| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Nixon naar Mao
De met grote belangstelling tegemoet geziene reis van president Nixon naar communistisch China is voorbij. De Amerikaanse president had er zich zo goed mogelijk op voorbereid; zelfs haalde hij de Franse China-kenner, ex-minister Malraux, naar Washington om van diens ervaring te kunnen profiteren; evenals vele anderen waarschuwde Malraux voor al te hoge verwachtingen; volgens hem was Mao speciaal bedacht op verbetering van de levensstandaard in zijn land en hij gaf de raad aan de Verenigde Staten Peking daarbij te hulp te komen om zo langzaam een betere politieke verstandhouding voor te bereiden. De besprekingen - enkele malen met Mao en dagelijks met Tsjoe En-lai - bleven strikt geheim. Even schijnen er moeilijkheden te zijn geweest bij de vertaling van het slotcommuniqué maar voor het overige schijnt alles perfect te zijn verlopen. Het communiqué geeft enkele belangrijke punten. Alleen al het feit dat beide mogendheden zich neerleggen bij de realiteit en niet alleen op dit ogenblik, maar ook in de toekomst incidenteel direct contact met elkaar zullen opnemen is een grote vooruitgang op de lange weg naar normale betrekkingen, die de kans op vrede doet groeien. Verdere uitbreiding van de wederzijdse handelsbetrekkingen wijzen in dezelfde richting. Ontspanning wordt ook vergroot door de verklaring, dat geen van beide partijen zal streven naar de hegemonie in Azië, maar de toevoeging dat beiden zich zullen verzetten tegen elk land dat dit wel zou proberen, is een duidelijke waarschuwing aan Moskou en het zal Nixon straks bij zijn reis naar Rusland wel moeite kosten om Brezjnev duidelijk te maken, dat hij geen anti-Moskou politiek met China wil bedrijven.
Natuurlijk is er gesproken over Formosa; Peking blijft dit als een deel van China beschouwen en Nixon heeft in zekere zin erkend dat het een intern Chinese aangelegenheid is; hij verklaart nu, dat het zijn bedoeling is de Amerikaanse troepen terug te trekken en de bases te ontmantelen, hetgeen mogelijk is daar Peking geen aanstalten maakt om Formosa te veroveren; wel verbindt Nixon aan deze belofte de voorwaarde van verdere vermindering van de spanning in Zuid-Oost-Azië. In dit verband is een recente uitlating van Malraux mogelijk verhelderend, n.l. dat Nixon hiermee helemaal geen concessies aan Peking heeft gedaan, daar er al vijf jaren een overeenkomst bestaat, dat na de dood van Tsjiang Kai Tsjek het eiland aan Peking zou komen. De op het communiqué volgende reactie van Taiwan was begrijpelijk zuur; men vertrouwt de verzekering van Nixon dat er geen geheime afspraken zijn gemaakt, in het geheel niet en vreest in de steek te worden gelaten.
| |
| |
Peking blijft inzake Vietnam staan op de eis van gehele en spoedige terugtrekking van de Amerikaanse troepen en het heeft nog eens zijn steun aan Hanoi en de Vietcong bevestigd; het kan zich niet veroorloven anders te handelen, daar Moskou onmiddellijk hiervan zou profiteren. Het kan ook niet met de Verenigde Staten tot afspraken komen over Vietnam, omdat het geen kans ziet Hanoi te dwingen deze na te komen. Daarom moet de uitspraak dat geen van beide partijen namens een derde kan onderhandelen, gezien worden als eens te meer een geruststelling aan Hanoi, dat grote broer in Peking geen imperialistische bedoelingen heeft.
Het is te vroeg om een oordeel over de reis van Nixon uit te spreken. De resultaten kunnen nog heel lang op zich laten wachten; er is nog slechts een begin gemaakt met het leggen van contacten. Hierbij echter een vraag: met wie is er contact gelegd? Mao is 78 en Tsjoe En-lai 73 jaar oud. Wie is hun opvolger? Hoe zal een volgende regering staan tegenover de verbeterde verstandhouding? Komen deze nu nog onbekende figuren terug op de politiek van toenadering tot de Verenigde Staten?
Een andere vraag is die naar de houding van Rusland. In het begin wist Moskou niet goed raad met Nixons reis. Gelukkig was men er niet mee, zoals bleek uit Poolse perscommentaren; na aanvankelijk summiere mededelingen in de Russische pers volgde er een uitvoerige vermelding van kritische buitenlandse commentaren en tenslotte verscheen er een scherpe kritiek in een Russisch dagblad, waarin gesproken werd over een samenzwering van de Verenigde Staten en China tegen de Sovjet-Unie. Er wordt verwacht dat Moskou alles zal doen om zijn positie te versterken. En dat niet alleen door grotere steun aan Noord-Vietnam maar ook door te proberen zijn Europese satellieten meer onder controle te plaatsen. Er is al sprake van een sterkere Russische druk op Roemenië en Joego-Slavië om de Moskouse gelederen geheel te sluiten en zo de positie van Peking te verzwakken.
| |
Europese Gemeenschap
Gedurende de tweede helft van 1971 is er voortdurend onderhandeld tussen de Zes en de vier kandidaatleden Engeland, Denemarken, Ierland en Noorwegen, over problemen als visserijrechten, suiker, landbouw- en monetaire aangelegenheden. Vooral de regeling van de visserij bracht ernstige moeilijkheden. Hierover was door de Zes al in oktober 1970 een besluit genomen, waarin vrije toegang tot ieders territoriale wateren werd gewaarborgd met in bijzondere gevallen een beperking tot drie zeemijlen gedurende vijf jaren. Noch Engeland noch Noorwegen gingen hiermee akkoord. Bij besprekingen bleek alleen Frankrijk aan de oorspronkelijke regeling te willen vasthouden; nadat na drie maanden een gezamenlijk standpunt van de Zes was vastgelegd, bleek dit nog steeds onaanvaardbaar te zijn voor de Vier, die stelden dat na een overgangsperiode opnieuw de visserijkwestie moest worden besproken door alle tien leden. Na concessies van de Zes kwam men zover, dat drie kandidaatleden akkoord gin- | |
| |
gen en alleen Noorwegen nog bezwaren had, maar ook hiervoor werd een oplossing gevonden.
Intussen had men ook enkele andere problemen uit de weg geruimd; zo wensten Nederland en West-Duitsland door een andere definitie van Britse nationaliteit te voorkomen dat een groot aantal Britten uit de Gemenebestlanden de kans zouden krijgen zich blijvend in Europa te vestigen en moest er een bevredigende regeling worden gevonden voor de Ierse suikerproduktie.
Toen dit alles achter de rug was, konden op 22 januari 1972 in Brussel de officiële stukken worden ondertekend, waardoor het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland en Noorwegen lid werden van de Europese Gemeenschap. Absoluut zeker is de toetreding echter nog niet. In de nieuw toegetreden landen zullen de verdragen nog moeten worden geratificeerd. In Engeland heeft het Parlement dit principe-besluit reeds met een onverwacht grote meerderheid in oktober van het vorig jaar genomen, maar de diverse uitvoerings- en aanpassingswetten leverden soms gevaarlijk kleine meerderheden voor Heath op. In Denemarken en Ierland zal een referendum worden gehouden, maar op de uitslag is men wel gerust. Iets anders ligt de zaak in Noorwegen; de minister voor visserijzaken trad af, toen zijn regering de moeizaam tot standgekomen overeenkomst accepteerde. Ook hier komt een referendum, gevolgd door een stemming in het parlement; daar er hier een gekwalificeerde meerderheid van 75% vereist is, kunnen 38 leden de toetreding verhinderen en bij een eerdere stemming in juni jl. bleken er al 37 tegenstanders te zijn. Het is dus nog even afwachten of de vergrote gemeenschap ook realiteit zal worden.
| |
Bondsrepubliek Duitsland
Afwachten is ook de boodschap inzake de ratificatie van de verdragen die Brandt sloot met Moskou en Warschau. De CDU/CSU heeft voortdurend heftige kritiek laten horen; mogelijk heeft Brandt gehoopt, dat deze wel zou uitgewoed zijn tegen de tijd dat de viermogendheden-overeenkomst over Berlijn was tot stand gekomen, daar hij eerst daarna over de ratificatie hoefde te spreken. In dat geval is hij bedrogen uitgekomen; de oppositie is feller geworden nu de tijd voor behandeling in Bondsdag en Bondsraad is gekomen. CSU-er Strauss kwam zelfs met een eigen ontwerpverdrag met Moskou, waarin de nadruk werd gelegd op het voortgezette streven naar hereniging van beide Duitslanden en op het feit dat een definitieve regeling van de grenzen is voorbehouden aan een vredesverdrag met een herenigd Duitsland. In de Bondsraad, vertegenwoordiging van de deelstaten, werd bij een bespreking van de verdragen in eerste instantie met 21 tegen 20 een motie aangenomen waarin de verdragen werden afgekeurd. Deze uitspraak kan door een eenvoudige meerderheid in de Bondsdag, de volksvertegenwoordiging, ongedaan worden gemaakt. De moeilijkheid is dat de meerderheid van Brandt in dit college geslonken is tot 4 stemmen en dat als de Bondsraad ook in tweede lezing bij zijn afwijzing blijft - hetgeen te verwachten is - er in de Bondsdag een tweederde meerderheid vereist is om de
| |
| |
verdragen er toch door te krijgen en dit laatste is praktisch onmogelijk. Er wordt derhalve al druk gespeculeerd op nieuwe verkiezingen. Zoals te doen gebruikelijk zeggen alle partijen hier niet bang voor te zijn. Maar waarover spreekt de kiezer zich uit? Als hij zijn stem laat bepalen door zijn oordeel over de verdragen die Brandt gesloten heeft, zou de bondskanselier waarschijnlijk een ruime meerderheid krijgen. Maar hij kiest voor een periode van vier jaren een Bondsdag die over alle mogelijke kwesties te beslissen heeft en het is dan nog maar de vraag of de twijfelende kiezers zich zo volledig laten leiden door de buitenlandse politieke opvattingen van Brandt. De binnenlandse en de economische politiek zouden wel eens zwaarder kunnen meetellen en daarover is hun oordeel niet onverdeeld gunstig.
| |
Nederland
Stakingen
Ondanks het door de rechter aan het NW opgelegde verbod om steun aan stakingen te verlenen braken er op verschillende werven toch - nu wilde - stakingen uit n.a.v. de collectieve arbeidsovereenkomst voor het groot metaal, waarmee vijf werknemersorganisaties wel, maar de grootste, de industriebond van het NVV, niet instemde. Voorzover er van leiding sprake was, gebeurde dit door niet erkende vakbonden als Arbeidersmacht; er heerste een zekere terreur om werkwilligen het werken te beletten en spoedig lagen tal van grote bedrijven stil.
Op initiatief van de voorzitter van het NVV, H. ter Heide, kwam er een commissie van bemiddeling, bestaande uit drie personen, die echter geen succes had omdat weer de industriebond van het NVV niet akkoord wenste te gaan met het na enige dagen geformuleerde voorstel van de drie. De situatie werd harder, waarbij echter moet worden opgemerkt, dat het moeilijk was om er achter te komen hoeveel echte stakers er waren en hoeveel werkwilligen die door de omstandigheden gedwongen niet konden werken.
Vervolgens werd er op voorstel van de werkgevers gedacht aan een arbitragecommissie, die een alle partijen bindende uitspraak zou doen. Tenslotte werd de commissie gewijzigd in één persoon, n.l. mr. Erdbrink, ex-rijksbemiddelaar en nu ombudsman voor het levensverzekeringsbedrijf. Deze bleek met voldoende wijsheid te zijn begiftigd om een Salomonsoordeel uit te spreken over de besteding van 0,7%, waarmee de lonen werden verbeterd; hij besliste, dat dit zou gebeuren door een verhoging van de vakantie-toeslag, welke toeslag minimaal f 1080,- zou bedragen. Inderdaad verklaarden alle partijen zich tevreden, maar alle moeilijkheden zijn nog niet van de baan. Er blijven nog vragen over; zoals wie betaalt de stakers en wie betaalt de werkwilligen?
| |
De drie van Breda
Een geheel andere kwestie beroerde ons land in de afgelopen maand. Een trieste zaak, die al jarenlang aan velen veel leed berokkende. Nog steeds zitten in
| |
| |
Breda drie oorlogsmisdadigers, indertijd ter dood veroordeeld, maar hun straf werd gewijzigd in levenslang. De laatste jaren werden er door hen gratieverzoeken gedaan, die steeds werden afgewezen, maar elke keer was het een zaak die de openbare mening sterk enerveerde. De huidige minister van justitie, Van Agt, kreeg de regering mee voor het standpunt dat een gevangenisstraf van 27 jaren niet paste in de Nederlandse rechtsopvatting en het kabinet dacht over collectieve gratiëring. Alhoewel zij formeel bevoegd was deze te verlenen, wenste zij toch eerst de mening van de Tweede Kamer te horen in de vorm van een advies. Een tamelijk grote meerderheid sprak zich bij die gelegenheid uit tegen gratieverlening en het was logisch dat de regering zich aan die uitspraak conformeerde.
Er zit echter een andere kant aan deze zaak en dat is de felle onrust die er rondom ontstond. Persoonlijk delen wij de mening van de minister, maar evenals hij hebben wij respect voor de opvatting van anderen die op talrijke begrijpelijke en respectabele gronden een andere mening zijn toegedaan. Wat ons in deze trieste aangelegenheid echter vooral getroffen heeft, is dat het in Nederland blijkbaar nodig is dat iemand die eerlijk voor zijn overtuiging in dezen uitkomt, een voortdurend politie-escorte nodig heeft en dat zijn gezin wordt bedreigd, zoals bij minister Van Agt gebeurde. Eigenlijk dachten wij, dat vrije meningsuiting in Nederland al eeuwen een erkend recht was en dat dit recht een van de kernpunten van het verzet tegen het nazisme vormde. Wij blijven menen, dat wij ons niet hebben vergist.
10-3-'72
J. Oomes
| |
België
Komt er leven in de brouwerij?
Na een periode van ontmoediging schieten een aantal acties weer uit de grond op. Volksvergaderingen, onderzoekscommissies, dossiers, infobeurzen, moties en persconferenties, optochten en syndicale strijd, de verkiezing van Martens als voorzitter van de CVP: levenstekenen die zich zowel buiten als ook binnen de structuren laten situeren en die van invloed kunnen zijn op onze politiek.
1. Er is de zaak van Vrij en Vrolijk geweest, die reeds in juni 1971 in de schandalenrubriek kwam door publikaties in Special en Humo: 800 kinderen worden, volgens diverse aanklachten, in deze instelling verwaarloosd, geestelijk onderdrukt en financieel uitgebuit door directie, leerkrachten en opvoeders, wie de hele zaak over het hoofd is gegroeid. Een dossier hierover verscheen in januari in Exodus; de meeste weekbladen wijdden er artikelen en interviews aan; studenten kwamen ervoor op straat in Leuven. In de Kamer moest Minister Vranckx toegeven dat de ‘Openluchtopvoeding’ er niet in slaagt de problematiek van een zo grote groep gestoorde minderjarigen te ondervangen. Eind
| |
| |
februari gaf een onderzoekscommissie, opgevat als een soort volksrechtbank, zichzelf de zaak te beoordelen, na verschillende volksvergaderingen met getuigenverhoren. Het resultaat van dit alles lijkt ons in zoverre positief, dat dergelijke misstanden, die in meerdere instellingen voorkomen, niet langer in de doofpot kunnen worden gestopt. Het publiek is er nu voor gesensibiliseerd. Men stoot door tot de onderliggende politieke problemen: gebrek aan belangstelling voor deze kinderen, aan geld dat wij ervoor over hebben, aan bekwame opvoeders en begeleiders. Dit kan de weg vrij maken voor ook andere problemen, o.m. dat van het gevangeniswezen in België, waarvoor het publiek nog helemaal niet gevoelig is.
2. Wel reageerde het publiek nu ook op de verhoging van de doktershonoraria. Vele Belgische artsen verdedigen hun vrij beroep en hun geprivilegieerde situatie hardnekkig tegen elke vorm van organisatie en coördinatie, laat staan tegen alles wat zweemt naar socialisatie van de geneeskunde. Velen hebben een onmenselijk leven en compenseren dat dan met eer en aanzien en een goed voorziene bankrekening. De beruchte doktersstaking in 1964 wekte nog heel weinig weerstand van het publiek, maar was wel de aanzet voor een groeiende demystificatie van het beroep. Toen in februari 1970 de honoraria met 20% werden verhoogd, kwam er al meer reactie los. Een protestmars van 150 studenten in de geneeskunde klaagde de onsociale toestand aan: terwijl 20.000 mijnwerkers wekenlang staakten voor 15% loonsverhoging en een minimumloon van 500 fr. per dag, kregen de geneesheren zomaar 20% zonder enige verandering in de ‘liberale’ situatie van hun beroep.
Toen echter onlangs weer eens een verhoging van de honoraria werd toegestaan (deze keer 12%, volgens een bestaand akkoord tussen dokters en ziekenfondsen in het kader van een reorganisatie van de gezondheidszorg, waar vooralsnog niets van in huis kwam) en dit weer samenviel met een reeks van stakingen waarbij arbeiders en bedienden weken lang op straat stonden met hun eisen, leek dit samentreffen sommigen toch wat al te gortig. Een groep jonge artsen uit Merelbeke manifesteerde haar onvrede door een tijd lang te werken tegen de tarieven die terugbetaald worden door de ziekenfondsen (zonder ‘remgeld’ dus). Zij protesteerden tegen de eenzijdige verhoging van de doktershonoraria zonder dat daaraan een betere organisatie in het kader van een maatschappelijke aanpak van de gezondheidszorg werd gekoppeld. Zij vonden weerklank in de pers en in een opgemerkt TV-debat (Trefpunt). Medische studenten organiseerden weer een protestmars naar de stakende arbeiders in Tessenderlo. Rond dezelfde tijd kreeg een andere zaak veel ruchtbaarheid in het Antwerpse. Twee jonge artsen met een groepspraktijk werden voor de Orde van de Geneesheren gedaagd. Hun werd ten laste gelegd dat zij hun arbeiderscliënteel slechts de terugbetaalde tarieven vroegen, dat zij zich laatdunkend hadden uitgelaten over een collega arbeidsgeneesheer en oneerbiedig over de Orde, dat zij zich onwaardig gedroegen door als militante ‘maoïsten’ pamfletten uit te delen aan de fabrieken en hun patiënten maatschappijkritisch te beïnvloeden. Zij kregen steun van de Katholieke Werklieden Bond; vele open brieven van patiënten
| |
| |
verschenen om een echt sociale geneeskunde te vragen. Dit is een nieuw feit: burgers gaan zich mengen in wat tot nog toe uitsluitend behoorde tot het domein van het ministerie, de ziekenfondsen en de dokters zelf.
3. Nog op andere terreinen valt wat te melden. De Katholieke Arbeiders Vrouwen (K.A.V.) verbrandden voor het gerechtshof te Leuven een exemplaar van het burgerlijk wetboek, ‘vereerd met al de eretekens van de discriminatie’. Sinds zowat 24 jaar is de herziening van het huwelijks- en gezinsrecht aan de orde. Een princiepsregel van 1958 verleende de vrouw burgerlijke bekwaamheid, maar het totaal gebrek aan toepassingswetten laat in de praktijk alles bij het oude.
Anti-Shell-contestanten zijn in een strijd gewikkeld met een van de machtigste concerns van het ogenblik. De aanleiding: een schaamteloze Shell-wedstrijd in de scholen onder het motto ‘Wij beschermen de natuur’. Kritische leraren en leerlingen hebben dit initiatief ontmaskerd als een public-relations-maneuver, in een Zwart Milieu Boek waarvoor zij aan het ministerie van nationale opvoeding dezelfde faciliteiten vragen als Shell had gekregen. Shell is duidelijk gealarmeerd en probeert de groep nu te intimideren. Kranten hebben al laten weten dat zij vanwege de belangrijke Shell-publiciteit van alle medewerking met de groep moeten afzien.
Minder goed nieuws is het verdwijnen van het nieuwe linkse weekblad Vrijdag. Het heeft drie maanden geleefd. Het was een gok. Men had het erop gewaagd met weinig geld te starten; met ‘het produkt in handen’ zou men wel meer geld loskrijgen. Dat is niet gelukt. Het blad haalde uitstekende verkoopcijfers; de redactie en haar medewerkers waren flink de weg opgegaan van de contestatie, maar nog in het stadium van de studentenbeweging van rond 1968. Nu is er meer nodig dan dat. Wellicht heeft Vrijdag bewezen dat een links weekblad in Vlaanderen wel leefbaar is, maar dan niet in de dure en van publiciteit afhankelijke magazine-vorm (wat zijn ideeën-arme tegenspeler Knack blijkbaar wel kan).
4. Op sociaal vlak ontstond beroering door twee belangrijke stakingen.
Sedert 25 januari zijn de arbeiders van de chemische bedrijven te Kwaadmechelen en Tessenderlo in staking. Het gaat om drie fabrieken onder dezelfde directie, afhankelijk van de Franse holding ‘Entreprise Minière et Chimique’, met 1.200 arbeiders. Men kan de actie typeren als een klassieke ‘grote’ staking in de Kempen. Sedert het begin van de eeuw vestigden er zich enkele grote ondernemingen in een soort van neo-koloniale stijl. Er was weinig industrie, veel werkkrachten en voor personenvervoer slechte verbindingen naar de industriecentra. De streek zelf leek ideaal voor de inplanting van grote chemische en non-ferro bedrijven met sterke milieubevuiling. Het geheel van van deze factoren leidt nog steeds naar een vorm van tewerkstelling die men typerend acht voor de vorige eeuw. Lage lonen, bijzonder ongezond werk en in sommige gevallen een totale dominering van het arbeidersgezin vanuit de fabriek, vooral waar de arbeiderswijken, met inbegrip van kerk en partij, door de fabriek werden gebouwd.
| |
| |
Een voor een krijgen deze ondernemingen te maken met een ‘grote’ staking. De arbeiders trachten in éénmaal de loonachterstand met de industriecentra zoveel mogelijk op te halen. Vandaar de eisen van 10 tot 15 fr. per uur loonsverhoging. De deelname van de arbeiders aan de staking is massaal. De actie kan maanden duren. De verhouding tussen patronaat en arbeiders en de werkomstandigheden vormen eigenlijk het voornaamste motief. Dag en nacht worden de fabriekspoorten door uitgebreide stakingspiketten bewaakt. De directie ronselt voortdurend werkwilligen en eist hun bescherming door de rijkswacht op. De syndicale vrijgestelde van de betrokken bedrijfstak wordt ter plaatse bijgestaan door al zijn collega's van de provincie en die van het ganse land van zijn beroepscentrale. Deze onvoorstelbare harde krachtmeting gaat door tot de totale uitputting. Het lukken of mislukken van de staking bepaalt de mogelijkheden van de syndicale actie in de streek voor minstens de volgende tien jaar. Bij zulke ‘grote staking’ gaat het in feite - nog altijd - om de ontvoogding van een streek.
De tweede belangrijke staking is allesbehalve klassiek. Van 23 februari tot 4 maart staakten de bedienden uit de petroleumsector. Stakingen van bedienden zijn nog zeldzaam. Wat deze staking zo opmerkelijk maakte, was niet alleen dat de bedienden ze tot een goed einde brachten, maar ook dat naar het eind toe de arbeiders eveneens in beweging kwamen, en vooral: het ging om een zuiver principiële kwestie, nl. de duur van het akkoord, zonder dat met een woord werd gerept over wat er in het akkoord moest komen.
De bedienden eisten dat het akkoord voor één jaar zou zijn. De bedoeling was tweevoudig. Wanneer de collectieve arbeidsovereenkomsten worden afgesloten voor één jaar, lijkt het mogelijk de sociale programmatie te koppelen aan een nieuwe syndicale strijdlust. Enkele maanden na het afsluiten van het ene akkoord moeten de onderhandelingen voor het volgende al beginnen. Op die manier komt de belangstelling voor de syndicale activiteit in jaarlijkse cycli opnieuw op de voorgrond. De werkgevers is het echter juist te doen om lange periodes van ‘sociale vrede’. Zij zijn dan ook principiële tegenstanders van éénjarige akkoorden. De tweede bedoeling was de akkoorden voor de bedienden te laten samenvallen met die van de arbeiders. Nu is het praktisch altijd zo dat de onderhandelingen van de bedienden beginnen nadat het akkoord van de arbeiders in kannen en kruiken is. Eigenlijk valt er dan niet zoveel te onderhandelen. Deze eis tot samen bespreken moet gezien worden in een tendens naar bedrijfssyndicalisme die sterk aanwezig is in de energiesectoren.
Syndicaal gezien is de bedoeling dat zowel arbeiders als bedienden per bedrijfstak in eenzelfde organisatie zouden verbonden zijn, waar er nu overal afzonderlijke organisaties zijn voor bedienden en arbeiders. Bovendien wil men in de onderneming het onderscheid tussen beide groepen zien wegvallen door hun éénzelfde statuut te geven. Op het ogenblik wijken arbeiders- en bediendencontract, lonen- en weddensysteem en de respectievelijke voordelen nogal sterk van elkaar af.
Hoe belangrijk de werkgevers deze eisen vinden, blijkt wel uit hun halsstarrige
| |
| |
weigering eraan tegemoet te komen. Klaarblijkelijk rekenden zij erop dat, als de staking lukte, de regering vrij vlug tot opeising zou overgaan om de benzineen stookoliebevoorrading toch te laten doorgaan. Deze noodsituatie ontstond inderdaad, maar de Minister van Arbeid gebruikte ze in de eerste plaats om de partijen tot onderhandelen te dwingen. Dit leidde tot volgend compromis: voor 1972 is er een akkoord van één jaar; daarna volgt een tweejaarlijks akkoord zoals voor arbeiders, maar waarvoor de bedienden slechts de onderhandelingen kunnen beginnen nadat dat voor de arbeiders is geparafeerd; vanaf 1975 is een gezamenlijk akkoord van arbeiders en bedienden mogelijk.
5. Wilfried Martens, Voorzitter van de Christelijke Volkspartij. Zaterdag 4 maart heeft de C.V.P. Martens tot voorzitter verkozen, met 83% van de uitgebrachte stemmen. Er waren opvallend weinig stemgerechtigden opgedaagd, slechts 338 van de meer dan 500 (in april 1969 telde men 489 stembrieven): een verontrustende onverschilligheid na de nochtans gepassioneerde polemiek die een hele maand het persoverzicht kruidde. Wat was er gebeurd? Martens, die een geslaagd figuur was als voorzitter van de vooruitstrevende C.V.P.-Jongeren, had nu een nieuwe vlag gezwaaid: de christen-democratie. Vroeger een voorvechter van progressistische frontvorming, keerde hij zich nu af van deze duidelijke politieke optie om zich aan te bieden als volbloed C.V.P.-er, verjonger en vernieuwer van de oude opstelling. Model staat niet meer het travaillisme of Labour, maar het Duitse voorbeeld. De Nieuwe Maand schreef in haar editoriaal van maart: ‘S.P.D. en C.D.U. made in Belgium. Het Westduitse model is zo aantrekkelijk omdat een “vernieuwing” in die richting het bestaan van de B.S.P. en de C.V.P. niet in het gedrang brengt. Beide partijen kunnen zowat ter plaatse rust blijven. Niemand moet harakiri plegen. Ook de ingewikkelde problemen van fusie en ineengroeien zijn dan meteen van de baan’.
Dit is een duidelijk gegeven en Martens komt er rond voor uit. Hij zal vechten voor het katholiek onderwijs maar ook experimenten met de gemeenschapsschool toelaten. Zijn huis zal vele woningen hebben en ook de deur open houden voor contestatie binnen de partij. Martens is 36, bekwaam en dynamisch, maar sommigen vinden hem onbetrouwbaar, de man die het zekere voor zichzelf neemt. In een hard debat in ‘Trefpunt’ was het duidelijk dat hij tussen twee stoelen zit. Zijn optreden werd met applaus versierd door enkele meegebrachte fans. Wordt dit de stijl van de nieuwe voorzitter? Zelf lichtte hij een tip op toen hij op het eind van dit TV-debat zei dat een voorzitter altijd een eenzame figuur is, die zich niet aan één strekking of tendens kan binden. Geen frontvorming dus, wel een opgefriste C.V.P. van 1945.
8-3-'72
Rita Jolie-Mulier en Ward Bosmans
|
|