Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
Bernard Alfrink, katholiek
| |
[pagina 269]
| |
loof, wij zijn slechts medewerkers aan uw blijdschap’, dat hij in verschillende omstandigheden en voor uiteenlopend gehoor laat klinken. Men kan het zien als een variant op zijn, ook aan Paulus ontleende, wapenspreuk: ‘De rijkdommen van Christus verkondigen’. Door een dergelijke rompstand dient de Kerk, volgens de kardinaal, in deze tijd gekenmerkt te zijn: ‘grotere openheid, echte vreugde in het geloven, wegvallen van veel angsten, blij beleven van de verlossing,...; de boodschap van de Kerk is er een van Gods liefde, van dienstbetoon, niet van macht en overheersing’. Ook voorliefde voor de kerkgeschiedenis, die hij eveneens in paus Joannes zo bewonderde, stelde hem in staat eigen wensen te relativeren en zich pleitbezorger te maken van gerechtvaardigde verlangens, ook wanneer hij emotioneel niet helemaal kon meegaan. Op die wijze slaagde hij erin generatieen cultuurpatroon in zijn persoon te overbruggen. Hij wenst geen partijman of vleugelbisschop te zijn, maar de gulden middenweg te bewandelen, de maat tussen openheid en geslotenheid te bewaren. Dit uitgesproken wezenlijk verlangen om het gesprek naar alle kanten open te houden, levert hem echter juist de kritiek op van links en rechts, van Rome en Nederland. Zo'n beleid is te permissief, vindt men, te diplomatiek of juist niet diplomatiek genoeg, te genuanceerd; er wordt niet echt gekozen; zogenaamd neutraal blijven en niet interveniëren is onjuist. Het probleem waarvoor het Nederlands episcopaat zich geplaatst ziet, is dat aan weerskanten deze kritiek ingegeven wordt door ‘gehoorzaamheid aan het geloof’. ‘Omdat men aan beide zijden meent gebonden te zijn door de trouw aan het woord Gods, zal vaak de eenheid niet gevonden worden... Wij zijn nog onvoldoende oekumenisch gerijpt’, zegt de kardinaal er zelf over; en: ‘die basis is niet rijp te maken met experimenten die anderen van de Kerk afstoten’. Ondertussen blijkt zonneklaar, waar dan wél de grootste communicatiestoornis ligt: in - eufemistisch gezegd - het misverstand dat men meent over een en dezelfde kwestie te spreken, terwijl de discussie in feite over twee sporen loopt, namelijk die van vorm en inhoud, van orthodoxie en orthopraxia Dit tragisch misverstand speelt op alle fronten, in liturgie en dogmatiek, in katechese en in de discussie over het pauselijk gezag. Hier ligt, volgens prof. F. Haarsma, bijvoorbeeld een grote fout in het geschil rond de Nieuwe Katechismus, omdat toèn niet de gelegenheid is aangegrepen om het werkelijke verschil tussen Nederland en Rome uit te leggen. Was dat wel gebeurd, ‘dan zou de pluriformiteit zijn waargemaakt, die inhoudt dat je de wettigheid van verschil in theologische visie en tevens de betrekkelijkheid van het gezag van Rome durft te stellen’. En over die pluriformiteit schreven de bisschoppen zelf: ‘De veelvormigheid is nooit een persoonlijke liefhebberij van wie dan ook in de Kerk. Het is veeleer een uitdrukking van gezonde dienstbaarheid aan de mens in de Kerk’. | |
[pagina 270]
| |
Het is het bagatelliseren of überhaupt niet-zien van die verschillen in benadering van een en dezelfde zaak, die verontrusten naar de pen doet grijpen en ‘reddingspogingen’ doet ondernemenGa naar voetnoot2, en die het doel der ene waarheid geheiligd meent met liefdeloos geïntrigeer, waarop vervolgens Rome ingrijpt via breven en bisschopsbenoemingen, eerder uit angst het gezicht dan de ziel te verliezen. Men verkeert onderling welhaast op voet van oorlog, in plaats van de vrede op te bouwen. ‘Vredesarbeid dient niet gemotiveerd te worden door angst voor oorlog; bovendien is angst een weinig effektief middel. Angst is zuiver negatief. Wat de mensheid nu meer dan ooit nodig heeft is de positieve bereidheid om vrede te bevorderen en te bewaren. Zich in deze tijd met de vrede bezighouden betekent de bereidheid opbrengen om de rust van vertrouwde denkgewoonten op te geven’. Deze woorden, door kardinaal Alfrink tot de Pax Christi gesproken, kunnen zonder bezwaar toegepast worden op zijn visie ten aanzien van de Nederlandse kerkprovincie. Daarmee is het beleid van de kardinaal duidelijk bepaald. ‘Bereidheid tot dialoog en tot luisteren is ook een vorm van moed’, zei hij in een interview. Hij kiest derhalve welbewust niet voor het open conflict, dat door velen beschouwd wordt als een goede methodiek tot een oplossing. De vraag die telkens opnieuw opduikt is dan wel: wanneer houdt een gesprek op dialoog te zijn en hoelang heeft luisteren nog zin? De successen van de door kardinaal Alfrink gehuldigde houding zijn in alle geval weinig overtuigend en bemoedigend. Zei hij niet rond de Rotterdamse bisschopsbenoeming dat een ‘herhaling van deze situatie tot alle prijs vermeden’ moest worden? En in deze biografie bekent hij zich voor dit probleem gesteld te zien: ‘Je moet je natuurlijk wel afvragen hoe zinvol die houding nog is, wanneer je toch maar keer op keer voor voldongen feiten wordt geplaatst, en wanneer de overlegmethode dus eenvoudig niet blijkt te werken!’ Sinds Oostveens boek verscheen zijn er twee voldongen feiten aan de reeks bestaande toegevoegd: de opschorting van de Landelijke Pastorale Raad en de geëiste intrekking van de OMO-katechese-cursus. De op de dag van bisschop Gijsens wijding gemaakte vergelijking over de verhouding Rome - Nederland (overigens van kardinaal Alfrink zelf) heeft niets aan actualiteit verloren: ‘Als je vindt dat een schip uit koers ligt kun je dat proberen te korrigeren via een radarkontakt. Een drastischer methode is om een schot voor de boeg te geven. Maar wat ze nu doen is terstond midscheeps raken. Ik vind dat een goede vergelijking, al heeft de paus natuurlijk niet midscheeps willen raken. Dat het gebeurd is, is eerder het gevolg van zekere curiale maatregelen’. Hoe nu verder? Moet men het advies opvolgen van Alfrinks ‘collega’ dr. | |
[pagina 271]
| |
Albert van den Heuvel, Secretaris-Generaal van de Nederlands Hervormde Kerk, die in een thans evenmin benijdenswaardige positie verkeert? Hij stelt voor: ‘In de kerken waar de polarisatie dreigt of hoogtij viert, is niets gevaarlijker dan het vermijden van onderwerpen die de discussie weer doen oplaaien. Zonder de konfrontatie van de polen kan immers de conciliariteit niet funktioneren. Wijs beleid is dan het stimuleren van hen die ervoor bedanken om zich voor een wagen te laten spannen waarvan de wielen slechts het halve aantal spaken hebben. Het betekent, dat er ernst moet worden gemaakt met het getuigenis aangaande de hoop die in ons is. En dat vraagt om een strategie van gezamenlijk geloof belijden, die in onze tijd enige moeite zal kosten’Ga naar voetnoot3. Moet men gehoor geven aan het hartstochtelijk beroep van N. Vendrik op een groot aantal gelovigen om hun plaats en verantwoordelijkheid weer op te nemen en gezamenlijk te leven vanuit het velen bezielende, door Boris Pasternak zo treffend vertolkte, inzicht: ‘Wat de mens eeuwenlang boven het dier verheven heeft is niet de knots, maar een innerlijke muziek: de onweerstaanbare macht van de ongewapende waarheid, de aantrekkingskracht van haar voorbeeld’Ga naar voetnoot4? Hoe het ook zij, in alle geval kunnen allen die thans doende zijn de in mensen sluimerende positieve krachten weer wakker te roepen en te mobiliseren, van kardinaal Alfrink en zijn beleid een en ander leren, al was het alleen maar door zich naast diens wapenspreuk vooral diens lijfspreuk metterdaad eigen te maken: ‘Wij zijn geen dwingelanden van uw geloof’. Onder zijn leiding is het mogelijk de geloofwaardigheid van de Kerk, die zozeer in het geding is, te accepteren en is het niet nodig als een underground-church ‘zich te verschuilen tegen de Kerk zelf om het evangelie geloofwaardig te houden’. Gelukkig blijkt de Nederlandse Kerkprovincie tot op heden, dank zij mensen als kardinaal Alfrink, voor nog velen plaatsen te bieden, die fungeren ‘als redding der humaniteit’Ga naar voetnoot5. |
|