. Zo schrijft b.v. Manu Ruys in De Standaard van 24 januari dat het management van het rijk versnipperd is over een steeds groter wordend aantal personen, kabinetten en incompetenties.
De bevolking haalt de schouders op en maakt zich vrolijk over wat in Brussel gebeurt. Vermoedelijk blijft er van het verzet dat langs de congressen naar boven kwam, nog maar weinig meespelen. Het Algemeen Christelijk Werkersverbond kreeg 5 man in de regering, de linkse socialisten 2 ministers. Gaan deze mensen de bewindsploeg het vuur aan de schenen leggen?
De oppositie van beide groepen lijkt al bij voorbaat flink gekortwiekt. Als nu nog zal blijken dat een kabinet met de liberalen niet zoveel conservatiever regeert dan de voorbije rooms-rode coalitie, dan wordt het de Belgische kiezer duidelijk dat partijprogramma's alleen dienen als publicitaire vlag die niets van doen heeft met het werkelijk politiek opzet van de partijen. Voor wie duidelijkheid in de politiek wenst, is de bestaande leemte een gapend gat geworden. De
| |
| |
partijlozen - spijtstemmers en blanco's - zullen des te talrijker worden in de volgende ronde.
| |
De abortusaffaire
Er komt nu stilaan meer vorm in de publieke opinie rond het abortusvraagstuk. Enkele jaren terug gooide Willy Calewaert (die daarom nu geen Minister van Justitie kon worden) de steen in de kikkerpoel met een wetsvoorstel tot wijziging van de abortuswetgeving. In de daarop volgende periode kwam slechts langzaam de informatie op gang. De zaak Peers verhaast nu de verwachte polarisatie.
Willy Peers, een bekend Naams gynecoloog, ondervoorzitter van de G.E.R.M. - een belangrijke progressistische studiegroep rond geneeskunde en gezondheidszorg - en toevlucht van meerdere gezins- en consultatiebureaus, werd op 18 januari in hechtenis genomen wegens het grote aantal abortussen dat hij in de loop van de voorbije maanden uitvoerde. Al treedt het parket in abortusaangelegenheden maar zelden op, deze keer liep men hard van stapel.
Een inderhaast opgericht Comité Willy Peers tegen vervolging inzake abortus leidt nu de tegenactie: twee betogingen, waarvan vooral die te Namen een groot succes kende, 'n handtekeningeninzameling en 'n stroom van moties die de vrijlating van de Naamse dokter vragen en eisen dat de medische abortus wordt ‘gedepenaliseerd’ (aan het strafrecht onttrokken). Het BSP-congres, dat bijeen was voor de goedkeuring van het regeerakkoord, stemde unaniem een motie in deze zin. Tot nu toe blijven de meeste katholieke dagbladen een campagne voeren tegen de ‘abortisten’, hoewel de christelijke organisaties aarzelen om zich uit te spreken of nogal genuanceerd stelling nemen. De pluralistisch denkende groepen steunen het Comité Peers. Recente opiniepeilingen gaven aan dat een meerderheid van de bevolking (59% in Wallonië en nog meer in Vlaanderen) zich uitspraken voor een verregaande versoepeling van de wetgeving.
Alles schijnt erop te wijzen dat toch wel een groot deel van de bevolking ter voorkoming van ongewenste zwangerschap gewonnen is voor een vrije informatie over voorbehoedsmiddelen (wat ook nog hangende is); ook christelijke organisaties die aarzelend staan tegenover een wetswijziging inzake abortus, spraken zich duidelijk uit in deze zin. Van Minister Vanderpoorten (PVV) wordt nu een voorzichtige koerswijziging verwacht, teveel voor de enen, te weinig voor de anderen.
| |
Scholierenbetogingen tegen de legerhervorming
Paul Vanden Boeynants heeft geen geluk met de studenten. In 1968 bracht een revolte aan de universiteit te Leuven de regering ten val waarvan hij eerste minister was. Nu heeft hij last van een hardnekkige scholierenactie tegen zijn plannen tot hervorming van het leger. In de eerste helft van februari werden er bijna dagelijks betogingen en nationale congressen gehouden. Een verrassend hoog aantal jongeren liet de schoolbanken in de steek voor straatacties tegen VdB, met een halve zegen van hun directies en ouders.
| |
| |
Vanden Boeynants ziet daarin helemaal geen teken dat er iets zou kunnen schorten aan de hervormingsplannen. Voor hem zijn die ophefmakende betogingen gewoon het werk van een stelletje beroepsagitatoren, vanzelfsprekend van extreem-linkse pluimage. Hij zegt de onweerlegbare bewijzen klaar te hebben liggen, dat ze gewoon herrie willen om de herrie: in 1968 tegen het kerkelijk gezag, nu tegen het burgerlijk gezag (telkens in de persoon van VdB). In afwachting van zulke bewijsvoering, lijkt het ons toch meer geloofwaardig de hervormingsplannen zelf even te onderzoeken.
Er zijn vooreerst een heleboel maatregelen om de ‘operationele capaciteit’ van het leger te verhogen en om de krijgsmacht te reorganiseren. Voor buitenstaanders zien ze er bij een vluchtige beschouwing schappelijk uit, aangezien er nogal wat wordt afgeschaft. In pers, betogingen en slogans wordt over dit gedeelte van de hervormingsplannen met geen woord gerept, zodat men wel mag aannemen dat ze niemand storen.
Er schijnt echter heel wat ongerustheid te bestaan over het hoofdstuk ‘verdediging van het nationaal grondgebied’. Het dierbare België zal voortaan ‘globaal’ worden verdedigd. De tekst vermeldt dat dit een nieuw begrip is dat wordt ingevoerd. Hoe zal dit geschieden? We citeren de voornaamste punten uit de nota van het ministerie van Landsverdediging.
‘Van nu af, invoering van een geïntegreerde commandostructuur (Rijkswacht - Krijgsmacht - Civiele Bescherming - Binnenlandse Zaken - Justitie - Openbare Werken - Volksgezondheid - Verkeerswezen).
Onder leiding van dit geïntegreerde Commando: overneming, door de Rijkswacht, van de militaire verantwoordelijkheid eigen aan die verdediging, in samenwerking met de Krijgsmacht (Organisatie ter plaatse - beschikbare middelen ter plaatse voorhanden).
Verhoging van de getalssterkte bij de Rijkswacht door de jaarlijkse inlijving van 1.000 vrijwilligers-dienstplichtigen waardoor het mogelijk wordt een goed geïntegreerde reserve strijdkracht op te richten die uit 7.000 man zal bestaan.
Progressieve aanpassing van het materieel bij de Rijkswacht, opdat deze het hoofd zou kunnen bieden aan haar nieuwe defensieopdrachten in oorlogstijd’.
Herhaaldelijk werd in interviews aan Vanden Boeynants gevraagd of hij soms bezig is een flink repressieapparaat op te bouwen. De minister ontkende telkens heftig. We citeren volgende aaneengesloten passus uit zijn persconferentie van 19 januari: ‘Het is belachelijk deze maatregel als een versterking van het repressieapparaat voor te stellen. Het is helaas maar al te duidelijk dat op vele plaatsen beroepsagitatoren aan de basis van de huidige contestatie liggen’. Officieel moet de Rijkswacht dringend worden uitgebreid om de passagiers te controleren op de luchthaven en om het toenemend verkeer te regelen. Het ligt voor de hand dat de Rijkswacht daarvoor o.m. tanks en andere gevechtswagens nodig heeft. Of niet soms?
Bij de scholieren lijkt het echter niet in de eerste plaats om dit gedeelte van de hervormingen te gaan, maar wel om een geheel aan maatregelen die op het eerste gezicht eerder sociaal aandoen:
| |
| |
1. de diensttermijn wordt van 12 op 10 maanden gebracht in Duitsland, en blijft 12 maanden in België;
2. één enkele dienst per gezin en afschaffing van alle andere ontheffingen en prioriteiten;
3. invoering van een ‘solidariteitsbelasting’ voor al wie vrijgesteld werd van legerdienst (b.v. 5% op de inkomensbelasting gedurende 3 jaar, of drie keer 500,- F. voor wie 10.000 F. belastingen betaalt);
4. geleidelijke afschaffing van het uitstel van militaire dienst tussen 18 en 21 jaar.
De laatste maatregel staat in verband met de eerste twee, waardoor het aantal dienstplichtigen onder de wapens telkens met ongeveer 6.000 vermindert. Op die manier zou België niet meer aan zijn Navo-verplichtingen voldoen. Nu blijkt er een zeer eenvoudige oplossing te bestaan. Het aantal miliciens dat er te kort is wegens de verminderingen van de legerdienst, stemt zowat overeen met het aantal van hen die uitstel verkregen om studieredenen en uiteindelijk nooit legerdienst doen (15.000). Indien de mogelijkheid tot uitstel wordt afgeschaft, zullen die 15.000 wel in het leger opgenomen worden, en de zaak is rond.
Studenten en scholieren hebben in de afgelopen twee jaar drie belangrijke acties gevoerd: rond buitenlandse studenten, rond de maatregelen Claes-Hurez, en nu rond de legerhervorming. Van elke actie kan gezegd worden dat het om een zeer belangrijk politiek probleem ging, maar dat ze telkens de kern van de zaak miste. Ook hier kunnen we ons moeilijk van die indruk ontdoen.
Indien de manier waarop Vanden Boeynants de zaken stelde juist is, nl. dat iedereen twee maanden langer legerdienst moet doen omwille van de academici e.a. die zich aan hun legerdienst onttrekken, dan kan men de scholieren zo maar geen gelijk geven. VdB haalt gaarne aan dat in Frankrijk het uitstel, als ‘invention de la classe bourgeoise’, op verzoek van de arbeidersbewegingen en alle jeugdbewegingen werd afgeschaft. Het afschaffen van de mogelijkheid tot uitstel houdt alleszins ook positieve elementen in. Het afwegen van voor- en nadelen is echter geen ideaal object voor straatacties.
Opnieuw wordt de grond van het probleem in het debat zelden aangeraakt. Moet België een leger hebben? Men is zo gewoon geraakt aan het argument dat men realist moet zijn (= Navo-verplichtingen nakomen), dat de geldigheid van deze redenering en de tegenargumenten niet meer worden onderzocht. Naar onze mening is er maar één uitgangspunt in het debat: de afschaffing van het leger. Al de rest is naast de kwestie.
Inmiddels blijft het een bijzonder verschijnsel dat zovele jongeren mobiliseerbaar blijken voor dergelijke kwesties. Is het een teken dat er een reserve bestaat aan politieke belangstelling bij de scholieren? Kondigt dit een nieuwe generatie jongeren aan die aan de universiteit opnieuw een politieke rol zullen spelen?
12 februari 1973
Rita Jolie-Mulier en Ward Bosmans
|
|