Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
Michiels en Hermanowski: nihilisme of personalisme
| |
[pagina 454]
| |
‘vertaling’ zelf. In zijn etymologische betekenis (‘eromheen spreken’) verwijst het naar de grotere ruimte die het vertaalwerk heeft dan het beangstigende, enge kamertje van de woordelijke vertaling. In het licht van de huidige linguïstiek (structuralisme, transformationeel-generatieve grammatica en semantiek) is de strijdvraag ‘woordelijke’ - nee, nog erger! - ‘letterlijke’ vertaling of ‘vrije’ vertaling zinloos. Wie waagt zich nog aan een definitie van een ‘woord’ zonder daarbij: 1) de globale taalsystematiek, 2) de globale semiotiek te betrekken? Vertaal eens woordelijk (liefst niet ‘letterlijk’!): ‘How do you do?’. Om dit te vertalen moet je: 1) weten hoe een vraag in beide taalvormen gestructureerd wordt (zoniet vertaal je ‘hoe doe jij doen?’, en 2) weten hoe de semiotiek van ontmoeting en begroeting in een bepaald cultuurpatroon verloopt (zoniet vertaal je ‘hoe gaat het met je?’ in plaats van ‘dag’). Hoe zouden we dan - met het oog op een semantische omschrijving - een ‘letter’ definiëren? Waarom dan nog praten over zo iets onzinnigs als een ‘letterlijke’ vertaling? | |
Vertaling, parafrase, ideologieHet leveren van parafrases van literaire werken is een verbazend geliefde bezigheid: recensenten doen het; critici doen het; theoretici doen het; zelfs filosofen houden eraan vast... Tegenover het prestige van een filosoof verdwijnt de kwaliteit van een eenvoudige vertaler zonder pretenties uiteraard in het niet. Nochtans levert hij een uitermate boeiende parafrase. Misschien wel de enig bruikbare. Wie zich, zoals ik, laat leiden door het commentaar van de filosoof-publicist J.P. Sartre bij het werk van Jean Genet (Saint Genet), merkt pas na lange tijd, hoe de filosoof-publicist een parafrase levert die Genet berooft van zijn meest reële aantrekkingskracht; de filosoof rangschikt zijn object ergens in zijn filosofisch begrippenapparaat (d.w.z. licht het uit zijn eigen context) en de publicist past zijn object in een publicistisch apparaat in (d.w.z. maakt zichzelf interessanter dan zijn object, ‘interessanter’ voor de media waarlangs de communicatie van de cultuur zich vandaag beweegt). Zo iets kan geen enkele vertaler zich permitteren. Van hem wordt zonder meer verwacht dat hij enkele systematieken (die van de betrokken talen, die van de betrokken culturen en die van het publikatie-apparaat) zo grondig kent, dat hij aan een directe confrontatie - doorheen die systematieken, die voor hem zo vanzelfsprekend behoren te zijn! - van de auteurssystematiek met zijn systematische parafrase begint. Ook al zou je voor minder terugdeinzen, vertalers zijn er nodig; mensen beginnen dus met naïeve moed aan dit soort ondankbaar werk: zonder het te beseffen verenigen ze in zich de theoretische doordachtheid van filosoof Sartre met de linguïstische creati- | |
[pagina 455]
| |
viteit van literator Sartre (al is er hier het ‘kleine’ verschil, dat ze een nieteigen persoonlijkheid hebben uit te drukken) en zelfs met de publicistische sluwheid van publicist Sartre (wat erg moeilijk is, als je niet over de faam van filosoof en auteur Sartre beschikt). Op het gevaar af, Sartre hier zwarter voor te stellen dan hij is, was deze inleiding toch nodig om mijn onderwerp scherp te stellen: de vertaling van Ivo Michiels' Orchis Militaris door Georg HermanowskiGa naar voetnoot1. Al te lichtvaardig gaan lezers - op basis van het feit dat Georg Hermanowski's Duitse verleden hen tegensteekt, dat deze vertaler tussen 1945 en zowat 1965 een bepaald, aftands Claes-en-Timmermans-image van onze literatuur heeft verzorgd - hier nog eens bevestigd zien, hoe ‘slecht’ en ‘achterlijk’ die vervelende Hermanowski wel vertaalt. De enige reden waarom ik hier de vertaling van Hermanowski bespreek, is deze dubbele verklaring: het gaat om Michiels, een auteur die toch niet zomaar weggemoffeld kan worden wanneer we over ‘Vlaanderen 1973’ praten, en om Suhrkamp, een uitgeverij die in het Duitsland van 1973 nog een belangrijke rol te vervullen heeft. Beide aspecten komen op het ‘Konto’ van Hermanowski. Hoewel hij bepaald geen ‘Sartre’ is, mag men deze aspecten ook niet uit het oog verliezen. Bovendien neem ik de vertaling van Orchis Militaris bloedig serieus, even serieus als deze inleiding al laat vermoeden. Er zal aan elk woord, elke letter, elke komma, elk ‘been’ geknaagd worden. Er zullen uit komma's, woorden, ‘benen’ zwaar-ideologische conclusies worden getrokken. De zwaarwichtigheid van de gebruikte woorden is waarschijnlijk al genoeg om elke vertaler ‘die Lust am Uebersetzen’ te ontnemen. Eigenlijk is Hermanowski een te klein object voor deze zwaarwichtigheid, zoals elke vertaler altijd te klein is voor de gewichtigheid die men aan filosofen, auteurs en publicisten toekent, die stuk voor stuk nochtans slechts een deel van zijn opgave voor hun rekening nemen. Wanneer men een vertaling ernstig neemt, gaat men in op ‘details’. Zoals in het voorgaande al gezegd is, zijn deze details immers van groot belang: ze verwijzen ten eerste naar de taal- en cultuursystematiek van waaruit geschreven en vertaald wordt. Maar ten tweede: ze leveren een unieke kans tot het vergelijken van twee evenwaardige grootheden, een tekst en zijn vertaling. Wanneer je b.v. met een psychologisch systeem (Freud of Lacan) een psychologische roman te lijf gaat, vergelijk je twee ongelijkmatige grootheden. Een vertaling biedt de onverhoopte kans, twee vergelijkbare grootheden te vergelijken en toch tot ideologische conclusies te komen. Niet alleen voor de semiotiek (het standpunt van dit artikel), maar ook voor de semantiek en de grammatica biedt het vertaalprobleem een uitermate boei- | |
[pagina 456]
| |
end terrein. Omdat het uitermate boeiend is, is het ook zeer moeilijk: concreet en definieerbaar. We weten dat Marxistische literatuurbeschouwers (vooral Lucacz!) nogal eens in de negentiende (of een vorige eeuw) vluchten om hun theorieën toe te passen, net zoals grammatici de dag van vandaag (Chomsky!) zeer vaak in abstract-geïsoleerde zinnetjes het heil van de mensheid gaan zoeken. Het vertaalprobleem biedt nochtans een zowel concreet als definieerbaar, d.w.z. reëel alternatief voor al te ijle sociologische of technische theorieën. Net zoals de ‘foutenanalyse’ vandaag ‘in’ is in de taalkunde (zij ook is concreet en definieerbaar), zo dient m.i. de vergelijking van vertalingen, in de literaire theorie, als een soort tegengif voor al te ‘marxistische’ (lees: theoretische) en al te technische (lees: ‘kapitalistische’) publicistiek. | |
Das Buch AlphaIn een artikel in De Vlaamse Gids over Hermanowski's vertaling van Het Boek Alpha, constateerde ik de volgende - bij een zo nauwgezette vertaler - onverwachte afwijkingen: 1. De eerste zin: ‘Aan het kruispunt had hij de modder zien samenstromen’ werd ‘Er hatte gesehen wie der Schlamm an der Wegkreuzung zusammenströmte’. Mijn interpretatie was: doordat ‘er hatte gesehen’ vooropkomt, wordt de hij-persoon persoonlijker, meer op de voorgrond gerukt. Het ‘verloren staan’ in de modderige vlakte raakt op de achtergrond. 2. ‘en overlegd of ze nu rechts zouden of links of gewoon rechtdoor’ werd ‘und er hatte überlegt ob sie jetzt schon links abbiegen oder einfach geradeaus weiterziehen sollten’. Ook hier wordt de handelende persoon actiever, zelfs beslister dan bij Michiels: ‘rechts of links’ wordt ‘nu al links’. 3. ‘En in zijn benen de onwil om in beweging te komen’ werd ‘Unwillig diese Beine wieder in Bewegung zu setzen’. Ook hier wordt de gedepersonaliseerde onwil, die in gedepersonaliseerde benen zit, aan de daardoor eens te meer minder passief, meer beslissend geworden handelende persoon toegeschreven. Met nog een aantal ogenschijnlijk neutraler gevallen, allemaal genoteerd op de eerste bladzijde van het boek, leken deze afwijkingen mij een voldoende aanleiding om tot veel verder reikende conclusies te komen dan de zuiver literaire. Hermanowski zou dan de gedepersonaliseerde hopeloosheid van Michiels niet scherp genoeg aangevoeld hebben; hij zou psychologiserende, verklarende formuleringen binnengebracht en daardoor de lijdzame, passieve jongen niet alleen tot een psychologisch geval, maar ook tot een minder hopeloze figuur hebben gemaakt dan Michiels. Dit zou je dan kunnen vastknopen aan een tegenstelling tussen Michiels' levenssfeer en die van | |
[pagina 457]
| |
Hermanowski: de eerste ziet de mens als een reddeloos verloren elementje op de vermeide, slijkerige vlakte van het leven tijdens een oorlog; de tweede voorziet hem van lichte aanzetten tot activiteit en geeft verklaringen, waardoor het ‘verloren elementje’ als een psychologisch geval gezien kan worden. Andere jongetjes zouden in zijn plaats veel flinker geweest zijn. In scherpe ideologische termen komt dit neer op een tegenstelling tussen nihilisme en personalisme. | |
De titel: Orchis MilitarisMichiels noemt zijn boek Orchis Militaris. Punt. Hermanowski maakt ervan: Orchis Militaris. Ein Bericht. Nu is uitgeverij Suhrkamp, waar deze vertaling verscheen, een vrij linkse uitgeverij, die in hetzelfde formaat als haar literaire reeks een aantal theoretische geschritten (b.v. van Habermas, Benjamin) publiceert en een reeks daarbij aansluitende ‘reportages’. Vooral na de hoogbloei van wild-theoretische aanvallen op kapitalisme en gevestigde orde is er een behoefte ontstaan aan meer nuchtere, zakelijke ‘reportages’ (in het Duits: Berichte). Of nu Suhrkamp aan de argeloze lezer wil wijsmaken dat Orchis Militaris een ‘reportage’ is, ofwel of Hermanowski de totale visie van Michiels in dit boek wil versmallen tot ‘een geval’ (net zoals met de jongen uit Das Buch Alpha), is dus nog niet duidelijk. Alleszins hebben we meteen een waarschuwing dat wat bij Michiels een algemeen beeld van wereld en mens is, hier misschien eens te meer lichtjes versmald wordt tot één van de vele mogelijke gevallen, maar zeker geen algemeen exemplarisch geval. Dat Hermanowski de tekst van Marinetti, die Michiels als motto aan zijn Orchis Militaris meegaf, veel exacter, meer filologisch weergeeft dan Michiels, wijst erop, dat hij - als filoloog/vertaler - meer om de rapporterende exactheid bekommerd is dan Michiels zelf. Een nuancering als de volgende is niet totaal onbelangrijk. Michiels vertaalt Marinetti met de woorden, dat de futuristen hun stem verheffen ‘tegen het denkbeeld dat de oorlog niet esthetisch zou zijn...’. Hermanowski spreekt van een standpunt ‘dagegen, dasz der Krieg als antiästhetisch bezeichnet wird (...)’. De filologische aanduiding, dat er een stuk tekst weggelaten is ‘(...)’ staat er bij Michiels niet; bovendien is er een verschil tussen iets wat ‘niet esthetisch zou zijn’ en ‘iets wat als anti-esthetisch beschouwd wordt’. Er zijn nog nuance-verschillen in dit motto. Waar Michiels zegt dat de oorlog ‘de droom realiseert van een mens met een stalen lichaam’, is hij veel concreter dan Hermanowski, die schrijft dat de oorlog ‘die erträumte Metallisierung des menschlichen Körpers inauguriert’. We zullen verder - in een vrij scherpe afwijking bij Hermanowski - zien, dat Michiels de futuris- | |
[pagina 458]
| |
tische visie op een abstract geworden oorlog van ‘gemetalliseerde lichamen’ op zuiver literaire wijze laat botsen met het feit dat die ‘gemetalliseerde lichamen’ erg kwetsbare mensen van vlees en bloed zijn. En in die passage verzwakt Hermanowski niet alleen het effect; hij elimineert het. | |
Over de zin van de slordigheidWel niemand zal schrikken van het feit, dat zelfs een zo nauwgezette, ‘deutsch-gründliche’ vertaler als Hermanowski zwakke momenten heeft, dat de details die mijn kritiek uit zijn vertaling pikt, met een maar al te begrijpelijke slordigheid te maken hebben. Dus zou men, naïef, kunnen concluderen, dat ik mijn tijd verlies door ideologisch gepieker vast te knopen aan wat misschien slechts vermoeidheid, haast of onverschilligheid was. Die conclusie zou naïef zijn. Juist in de slordigheden kan men ontdekken, in hoeverre iemand met zijn totale taal-producerende persoonlijkheid meegaat met een auteur. Wanneer Hermanowski vertaalt, doet hij dat doorgaans grondig en nauwgezet; sommige afwijkingen zijn verantwoord en vrij logisch. Maar daar waar het bewustzijn van de vertaler eventjes verzwakt, mag men een aanduiding verwachten van wat hem in de tekst meesleept of afstoot. Slordigheidjes zijn voor de criticus soms - niet altijd - gaven gods. Zullen we ons druk maken over het feit dat Hermanowski ‘hij zat ingeklemd’ vertaalt door ‘er war eingezwängt’? Dat de aanduiding ‘nu voor en achter de stemmen luider opschoten’ (p. 9) weergegeven wordt met ‘vorn und hinten die Stimmen lauter anschwollen’ (S. 8)?Ga naar voetnoot2. Is het niet interessanter na te gaan wat Hermanowski gemaakt heeft van Michiels' vaststelling, dat op een bepaald ogenblik zijn lamentabele held niet rende, maar ‘stapte’ (p. 14)? Dit flinke, actieve, stevige ‘stappen’ treft de aandachtige lezer; het komt twee keer voor in dezelfde context. Eén keer vertaalt Hermanowski het met ‘ging’ (S. 13), één keer met ‘schritt’ (S. 13). Alleen ‘schritt’ is hier duidelijk op zijn plaats. Is het niet verdacht - na al het voorgaande - dat Hermanowski die éne keer dat Michiels zijn held wat flinkheid meegeeft, dit niet, of maar half, merkt? Zou het kunnen, dat deze onaandachtzaamheid samenhangt met wat we reeds weten over zijn pogingen om Michiels’ passieve persoontje eerder als een ‘geval’ te zien dan als een wereld- en mensbeeld? Hier bestaat alleszins geen enkel vertaal-technisch excuus voor Hermanowski; hij heeft een kleine pointe van de tekst niet begrepen. Toch niet nauwkeurig weergegeven. | |
[pagina 459]
| |
Jenseits van de slordigheidZoals al even aangeduid, laat Michiels in Orchis Militaris de metalen glans die het fascistoïde futurisme van Marinetti aan de oorlog verleent, soms scherp contrasteren met de kwetsbare menselijkheid van de ‘glanzende helden’. Er komt in Orchis Militaris een opvallende passage voor, waarin een luchtgevecht beschreven wordt. Een glanzend zilveren vliegtuig wordt door schijnwerpers gevangen en neergeschoten. Michiels schrijft, dat het vliegtuig gevangen zit ‘als een zilveren spijker in de kruising van twee schijnwerpers (...) vastgedreven’ (p. 13). Hermanowski laat het zilver weg: ‘wie ein Nagel in dem Kreuz festgenagelt’ (S. 12). Laat ons niet zeuren over het verschil tussen een ‘vastgedreven spijker’ en een - vervelende - ‘vastgenagelde nagel’. Belangrijker is, dat de weglating van ‘zilveren’ ertoe leidt, dat Hermanowski niet meer kan vertalen dat men een ‘schot afvuurde op het zilver daarboven’ (p. 13). Het ‘zilver daarboven’ wordt een al te fraai-esthetisch noodlot dat de mensen hier beneden bedreigt: Marinetti's visie op de ‘schoonheid van de oorlog’ nadert de confrontatie met de menselijke misère. Bij Hermanowski wordt er alleen geschoten op ‘den Nagel dort oben’ (S. 12). Even later komt het ‘zilver’ van het vliegtuig terug in een onmiskenbaar als confrontatie bedoelde context, in een miserabilistische beschrijving van een vluchtelinge in een trein: ‘haar ogen standen zilverig in het besmeurde gezicht’ (p. 14). In deze zin vernietigt Michiels m.i. de droom van de ‘schoonheid van de oorlog’ zonder daaraan ook maar één woord theorie of pacifisme te verspillen. Wat kan Hermanowski nog doen? ‘Ihre Augen standen hell in dem verschmutzten Gesicht’ (S. 13). Van een confrontatie door het woordgebruik kon hier na de eerste weglating van ‘zilveren’ geen sprake meer zijn. Hier staan we duidelijk ‘jenseits van de slordigheid’. Ik bedoel niet dat Hermanowski de tekst opzettelijk saboteert, al is dat niet uitgesloten. Maar wel is een dergelijk gebrek aan aanvoeling van de zuiver literaire vormgeving van Michiels revelerend. Aangezien Hermanowski de tekst van Marinetti beter wil kennen dan Michiels, verdient de verdachtmaking, dat hij misschien wel opzettelijk dergelijke ‘pointes’ elimineert, één minuut stilte. | |
De erotiekEen gevoelig terrein - letterlijk en figuurlijk - vormt de erotische formuleringswereld. Vooraf dient gezegd te worden dat er in de vertaling geen sprake is van een of andere vorm van verdoezeling van het erotische. Dat Hermanowski ‘dij’ - een kernwoord in de eerste passage van het boek - | |
[pagina 460]
| |
vertaalt met ‘Bein’, lijkt alleen maar verdacht, zolang je de alternatieven (‘Wade’ = eerder ‘kuit’ dan ‘dij’, / ‘Schenkel’ of ‘Oberschenkel’, eerder culinaire dan erotische termen) niet hebt bekeken. ‘Sie zeigt viel Bein’, citeerde een Duitse professor om me te bewijzen dat ‘Bein’ wel degelijk even erotisch en courant is als het Nederlandse ‘dij’. Eerder dan de erotiek te verdoezelen verscherpt Hermanowski op een onverwachte manier het erotische effect. Het is Michiels met zijn ‘dij’ helemaal niet om een erotiserende werking te doen. Misschien ware daarom ‘Schenkel’ wel aanvaardbaarder, aangezien ‘dij’ ook in het Nederlands minder erotisch-courant is dan ‘been’. De vervormingen zijn van een andere aard. Michiels beschrijft zeer vaag en zeer afstandelijk een algemene copulatie in de duistere, door dood en vuur bedreigde, trein. Hij spreekt over ‘geslachten’; Hermanowski over ‘Geschlechtsteile’, wat een tikkeltje technischer klinkt. Michiels zegt dat de geslachten ‘vrijgekomen’ (p. 12) zijn; voor Hermanowski is eerder het visuele van belang: hij noemt ze ‘aufgedeckt’ (S. 11). Ze zijn eerder ‘zichtbaar’ dan ‘bevrijd’. Michiels spreekt van ‘mangeslachten en vrouwgeslachten’ (p. 12), een objectiverende, afstandelijke formulering. Hermanowski rukt dit in een meer geniepige sfeer: ‘bei Männern und Frauen’ (S. 11), waardoor die mannen en vrouwen veel persoonlijker aanwezig zijn dan in de gedepersonaliseerde ‘geslachten’ van Michiels. Soms wordt het gedepersonaliseerde geslacht bij Michiels tot symbool van de gedepersonaliseerde mens: ‘zag geslachten als gezichten’ (p. 13). Hermanowski ontkracht dit effect: ‘sah sie wie Gesichter’ (S. 11). Hoewel hij dus hetzelfde zegt als Michiels (wat uit de context blijkt), vermijdt hij de associatie ‘geslachten-gezichten’. Misschien het meest merkwaardige voorbeeld is de vertaling van de zinssnede ‘lippen die zoekend over mijn gezicht gaan’ (p. 12). Dit doelloze zoeken over het gezicht heen wordt bij Hermanowski een zoeken-naar: ‘Lippen die mein Gesicht suchen’ (S. 11). Achter de lippen en achter het gezicht voelt Hermanowski nog een persoonlijke mens aan, terwijl ze voor Michiels onpersoonlijke, rupsachtige, zelfstandige eenheden zijn die niet meer naar het individu verwijzen. Op dezelfde manier wordt de vaststelling dat er in de trein ‘geen andere verwarming was ontstoken dan de warmte die opsteeg uit hun lichamen’ (p. 11) omgezet als: ‘in dem es keine Wärme gab als die Wärme die von Körpern aufstieg’ (S. 10). Ziet Michiels de dierlijk-menselijke warmte als even neutraal en onverschillig als die van een centrale verwarming, voor Hermanowski blijft ze specifiek anders. Een half-erotisch voorbeeld. Michiels schrijft dat ‘naast hem ook het lichaam zich reeds opnieuw begon te spannen’ (p. 9-10); Hermanowski: | |
[pagina 461]
| |
‘und sich der Körper neben ihm wieder zu spannen begann’ (S. 9). Het ‘lichaam naast hem’ is nog een persoon; ‘naast hem het lichaam’ is meer plaatsaanduiding dan omschrijving van een persoon. Een niet-erotisch voorbeeld: ‘met hier en daar het glimmen van een oog’ (p. 9) wordt ‘nur hier und da ein Auge’ (S. 9). Het glimmen is voor Michiels belangrijker, het oog zelf (eigendom van een mens) boeit Hermanowski. Een zakelijk voorbeeld. Michiels vertelt hoe ‘voeten ploften onder het coupéraam’ (p. 9). Hij heeft het gehoord. Hermanowski accepteert deze puur auditieve indruk niet, maar interpreteert hem: ‘und Füsze schritten unter dem Abteilfenster’ (S. 8). Michiels neemt zeer concreet, maar daardoor juist interpretatieloos waar: ‘geslachten’, ‘het glimmen van een oog’, het ‘ploffen van voeten’. Hermanowski maakt dit alles concreter, maar vernietigt daardoor het interpretatieloos waarnemen. De aan alles verzakende onzekerheid van Michiels wordt door hem geïnterpreteerd, minder onzeker, minder aan alle zekerheden verzakend. Binnen dit kort bestek kan ik alleen concluderen dat de analyse van enkele bladzijden uit Orchis Militaris - en er zijn nog tientallen andere voorbeelden hieruit te citeren - bevestigt, wat in het begin van dit artikel werd gesteld. Het totale nihil, de onbegrijpelijke chaos van waaruit Michiels oorlogsindrukken weergeeft, wordt door Hermanowski - voor zover dat mogelijk is in een vrij woordelijke vertaling - gerelativeerd. Wanneer Michiels schrijft dat ‘zelfs van de nacht daarbuiten niets meer doordrong tot de nacht hierbinnen’ (p. 10), dan ziet Hermanowski niet dat ‘de nacht daarbuiten’ en ‘de nacht hierbinnen’ absolute gegevens zijn, axioma's waaraan Michiels niet kan twijfelen. Daarom schrijft hij niet dat een of ander ‘iets’ van die ‘nacht daarbuiten’ nog binnendringt; hij doet alsof de aanduiding ‘de nacht daarbuiten’ een bijzonder gegeven is: ‘dasz die Nacht dort drauszen nicht mehr durchdrang zu der Nacht hier drinnen’ (S. 10). Wat voor het nihilisme van Michiels slechts een ‘ietsje’ van de algemene nacht is, wordt voor Hermanowski ‘de’ nacht zelf. Het nihilisme van Michiels wordt m.a.w. ingepast in de personalistische visie van Hermanowski. |
|