Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Structuurverandering van de Amerikaanse buitenlandse politiekPresident Nixon kondigde in 1969 op Guam een afnemende militaire deelname van de Verenigde Staten in Aziatische conflicten aan. De Guamdoctrine, die op dat moment wel het maximum was wat men van een met zichzelf ontevreden Amerika nog mocht verwachten, wekte het vermoeden dat deze politiek op den duur tot gevolg zou hebben dat de confrontatie tussen de supermogendheden omgezet zou worden in toenadering en gedeeltelijke samenwerking. Deze structuurverandering van de Amerikaanse buitenlandse politiek vond echter plaats zonder de bondgenoten ervan in kennis te stellen. Het gebrek aan consultatie gaf vooral in Japan tot grote ongerustheid en later tot geraaktheid aanleiding. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de betrekkingen tussen Japan en de Verenigde Staten nooit zo idyllisch zijn geweest als werd voorgesteld in de propaganda en in de recente toespraken van president Nixon zelf, waarin hij sprak over de ‘wederzijdse afhankelijkheid’ en het ‘partnership’ met een ‘uiterst belangrijke’ bondgenoot. Tot lang na het vertrek uit Japan in 1950 van de Amerikaanse ‘stadhouder’ generaal MacArthur, hield deze ‘wederzijdse afhankelijkheid’ een soort éénrichtingsverkeer in en wat er sinds een aantal voor Japan schokkende gebeurtenissen, zoals de onverwachte introductie van een Amerikaanse protectionistische handelspolitiek, gebeurd is, droeg er niet erg toe bij om de Japanse politieke leiders ervan te overtuigen dat de hautaine houding van de Verenigde Staten tot het verleden behoorde, aldus Michel Tatu. | |
Japanse nationalismeMogen de Amerikanen sinds 1945 aanzienlijke hulp verleend hebben bij de wederopbouw van het land, het feit dat Japan gedurende meer dan twintig jaar vrijwel uitsluitend met de Verenigde Staten nauwe economische en politieke betrekkingen heeft onderhouden, moest op den duur wel onge- | |
[pagina 115]
| |
zonde gevolgen hebbenGa naar voetnoot1. De officiële politiek van Japan beperkte zich tot ‘volgzaamheid’ ten opzichte van Washington niet zozeer omdat men het in Tokio daarmee altijd eens was, als wel omdat de Amerikaanse Azië-politiek, tot voor kort, het meest in overeenstemming was met de economische, politieke en militaire belangen van Japan. Onder deze omstandigheden was het niet meer dan vanzelfsprekend dat de sinds 15 augustus 1971 door de twee landen, met wisselend succes, gevoerde handelsoorlog nieuw leven aan het steeds latent aanwezige Japanse nationalisme had ingeblazen. Gedurende de afgelopen maanden werd het door de draconische Amerikaanse maatregelen van 1971 verstoorde evenwicht in de betrekkingen tussen Japan en de Verenigde Staten hersteld. Tokio, dat thans meer mogelijkheden heeft dan men tijdens de voorafgaande periode wilde toegeven, kijkt ver in de toekomst. Onder het bewind van de op 6 juli 1972 gekozen nieuwe premier Tanaka wendde Japan zich onmiddellijk tot Peking met een verklaring dat het tijd is om een vredesverdrag te overwegen. Over een soortgelijk verdrag met de Sovjet-Unie zal de regering-Tanaka vermoedelijk nog dit jaar onderhandelingen gaan voeren. Deze delicate aanpassingen aan zijn twee naaste communistische buren zal Japan zeker op den duur ook opnieuw moeilijkheden opleveren met zijn ‘bondgenoot’ Amerika, nu ook de grote handelsconcurrent. | |
Poging tot beëindiging van de handelsoorlogGeen der draconische Amerikaanse maatregelen van 1971 loste de fundamentele problemen van de zeer groot geworden Japanse produktiviteit en de achterblijvende Amerikaanse produktiviteit op. De vanaf begin september tot en met medio december 1971 achtereenvolgens in Washington, Tokio en Honoloeloe gevoerde bilaterale besprekingen ter beëindiging van de handelsoorlog tussen beide landen leverden slechts magere resultaten op. Op 9 en 10 September werd in Washington een bijeenkomst gehouden van de gemeenschappelijke Amerikaans-Japanse commissie voor handels- en economische vraagstukken, onder leiding van de respectievelijke ministers van buitenlandse zaken, Rogers en Fukuda. In zijn openingsrede vroeg Minister Rogers in scherpe termen een revaluatie van de yen met 15% en verwijdering van Japanse restricties tegen Amerikaanse importen en kapitaalinvesteringen. Zeer scherp antwoordde minister Fukuda hierop dat de kwestie van revaluatie alleen op multilaterale, niet op bilaterale basis kon | |
[pagina 116]
| |
worden opgelost. Het tekort op de Amerikaanse betalingsbalans zou alleen kunnen worden opgelost als de Verenigde Staten eerst orde op eigen zaken stelden. Het tekort op de Japans-Amerikaanse betalingsbalans was mede het gevolg van het feit dat de Amerikanen niet de juiste aanpak noch de juiste prijzen hadden vastgesteld voor hun export naar Japan. Tenslotte eiste Fukuda snelle afschaffing van het Amerikaanse importtarief van 10% en dreigde openlijk met tegenmaatregelen als dit bleef bestaan. Uit het na afloop van de bijeenkomst gepubliceerde gemeenschappelijk communiqué bleek dat Washington en Tokio hun ‘wederzijds vertrouwen en vriendschap essentieel achten voor vrede en welvaart in de wereld’, maar dat de diepe kloof tussen beide staten op monetair en handelspolitiek gebied bleef bestaan. De enige concessie die de Japanse gedelegeerden in Washington deden was de toezegging: de beperking van de importquota te reduceren en een verdere liberalisering gedurende de eerste helft van 1972 door te voeren. Enkele maanden later, in november 1971, voerde de toenmalige Amerikaanse minister van financiën, John Connally, besprekingen in Tokio. Ondanks de verbeterde betrekkingen tussen Tokio en Washington als gevolg van de totstandkoming van het ‘textielakkoord’Ga naar voetnoot2 drong Connally er bij de regering-Sato op aan de interventie op de wisselmarkt te staken en aldus de yen zijn werkelijke waarde te laten vinden. Ook verlangde Connally opnieuw een revaluatie van de yen, al zei hij daarvoor geen enkel percentage te hebben genoemdGa naar voetnoot3. Na afloop van de besprekingen ontkende minister Mizuta dat hij met zijn Amerikaanse ambtgenoot een akkoord over de revaluatie van de yen had bereikt. De verrassing was uiteraard groot, toen de Japanse regering enkele dagen later toch had besloten de yen te revalueren in het kader van een multilaterale aanpassing van de valutakoersen. De voorlopig laatste ronde van de Amerikaans-Japanse handelsbesprekingen vond op 11 en 12 december 1971 in Honoloeloe plaats. Tijdens deze conferentie werd over douanerechten gesproken. Hierbij verklaarde Japan zich bereid in zijn handel met de Verenigde Staten vanaf april 1972 de douanetarieven voor dertig invoerartikelen te verlagen en invoerbeperkingen voor nog vier groepen goederen op te heffen. Aansluitend legde de Japanse delegatie er echter de nadruk op dat de invoertarieven op Ameri- | |
[pagina 117]
| |
kaanse auto's niet verlaagd zouden worden als de Amerikaanse tien-procent heffing niet werd afgeschaft. | |
Ontmoeting in San ClementeOp 6 en 7 januari 1972 vond een ontmoeting tussen president Nixon en premier Sato in San Clemente plaatsGa naar voetnoot4. Tijdens deze besprekingen wilde Sato van Nixon onder andere vernemen welke concessies hij van Washington na de gedwongen revaluatie van de yen voor de Japanse economie kon verwachtenGa naar voetnoot5. Over handelsconcessies werd echter geen akkoord bereikt, terwijl men het ook niet eens werd over de betrekkingen met de Volksrepubliek China. Daar stond tegenover dat in het slotcommuniqué Nixon en Sato de hechtheid van de Japans-Amerikaanse alliantie bevestigden. Dat was voor de Amerikanen uiteraard belangrijk, enkele weken voor Nixons bezoek aan Peking. Ook al bleef volgens het communiqué het bondgenootschap tussen Japan en de Verenigde Staten de basis voor de Pacific-politiek van beide landen, er bleven - tegen de achtergrond van het zich veranderende Azië, met name de groei naar multipolariteit - nogal wat vraagstukken na de topontmoeting open. Bovendien bestond in Japan een zekere teleurstelling over de gezamenlijke verklaring van San Clemente. De tekst vond men over het algemeen onduidelijk en vaag, vooral wat betreft de ontwikkeling van de Amerikaanse en Japanse staatsbetrekkingen met de Volksrepubliek ChinaGa naar voetnoot6. ‘Was er niet reeds een geheim akkoord tussen Kissinger en Tsjoe En-lai over Taiwan bereikt?’ vroeg men zich in Tokio af, wanneer men zag dat de Chinese propaganda de regering-Sato voortdurend aanviel wegens haar betrekkingen met Tsjang Kai-Tsjek. terwijl Washington van die aanvallen verschoond bleef. Ook werd in politieke kringen te Tokio de vraag gesteld, ‘of een Chinees-Amerikaanse toenadering geen anti-Japans aspect had?’ Weliswaar beloofde Nixon Sato in San Clemente samenwerking en consultatie tussen beide landen over belangrijke internationale vraagstukken, maar | |
[pagina 118]
| |
dat was niet voldoende om te overtuigen. Want sedert de indiscreties in de herfst van 1970 over de stellingname van Kissinger, schreef men hem in Tokio nogal lauwe gevoelens ten opzichte van Japan toeGa naar voetnoot7. Men vreesde terecht dat Kissinger in een toenadering tot China een goede manier zou zien om de groeiende economische en politieke macht van Japan in evenwicht te houden en te controleren. Dat zou overigens ook in de lijn liggen van de traditionele Amerikaanse Azië-politiek, die in een Chinees-Japanse samenspanning altijd een bedreiging had gezien. Een ander onderwerp was tijdens de topontmoeting tussen Nixon en Sato in San Clemente de teruggave van het eiland OkinawaGa naar voetnoot8. Ondanks bevredigende toezeggingen, met name over de datum van de soevereiniteitsoverdracht, bleven er delicate problemen. Bijvoorbeeld zou het Nixon-Sato statuut van november 1969 over Okinawa reeds verouderd zijn op het moment dat het op 15 mei 1972 in werking zou treden. Het statuut was met name gebaseerd op de hypothese van de koude oorlog en een gezamenlijk Japans-Amerikaanse anti-Chinese strategie. In dit verband was men niet minder bezorgd over het feit dat ook na de soevereiniteitsoverdracht grote Amerikaanse bases op Okinawa zouden blijvenGa naar voetnoot9. Maar is het, als men een ontspanning wenst, niet juist het moment om die Amerikaanse aanwezigheid te beperken? Het Nixon-Sato akkoord van november 1969 had ook Taiwan in de Japanse verdedigingszone ingesloten. Maar is dat alles niet volledig onverenigbaar met een politiek van toenadering tot Peking? Dit waren enige van de politieke kwesties die de Japanners verontrustten bij gelegenheid van de ontmoeting tussen Nixon en Sato. | |
Een Amerikaanse reactieOngetwijfeld waren, volgens de directeur van het Harvard Center for International Affairs, Robert R. Bowie, de Japanners verontrust door de gewij- | |
[pagina 119]
| |
zigde Amerikaanse politiek ten opzichte van China en Japan, en voelden zij zich gefrustreerd doordat zij niet vooraf waren geraadpleegd. Maar als dat alles was, zouden de besprekingen in San Clemente het vertrouwen tussen beide landen wel hersteld hebben. De Japanse bezorgdheid ging echter veel dieper en betrof de fundamentele uitgangspunten van de Amerikaanse politiek in Azië en in de hele wereld. Voor de Japanse leiders was de kernvraag: streeft Nixon naar een machtsevenwichtssysteem zoals in het Europa van de 19e eeuw heeft bestaan? En is hij van plan de flexibiliteit van de Verenigde Staten te vergroten door de banden met zijn bondgenoten losser te maken en de vijandschap van zijn tegenstanders te verdoezelen? Aandachtig werden Nixons woorden en daden in Japan bestudeerd. Nixon had in Kansas City medio 1971 over vijf wereldmogendheden gesproken, als zijnde de beste struetuur voor de vrede. Dubbelzinniger was echter het in februari 1972 gepubliceerde ‘Report on Foreign Policy’, waarin Japan weliswaar nog de grootste Aziatische bondgenoot werd genoemd, wiens belangen veelal met de Amerikaanse samenvielen, maar waarin tussen de regels door de implicaties van een veranderde defensierelatie voelbaar waren. Wilde Nixon Japan tegen de Volksrepubliek China uitspelen? Zoiets achtten, naar de woorden van Bowie, de Japanners niet bevorderlijk voor de stabiliteit in Azië. Volgens hen heeft deze wereld, bestaande uit van elkaar afhankelijke naties, behoefte aan nauwe samenwerking, waarbij de in economisch en politiek opzicht ontwikkelde landen een hoofdrol moeten spelen als fundament voor een stabiele vrede. Daaraan wilde Japan zeker bijdragen. Maar volgens de Japanners waren noch China noch de Sovjet-Unie bereid hun steun bij te dragen tot zo'n structuur. China won terrein op het gebied van de internationale politiek door Nixons nieuwe beleid, maar juist Peking zou de nieuwe situatie willen gebruiken om Japan te isoleren en te verzwakken. De politieke leiders in Tokio zouden afkerig zijn van een machtsevenwichtsspel dat volgens Bowie niet bij deze wereld past en dat de bewapening van Japan voor eigen defensie met zich mee zou brengen. Liever zouden zij het partnerschap met de Verenigde Staten voortzetten. Mocht Amerika die koers voor Japan onmogelijk maken, dan zou het daarbij verliezen. Een in economisch, politiek en militair opzicht steeds sterker wordend Japan zou zeker niet meer als een pion willen worden behandeld door Washington, Peking en Moskou. En als Tokio zich door Washington in de steek gelaten zou voelen, zou dat een ingrijpende invloed op de stabiliteit in het Verre Oosten hebben; dan zou Japan zich wellicht genoopt voelen een eigen nucleaire strijdmacht op te richten als tegenwicht tegen de Chinese en de Russische, en ter bescherming van de noodzakelijke import en van zijn afzetgebiedenGa naar voetnoot10. | |
[pagina 120]
| |
Japanse reactie op Nixons bezoek aan PekingNixons opmerking in een televisie interview, kort voor zijn vertrek naar Peking, dat hij daarheen ging om dat hij wist dat de Volksrepubliek China zich ontwikkelde tot een nucleaire mogendheid, had de Japanners wel aan het denken gezet. In een eerste reactie op het communiqué van Sjanghai verklaarde premier Sato voor de begrotingscommissie van het Lagerhuis dat Peking de enige wettige regering van China was en dat Taiwan een onderdeel van de Volksrepubliek China vormde. Daarmee zette Sato een punt achter een proces van zich steeds meer afwenden van de Kwomintangregering op Taiwan. Desgevraagd zei de premier ook nog, dat zijn regering van plan was de ‘Vijf Beginselen’ van Tsjoe En-lai te erkennen, die als voorwaarden werden genoemd voor een normalisatie van de betrekkingen tussen Peking en Tokio. Ook herhaalde hij dat de Volksrepubliek China als rechtsopvolger van Taiwan diens plaats kon innemen in het in 1952 met de Kwomintang-regering gesloten verdrag van vrede en vriendschap. Dit voorstel trok Sato echter in, na kritiek van de oppositie, ten gunste van een geheel nieuw vredesverdrag met ChinaGa naar voetnoot11. Het communiqué van Sjanghai wekte in Japan de indruk dat het te nauwkeurig pasklaar was gemaakt aan de verwachtingen van alle direct betrokken bondgenoten van de Verenigde Staten om het echte resultaat van de besprekingen met de Chinese leiders te kunnen weergeven. Over de feitelijke tekst maakte men zich in regeringskringen echter niet bezorgd, wel | |
[pagina 121]
| |
over wat er niet in stond. Daarom hadden de Japanse leiders indertijd gehoopt dat Kissinger direct na het vertrek uit Sjanghai naar Japan zou kömen. Hij werd ook verdacht van wantrouwen jegens Japan gezien de zinsnede uit het Amerikaans-Chinese gezamenlijke slotcommuniqué over hernieuwing van het Japanse ‘expansionisme’ en ‘militairismeGa naar voetnoot12. Door in principe de terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Taiwan goed te keuren ontstond er een discrepantie met het door Nixon en Sato getekende akkoord van november 1969, waarin verklaard werd dat handhaving van de status quo in Taiwan belangrijk was voor de veiligheid van Japan. Deze en andere initiatieven verrasten de regering-Sato duidelijk, want na enige elkaar tegensprekende verklaringen kwam er pas een week na de publikatie van het communiqué van Sjanghai een eenstemmig regeringsstandpunt over de politiek ten opzichte van de Volksrepubliek China tot stand. De toenadering tussen Peking en Washington trok in Japan ook een enorme publieke belangstelling. De Japanner begreep nimmer wezenlijk de door vele communicatiekanalen en vele interpretaties gezeefde werkelijke gebeurtenissen, namelijk dat in China een zeer oude en diepgaande vriendschap weer was opgevat, een soort vriendschap die tussen de Verenigde Staten en Japan nimmer had bestaan. Aan de analyse van buitenlandse waarnemers tijdens de grote Vietnamhysterie in Japan gedurende de jaren 1967 en 1968, namelijk dat de Japanners in wezen niet veel van de Amerikanen moesten hebben, voegde de Neue Zürcher Zeitung van 1 maart 1972 de woorden van Edward Seidensticker toe: ‘Indien de Japanners geloven dat het Amerikaanse volk vriendschappelijk met hen verbonden is, vergissen zij zich. Zulk een vriendschap heeft wel met het Chinese volk bestaan; die vriendschap was weliswaar bedolven, maar nimmer definitief begraven’. Japan zag zich door het bezoek van Nixon aan China in een tussenzone geplaatst. Tijdens Nixons verblijf in Peking werd het geloof aan een bijzondere Japans-Chinese affiniteit geliquideerd en werden de sporen van een Amerikaans-Chinees onderling begrip zichtbaar. In verhouding tot deze fundamentele doorbraak, die Mao Tse-Toeng al vele jaren geleden zag aankomen, trad de tekst van het in Sjanghai gepubliceerde Amerikaans-Chinese communiqué naar de achtergrond. | |
Tanaka wordt premierBevrijd van de langdurige Amerikaanse voogdij scheen Japan aanvankelijk moeilijk te kunnen wennen aan zijn nieuwe verantwoordelijkheid als grote mogendheid en 9 tot en met 12 juni bracht Kissinger een tweemaal uitge- | |
[pagina 122]
| |
steld particulier bezoek aan Tokio. Tijdens zijn besprekingen met Sato en Fukuda stond het probleem Okinawa in het middelpuntGa naar voetnoot13. Bij de normalisatie van de Japans-Chinese betrekkingen zouden de Amerikaanse luchten vlootbases in Okinawa Tokio in een delicate positie brengen. Het van kracht zijnde alliantie-verdrag tussen Washington en de Kwomintang-regering verplichtte de Japanse regering deze bases voor het Amerikaanse leger beschikbaar te stellen overeenkomstig het in 1960 tussen Japan en de Verenigde Staten gesloten verdrag. Dit verdrag was in feite niet alleen voor de veiligheid van Japan maar voor die van het gehele Verre Oosten geslotenGa naar voetnoot14. Vandaar dat er zelfs in klingen van de regerende liberaal-democratische partij bij velen gedacht werd aan een herziening van het alliantieverdrag met de Verenigde StatenGa naar voetnoot15. Zowel premier Sato als zijn minister van buitenlandse zaken, Fukuda, waren echter van mening dat de betrekkingen tussen Japan en de Verenigde Staten op essentiële punten moesten blijven zoals zij voor Nixons bezoek aan Peking waren. Deze omstandigheid droeg er veel toe bij dat Fukuda op 6 juli j.l. niet tot opvolger van Sato als premier door de Liberaal-democratische partij werd gekozen. De Japanners gingen namelijk in toenemende mate beseffen dat zij een grote machtspositie in Azië hadden en dat zij deze nog vele jaren zouden behoudenGa naar voetnoot16. Een fractie in de regerende Liberaal-democratische partij meende zelfs te mogen veronderstellen dat Washington dit ook wel had begrepen en daarom hield de regering Sato rekening met de Amerikaanse wens, niet te snel aan te sturen op commerciële en politieke contacten met Peking. Ongetwijfeld waren er reeds geruime tijd velen in Washington die maar al te graag Japan een toontje lager zouden willen laten zingen. De invloed van deze elementen op het bepalen van de Amerikaanse Azië-politiek werd na 15 augustus 1971 geleidelijk aan sterker en veroorzaakte gedurende de | |
[pagina 123]
| |
afgelopen zomermaanden in Japanse politieke klingen het gevoel dat men de kans liep opgeofferd te worden door de Amerikanen. Het resultaat was dat op 6 juli 1972 door de Japanse Liberaal-democratische partij Kakuei Tanaka, die in zijn programma de verbetering van de betrekkingen met de Volksrepubliek China voorop had gesteld, gekozen werd als voorzitter van deze partij en daarmee tot opvolger van Sato als premier. Het falen van minister Fukuda om het leiderschap van de Liberaal-democratische partij te krijgen betekende een definitieve nederlaag voor Sato's politiek van samenwerking met Amerika. De benoeming van Tanaka tot partijleider en premier in plaats van Fukuda, betekende ook dat de Liberaal-democratische partij de tijd gekomen achtte voor belangrijke wijzigingen in de binnenlandse en buitenlandse politiek. Wat de binnenlandse politiek betrof, moest premier Tanaka zich in de eerste plaats bezighouden met de problemen die veroorzaakt waren door Japans enorme ecomonische groei van de laatste twee decennia. De prijs van die groei was een aantasting van het leefmilieu, overbevolking in de industriële centra en alles wat daarmee samenhing. Dat hij deze problemen niet tijdig had onderkend en opgevangen, droeg ook in belangrijke mate bij tot de val van Sato. In de buitenlandse politiek was de taak van de regering-Tanaka tweedelig. In de eerste plaats moest er een nieuwe relatie worden opgebouwd met de Verenigde Staten. De politiek van premier Sato was immers diplomatiek, militair en economisch gebaseeerd geweest op Japans bijzondere relaties met de Verenigde Staten. Nixons verrassingen kwamen daardoor in Tokio bijzonder hard aan. Vooral het feit dat in beide gevallen geen overleg was gepleegd met Sato droeg veel tot diens val bij. Het succes dat premier Sato naar aanleiding van Okinawa had weten te bereiken had daartegen niet kunnen opwegen. Het tweede probleem was de normalisatie van de betrekkingen met de Volksrepubliek China. | |
Ontmoeting Nixon-TanakaNauwelijks twee maanden in functie luidde premier Tanaka een nieuw tijdperk in de politiek van zijn land in. Het feit dat zijn ontmoeting op Hawai met president Nixon op Amerikaans verzoek plaatsvond, enige weken voordat Tanaka op 25 September naar Peking zou reizen, bracht met zich mede dat de Japanse opening naar China en de problemen die daar op korte termijn uit voort zouden vloeien een belangrijke plaats op de agenda innamen. Nixons bezoek aan China opende voor Amerika de mogelijkheid economische en culturele betrekkingen met Peking aan te knopen. De voortzetting en uitbreiding van de oorlog in Vietnam verhinderden echter verdere vooruitgang op het politieke vlak. Premier Tanaka kondigde | |
[pagina 124]
| |
daarentegen aan, dat zijn komende reis ‘in één slag’ de Chinese kwestie zou regelen en tot herstel van de diplomatieke betrekkingen tussen Peking en Tokio zou leiden. De verwachte normalisatie van de betrekkingen tussen Japan en de Chinese Volksrepubliek ontnam aan de Amerikaans-Japanse alliantie veel van haar betekenis en het was noodzakelijk voor Washington de verplichtingen van het in 1960 gesloten veiligheidsverdrag met Tokio, dat op 22 juni 1970 automatisch verlengd werd, opnieuw vast te stellen. De Amerikaanse strategie in Azië had aan Tokio, in het kader van de indamming van China, speciale verantwoordelijkheden in Korea en Taiwan toevertrouwd. Tanaka verklaarde zonder omwegen dat de door zijn voorganger aanvaarde verplichtingen met betrekking tot de verdediging van Taiwan tegen een eventuele aanval van de Chinese communisten op dat eiland vervallen waren. De ontwikkeling van de handelsbetrekkingen met de Noordkoreaanse Volksrepubliek en de recente opening van de inter-Koreaanse besprekingen maakten de politiek van Sato eveneens problematisch. Nixon wilde Tanaka ertoe bewegen de diplomatieke banden met de Kwomintang-regering op Taiwan tenminste enige maanden te handhaven. Tanaka besloot echter de door Peking gestelde condities te aanvaardenGa naar voetnoot17. Daar stond tegenover dat Tanaka tijdens zijn ontmoeting met Nixon bereid was Amerika handelsconcessies te doen. Hij beloofde Japanse aankopen in de Verenigde Staten tot een bedrag van 1,1 miljard dollar om op die manier bij te dragen tot de vermindering van het Amerikaanse tekort van 3,8 miljard dollar op de handelsbalans van beide landen.
De Amerikanen voelen zich nu alom ter wereld onder de druk van grote economische, politieke en strategische problemen, eensdeels het gevolg van het te veel hooi op de vork nemen, anderzijds omdat Japan zo plotseling tot een volwaardige concurrent is opgegroeid. Onder deze omstandigheden waren de nieuwe Japanse leiders gedwongen hun vroeger bestaande vergaande afhankelijkheid van Amerika te verminderen, terwijl zij in de toekomst, in het belang van de stabiliteit en de veiligheid in het Verre Oosten, de militaire positie van Japan zullen moeten versterken. Want het brandpunt van de internationale spanning wordt van Europa naar het Verre Oosten verlegd waar de situatie uiterst flexibel is, omdat niemand weet hoe de relaties tussen Amerika, China, de Sovjet-Unie en Japan zich in de toekomst zullen ontwikkelen. |
|