| |
| |
| |
Politiek overzicht de maand oktober
• Internationale samenwerking
Verenigde Naties
Nu Japan door zijn spectaculaire toenadering tot China alsmede door het voornemen te kennen te geven zijn militair potentieel in de naaste toekomst belangrijk te gaan opvoeren, duidelijk blijk heeft gegeven niet langer meer genoegen te willen nemen met een nederige dwergenrol in de wereldpolitiek doch daarin in het belang van de wereldvrede te willen meespreken, gaan er hoe langer hoe meer stemmen op om een streep door het oorlogsverleden te halen en Japan toe te laten tot de Verenigde Naties.
Ditzelfde geldt voor Duitsland. Komen West- en Oost-Duitsland tot een vergelijk en tot een normalisering van hun betrekkingen zodanig dat de vier mogendheden zich met name uit Berlijn kunnen terugtrekken, dan acht men eveneens de weg naar opname der beide Duitslanden in de Verenigde Naties open te liggen.
| |
Europese Veiligheidsconferentie
Na een beraad van vijf maanden en nadat de ontmoeting tussen Nixon en Brezjnev en het daarop volgend bezoek van Kissinger aan Moskou de weg daartoe effenden, zijn de ministers van de NATO-landen overeengekomen, dat op 22 november de voorbereidende besprekingen voor een Europese Veiligheidsconferentie in Helsinki zullen aanvangen. Deze besprekingen zullen naar alle waarschijnlijkheid tot ongeveer Kerstmis duren. De landen van de Europese Gemeenschap kijken er nogal sceptisch tegenaan, omdat het in de bedoeling ligt in Helsinki niet alleen de strict militaire veiligheidsproblemen aan de orde te stellen maar ook de economische en culturele samenwerking tussen West- en Oost-Europa. Zij vrezen een poging van de Sovjet-Unie om een voet in de Europese Gemeenschap te krijgen. Van de andere kant hopen enkele Oostblok-landen, met name die welke het dichtst aan West-Europa grenzen, zich langs de weg van een veiligheidsakkoord vrijer tegenover de Sovjet-Unie te kunnen opstellen en hun banden met het Westen nauwer te kunnen aanhalen.
| |
Europese Gemeenschap
Op 19 en 20 oktober hebben de premiers van de negen landen der Europese Economische Gemeenschap, daartoe uitgenodigd door President Pompidou, in Parijs de toekomstige ontwikkeling van de Europese Gemeenschap besproken. In het slotcommuniqué worden als voornaamste resultaten genoemd:
- dat nog in 1973 de noodzakelijke beslissingen worden genomen om per 1 januari 1974 tot de tweede etappe van de gemeenschapsvorming te kunnen overgaan: deze tweede etappe moet uiterlijk op 31 december 1980 zijn voltooid;
- vóór 1 april 1973 moet met groot ceremonieel een fonds voor de Europese monetaire samenwerking zijn opgericht, dat onder beheer komt te staan van de directeuren der centrale banken in de negen landen;
- nog vóór het einde van het jaar 1973 moeten tenminste twee verdere stappen worden gezet op de weg naar een monetaire eenwording van Europa; met name zal een begin moeten worden gemaakt met het samentrekken der reserves;
- eveneens nog vóór het einde van 1973 zal een fonds moeten worden opgericht, waaruit steun kan worden verleend aan onderontwikkelde regionale gebieden binnen de Gemeenschap;
- teneinde ook het sociaal beleid van
| |
| |
de Gemeenschap te coördineren in de richting van spreiding der werkgelegenheid, goede vakopleiding, verbetering van arbeids- en levensvoorwaarden en inspraak der arbeiders in de bedrijven, zullen vóór 1 januari 1974 plannen ter tafel moeten komen tot inschakeling van alle sociale groeperingen in het beleid van de Gemeenschap;
- samenwerking op het gebied van industrialisatie, technische en wetenschappelijke vooruitgang, milieuverbetering en energievoorziening moet worden uitgebreid; streefdata zijn daarvoor niet vastgesteld;
- het streven zal gericht blijven op uitbreiding van de Gemeenschap met name tot de landen rondom de Middellandse Zee; in de loop van 1973 zal worden onderzocht in hoeverre Europa vooral door een stabilisering van de grondstofprijzen efficiënte steun kan verlenen aan de onderontwikkelde gebieden in de wereld; ook de ontwikkeling van de wereldhandel zal in 1973 onderwerp van studie moeten uitmaken en wel op zodanige termijn, dat per 1 juli 1973 een plan hiervoor in ruwe trekken wordt ontworpen; - vanaf 1 januari 1973 zullen de landen der Gemeenschap tot een gemeenschappelijke handelspolitiek moeten komen tegenover de buitenwereld; hun streven zal daarbij gemeenschappelijk op wederkerigheid moeten worden gericht;
- teneinde een gemeenschappelijk optreden van de Gemeenschap in het buitenlands beleid te bevorderen zullen de ministers van Buitenlandse Zaken der negen landen voortaan niet meer twee, doch vier maal per jaar bijeenkomen om dit gemeenschappelijk optreden te bespreken;
- gegeven de wenselijkheid om de controle van het Europese parlement op de gang van zaken in de Gemeenschap te versterken worden de Raad van Europa en de Europese Commissie uitgenodigd hun gedachten te laten gaan over maatregelen die praktisch uitvoerbaar zijn en zonder uitstel kunnen worden getroffen om deze versterking tot stand te brengen;
- het streven der Gemeenschap zal worden gericht op het tot stand brengen van een Europese Unie en in de eerstkomende jaren zullen de landen hun gedachten moeten laten gaan over de wijze, waarop in een dergelijke Unie de betrekkingen tussen de afzonderlijke staten en het geheel der Gemeenschap moeten worden geregeld. Eind 1975 moet daarover een rapport zijn samengesteld, dat eventueel weer aan een topconferentie kan worden voorgelegd.
Er valt dus gedurende de eerste jaren nog heel wat huiswerk te doen voor de regeringen der aangesloten landen.
| |
Bilaterale samenwerking
- West- en Oost-Duitsland zijn besprekingen begonnen over de normalisering van hun betrekkingen. Parallel daarmee voeren ook de vertegenwoordigers der vier grote mogendheden besprekingen over hun bezetting van Berlijn. Van de mogelijke resultaten dezer besprekingen is aan het einde van de maand nog weinig bekend.
- Zuid- en Noord-Korea hebben besprekingen over een hereniging, die een half jaar geleden werden afgebroken, hervat.
| |
• Internationale conflicten
Vietnam
Onvermoeibaar bleef President Nixon's adviseur, Henry Kissinger, deze maand op en neer reizen tussen Washington, Parijs en Saigon en na elk van zijn bezoeken en besprekingen namen de geruchten dat zijn missie zou uitmonden in een vredesakkoord, vaster vormen aan. Volgens deze geruchten liepen de onderhandelingen over vier punten.
1. De prioriteit van de militaire dan wel de politieke problemen, die bij het sluiten van een vredesakkoord moeten worden opgelost. Amerika wil éérst het militaire probleem oplossen en daarná het politieke; Hanoi zou het liefst aan de politieke problemen voorrang verlenen doch is bereid tot een akkoord te geraken waarin beide problemen als aan el- | |
| |
kaar gekoppeld tot oplossing worden gebracht.
2. De vrijlating van de Amerikaanse krijgsgevangenen in Noord-Vietnam. Uiteraard is Nixon daar fel op gebrand; Hanoi heeft daar ook geen moeilijkheid mee en is niet voornemens deze krijgsgevangenen als chantage-object te gebruiken, doch eist daartegenover wel de vrijlating van de Noordvietnamese krijgsgevangenen in Zuid-Vietnam.
3. De politieke ontwikkeling in Zuid-Vietnam. Hanoi eist het onvoorwaardelijk heengaan van President Thieu; Amerika wil President Thieu niet helemaal in de kou laten staan, doch van hem eisen dat hij een coalitieregering vormt waarin ook de Viet Cong is opgenomen. Hanoi schijnt bereid te zijn met een dergelijke oplossing genoegen te nemen mits een nieuwe grondwet en op grond daarvan algemene verkiezingen worden gewaarborgd.
4. De internationale controle. Ten eerste vraagt men zich af wát er gecontroleerd moet worden: alleen de naleving van een wapenstilstand of ook de naleving van het politiek akkoord? Ten tweede: wie moet die controle uitoefenen? Tegen het einde van de maand maakt Noord-Vietnam bekend, dat inderdaad een voorlopig akkoord met Amerika is gesloten, waarin deze punten worden geregeld. Aan deze bekendmaking verbindt het de eis dat Amerika dit akkoord nog voor het einde van de maand tekent en bij deze ondertekening mede optreedt voor Zuid-Vietnam. Deze eis wordt door President Nixon niet ingewilligd. Hij houdt hardnekkig vol, dat hij eerst na de presidentsverkiezingen tot het sluiten van een vredesakkoord wil overgaan. Sommigen schrijven dit toe aan het feit dat President Thieu van Zuid-Vietnam niets voelt voor de vorming van een coalitie-regering met de Viet Cong en daarom weigert het bereikte akkoord te aanvaarden. Anderen bekruipt de vrees, dat ‘Tricky Dick’ vals spel speelt door vlak voor de verkiezingen met de witte vlag te zwaaien om deze onmiddellijk daarna, als hij weer voor vier jaren veilig in het Witte Huis zit, weer binnen te halen en met de oorlog door te gaan, zoals hij in de afgelopen vier jaar, ondanks al zijn verkiezingsbeloften van 1968, ook heeft gedaan. Zowel Senator McGovern als de Noordvietnamese regering spreken deze verdenking nog vlak voor de verkiezingen openlijk uit.
| |
Het Midden-Oosten
Gedurende enkele maanden leek het erop, dat enige ontspanning tussen de Arabische landen en Israël mogelijk werd doordat de aanvoerder van de Arabische staten, Egypte, zich militair had verzwakt door het grote contingent Russen, dat de kern van zijn leger vormde, naar huis te sturen. Ook politiek kwam Egypte daardoor zwakker te staan. Ruslands sympathie verkoelde zienderogen mede dank zij de anti-communistische campagnes in de Egyptische pers, die op hun beurt werden geïnspireerd door militante mohammedanen als de minister van oorlog, Sadek, die het bondgenootschap met de goddeloze Moskovieten als een monsterverbond verwierp. President Sadat echter voelt zich blijkbaar niet gerust in die atmosfeer van verkoeling. Sadek is deze maand van zijn functie ontheven; de anti-russische campagnes in de pers zijn verstomd en minister-president Sidki is naar Moskou gestuurd om de Russische regeringsleiders uit te nodigen in Cairo met Sadat te komen praten. Die uitnodiging is aanvaard. Daarmee is de militaire samenwerking nog wel niet hersteld - dat probleem moet nog duchtig worden doorgepraat - maar de minister van Buitenlandse Zaken, Zayat, kan nu tenminste met een heel wat geruster hart naar de vergadering van de Verenigde Naties gaan, waar midden november het probleem van het Midden-Oosten aan de orde komt.
Intussen gaat Israël door met het treffen van de Palestijnen, overal waar het hen kan raken. Ook diplomatiek roert het zich in de strijd tegen de Palestijnen. Met name ten opzichte van Nederland, waar men een Palestijn die op een diplomatiek paspoort reisde doch twee koffers met materiaal voor bombrieven en andere helse machines meevoerde, vrij liet doorreizen, zij het met achterlating van die twee koffers. Voorts in nog sterker mate ten opzichte van West-Duitsland, dat de drie nog levende terroristen die de Olympische spelen verstoorden met het doden van Israëlische sportlieden, vrij gaf aan de kapers van een Lufthansa-vliegtuig, die dit toestel met alle passagiers in de lucht dreigden te doen springen.
| |
| |
| |
● Nationale politiek
Nederland
- De verkiezingen. Ofschoon de verkiezingen voor de Tweede Kamer binnen een maand voor de deur staan, kan men eind van de maand bepaald nog niet zeggen, dat het Nederlandse volk daardoor in beroering raakt. De enigen die zich deze maand roeren, zijn de partijtoppen. De kaders der verschillende partijen hebben in uiteenlopende graden van verhitting vergaderd om hun verkiezingsprogram vast te stellen en de lijn van hun beleid in de volgende regeringsperiode uit te stippelen. Veel begeestering voor de politieke strijd hebben zij echter nog niet los kunnen slaan. Veeleer misschien het tegendeel, omdat op ettelijke van deze kadervergaderingen de nadruk meer kwam te vallen op de vraag wie straks met wie achter de regeringstafel wil of mag plaats nemen dan op wat er aan staatkundig idealisme uit de partijprogramma's naar voren zou moeten komen. De zes jaar geleden geopperde gedachte van het ‘stembusakkoord’ bleek in verschillende vormen school te hebben gemaakt. De drie partijen die zich samen het progressieve blok noemen - de Partij van de Arbeid, D'66 en de Partij der Politiek Radicalen - hebben deze gedachte onderling het verst doorgevoerd. Zij gaan niet alleen met een gezamenlijk program de verkiezingsstrijd in, doch willen ook vóór de verkiezingen de samenstelling bekend maken van een ‘schaduwkabinet’ waarmee zij bereid zijn straks de regeringsverantwoordelijkheid te aanvaarden. Ook andere ‘schaduwen’ hangen echter over dit stembusakkoord. Ten eerste bleek op de kadervergaderingen luidruchtig, dat eensgezindheid over het regeringsprogram tussen de progressieve drie slechts met de grootste moeite kon worden bereikt nadat de leiders zich een volle nacht over compromis-formuleringen hadden beraden. Ten tweede kwam dit stembusakkoord niet boven de vorming van een minderheidscoalitie uit. De leiding met name van de Partij van de Arbeid wilde de mogelijkheid tot vorming van een breder
bondgenootschap nog wel openhouden met name door besprekingen met de KVP, doch de partijkaders wierpen met een klinkende smak de deur voor dergelijke besprekingen dicht. De drie confessionele partijen hebben eveneens met de gedachte van het stembusakkoord gespeeld en zijn daarin ook een eindweegs gekomen; voorshands echter niet verder dan tot een hecht bondgenootschap, waarin ieder het recht behoudt om met een ietwat anders genuanceerd verkiezingsprogram uit te komen. De Anti-Revolutionairen met name menen die eigen nuance te moeten behouden om hun achterban aan zich te blijven binden. Hun bondgenootschap is echter voldoende hecht om iedere poging tot het losweken van een der partners - zoals de Partij van de Arbeid met de KVP had willen proberen - illusoir te maken. Een heel bescheiden stapje in de richting van een stembusakkoord hebben tenslotte ook de liberale VVD en de afgescheiden socialisten van DS'70 gezet. Veel verder dan een voelingname over een gemeenschappelijke opstelling ten aanzien van deelname of niet-deelname aan een nieuwe regering schijnen zij daarbij echter niet te zijn gekomen. - Het sociaal akkoord. In het kader van de hoogst noodzakelijke bestrijding der inflatie, die in Nederland onrustbarende vormen aanneemt, wil de Regering met werkgevers en werknemers tot een ‘sociaal contract’ komen - een overeenkomst waarbij beide partijen zich verplichten enerzijds hun prijsstijgingen, anderzijds hun looneisen voor het komende jaar te matigen. In onderling beraad hebben werkgeversorganisaties en vakcentrales hun eisen voor een dergelijk akkoord vastgelegd; nog vóórdat er officiële besprekingen met de Regering plaatsvonden, heeft deze een aantal van deze eisen reeds ingewilligd. Deze kosten weliswaar geld, doch vlak voor het scheiden van de markt, in de laatste vergaderingen van de Tweede Kamer vóór de verkiezingen, heeft de Regering middels een dekkingsplan voor deze kosten,
machtiging van het parlement gevraagd om op basis van deze eisen te onderhandelen. Toch komen deze onderhandelingen nog op losse schroeven te staan door het optreden van de Industriebond, de grootste der bij het NVV aangesloten vakverenigingen, die bij monde van zijn voorzitter, Groenevelt, geen sociaal akkoord op grond van de gestelde eisen wenst te aanvaarden omdat deze eisen,
| |
| |
bezien vanuit de belangen der arbeiders, te mild zijn. Groenevelt wil méér en wil daarvoor desnoods vechten. Hij stelt zich op als de voorvechter van de ideologische strijd tegen het kapitalisme en van een daarmee overeenstemmende harde beleidslijn voor de vakorganisatie. Het meningsverschil tussen hem en de NVV-voorzitter Ter Heide loopt zo hoog op, dat deze laatste tot ontsteltenis zowel van het NVV als van de beide andere vakcentrales, zijn functie neerlegt. Een nare zaak zowel voor de eenheid van de vakbeweging als voor de politieke tegenhanger van het NVV, de Partij van de Arbeid. De lijsttrekker van deze partij, Den Uyl, durft noch voor Groenevelt noch voor Ter Heide partij te kiezen. Aan het eind van de maand ziet het er wel naar uit dat er wordt gelijmd, doch de onderhandelingen met de Regering hebben nog geen doorgang kunnen vinden.
- Geweld. Ook Nederland schijnt in de maalstroom van het geweld te raken. Er werden in de loop van de maand enkele tijdbommen ontdekt bij banken en andere gebouwen. Enkele bleken ernstig en moesten onschadelijk worden gemaakt; andere bleken schijnaanslagen te beogen. Binnen het politie-apparaat is nu een speciaal team ingebouwd, dat zich op de bestrijding van dit geweld gaat toeleggen.
| |
België
Splinterpartijen. - Na de recente oprichting van de P.F.U. (parti féminin unifié) werd nu een Nationale Partij van de Middenstand opgericht. Evenals de vrouwenpartij zonder politieke kleur. Op zichzelf zijn deze feitjes wellicht zonder belang, maar in het geheel van het politiek klimaat in het land zijn ze wel tekenend.
Nationale Vrouwendag 11 november 1972. - Geïnspireerd door de happening in Parijs hebben de Belgische vrouwen ook een nationale solidariteitsdag op touw gezet te Brussel van, voor en door vrouwen. Naast een discriminatiebeurs werd ook aandacht geschonken aan alternatieve mogelijkheden. De bedoeling van deze dag was de solidariteit bij de vrouwen kans tot groeien te geven, informatie over allerhande problemen ruim te verspreiden en de vrouwen te politisesen.
| |
Chili
De distributiemaatregelen die President Allende heeft moeten treffen om aan de voedselnood in zijn land het hoofd te bieden alsmede zijn voornemen tot nationalisering van althans een gedeelte van het vervoersbedrijf hebben een stakingsgolf ontketend die tot totale ontwrichting van het economisch leven dreigt te leiden. De handeldrijvende middenstand en de transportarbeiders zijn met staken begonnen en in de loop van de weken waarin zij dit volhielden, sloten zich geleidelijk andere groepen bij hen aan. De ingenieurs, de advocaten, de doktoren, de piloten, de café's en restaurants, allemaal deden zij op hun beurt voor kortere of langere tijd mee. Allende probeerde de zaak weer in de hand te krijgen door de invoering van een militaire controle, die het land het aanzien geeft van een militair bewind. Hier doet zich dus de merkwaardige situatie voor van een President van uiterst linkse signatuur, die zich van uiterst rechtsgeaarde middelen moet bedienen om de strijd aan te binden tegen het gebruik van uiterst linksgeaarde middelen waar duidelijk rechts georiënteerde groepen zich van hebben meester gemaakt. Aan het einde van de maand duurt de staking nog voort. Allende weigert onderhandelingen zolang de stakers politieke eisen stellen.
| |
West-Duitsland
De uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen in Hessen en Neder-Saksen, minder dan een maand voor de Bondsdag-verkiezingen, die op 19 november zijn uitgeschreven, beloven weinig goeds voor de liberale partij, de FDP, die in beide deelstaten zienderogen afbrokkelde. Haar verliezen kwamen grotendeels de CDU ten goede; voor een klein deel ook de socialistische partij van Brandt. Ook uit de betrekkelijk geringe belangstelling die de kleine, lokale groeperingen in deze gemeenteraadsverkiezingen trokken, blijkt, dat de politiek zich in de Bondsrepubliek aan het kristalliseren is om de twee grote partijen. Zet deze tendens dóór, dan is het zeer de vraag of de liberalen de voorgeschreven minimum 5% van de kiezers halen - en halen zij die niet, dan verdwijnen zij geheel uit de Bondsdag. In de verkiezingscampagne hebben de liberalen zich geheel aan de zijde van de SPD geschaard; zij gaan
| |
| |
niet meer vrijblijvend als middengroep, doch als uitgesproken bondgenoten van Brandt de strijd in. Samenwerking met de CDU hebben zij afgewezen, ondanks Barzels aanbod de portefeuille van Buitenlandse Zaken voor hun leider, Scheel, vrij te houden. De toon en de wederzijds gebruikte argumenten in de verkiezingscampagne geven duidelijk de scherpte aan waarmee de twee grote partijen thans tegenover elkaar staan.
| |
Canada
Op 30 oktober hebben in Canada de parlementsverkiezingen plaatsgevonden. Algemeen verwachtte men, dat de liberale partij van premier Pierre Trudeau wederom als overwinnaar uit de strijd zou komen. Deze verwachting steunde op het feit dat de conservatieve Tories weliswaar scherp te keer gingen tegen Trudeau, omdat hij noch het probleem van de werkloosheid noch dat van de prijsstijgingen had kunnen oplossen, maar hunnerzijds eigenlijk weinig aantrekkelijks in hun program daartegenover konden stellen. De socialisten van hun kant beschuldigden Trudeau ervan alleen maar lief te zijn geweest voor de grootbedrijven, met name de Amerikaanse grootbedrijven. Trudeau zelf voerde een slappe campagne, waarin hij voornamelijk hamerde op het aambeeld van de nationale eenheid, waarvan hij zich als een soort symbool beschouwde. Hij leek vrij zeker van zijn zaak. De verkiezingen hebben echter anders uitgepakt. Trudeau verloor zijn absolute meerderheid in het parlement en veroverde met moeite nog één zetel meer dan de Tories. Hetgeen betekent, dat de socialisten op de wip zitten.
| |
Noord-Ierland
De pogingen van Engeland om door middel van verkiezingen volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging de absolute hegemonie van het protestantse volksdeel, die steeds door het districtenstelsel in stand werd gehouden, te doorbreken en de katholieken het hun toekomende aandeel in de verschillende bestuursorganen te verlenen, stuit op bij de protestanten zo heftig verzet dat deze verkiezingen voorlopig voor onbepaalde tijd moesten worden uitgesteld. De militante protestanten overwegen nu eensdeels om terreuracties te gaan uitvoeren op het grondgebied van de Ierse Republiek als een vergelding voor de uitwijkmogelijkheden die deze aan het IRA-leger biedt en anderdeels om het voorbeeld van Rhodesia te volgen en Noord-Ierland zonder vorm van proces los te maken uit het Verenigd Koninkrijk.
| |
De Verenigde Staten
Gedurende de hele maand is Senator Mc Govern, krachtig bijgestaan door zijn collega Ted Kennedy, in de weer geweest om stemmen te werven voor de presidentsverkiezing. Hij heeft er heel Amerika voor dóórgezworven. Nixon heeft het zich heel wat gemakkelijker gemaakt. Hij heeft vrijwel geen campagne gevoerd en alle beschuldigingen van zijn tegenstanders - zware beschuldigingen van politieke corruptie met name - onbeantwoord naast zich neergelegd. In feite heeft zijn adviseur Kissinger het werk voor hem gedaan door zorgvuldig te laten uitlekken dat er een vredesakkoord in Vietnam op komst is. Een poging echter van Noord-Vietnam om een dergelijk akkoord, dat inderdaad op papier kwam, nog vóór de verkiezingen getekend te krijgen, faalde. In de laatste dagen voor de verkiezingen verklaarde Nixon dat hij het akkoord pas zou tekenen, wanneer het nog enigszins was bijgeschaafd en wel zodanig dat er een werkelijke vrede werd getekend en geen nederlaag erkend. - Van den beginne af aan hebben de opiniepeilingen McGovern geen schijn van kans gegeven. Anders dan bij vorige verkiezingen heeft de Democratische kandidaat gedurende de campagne maar heel weinig van zijn aanvankelijke achterstand op zijn tegenspeler kunnen inlopen. Niettemin bleef hij hardnekkig geloven in de mogelijkheid van een overwinning.
| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Naar een nieuwe Europese Gemeenschap
Veel verwachtte men aanvankelijk van de Parijse topconferentie eigenlijk niet. Nog maar een maand vóór de vastgestelde datum stond nog niet eens vast of zij wel zou doorgaan. De Franse President wilde éérst zekerheid hebben omtrent de bereidwilligheid van de negen regeringen om ten aanzien van een gemeenschappelijk monetair beleid tot een akkoord te geraken. Die zekerheid kréég hij en de Conferentie wérd dus bijeengeroepen, maar daarmee waren de reeds lang bestaande tegenstellingen tussen de visie van met name Frankrijk en van enkele andere landen, waaronder vooral Nederland, op de toekomst van Europa niet uit de weg geruimd.
Die tegenstellingen concentreerden zich op de vraag: moet Europa ernaar streven één groot, federatief en democratisch staatsbestel te worden of moet het blijven wat het is, een bond van staten, die weliswaar op vele punten een gemeenschappelijk beleid voeren en gemeenschappelijk optreden naar buiten, doch in wezen autonoom blijven? Moet het een Europa worden met aan de top eigen bestuursorganen, die zelfstandig op de hun toegewezen terreinen beslissingen kunnen nemen en een beleid kunnen voeren of moeten de bestaande bestuursorganen blijven wat zij zijn: colleges van afgevaardigden der verschillende regeringen, die geen stap kunnen zetten zonder last en ruggespraak met het land dat zij vertegenwoordigen? Zolang President de Gaulle het voor het zeggen had, hield hij star aan de coneeptie van een statenbond vast, maar indien de hoop ooit heeft geleefd, dat zijn opvolger, alle Franse cultuur ten spijt, water in zijn wijn zou doen, heeft President Pompidou deze hoop bij ettelijke gelegenheden grondig de bodem ingeslagen. Ook de meest hardnekkige optimist mocht niet verwachten dat de coneeptie van een nieuw Europa als één staatsverband met bestuursorganen die een mandaat zouden ontvangen van en verantwoording schuldig zouden zijn aan één, door de hele bevolking van Europa gekozen parlement, op de topconferentie van Parijs ook maar een schijn van kans zou maken.
De verwachtingen stonden dus op een laag pitje.
Men begreep de hardnekkigheid wel waarmee Frankrijk aan het idee van een statenbond vasthield. Frankrijks rol op het toneel van de wereldpolitiek stond daarbij op het spel. Met enige pijn en moeite had het in de kring der Verenigde Naties een plaats verworven tussen de vijf grote mogendheden, die als permanente leden zitting hebben in de Veiligheidsraad. Hoe zou het zich in de wereld als eerste-rangsmogendheid kunnen blijven presenteren wanneer het binnen Europa overkoepeld zou worden door één groot staatsverband en zich daarmee in feite nauwelijks meer een ‘mogendheid’ zou mogen noemen? Het zou voor Frankrijk eenvoudig absurd zijn om aan de vorming van één Europees staatsverband mee te werken. Een soort wereldpolitieke zelfmoord. - De moeilijkheid was echter, dat Frankrijk aan zijn positie als grote mogendheid ook het recht meende te ontlenen om binnen de Europese Gemeenschap van afzonder- | |
| |
lijke staten de eerste viool te spelen en dat al dan niet vermeende recht misbruikte om alles tegen te houden wat de Gemeenschap tot leven zou kunnen brengen. Men vreesde - en bepaald niet zonder grond - dat Frankrijk op de topconferentie in deze houding zou volharden.
Uit die vrees moet men het optreden verklaren van de Nederlandse premier Biesheuvel, die zich op de openingszitting van de conferentie lijnrecht tegenover de Franse President opstelde met de eis dat de Gemeenschap binnen de kortste keren voorbereidingen zou gaan treffen voor de vorming van een rechtstreeks gekozen Europees Parlement, toegerust met alle bevoegdheden die in een parlementaire democratie aan de volksvertegenwoordiging toekomen. Aan die eis, die door zijn landgenoot Mansholt krachtig werd ondersteund, verbond hij het dreigement dat Nederland voorshands nog wel zou meewerken aan de oprichting van een monetair fonds, zoals de ministersconferentie in Rome had besloten, maar iedere verdere ontwikkeling van deze monetaire samenwerking zou blokkeren zolang niet tenminste de eerste stappen werden gezet naar één federatief en democratisch staatsverband.
Als een uiting van stoere rechtlijnigheid viel dit optreden wel te waarderen, maar of het ook van grote staatsmanswijsheid getuigde, daarover kan men van mening verschillen.
In de eerste plaats is het nooit erg wijs van een minister-president om dreigementen te uiten voor een toekomst waarin hijzelf misschien van het politieke toneel in zijn land zal zijn verdwenen en die dus door zijn opvolger moeten worden wáár gemaakt... of ingetrokken. In de tweede plaats stond hij tegenover een Frans President, die meer diplomatie in zijn pink had dan Biesheuvel in zijn hele vuist en dit ook toonde door de wijze waarop hij Biesheuvels dreigement pareerde. Tot een regelrecht debat liet hij het niet komen; hij liet alleen vastleggen dat de oprichting van het Europees monetaire fonds niet het karakter mocht krijgen van een onderonsje van bankdirecteuren of ministers van financiën, doch dat dit met groot ceremonieel zou geschieden en aldus zou worden gepresenteerd als de geboorte van een nieuw Verenigd Europa. Laat de heer Biesheuvel dan nog maar eens komen met zijn dreigement, dan staat híj inplaats van Pompidou te kijk als degene die de vernieuwing van de Europese Gemeenschap tegenhoudt. In de derde plaats mag men zich afvragen of het soort stoerheid waarvan premier Biesheuvel een nummertje weggaf, eigenlijk niet steunt op een zekere simplificatie van het probleem waar het om gaat. De topconferentie werd bijeengeroepen om zich te beraden over een nieuwe conceptie van het Verenigd Europa. Het is echter een simplificatie te stellen dat zo'n nieuwe conceptie alléén mogelijk is door Europa tot één staatsverband om te bouwen. Dat de Europese organen tot nu toe nun beleid met een lam handje moesten voeren, kon men slechts in zoverre toeschrijven aan de structuur van het Verenigd Europa, dat deze structuur van een statenbond niet voldoende mogelijkheden bood om tegenspel te bieden tegen een remmend beleid als dat van Frankrijk. Natuurlijk biedt een Verenigd Europa als één staatsverband naar analogie van de Verenigde Staten van Amerika meer mogelijkheden dan de
| |
| |
statenbond die het nu is, maar dat wil niet zeggen dat die statenbond niet méér mogelijkheden biedt dan er tot dusverre uit kwamen. En dát is kennelijk wat President Pompidou voor de geest stond toen hij de topconferentie bijeenriep. De eis die hij in de maand september nog stelde, dat de regeringen der negen landen éérst blijk moesten geven hun medewerking te willen verlenen aan een nauwere monetaire samenwerking vóórdat hij tot het verzenden van de uitnodigingen voor de conferentie overging, wees duidelijk in die richting. Hij gaf daar in feite mee te kennen, dat Frankrijk in de Gemeenschap niet langer een remmende doch een stuwende rol wil gaan spelen. Men vraagt zich af of Biesheuvel en Mansholt dit wel voldoende hebben doorzien, althans wel voldoende waarde aan deze tekenen hebben gehecht.
Hebben deze tekenen nu op de topconferentie bedrogen?
De resultaten van de conferentie werden vastgelegd in een lang slotcommuniqué, dat in de nacht van 20 op 21 oktober werd uitgegeven. De letterlijke tekst van dit communiqué besloeg een hele compact gedrukte krantenpagina. Het opende met een soort gewetensonderzoek, uitmondend in de verklaring dat voor Europa het uur is gekomen om zich de eenheid van zijn belangen, de betekenis van zijn economisch potentieel en de draagwijdte van zijn verplichtingen in de wereld bewust te worden.
Helemaal in de lijn van dit vrome openingsgebed lag ook het meer uitgewerkte credo dat erop volgde. Daaruit kwam duidelijk naar voren dat men wel een economische gemeenschap wenste te blijven in die zin dat men de tot dusverre tot stand gebrachte economische samenwerking nog verder wilde gaan uitdiepen, maar dat men toch deze samenwerking niet meer als een doel in zichzelf wenste te zien doch slechts als een middel om de ongelijkheid in levensvoorwaarden bij te trekken. De economische groei die uit de samenwerking binnen de Gemeenschap voortvloeit, moet zichtbaar worden gemaakt in een verbetering zowel van de kwaliteit als van het niveau van het leven dat de Europese volken leiden. Met andere woorden: de economische samenwerking zal in de komende jaren haar complement moeten vinden in sociale samenwerking. Het gaat dus niet meer om het éne staatsverband Europa óf om een Europa van staten maar om een Europa van de mens.
Leest men nu in dit verband de samenvatting van de besluiten der topconferentie, zoals hierboven in het Politiek Overzicht over de maand Oktober is gegeven, dan kan men zich toch niet aan de indruk onttrekken dat zich inderdaad een ommekeer aankondigt.
Een ommekeer die naar alle waarschijnlijkheid vooral het jonge Europa meer aanspreekt dan de hele strijd om het éne staatsverband of de statenbond. Volkenrecht of staatsrecht? Wat kan dat de jongeren schelen? Zij willen een Europa met gezonde sociale verhoudingen, met een zuiverder leefklimaat.
Een Europese Unie?
Dat klinkt zo'n beetje als het Amen van een dagsluiting.
Is het zo maar een woord? Heeft men er een bepaalde conceptie mee op het oog? Wat houdt het precies in? Niemand van de heren die in Parijs verenigd
| |
| |
waren, weet het te vertellen. Het is even vaag als een Amen. Het zal nog gevuld moeten worden.
Hans Hermans
| |
België
Een crisis van het regime
In België is de huidige regeringscrisis, die reeds maanden geleden werd voorspeld, een crisis van het regime. De regeringspartijen weten zich bij gebrek aan een alternatief veroordeeld om met elkaar verder op te trekken. Tegelijk liggen hun belangen zozeer uit elkaar, dat zij vaak volledig tegengesteld zijn. Wel telt voor beide dat zij niets te verhopen hebben van nieuwe verkiezingen.
Inzake de drie tegenstellingen die op dit ogenblik de Belgische politiek beheersen, staan de regeringspartijen in feite in verschillende kampen, omwille van het feit dat in Vlaanderen de CVP opnieuw in de gunst wil komen van vele kiezers die zij aan de Volksunie verloor. Daarom wil zij de Vlaamse, de federalistische en de christelijke lijn beklemtonen. Dit bemoeilijkt het samengaan met de Waalse vleugel, de PSC. De socialisten worden van hun kant geïnspireerd door het unitarisme, uit schrik dat een regionalisering meebrengt dat de Vlaamse socialisten op eigen benen komen te staan in plaats van onder de hoede van de sterke Waalse broer. In dezelfde optiek zien wij ook een opflakkering van een minorisatievrees aan vrijzinnige zijde, hoewel men weet dat in Vlaanderen in beide groepen binnen de zuilen tegenstellingen leven, zodat bijv. de bisschop van Gent een vrijzinnig procureur aan zijn zijde vindt in alles wat te maken heeft met censuur.
Inzake de Voerstreek en haar statuut en de afbakening van het gewest Brussel krijgen de francofonen een aarzelende steun van de BSP.
Wanneer al deze draden aldus dooreen lopen tot op het vlak van de regering zelf, dan raakt het centrale spel in een onontwarbare knoop gestrikt en wordt het onmogelijk om een regeringsverklaring, die reeds in januari '72 onopgeloste punten bevatte, verder uit te voeren.
Wat het Voervraagstuk betreft, zit men klem; op de eultuurautonomie zitten unitaire remmen; het protocol over het schoolpact werd niet ondertekend en de gemeenschapsschool wordt als reserve wisselmunt op zak gestoken.
Men is gewoon niet meer in staat duidelijke ideeën voorop te zetten en het politieke handelen naar het publiek toe te motiveren.
Het zal een wonder heten als Eyskens deze knoop nog kan ontwarren en iedereen verwacht nu de val van de regering in een hopeloze poging om de onontwarbare knoop gewoon door te hakken en met nieuw geschikte kaarten het spel te herbeginnen.
Waarschijnlijk zal het niet volstaan slechts enkele mensen te vervangen en zal het regeringsgezicht veranderd worden door aan een socialistische premier de leiding over te dragen. Eyskens sprak reeds een soort afscheidsrede uit in de kamer op 25 Oktober, toen hij het voortdurend had over ‘de man die mij zal opvolgen’. Men denkt aan Leburton.
| |
| |
Een tripartite (regering met drie partijen) zal het waarschijnlijk niet worden, tot spijt van de P.V.V. die daarop speculeert, omdat meerdere vraagstukken opgelost moeten worden met goedkeuring van een 2/3 meerderheid in het parlement. Maar, gezien het geringe electorale succes van de establishment-partijen, die sinds jaren gezamenlijk een middenkoers voeren, is het versterken van dit beeld naar de kiezer toe maar weinig bemoedigend voor CVP-PSC en BSP.
In enkele kranten was zelfs sprake van een ‘regering van nationale unie’. R.W.-er Perin zou daar op aansturen. Er zijn maar weinig voorstanders te vinden voor dit avontuur, gezien het evidente gevaar dat alle belangen dan zeker zullen geclicheerd worden voor de toekomst en dit is de dood voor elke politieke vernieuwing.
| |
Het communautair pakket: mocht het nog wat blij ven duren
Het pakket van de communautaire vraagstukken blijft, naast het schoolpact, de grote moeilijkheid die het politieke leven paralyseert, en dit zelfs op lange termijn. De regering kan niet op de oppositiepartijen rekenen (speciale meerderheid nodig), de regeringspartijen zelf zijn het oneens, en binnen elke regeringspartij bestaan er nogmaals fundamentele tegenstellingen.
Over het algemeen wordt in de commentaren gezegd dat ‘we’, en dat zijn dan de Belgen waarschijnlijk, de communautaire problemen grondig beu zijn. Niet iedereen deelt deze mening. Er zijn er die er pas pret in beginnen te krijgen, en die voorzien dat het nog wel eens een hele tijd zou kunnen duren voor er een definitieve oplossing komt. Deze opvatting steunt op het feit dat de politieke dimensie van de communautaire problemen fundamenteel veranderd is terwijl regering en parlement bezig waren aan een oplossing te dokteren. Dit kan vergeleken worden met een zieke die voor een verkoudheid wordt aangepakt, en tijdens de behandeling kanker blijkt te hebben. Voor de meeste dokters zal het vermoedelijk wel een evidentie zijn, dat een behandeling voor verkoudheid niet langer volstaat. De vraag is of de politici ook zo zullen reageren op hun terrein. En om de vergelijking verder door te trekken: het genezingsproces zal langdurig en pijnlijk zijn. De familie moet worden gewaarschuwd.
De CVP pakt het probleem aan vanuit de hoek ‘decentralisatie van de staatsmacht’. De achtereenvolgende stadia van haar denkproces waren: provincialisatie, regionalisatie, federalisatie. De oplossingen die tot nu toe werden uitgewerkt, dragen de sporen van de ontwikkeling van provincialisatie naar regionalisatie. Waarschijnlijk zou de CVP wel in staat geweest zijn een mooi model uit te werken van een staat met sterke provincies. Wanneer tijdens de onderhandelingen met de andere partijen (o.m. de werkgroep van de 28) de idee van de regionalisering het haalt, wordt het kunst en vliegwerk. Enerzijds was de tijd te kort om nu alles grondig te gaan herdenken vanuit de idee van een staat, samengesteld uit de regio's, en anderzijds maakten de socialisten handig gebruik van de gelegenheid om enkele basisopties definitief te verleggen. Als het toch gaat om ‘decentralisatie’, dan kan men evengoed vanuit materies (het sociaaleconomische, het culturele) decentraliseren, als vanuit geografische gegevens. De BSP kreeg voldoening, en zo ontstond ook de eerste bundeling van verwar- | |
| |
ringen: decentralisatie per materie maakt een consequente regionalisering bijna onmogelijk. Er kan niet efficiënt gedecentraliseerd worden vanuit beide oogpunten tegelijk.
Wanneer in een tweede fase van de evolutie binnen de CVP de optie regionalisatie geleidelijk verlegd wordt naar federalisering, worden de tegenstellingen nogmaals vermenigvuldigd. Binnen de CVP ontstaat spanning tussen de nieuwe partijleiding, die naar een vorm van federalisme wil, en de leden van de regering die dit als een depreciatie aanvoelen van wat zij presteerden. Tussen de CVP en de BSP wordt de kloof onoverbrugbaar: de BSP voelt niets voor een autonoom Vlaanderen, waarin ze momenteel een flinke minderheid zouden vormen. Zij hebben compensatie vanuit Wallonië nodig. De BSP kan alleen maar sterk zijn in een unitair België. Een derde tegenstelling: het minorisatiemotief verhuisde van Vlaanderen naar Wallonië. Het flamingantisme is ontstaan vanuit een situatie van onderdrukking door de Franse taal en cultuur en het ‘Waals’ kapitaal over Vlaanderen. Dit Vlaams minderwaardigheidsgevoel is verdwenen. Inzake ‘cultuur’ volstaat het ter verdediging de taalgrens goed vast te houden. Inzake kapitaal werden ondertussen zoveel buitenlandse investeringen uitgevoerd, dat het zinloos is geworden nog over ‘Waals’ kapitaal te spreken. Nu is echter de economische situatie in Wallonië zodanig precair geworden, dat zij slechts die vormen van federalisme zouden kunnen aanvaarden die samengaan met een financieel unitair België. Het is wel merkwaardig in dit ontwikkelingsproces hoe het flamingantisme als motief verdwijnt en het wallingantisme groeit op basis van een economische evolutie.
Uiteindelijk zijn de communautaire vraagstukken van 1972 iets totaal anders dan die van 1968, en zelfs in die mate dat de huidige eigenlijk geen communautaire vraagstukken meer zijn. De basisvraag waar we thans voor staan is: komt er een grondige hervorming van de staatsstructuur, met een zodanige decentralisatie van de politieke besluitvorming naar verschillende niveaus toe, dat er een kans op reële democratie in zit?
Indien we nu deze commentaar in opties mogen omzetten, dan luiden die als volgt:
1. Er moet een ernstige breuk ontstaan, zodanig dat het probleem van de staatshervorming uitgewerkt kan worden, bevrijd van de uitgangspunten van 1968.
2. De decentralisatie van de macht moet vanuit een geografische indeling gebeuren - wat binnen die geografische indeling een specialisatie naar de verschillende materies toe niet uitsluit - omdat op die manier de grootste kans op democratisering wordt open gehouden. Een decentralisatie op nationaal vlak naar nationale deelterreinen toe houdt niet meer kans op democratisering in dan nu.
3. Binnen de socialistische structuur zou de tegenstelling moeten openbreken tussen degenen die een grotere kans op democratie voor de bevolking prefereren boven een toename van de centrale macht van het partijapparaat.
10.11.72
Ward Bosmans en Rita Jolie-Mulier
|
|