| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Frankrijk
Als het in zijn kraam te pas komt grijpt de huidige Franse president, Pompidou, graag terug op de gedachten van zijn voorganger, de Gaulle. Zo vond hij nu de tijd gekomen om te profiteren van het in 1946 door deze ingestelde referendum als hoogste uiting van de volkssouvereiniteit. De aanleiding vond hij in de beslissing over het toetreden van Denemarken, Engeland, Ierland en Noorwegen tot de EEG, daarmee totaal voorbijgaand aan het feit, dat de Engelse prime-minister, Heath, tegen een felle oppositie in, die voortdurend aandringt op het houden van een referendum in Engeland over de toetreding, vasthoudt aan een uitsluitend parlementaire beslissing. Vanzelfsprekend heeft Pompidou het recht zijn land de beslissing over deze nieuwe politiek van een nieuw Europa te laten nemen op zijn eigen manier, maar is er hier geen sprake van misbruik van een referendum? De Franse president weet, dat hij zowel in de Assemblée als bij het referendum een stevige meerderheid voor aansluiting van de vier zal krijgen, maar hij verkiest een referendum - en ook hier volgt hij zijn voorganger na - om zijn prestige in eigen land en daarbuiten te versterken; hij rekent erop, dat vele Fransen, geplaatst voor het alternatief - voor uitbreiding van de EEG of tegen Pompidou -, het eerste zullen laten overwegen. De te verwachten meerderheid wil hij dan vertalen als een goedkeuring van zijn totale beleid, waardoor hij tevens in staat zal zijn sterkere aanspraken te doen gelden op de leiding van het nieuwe Europa.
Of dit zal lukken zal afhangen van de houding van de verschillende Franse politieke partijen. De communisten zullen, zoals te verwachten was, tegen stemmen en de socialisten denken erover het referendum te boycotten; verschillende andere tegenstanders van Pompidou hebben echter al laten weten, dat zij voor de uitbreiding van de EEG zullen stemmen. Het vervelende is, dat er op deze manier geen zuiver beeld van de mening van het Franse volk wordt verkregen over het vergrote Europa; een aantal kiezers zal zich laten leiden door interne Franse problemen en niet door het belang van Europa.
Bij het bezoek van Pompidou aan Londen op 18 maart - het was een maand eerder uitgesteld wegens de staking in de Engelse kolenmijnen, die zowat de hele Engelse economie lam legde - is over bovengenoemde kwestie nauwelijks gesproken daar het een Franse interne zaak is. Heath en Pompidou waren het met elkaar eens, dat politieke en handelsbetrekkingen nauw met elkaar verbonden zijn en dat het daarom noodzakelijk is ook de politieke betrekkingen te coördineren. Heath wilde daarom de Europese commissie grotere zeggenschap
| |
| |
verlenen, hetgeen tevens zou betekenen, dat Brussel de politieke hoofdstad van Europa zou worden. Pompidou bleef vasthouden aan de politieke en militaire zelfstandigheid van de leden; het nieuwe politieke orgaan van de Gemeenschap moet niet in de bestaande instellingen opgaan en zou in Parijs moeten worden gevestigd. Deze kwestie en de vraag of er via directe verkiezingen een Europees parlement zal worden gekozen werden aangehouden tot de geplande topconferentie van de Tien in oktober van dit jaar.
| |
Sovjet-Unie
Kennelijk heeft de reis van president Nixon naar Peking de Sovjet-leiders er toe genoopt hun kijk op de internationale verhoudingen te herzien. Waren zij tot nu toe nog vaag gebleven in hun beoordeling van de nieuwe situatie, nu heeft partijleider Brezjnev een tipje van de sluier opgelicht. Op een congres van de Russische vakbonden hield hij op 20 maart een rede waarin hij diverse aspecten van de Russische buitenlandse politiek uiteenzette. Hij ging er hierbij van uit, dat de tijd van twee supermogendheden voorbij is, en dat er nu drie n.l. Peking-China en zelfs vier t.w. het vergrote Europa van de Tien zijn. Hij bleek weinig gerust te zijn op de resultaten van het overleg tussen Washington en Peking en is waarschijnlijk bang voor een twee-fronten-bedreiging van Rusland door deze twee, die niet veel goeds in de zin kunnen hebben getuige een door Brezjnev geciteerde uitlating van Nixon in Shanghai, dat de Verenigde Staten en Peking de toekomst van de wereld in handen hebben.
Om deze suprematie te doorbreken of te voorkomen hecht hij groot belang aan het in mei plaats hebbende bezoek van Nixon aan Moskou en wil hij graag zijn bijdrage tot succes leveren door zeer duidelijk te pleiten voor een overeenkomst in de S(trategic) A(rms) L(imitation) T(alks), die reeds twee en een half jaar aan de gang zijn en waarvan men nu hoopt, dat tenminste een gedeeltelijke overeenkomst tijdens Nixons bezoek zal worden ondertekend.
Dezelfde angst voor omsingeling deed hem ook de realiteit t.o.v. China onder ogen zien. Hij ging in op een Chinees voorstel om op basis van vreedzame coëxistentie hun problemen te bespreken, m.a.w. Moskou erkent dat de ideologische meningsverschillen met Peking onoverbrugbaar zijn en dat China wel niet meer behoort tot het socialistisch blok en niet meer aan het Russische leiderschap is onderworpen, maar dat het daarom toch wel een respectabele mogendheid is, waarmee net zo goed contacten kunnen worden onderhouden als met b.v. kapitalistische landen, die ook een ander sociaal systeem kennen. Verbetering van de betrekkingen met West-Europa is in dit kader ook van groot belang voor Moskou. Daarom voor het eerst een duidelijke erkenning van het bestaan van de EEG; nu alle vroegere bestrijding heeft gefaald, de Gemeenschap sterker geworden is en zelfs tot tien landen dreigt uit te groeien is het onverstandig haar voortdurend te negeren. Moskou kan blijkbaar niet geloven, dat de economische samenwerking niet gevolgd zal worden door een politieke; eigenlijk heeft Moskou in dezen gelijk, maar de onderlinge onenigheid tussen de tien b.v. over de hoofdstad - of is het eerlijker om te spreken van het
| |
| |
oersterke nationalisme bij diverse leden? - zou er toch wel eens toe kunnen leiden, dat Europa haar kans laat voorbijgaan om een wereldrol te spelen. Onbegrijpelijk voor Brezjnev!
Als de Russische partijleider denkt aan verbetering van de betrekkingen met het Westen, ziet hij de Westduitse verdragen met Moskou en Warschau als een noodzakelijke voorwaarde om tot de vurig gewenste Europese Veiligheidsconferentie te komen. Zijn zorg over de moeilijkheden in de Bondsrepubliek bij de ratificatie van deze verdragen is daarom te verklaren. Of het daarom verstandig is om door bedekte dreigementen een meerderheid in Bonn te forceren is een andere vraag. Wij menen, dat meer dan alle adviezen van bevriende mogendheden en dreigementen van andere de openstelling van de muur in Berlijn voor bezoeken aan de DDR tijdens de Paasdagen de mentaliteit van de Duitsers ten gunste van de ratificatie heeft beïnvloed, zodat ook de CDU het zich mogelijk niet kan veroorloven het te laten aankomen op nieuwe verkiezingen. Want als deze zouden plaats hebben dan is Brandts Ostpolitik de inzet van de verkiezingen en zou de mogelijkheid van bezoek aan bloedverwanten aan de andere kant van de grens het wel eens kunnen winnen van ontevredenheid over de economische politiek van de huidige regering.
| |
Midden-Oosten
Vier jaren lang heeft ambassadeur Jarring als speciaal gevolmachtigde van de Verenigde Naties geprobeerd een regeling tot stand te brengen in het Egyptisch-Israëlische conflict op basis van de resolutie van de Veiligheidsraad van 1967, waarin terugtrekking van Israëlische troepen uit de bezette gebieden en verzekering van de rechten van alle betrokken landen alsmede van de Palestijnen op de voorgrond werd geplaatst. Het is inmiddels ook al weer een jaar geleden, dat Jarrings missie in een impasse raakte en hij voor de zoveelste keer - althans voorlopig - zijn pogingen staakte.
Daarna ondernomen pogingen om een interim-regeling voor de heropening van de internationale scheepvaart in het Suezkanaal tot stand te brengen, waarbij op verzoek van de Egyptische president, Sadat, en met instemming van de Israëlische regering de Verenigde Staten goede diensten verleenden, mislukten omdat de voorwaarden van Egypte n.l. gedeeltelijke terugtrekking van de Israëlische troepen van de oostelijke kanaaloever en bezetting daarvan door Egyptische troepen voor Tel Aviv onaanvaardbaar waren. Ook verdere pogingen van de Verenigde Staten om alsnog een interim-regeling te bewerken als inleiding tot een definitieve vrede leden schipbreuk door een weigering van beide zijden om er op in te gaan, waarbij Egypte zich echter wel indirect bereid verklaarde de missie Jarring weer te laten optreden.
Nadat ook een poging van vier Afrikaanse staatshoofden om te bemiddelen geen succes had gehad, kwam de kwestie ter sprake in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, maar ook hier kwam men niet verder dan een aansporing om het begin 1971 afgebroken overleg via Jarring weer te hervatten.
| |
| |
Inmiddels had Sadat in alle toonaarden beweerd, dat 1971 het jaar van de beslissing zou zijn, liefst langs vredelievende weg, maar als het moest door geweld. Voor het laatste had hij echter de steun van de Sovjet-Unie nodig en daarvoor bezocht hij Moskou tot tweemaal toe n.l. in oktober '71 en februari '72. De Russische leiders kunnen zich niet veroorloven Caïro in de steek te laten al was het alleen maar uit angst, dat Peking de kans zou krijgen meer invloed in het Midden-Oosten te verwerven; zij beloofden daarom wel steun bij de versterking van Egypte's militaire macht maar terwijl Sadat verklaarde, dat alleen geweld een oplossing kon brengen in het conflict, vond de Russische president dat de kwestie eerder langs politieke dan langs militaire weg moest worden geregeld.
Het uitblijven van militaire acties tegen Israël was niet naar de zin van het Egyptische leger en de studenten. Sadat verdedigde zich tegen deze aanvallen met het verwijt, dat de Sovjets in gebreke waren gebleven de benodigde aanvullingen van wapens te leveren en door te wijzen op de voor Egypte ongelukkige omstandigheid, dat het in Zuid-Oost-Azië ontstane conflict rond Bangla Desj de aandacht van de wereld zó opeiste, dat Egypte alle sympathie zou hebben verspeeld als het eind '71 een oorlog was begonnen. Hij beloofde nogmaals naar de Sovjet-Unie te gaan en deed dit ook in februari j.l., maar kreeg daar weer alleen maar de beloften, die hij al zo vaak had gehoord. Met hetgeen hij tenslotte toch kreeg, bewerkte hij, dat ook de Verenigde Staten uiteindelijk besloten hun militaire leveranties aan Israël weer te hervatten.
In een redevoering voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties beweerde de Egyptische minister van buitenlandse zaken, dat Israël probeerde door afzonderlijke tractaten te sluiten met Arabische landen de Arabische eenheid te verbreken. Daarnaast waren er verschillende geruchten, dat er geheime besprekingen tussen Jordanië en Israël plaats hadden. Het is aannemelijk, dat beide waarheid bevatten. Koning Hoessein van Jordanië lanceerde n.l. in maart een opmerkelijk plan om de impasse in het Midden-Oosten te doorbreken. Hij stelde de vorming voor van een autonome Palestijnse provincie op de West-oever van de Jordaan - nu in Israëlische handen -, waarbij zich andere bevrijde Palestijnse gebieden - Gaza! - zouden kunnen aansluiten; met het huidige Jordanië zou deze het Verenigd Arabisch Koninkrijk vormen; elk van de twee delen zou een eigen gekozen Wetgevend Lichaam hebben met ieder een gouverneur-generaal; als Palestijnse hoofdstad werd Jeruzalem genoemd. Boven de autonome regeringen zou er een nationale regering zetelen in Amman, die belast zou zijn met de behartiging van de buitenlandse politiek, de defensie en economische zaken.
Natuurlijk verwierp Israël dit plan; het is n.l. erg moeilijk voor Tel Aviv om Jeruzalem op te geven. Maar achter de enigszins brute Israëlische reactie kan een hoeveelheid tact verscholen zitten. Het is onwaarschijnlijk, dat Hoessein een dergelijk verregaand plan opwerpt zonder vooroverleg met Israël; bovendien lijkt het plan in vele opzichten op een door de Israëliër Allon geformuleerd voorstel in 1967 en genoemde Allon is een ernstig kandidaat voor de
| |
| |
opvolging van mevrouw Meir. Een al te gretige reactie van Tel Aviv zou Hoessein nog meer dan nu reeds het geval is verdacht hebben gemaakt in Arabische kringen.
Ook de Verenigde Staten juichten het plan niet al te openlijk toe om de positie van Hoessein niet nog meer in gevaar te brengen.
Terwijl in de Arabische wereld woeste kreten tegen Hoessein weerklonken, stelden de regeringen zich aanvankelijk wat terughoudend op, maar tenslotte verbraken Irak, Syrië en ook Egypte de diplomatieke betrekkingen met Amman in een poging om Jordanië volledig te isoleren.
De Sovjetpers zag er een kapitalistisch complot in om de Arabische eenheid te ondergraven, maar officieel laat Moskou zich hierover niet uit, daar het voor alles prijs stelt op een vreedzame regeling en zich hier mogelijk een kans voordoet. Daar Moskou steeds grotere interesse krijgt in de Middenoostelijke olie, Syrië en Irak graag Russische hulp zien bij de ontwikkeling van hun oliegebieden en er pas een vriendschapsverdrag tussen Rusland en Irak is gesloten, krijgt Moskou mogelijk de kans beide regeringen tot matiging over te halen. Dit zou verdere vermindering van Verenigde Staten-invloed betekenen, maar waarschijnlijk zou de vrede er mee gediend zijn.
10-4-'72
J. Oomes
| |
België
Relance zonder politiek
1. In de maand maart werd de politieke show gestolen door de ministers Simonet en De Saeger, die met een plan voor de dag kwamen om de Belgische economie opnieuw te lanceren, het zgn. ‘relanceplan’. Het werd bekend gemaakt op 15 februari in het Nationaal Comité voor Economische Expansie, dat fameuze orgaan waar regering en sociale partners rechtstreeks met elkaar onderhandelen. Werknemers-, werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties mochten er eens rustig over nadenken. Vijf weken later, op 23 maart, stelde Simonet in het Nationaal Comité zijn plan nogmaals voor, ditmaal voorzien van een antwoord op de opmerkingen van de sociale partners. En ondertussen was het ook besproken door vier ministeriële werkgroepen.
2. Het plan omvat een gamma klassieke maatregelen, uitgedacht door economisten die het economisch proces klinisch doorgronden zonder dat er waardeoordelen aan te pas komen. Politiek als management. Aangezien de Belgische economie sterk van de export afhankelijk is, zal deze natuurlijk bevorderd worden, vooral de sectoren van de zeldzame metalen, de elektrische uitrusting, de huishoudapparaten, de textielmachines, de synthetische vezels en stoffen, de fotografische produkten. Vooral deze ondernemingen zullen dus op een bijzondere welwillendheid kunnen rekenen als zij expansiekredieten aanvragen. Bovendien zullen er faciliteiten geboden worden voor de vestiging van verkoop- | |
| |
kantoren in het buitenland, b.v. door de ondernemingen toe te laten de kosten in één jaar fiscaal af te schrijven.
Nogal opvallend is, dat de Nationale Investeringsmaatschappij (die in feite staatsaandelen neemt in ondernemingen, terwijl de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid leningen geeft) er een jaarlijkse dotatie van 250 miljoen bij krijgt. De NIM wordt in haar bestaansreden fel betwist; vooral ondernemingen op de rand van de afgrond doen er een beroep op. De maatregel kan verklaard worden door de voorliefde van sommige socialisten (Simonet is er niet bij) voor een financieringsvorm die, zij het zeer lichtjes, naar nationalisering ruikt. Een andere verklaring luidt dat de ondernemers zo weinig trek hebben om te investeren - men spreekt van een overinvesteren op wereldvlak - dat zelfs op de goedkope leningen van de NMKN weinig aanspraak wordt gemaakt.
Verder zal de BTW op de investeringen worden verlaagd van 10 tot 7,5%. Investeringen voor projecten tegen milieuverontreiniging krijgen speciale tegemoetkomingen. Openbare werken en sociale huisvesting zullen als conjunctuurstimulatoren worden gehanteerd. Bovendien wil de regering dat alle beschikbare middelen van de financiële instellingen en holdings worden gemobiliseerd. Hoe dat zal gebeuren, is niet zo duidelijk. Wel staat al vast dat de kleine spaarder minder opbrengst krijgt van zijn geld, terwijl het beleggen op korte termijn wordt gestimuleerd door het belastingvrij plafond op de spaardeposito's te verhogen.
De regering wil de prijzenpolitiek voortzetten, maar o.m. ‘rekening houdend met de rendabiliteitsproblemen van de bedrijven’, hetgeen klaarblijkelijk betekent dat de gewraakte besluiten van Minister Cools van 24.12.71 versoepeld zullen worden. Het privé-verbruik wordt gestimuleerd door de verkoop op afbetaling te vergemakkelijken.
3. De eerste vraag is, of dit plan werkelijk nodig was. In januari stelden we hier de vraag: ‘Komt er een economische crisis?’ Onze conclusie was toen dat er wel sprake was van een minder snelle economische groei, maar dat er geen aanwijzingen waren voor een werkelijke crisis. De minder gunstige conjunctuur werd o.i. door de regering als een motief gebruikt voor een parlementsontbinding, waarvoor de werkelijke redenen meer van partij-politieke aard waren. Er zijn op het ogenblik geen aanwijzingen om die thesis te wijzigen. De regering voorziet inderdaad een economische groei van 3%; mét de ‘relance’-maatregelen moet dat 3,8% worden. Zonder die maatregelen zou de tewerkstelling dalen met 9.000 eenheden t.o.v. 1971, terwijl er met de maatregelen 4.000 arbeidsplaatsen meer worden beoogd. De voorlopige index van de industriële produktie (Agefi) voor januari geeft een stijging te zien van 4,5% t.o.v. december, d.i. 2,5% meer dan in januari 1971. De bestellingen zouden echter gedaald zijn, maar, zegt Simonet, ‘deze vooruitzichten zijn iets minder ongunstig dan voorheen’. In februari bedroeg het aantal volledig werklozen met normale arbeidsgeschiktheid 42.675, d.i. 14.638 meer dan in februari 1971. Maar catastrofaal zijn die cijfers niet volgens economisten-normen. De werkloosheid
| |
| |
treedt echter vooral op in de bouwsector (15.696 volledig werklozen in februari) en de bouw wordt door velen beschouwd als de barometer van het economisch leven.
Het lijkt er dan ook meer op, dat het relanceplan er gekomen is om eng politieke redenen: als er een nieuwe regering moet komen ‘om het hoofd te bieden aan de moeilijke economische situatie’, dan móet die inderdaad ook uitpakken met een grootscheeps plan. Kwaad kan het niet, en al degenen voor wie economische groei vanzelf synoniem is van vooruitgang, kunnen er moeilijk iets tegen hebben. Bovendien past zo'n plan uitstekend in de strategie van de uitvoerende macht, die wil doen geloven dat zij het is die het economische leven regelt en beheerst. Dit komt erop neer dat de staat in dienst wordt gesteld van de privé-economie. De socialist Simonet is de ideale man om dit te verwezenlijken.
4. Was Simonet zowat de vedette als het brain en de verdediger van het plan, voor de uitvoering wist Minister De Saeger zich voor het voetlicht te plaatsen. Er worden 10 miljard extra uitgetrokken voor openbare werken, waarvan 3,5 miljard voor huisvesting. Bovendien wil de minister dat supplementair de 5,9 miljard zouden worden vrijgegeven die in 1971 werden geblokkeerd omdat het vastleggingsplafond bereikt was. Er zullen 3.000 sociale woningen meer worden gebouwd. De bouwpremie wordt met 4.000 F verhoogd, zodat deze thans 100.000 F. bedraagt, plus 20% per kind ten laste.
De Saeger beloofde ook de grondspeculatie aan te pakken, die de beste bouwpolitiek onuitvoerbaar dreigt te maken. Dat bouwgrond in België meer dient om te speculeren dan om op te bouwen, wordt bewezen door het feit dat 84% van de sedert 1962 toegestane verkavelingen onbebouwd bleven. Er wordt overwogen de eigenaar te verplichten de verkoopprijzen te publiceren en een jaarlijkse belasting te heffen op die prijzen. Met de opbrengst van die belasting zou een Fonds voor Grondbeleid worden gevormd waarmee de overheid gronden zou kunnen aankopen. De aangegeven prijzen zouden stabiel blijven. Alleen de indexering zou erop toegepast mogen worden. Vrij verrassend is de idee van het opstalrecht. De eigenaar-Belg bouwt natuurlijk op zijn eigen grond. Eerst moet hij deze afbetalen, dan gaat hij sparen voor het nodige beginkapitaal voor het bouwen van zijn huis. De Saeger zou de formule willen omkeren: eerst bouwen, dan de grond betalen. Dit zou gebeuren op gronden die eigendom zijn van de overheid en door de bouwheer op ieder ogenblik gekocht kunnen worden tegen de vóór het bouwen vastgestelde prijs, gekoppeld aan de indexverhogingen.
5. Het relance-plan kreeg de instemming van de sociale partners, doch zij lijken het meer te ondergaan dan het geestdriftig te steunen. En van sommige kanten rijst er flink wat kritiek.
De sociale partners deden nuchter opmerken dat er dank zij het plan in de bouwsector slechts 1.000 arbeiders meer tewerkgesteld zouden worden, althans volgens de cijfers van het economisch budget. Minister Major bleek van die cijfers niet op de hoogte; hij zou het eens nakijken. Men kan trouwens heel de
| |
| |
opvatting in twijfel trekken dat een economische relance aangepakt moet worden langs de bouwsector. ‘Als de bouw goed gaat, gaat alles goed’ kan even goed omgekeerd worden: ‘Als alles goed gaat, gaat de bouw ook goed’. Als alles minder goed gaat, denken gezinnen met een bescheiden inkomen niet aan bouwen. Een verhoging van de bouwpremie zal daar niet veel aan verhelpen. Bovendien dreigen dit soort maatregelen de mentaliteit te bevorderen, dat iedereen eigenaar moet worden van zijn huis, liefst met zijn eigen tuintje. In een landje van 10 miljoen inwoners kan dat toch niet blijven doorgaan. Er zijn andere woon- en leefvormen denkbaar. Het blijft typisch voor België dat er geen eigenlijk huisvestingsbeleid wordt gevoerd en dat de woningpolitiek dominerend conjunctuurregelend wordt gebruikt. Het wetsontwerp dat het Plan 1971-1975 goedkeurt, spreekt daarover zijn bezorgdheid uit en wil aan deze toestand een einde stellen. Maar bij de eerste gelegenheid vervalt men opnieuw in de oude aanpak.
Hetzelfde geldt voor de politiek van openbare werken. Is het zo vanzelfsprekend dat het autostradenet nog moet worden uitgebreid? En moet dit resulteren in het achteraf financieren met staatsgelden van de projecten die de luchtvervuiling weer ongedaan moeten maken? Moeten we de stad vol blijven stoppen met personenwagens? Moeten we niet eerder het publiek vervoer stimuleren en van de stad weer een woon- en leefmilieu maken? Kunnen de gelden voor openbare werken niet gebruikt worden voor het bouwen van een collectieve sociale infrastructuur, waar België toch een opvallend tekort aan heeft: kindercrèches, ziekenhuizen, tehuizen voor ouden van dagen, zwembaden, enz.... Daar zijn geen plannen voor, die zijn niet opgenomen in de begrotingen van de gemeenten en commissies die ze zouden moeten uitvoeren. Als conjunctuurpolitiek helpt dit dus niet. Maar het feit dat er geen planning is voor sociale infrastructuur, is een politieke kwestie. Christelijke organisaties b.v. houden niet erg van het collectieve, al was het maar omdat de betreffende ministeries gewoonlijk in handen zijn van socialisten.
Deze relancepolitiek zal alleszins een winstpunt zijn voor De Saeger. Voor hij minister van openbare werken werd, had België de faam over het slechtste wegennet van Europa te beschikken. De Saeger werd een groot autostradebouwer. Nu ziet hij een nieuw werkterrein: groene zones, grondbeleid, woningbouw. Het ministerie van huisvesting werd omgevormd tot een staatssecretariaat onder zijn beleid. Wordt hij een tweede keer de redder des vaderlands?
6. De grondigste kritiek op het hele relanceplan is, dat het de bestaande economie onvoorwaardelijk steunt. Economische groei zonder meer blijft de afgod, terwijl toch het inzicht groeit dat een versobering noodzakelijk is. Wanneer de staat de middelen van de gemeenschap rechtstreeks in het economische leven gaat inspuiten, mag die gemeenschap ook verwachten dat er voorwaarden aan verbonden zijn, dat de overheid de economie kan oriënteren naar de reële, in de eerste plaats de sociale en collectieve behoeften. Tevens groeit de vraag naar de democratisering van de economie en het bedrijfsleven. Niets daarvan is in het plan te bespeuren. En dat is weer te begrijpen: als de overheid socialiseren- | |
| |
de eisen aan haar hulp verbindt, zullen de ondernemers er minder gebruik van maken, en dan mislukt de relance. Zo kan men zeggen dat het relanceplan de fouten van het economisch systeem des te scherper in het licht stelt en in de hand werkt. Het kan een poging zijn de economische groei te stimuleren, maar een vernieuwde politiek zit er niet in. Een periode van ‘afkoeling’ van de economie lijkt niet erg geschikt om te vernieuwen. Dit zou moeten gebeuren in perioden van hoogconjunctuur, of... tijdens een economische crisis.
Tenslotte is het interessant de kritiek weer te geven van sommige economisten volgens wie het relanceren van de economie langs de producent om niet mogelijk is. Dit komt neer op geschenken aan het privé kapitaal, rechtstreeks of onrechtstreeks. Als alternatief stellen zij dat het relanceren van de economie moet gebeuren langs de transferten: langs de lonen van de ambtenaren en de sociale uitkeringen. Bepaalde sociale uitkeringen zoals de pensioenen kunnen in het huidige stadium moeilijk als conjunctuurregelaar worden gebruikt. Maar de staat stelt 500.000 ambtenaren te werk op een totaal van 3,7 miljoen werknemers. Door een gedeelte van de loonsverhogingen in periodes van hoogconjunctuur op te sparen en vrij te geven bij afkoeling van de conjunctuur zou automatisch een zeer gedifferentieerde stimulans ontstaan. Ook in het ACV, vooral in de Centrale van Hout en Bouw, voelt men wel iets voor de formule van ‘investeringsloon’, maar bij de andere sociale partners is de gedachte nog niet rijp.
Het hele plan van Simonet moeten we misschien minder zien als een poging tot relanceren van de economie, dan wel als een gebruik maken van de gelegenheid om de economische structuur verder uit te bouwen met de overheid erin vervlochten als verkeersregelaar. Het komt er dan nog alleen op aan dit apparaat technisch goed te beheersen, liefst zonder zuiver maatschappelijke ideeën.
10-4-'72
Ward Bosmans en Rita Jolie - Mulier
|
|