Geen nobelprijzen in de malariabranche
Johan de Wit
In 1957 werd er een nijlpaard geschoten in de buurt van de oorsprong van de Kongo-rivier. Een nieuwsgierige wetenschapsman keek het bloed na van het ongelukkige dier en ontdekte zo een nieuwe malaria-parasiet. Daardoor werd weer een naam toegevoegd aan de inmiddels al meer dan 150 leden tellende familie van de verwekker van de malariaziekte. Gelukkig houden de meeste malariasoorten zich kieskeurig aan één bepaalde diersoort en zijn er maar vier die de mensheid teisteren.
Dat zijn er dan echter al meer dan genoeg. De geschiedenis van de malariaverwekker begeleidt tamelijk nauwkeurig de geschiedenis van de mens. Om maar met de oude Egyptenaren te beginnen: deze spraken al 15 eeuwen v. Chr. van ‘slechte lucht’ in samenhang met periodieke koortsen, welke naam bewaard is gebleven in de term malaria. De Franse naam ‘paludisme’ houdt het verband beter vast met moerassige plaatsen die de slechte lucht voortbrachten. Eerst de 17e eeuw bracht een goed geneesmiddel, meegebracht uit Amerika, en een oude naam, ‘jezuïetenpoeder’ voor kinine, wijst nog op een nuttig nevenprodukt van missionerende actie. Tenslotte werd nu 90 jaar geleden de verwekker van malaria voor het eerst gezien door Laveran, een oplettende legerarts in Algerije. Hij ontdekte in de rode bloedlichaampjes de bekende kleine ringetjes waaraan de naam Plasmodia is gegeven.
Sindsdien is men aanzienlijk meer over dit merkwaardige voer voor biologen aan de weet gekomen. De malariaverwekker kent namelijk een bewogen levensloop. Zoals rups, pop en vlinder, hoe verschillend ook, toch verschijningsvormen zijn van hetzelfde insect, zo heeft ook de malariaparasiet sterk uiteenlopende fases, waarbij hij bewoner is van twee totaal verschillende gastheren, een muskiet en een vogel of zoogdier.
Laten we beginnen bij de bloedzuigende muskiet. De parasieten ondergaan in een macro- en microvorm een rijpingsproces, waarbij beide vormen versmelten en als bevruchte eicel de darmwand van de muskiet binnendringen. Na enkele dagen tot weken komen er talrijke kleine sporozoieten vrij, waarvan er een aantal verhuizen naar de speekselklieren van de muskiet. Vanaf