In het Aquariumhuis kan eenvoudig niets nutteloos genoemd worden ‘Dat is het beangstigende van deze tijd: dat niemand meer bereid is, terwille van een ander iets na te laten, of ergens van af te zien. We zijn het Pisces (Vissen) tijdvak en gaan dat van Aquarius binnen. Een wezenskenmerk van Aquarius is: het naar zich toerekenen. Daarom is dit nieuwe tijdperk mij ook zo vreemd. Ik kan het leven namelijk niet zien als zinhebbend in zichzelf...’.
Dan zou alles zijn plaats hebben gevonden, alles zou al zijn zoals het wezen moet, niets nutteloos zou aanwijsbaar wezen. Alles zou letterlijk al terecht gekomen zijn. De schrijver durft te weten dat het nog niet zo is, daarom moet iedere letterlijke interpretatie worden uitgesloten. De geloofsinhouden zijn immers tegen elke vertolking bestand, behalve tegen de letterlijke. Deze nutteloosheid maakt in schrijvers geschrift Kunst mogelijk. De Kunst, die geeft houvast, door hare volstrekte nutteloosheid. Zo brengt zij zijn boek op weg naar het einde. Als die jonge matroos lang genoeg onder handen genomen is, is de mensheid Verlost, en het boek af, of althans een hoofdstuk ervan.
Men kan geen leesbare tekst maken, als men de goddelijkheid van de liefde en het sacramentele van de seksualiteit loochent. Taal der Liefde is een leesbare tekst!
De Goddelijkheid der Liefde spelt een Voltooiing, kondigt zo'n Verlossing aan, dat met dit uitzicht alle uitingen van Liefde te kort schieten; over Liefde kan per definitie niet geschreven worden in termen van nuttigheid en functie. ‘Alweer was het de Dood, met wie ik in de stad wandelde, al behoefde men het niet altijd zo ernstig op te vatten, en was er eigenlijk niets anders aan de hand dan dat Tijger uit het Aquariumhuis een buitenlandse jongen had medegenomen en deze bezeten had, en dat ik nu in de stad voor die jongeman een paar plaatboekwerken over Amsterdam had gekocht’. Deze buitenlandse jongeman is Verlost uit het Aquariumhuis, losgemaakt uit het nut van het algemeen. Aan het einde van deze passage staat een treurwilg, wuivende. ‘Het scheen ongehoord moeilijk ergens een zin in te ontdekken’. Het zinloze, het nutteloze schuiven ineen, de vraag naar zin van dit alles moet verstillen, de vraag naar wat er achter ligt, om het zo te kunnen beschrijven, omschrijven, om het zo zijn plaats te kunnen geven is overbodig, op zijn minst voorbarig. Deze vraag weet nog niet van het hijgende, het jachtende ‘wanneer’, als het einde komt (‘Volgende week’). Wie het leest, lette er op...
Taal der Liefde is een ego-document. De schrijver wil zo schrijven dat Hijzelf en anderen in ontroering raken, er weg van zijn. Hij siddert zo dat Hij bij herlezing zichzelf erin kan herkennen. Zo kan Hij voorlezer zijn voor