Streven. Jaargang 25
(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 663]
| |
Frankrijk en de supermogendheden
| |
[pagina 664]
| |
grationskräfte hat freigesetzt, die sich, ausgehend vom amerikanischen Zentrum, überall spürbar machen’Ga naar voetnoot4. | |
Frankrijk en de Europese veiligheidsconferentieDe Russen weten zeer wel waarheen zij willen, hetgeen betekent dat de tijd niet werkt in het voordeel van het Westen. Daarom moeten de Westeuropese regeringen met de Sovjet-Unie en haar bondgenoten onderhandelen over een Europese regeling voordat het te ‘laat’ wordt. Het vertrouwelijke persoonlijke contact tussen Amerikaanse en Europese politieke leiders bestaat niet meer en sinds Amerika zijn eigen nationale spel is gaan spelen begint de ene na de andere NATO-partner te denken dat hij dit voorbeeld moet volgen. Indien de Verenigde Staten niets ondernemen om het cement van de NATO te verstevigen, wordt de alliantie van binnenuit door centrifugale krachten bedreigdGa naar voetnoot5. Tegelijkertijd blijft de Sovjet-Unie streven naar het vertrek van de Amerikaanse strijdkrachten uit West-Europa. Zouden de Verenigde Staten als strategische steunpilaar uitvallen, dan zou Moskou de ‘pacificatie’ van West-Europa gemakkelijk kunnen verwezenlijken. Hiervoor staan de Sovjet-Unie drie instrumenten ter beschikking. Het eerste is de wederzijdse evenwichtige vermindering van strijdkrachten. Het tweede is de Europese veiligheidsconferentie. Het derde element dat een eventuele Sovjethegemonie kan bevorderen, zijn de SALT-besprekingen. Aangezien de Verenigde Staten noch de Sovjet-Unie kunnen afzien van hun atoomwapens, kunnen zij hoogstens een atomaire wapenstilstand bereiken door overeen te komen deze wapens nooit te gebruiken. Daardoor verliest West-Europa de bescherming van de atomaire afschrikkingGa naar voetnoot6. President de Gaulle had een Europese veiligheidsconferentie in beginsel aanvaard, onder voorwaarde echter dat slechts Europese landen zouden deelnemen. Intussen heeft zelfs Moskou toegestemd in de deelneming van de Noordamerikaanse NATO-partners en is ook Parijs daarmee akkoord gegaan. Volgens minister van defensie Debré in zijn toespraak voor het ‘Institut des hautes études de défense nationale’ heeft president de Gaulle nimmer de terugtrekking van de Amerikaanse troepen geëist. In de jaren 1966 tot en met 1968, vooral na zijn bezoek aan de Sovjet-Unie, meende de Gaulle dat de détente met Moskou reeds was ontstaan en toen had hij een Amerikaanse aftocht gaarne op de koop toe genomen. Méér nog dan de | |
[pagina 665]
| |
bezetting van Tsjechoslowakije (‘accident de parcours’) hebben de onlusten in Parijs en elders in het land gedurende de maanden mei en juni 1968 president de Gaulle ontnuchterdGa naar voetnoot7. Onder president Pompidou is de Franse houding ten opzichte van de Verenigde Staten veranderd. In Parijs wordt openlijk verklaard dat men het aanblijven van voldoende Amerikaanse strijdkrachten in West-Europa wenst om een eventuele agressie af te schrikken. Daarom toont Pompidou meer bereidheid dan president de Gaulle om een Europese conferentie inzake veiligheid en samenwerking tot toets te maken van de goede wil aan Sovjetzijde tot ontspanning in Europa. De president preciseerde zijn opvattingen tijdens een officieel bezoek aan Moskou in oktober 1970 en liet in het Frans-Russische gemeenschappelijk slotcommuniqué opnemen dat een zorgvuldig voorbereide pan-Europese conferentie inzake veiligheid en samenwerking buiten het kader van de blokpolitiek tot ontspanning in Europa zou bijdragen. Wat betreft de samenwerking tussen Frankrijk en de Sovjet-Unie heeft Pompidou op 6 oktober 1970 in Moskou verklaard dat de politieke samenwerking zo ver ontwikkeld zal worden dat zij een bepalend element van de veiligheid van Europa wordt. Wederzijdse ‘interpénétration’ zal een authentiek Europees gevoel doen ontstaan en volgens hem zijn veiligheid en samenwerking niet te scheidenGa naar voetnoot8. Sedert 1947 zijn vrede en veiligheid in Europa gefundeerd geweest op de verdeling van het continent. De Gaulle was tegen de deling van Europa, omdat die de dubbele hegemonie van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten impliceerde. Aan beide zijden van de scheidslijn in Europa ontwikkelden zich twee blokken van verschillende economische en sociale structuur. Aanvaarding van de juridische en morele consecratie van de territoriale en politieke status quo, zoals die uit de tweede wereldoorlog naar voren was gekomen, het Berlijn-akkoord en de quasi-erkenning door Bonn van de D.D.R. markeren het einde van een ontwikkeling. De Verenigde Staten, als garanderende mogendheid van de Westeuropese veiligheid, behoort als volledig gerechtigde aan de pan-Europese conferentie inzake veiligheid en samenwerking deel te nemen, zonder echter als woordvoerder van de NATO-landen op te treden, evenmin als de Sovjet-Unie van de Warschaupactstaten. Door een dergelijke formulering probeert men in Parijs de Sovjetdruk op de geslotenheid van het Westen, die zeker zal toenemen naarmate de Europese Veiligheidsconferentie nader komt, te neutraliseren en tevens te voorkomen dat Moskou daarvan profijt zal trekken om zijn hegemonie in Oost-Europa te versterken. Minister Schumann en zijn naaste medewerkers concludeerden na afloop | |
[pagina 666]
| |
van hun bezoeken aan Boedapest en Sofia dat in deze hoofdsteden over het algemeen wordt geconstateerd dat de zgn. Berlijn-voorwaarde van de NATO na de totstandkoming van het vier-mogendhedenakkoord is vervuld. Daarom meent men in politieke kringen dat geen andere voorwaarden moeten worden gesteld. Dat twee met de Sovjet-Unie bevriende en gebonden landen zich hebben aangesloten bij de Franse opvattingen met betrekking tot de procedure van voorbereiding en de noodzaak om het accent meer op de intereuropese samenwerking te leggen, beantwoordt aan de preoccupaties van vele Europese landen; met name de kleine landen, die hun onafhankelijkheid tegenover de grote mogendheden willen vermeerderen zonder daaraan uitdrukking te kunnen geven in een Europa waarop de enorme politieke en militaire macht van de Sovjet-Unie en het economische gewicht van de Bondsrepubliek drukkenGa naar voetnoot9. Opvallend was de openhartigheid waarmee Pompidou sprak op zijn persconferentie van 23 september over de economische superioriteit van de Bondsrepubliek over Frankrijk en het daardoor veroorzaakte intereuropese evenwichtsprobleem. De industriële produktie van de Bondsrepubliek is 50% hoger dan die van Frankrijk, maar Pompidou legde er de nadruk op dat Frankrijk binnen 10 jaar zijn achterstand door middel van een verdubbeling van zijn industriële produktie zal hebben ingehaald. Zolang moet Groot-Brittannië als noodzakelijk tegenwicht tegen de overheersende economische macht van de Bondsrepubliek fungeren. Engelands toetreding tot de E.E.G. heeft het interne evenwichtsprobleem van Europa opgelost. Dat de continentaal-Karolingische structuur niet evenwichtig was, had zich reeds sinds geruime tijd gemanifesteerd, voor het eerst in het begin van de jaren zestig, toen de kleinere Westeuropese landen zich door de Duits-Franse samenwerking benadeeld voelden, later in de niet minder duidelijke bedenkingen van Frankrijk zelf tegenover de economische en politieke ‘Gewichtszunahme’ van de Bondsrepubliek. Men kan er nauwelijks aan twijfelen dat het niet op de laatste plaats deze bedenking is geweest die Heath bij Pompidou ‘jene Tür geöffnet haben, die de Gaulle voor MacMillan zugeschlagen hatte’. De vraag nu is of de uitbreiding van de E.E.G. de Europese politiek die impuls zal leveren welke zij nodig heeft om in de globale ‘Auseinandersetzung zu bestehen und sich zur Geltung zu bringen’, zowel wat betreft het herstel van een evenwichtige verhouding ten opzichte van de Verenigde Staten als ter handhaving van de Europese belangen tegenover de hegemoniale tendensen van de Sovjet-UnieGa naar voetnoot10. | |
[pagina 667]
| |
Brezjnevs bezoek aan FrankrijkDe secretaris-generaal van de C.P.S.U. die na 21 augustus 1968 in het Westen ‘neue Bolschewisten-Angst weckte’, volgt ruim drie jaar later een consequente politiek van ‘Ausgleich’ met het Westen, waarvan de gevolgen ‘vor allem für ihn selbst und sein Land kaum absehbar sind’Ga naar voetnoot11. Leonid Brezjnev volgde in 1960 Worosjilow als voorzitter van de Opperste Sovjet op. Nadat hij begrepen had dat Chroesjtsjovs politiek het communistische partij-apparaat dreigde te ontwrichten, nam hij deel aan het complot tegen de toenmalige partij- en regeringsleider. In oktober 1964 volgde Brezjnev Chroesjtsjov op als eerste secretaris van de C.P.S.U.. Langzaam maar zeker plaatste hij persoonlijke volgelingen op sleutelposten in alle belangrijke partij- en staatsorganen. Hij steunde daarbij op de legerleiding en de zgn. Oekraïense clan binnen de C.P.S.U.. De consolidatie van zijn positie als primus inter pares in het politburo ging niet zonder tegenstand. In juli 1966 trachtte de Prawda Brezjnev tot de orde te roepen door hem op het collegialiteitsbeginsel te wijzen. In maart en april 1969 gingen geruchten dat de gematigde minister-president Kosygin zou aftreden. Maar Brezjnev - vermoedelijk bijgestaan door de toenmalige Slowaakse partijleider Dr. Husak - wist een open breuk binnen het politburo tussen de voorstanders van een radicale oplossing van de ‘kwestie-Tsjechoslowakije’ en Kosygin, die de voorkeur heeft gegeven aan een langzaam proces van gelijkschakeling, te voorkomen. Twee jaar later verscheen Brezjnev op het XXIVe congres van de C.P.S.U. als de onbetwistbare overwinnaar. Naar alle waarschijnlijkheid is het nu Brezjnev die in laatste instantie de binnen- en buitenlandse politieke beslissingen neemt, overigens meer als de manager van een mammoet-concern dan als een dictator. Gedurende de afgelopen twee jaar is gebleken dat Brezjnev een staatsman van groot formaat geworden is die, gezien zijn enorme verantwoordelijkheid als leider van de op een na machtigste staat ter wereld, op het terrein van de binnenen buitenlandse politiek compromissen zoekt, voorzichtig manoeuvreert en uitersten vermijdt. Zowel op cultureel als op economisch terrein tracht deze man van het midden een zeker evenwicht tussen de conservatieven en de progressieven in het politieke- en maatschappelijke leven van de Sovjet-Unie te handhavenGa naar voetnoot12. Naarmate de politieke en ideologische campagne uit het Oosten tegen het Sovjetcommunisme werd aangewakkerd, heeft Brezjnev krachtiger gekozen voor ontspanning met het Westen. Daarvoor ontmoette hij eind oktober | |
[pagina 668]
| |
1971 Pompidou. De Franse president sprak reeds bij de ontvangst van ambassadeur Abrassimow in het Elysée op 6 oktober over het aanstaande bezoek van Leonid Brezjnev en over diens beslissende aandeel in de totstandkoming van het vier-mogendhedenakkoord over BerlijnGa naar voetnoot13. Sinds zijn benoeming tot eerste secretaris van de C.P.S.U. in oktober 1964 bracht Brezjnev voor het eerst van 25 tot en met 30 oktober 1971 een staatsbezoek aan een Westelijk land. Dat Brezjnev eerst Parijs heeft bezocht, is een aanwijzing dat er voor het Kremlin veel aan gelegen is om de onafhankelijke Franse buitenlandse politiek, die tijdens de recente monetaire crisis tegenover de Verenigde Staten door Parijs duidelijk werd gedemonstreerd, te blijven steunen. Daar staat tegenover dat sinds de lancering van Brandts zelfbewuste ‘Ostpolitik’ en de tot standkoming van de verdragen van Moskou, Warschau en Berlijn, Frankrijk van minder betekenis voor de Sovjet-Unie is geworden dan gedurende de jaren 1965 tot 1968 nog het geval was. Toen is de Franse diplomatie als makelaar opgetreden voor de Bondsrepubliek bij de pogingen van Bonn om de betrekkingen met de socialistische landen te normaliseren. Het eerste ‘tête-á-tête’ tussen Brezjnev en Pompidou beperkte zich tot het uitwisselen van algemeenheden in de wereldpolitiek. Het was aan het diner dat de Franse regering de leden van de Sovjetdelegatie in het Grand-Trianon te Versailles aanbood, dat de politieke problemen uitvoerig werden behandeld24. In zijn redevoering herinnerde Pompidou er eerst aan dat het President de Gaulle was geweest die de ontspanning tussen Oost en West als een noodzakelijke etappe op de weg naar bondgenootschap en samenwerking had aangewezen. Pompidou bepleitte de eliminering van de politiek van blokken en in dit verband verklaarde hij, dat een conferentie over Europese veiligheid de grote hoop van ons continent kan vormen. Wat de eliminering van de zgn. blokpolitiek betreft, had volgens de president Frankrijk al het goede voorbeeld gegeven door zich uit de geïntegreerde organisatie van de NATO terug te trekken; ook het eigen standpunt inzake Vietnam en het Midden-Oosten wees daarop. Als de intern-Duitse besprekingen zullen leiden tot de vestiging van normale betrekkingen tussen de Bondsrepubliek en de D.D.R., zal volgens Pompidou de laatste hindernis zijn weggevallen voor de voorbereiding van een Europese veiligheidsconferentie. In zijn antwoord noemde Brezjnev de Frans-Russische samenwerking een van de belangrijkste factoren van het internationale leven. Vervolgens stelde hij vast dat er belangrijke veranderingen in Centraal Europa hebben plaats- | |
[pagina 669]
| |
gevonden en deze ontwikkelingen accentueren de noodzaak tot spoedige bijeenroeping van een pan-Europese conferentie inzake veiligheid en samenwerkingGa naar voetnoot14. Uit het feit dat de Frans-Russische besprekingen op 26 oktober veel langer hebben geduurd dan gepland was en uit de vage formulering kan de conclusie worden getrokken, dat Pompidou en Brezjnev zeker moeite hebben gedaan een gemeenschappelijk standpunt te vinden voor twee problemen: de vaststelling van een datum voor de voorbereidende besprekingen van een Europese veiligheidsconferentie en de vraag welk politiek document het slotcommuniqué zou vergezellen. Ten aanzien van het eerste probleem heeft Brezjnev aangedrongen op de gemeenschappelijke vaststelling van een datum. Pompidou herhaalde zijn opvatting, dat de multilaterale voorbereiding binnen de kortst mogelijke tijd in Helsinki kan beginnen. Maar dan dienen eerst de besprekingen tussen de Bondsrepubliek en de D.D.R. te hebben geleid tot de vestiging van normale betrekkingen tussen de twee Duitslanden. Wat betreft deze kwestie bestaat dus geen wezenlijk verschil van inzicht tussen Parijs en de andere NATO-landen. Wat het tweede probleem betreft, bleven de Fransen bij hun weigering om een vriendschapsverdrag met de Sovjet-Unie te tekenen. Uit de formulering van de ‘tussentijdse’ gemeenschappelijke verklaring kon onder andere worden geconcludeerd dat Pompidou er geen twijfel aan heeft laten bestaan dat Frankrijk deel uitmaakt van het Westelijk alliantiesysteemGa naar voetnoot15. Concreet van aard waren de twee economische overeenkomsten die op 27 oktober werden gesloten. Het eerste verdrag, over de economische, technische en industriële samenwerking, is van algemene aard en werd door Giscard d'Estaing en de Sovjet minister van buitenlandse handel, Patolitsjew, ondertekend. In zeven artikelen legt dit verdrag het kader vast van de samenwerking in de komende tien jaar tussen Frankrijk en de Sovjet-Unie. Zowel Moskou als Parijs willen langlopende contracten bevorderen, vooral bij de deelname van Sovjetondernemingen aan de industriële uitbouw van Frankrijk en bij de voorziening van Frankrijk met grondstoffen. Vooral gezien het feit dat Frankrijk zijn industriële produktie binnen tien jaar wil verdubbelen, is het belangrijk dat de concrete uitvoering van dit verdrag aan de permanente gemengde Frans-Russische commissie zal worden toevertrouwd. De tweede overeenkomst betreft de levering van materiaal en technische diensten door Renault aan een te bouwen vrachtautofabriek langs de rivier de Kama in de Oeral. Dit contract, dat gaat om een bedrag van circa een miljard frank, werd door de Sovjet minister van automobielbouw, Taras- | |
[pagina 670]
| |
sow, en de president-directeur van de Renaultfabrieken, Pierre Dreyfus, ondertekend. | |
Resultaten van de Frans-Russische topbesprekingenBrezjnev moest van zijn eerste staatsbezoek als partijleider in een westers land concrete resultaten mee naar huis brengen, enerzijds om zijn prestige in het Kremlin te vergroten en anderzijds om de uitvoering van zijn op het XXIVe congres van de C.P.S.U. gelanceerde vredesprogramma te vergemakkelijken. Wat de verbetering van de betrekkingen met Frankrijk betreft, werden zijn collegae in het Kremlin na afloop van Brezjnevs bezoek aan Parijs zeker niet teleurgesteld. Weliswaar slaagde Brezjnev tijdens zijn langdurige besprekingen met Pompidou er niet in het Elysée te bewegen om een vriendschapsverdrag met de Sovjet-Unie te sluiten dat gemakkelijk als ‘renversement des alliances’ geïnterpreteerd zou kunnen worden, doch in plaats daarvan werd op 30 oktober een document over ‘opsomming van de beginselen’ van de samenwerking tussen Frankrijk en de Sovjet-Unie gepubliceerd. Het tweede document was een gemeenschappelijke verklaring, die de plaats van het gebruikelijke eindcommuniqué heeft ingenomenGa naar voetnoot16. Uit dit werkstuk betreffende de samenwerking tussen de beide landen komt naar voren dat er niet voorzien is in de oprichting van een nieuw organisme. Daarentegen zullen de politieke contacten tussen Moskou en Parijs voortaan niet alleen op het niveau van ministers, maar ook op dat van hoge ambtenaren worden onderhoudenGa naar voetnoot17. Een van de bij herhaling geuite klachten van Parijs was dat de Franse wens tot overleg in het raam van de Grote Vier over de crisis in het Midden-Oosten door toedoen van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie vrijwel een dode letter is gewordenGa naar voetnoot18. Vermoedelijk daarom heeft Brezjnev zich akkoord verklaard met de formulering van de volgende paragraaf waarin de samenwerking, tussen Frankrijk en de Sovjet-Unie wordt mogelijk gemaakt: ‘Zij zullen zich ervoor inspannen, dat in de gebieden waar de vrede verstoord is, zo snel mogelijk een politieke regeling tot stand komt in het belang van de algemene vrede’. In het zeven pagina's tellende gemeenschappelijk communiqué over het verloop van de besprekingen moedigden Brezjnev en Pompidou de Bondsrepubliek en de D.D.R. aan om een intern-Duits akkoord te sluiten, wat de weg zou openen voor de uitvoering van de vier-mogendhedenovereenkomst | |
[pagina 671]
| |
over Berlijn, de ratificatie door de Bondsdag van de verdragen van Moskou en Warschau en het plan voor een pan-Europese conferentie inzake veiligheid en samenwerking. De secretaris-generaal van de C.P.S.U. en de Franse president spraken tevens de hoop uit dat deze veiligheidsconferentie in 1972 bijeengeroepen kan worden. De multilaterale voorbereidingen van een dergelijke conferentie ‘dienen te beginnen zodra dit mogelijk is’. Zoals werd verwacht, maakt de gemeenschappelijke verklaring geen gewag van het probleem van de wederzijdse terugtrekking van strijdkrachten in Europa. | |
Commentaren en conclusiesBrezjnevs persoonlijke gesprekken met Pompidou duurden bijna tien uur. Het resultaat hiervan is m.i., in tegenstelling tot andere commentaren, zeer bevredigend geweest. Brezjnev heeft van Pompidou niet het onmogelijke gevraagd. Hij heeft er niet op aangedrongen een vriendschapsverdrag te sluiten. Wel heeft hij alles gedaan om zijn gesprekspartners te overtuigen dat de toenadering tussen Bonn en Moskou en het komende bezoek van Nixon aan het Kremlin de bijzondere banden tussen Frankrijk en de Sovjet-Unie geenszins zouden schaden. Ook richtte Brezjnev zich tot de publieke opinie in West-Europa om te verklaren dat Berlijn niet meer bedreigd zal worden en dat de Sovjet-Unie voor Europa slechts ontspanning zoektGa naar voetnoot19. In dit verband wordt in Moskou over een gemoderniseerde buitenlandse politiek van het Kremlin gesproken, ‘worunter man neben dem stärkeren persönlichen Einsatz des Parteischefs und der beiden anderen Trojka-Mitglieder die Wiederaufnahme der Reisediplomatie und aktiven Handhabe der Public-Relations-Mittel, einen gefälligeren Stil gegenüber dem Ausland versteht’Ga naar voetnoot20. Pompidou is niet afgeweken van de politiek die hij in oktober 1970 tijdens zijn bezoek aan Moskou had aanvaard: ontwikkeling van goede betrekkingen met de Sovjet-Unie, met name op het gebied van economische samenwerking en politieke consultatie, doch zonder de solidariteit met de westelijke bondgenoten te verbreken. Daardoor is er grotere overeenstemming ontstaan over de procedure voor de bijeenroeping van een pan-Europese conferentie inzake veiligheid en samenwerking, zonder dat de voor de Bondsrepubliek zo noodzakelijke voorwaarden zijn verwaarloosdGa naar voetnoot21. Pompidou heeft zich voorts niet laten vastleggen op een formule die de Europese samenwerking en de verhouding tussen Parijs en Bonn in gevaar | |
[pagina 672]
| |
gebracht zou hebbenGa naar voetnoot22. Brezjnev kan na zijn bezoek aan Parijs geen enkele twijfel meer koesteren over de Franse voorwaarde voor een Europese veiligheidsconferentie. Frankrijk blijft namelijk de inwerkingtreding van het vier-mogendhedenakkoord inzake Berlijn alsmede de regeling van de verhouding tussen de bondsrepubliek en de D.D.R. als een voorwaarde voor zijn steun aan de bijeenroeping van een dergelijke conferentie beschouwen. Ook heeft Pompidou het denkbeeld verworpen van een gemeenschappelijke Frans-Russische oproep om een datum voor een eerste multilaterale bijeenkomst vast te stellen. Het beantwoordt aan de logica van de Franse anti-blokpolitiek dat Parijs de plannen van Moskou en Washington tot beperking van de strategische wapens, tot troepenvermindering in Europa en tot ontwapening sceptisch beziet. Wellicht is deze houding verklaarbaar uit het feit dat de politieke gevolgen van een eenzijdige of bij overeenkomst bepaalde troepenvermindering in het Westen nog niet tot in alle consequenties zijn doordacht. Wat het ‘mutual and balanced force reduction’-plan betreft, brengt de Franse diplomatie een reeks argumenten te berde. Door een M.B.F.R. zouden de blokken weer sterker worden. Bovendien bestaat het gevaar dat de ongelijkheid tussen de blokken nog groter wordt, vooral indien de troepenvermindering in een bepaalde sector, als een soort uitwisseling tussen bepaalde landen, zou plaatsvinden. Tevens wordt in Parijs gevreesd dat het troepenmaximum zó laag geplaatst gaat worden, dat niet voldoende personeel voor de verdediging en de bediening van tactische atoomwapens zou overblijven. Dan zal in Centraal Europa een vacuum in de Westelijke defensie ontstaan, die de landen van het Sovjetblok zou uitlokken tot penetratieGa naar voetnoot23. Daarbij komt het oude argument dat bij wederzijdse vermindering de Sovjettroepen slechts enige honderden kilometers zouden worden teruggetrokken, terwijl de Amerikaanse strijdkrachten achter een oceaan zouden verdwijnen; te | |
[pagina 673]
| |
meer daar de Verenigde Staten niet zoveel snelle transportmiddelen hebben gebouwd als was geplandGa naar voetnoot24. Tot slot moet worden opgemerkt, dat Brezjnev bij zijn gastheren heeft laten doorschemeren dat het Kremlin het Franse standpunt begrijpt en eventueel bereid zou zijn de oplossing van de problematiek der wederzijdse troepenreductie eerst na een geslaagde Europese conferentie inzake veiligheid en samenwerking afzonderlijk te onderzoekenGa naar voetnoot25. De Sovjetaarzeling om het gesprek over dit onderwerp op gang te brengen is overigens begrijpelijk, omdat in Moskou wordt verondersteld dat dan niemand meer belangstelling zal tonen voor de veiligheidsconferentie. Samenvattend kan worden vastgesteld, dat Brezjnev in Parijs niet alles heeft bereikt wat hij wilde. Daar staat tegenover dat beide partijen zeer tevreden waren over de bereikte resultaten. | |
Bekendmaking van de ontmoeting op de AzorenOp 15 augustus verwekte Nixon een crisis zonder precedent in de betrekkingen met al zijn bondgenoten. Een monetaire crisis, waarvan de oorzaken nochtans meer in de Amerikaanse dollar dan in andere valuta's schuilden. Nauwelijks drie maanden later, toen een handelsoorlog tussen Amerika en West-Europa niet meer ver weg leek, nodigde Nixon plotseling de regeringsleiders van Frankrijk, Groot-Brittannië, de Bondsrepubliek en Japan uit voor overleg over alle internationale problemen. De werkelijke reden voor Nixons besprekingen met Pompidou, Heath, Brandt en Sato was: er voor zorgen dat de president in Peking en Moskou kon optreden als woordvoerder van de vrije wereld met instemming van Amerika's bondgenotenGa naar voetnoot26. Volkomen verrassend werd gelijktijdig door het Witte Huis en het Elysée op 24 november een verklaring gepubliceerd, waarin stond dat president Nixon de wens te kennen had gegeven om - voor zijn komende bezoek aan Peking en Moskou - de internationale situatie met de Franse president te bespreken. In het Elysée heeft men zich aangenaam verrast verklaard over het feit dat Nixon Pompidou uitkoos als eerste Westeuropese staatsman voor voorafgaande consultaties en dat de Amerikaanse president zich bovendien daarvoor naar de Azoren zou begeven. Bij deze tevredenheid voegde zich de stellige indruk dat de Franse positie in de monetaire crisisGa naar voetnoot27 meer begrip bij de andere partnerlanden van de Europese Gemeen- | |
[pagina 674]
| |
schap ontmoette dan waarop na 15 augustus door de Fransen kon worden gehoopt. Bovendien legde men er in Parijs de nadruk op, dat het voor Nixon niet zonder betekenis was om de meningsverschillen over de monetaire problematiek uit de wereld te helpen. In dit verband werd de Pompidou-Nixonmeeting ook beschouwd als een mogelijkheid ‘to heal a dangerous breach’ tussen de Verenigde Staten en zijn Europese bondgenoten ‘which has been developing over economie and financial issues’Ga naar voetnoot28. In de eerste plaats was het voor Nixon belangrijk om Pompidou te ontmoeten, omdat Frankrijk het enige land was dat principieel weigerde om de frank ten opzichte van de dollar te revalueren, hetgeen de totstandkoming van een westelijk monetair akkoord verhinderde en Nixons pogingen om de Amerikaanse betalingsbalans te verbeteren had ondermijnd. In de tweede plaats, omdat het succes van Nixons economische politiek en de mate waarin de Verenigde Staten zijn economische concepties in de Atlantische wereld kan verwezenlijken, mede afhangt van Washingtons onderhandelingspositie tegenover Peking en Moskou. Hoewel de rol van Frankrijk in de wereld minder groot is dan het gaullistische partijorgaan La Nation de Fransen bij herhaling wil doen geloven, kon er dus geen twijfel over bestaan dat Pompidou om twee redenen een belangwekkende gesprekspartner voor Nixon was. Enerzijds omdat een oplossing van het monetaire conflict voor Washington pas mogelijk werd na een compromis met Frankrijk; anderzijds omdat Frankrijk goede betrekkingen onderhoudt met Moskou en Peking. Pas na de sensationele bekendmaking van de Pompidou-Nixonontmoeting bleek dat minister Connally op 1 december, de laatste dag van het overleg van de groep van tien in Rome, bereid was, voor het eerst sinds het uitbreken van de monetaire crisis, te discussiëren over een devaluatie van de dollarGa naar voetnoot29, hetgeen het mogelijk maakte een eerste stap te zetten naar monetaire normalisering. Om een handelsoorlog te voorkomen beantwoordden de Westeuropese regeringen Nixons protectionistische maatregelen niet met een tegenoffensief. Het standpunt van Pompidou: ‘niets doen is het beste’, oogstte geleidelijk effect. Naarmate Nixon begrepen had dat zijn harde maatregelen een fatale slag aan de eenheid van de westerse wereld dreigden toe te brengen en de Westeuropese regeringen niet tot de beoogde concessies bewogen, zocht hij een uitvlucht. Onder het voorwendsel dat hij Pompidou, Trudeau, Heath, Brandt en Sato individueel wilde inlichten over zijn komende reizen naar Peking en Moskou, nodigde hij deze staatslieden uit om met hem tevens over de monetaire crisis te praten. In feite was dit het eerste teken van een Amerikaanse terugtocht. | |
[pagina 675]
| |
Ontmoeting Brandt-PompidouDe besprekingen op 3 en 4 december in Parijs hadden tot gevolg dat Brandt zich bereid heeft verklaard een einde te maken aan de zwevende koers van de mark, hetgeen betekende dat Bonn terug zal keren naar het steeds door Frankrijk voorgestane beginsel van de vaste pariteiten. Indien de Fransen in augustus het voorbeeld van de bondsregering zouden hebben gevolgd en de frank hadden laten zweven, zou Nixon in zijn opzet geslaagd zijn: de overige valuta zouden gerevalueerd zijn zonder devaluatie van de dollar. Maar Frankrijk kon zich veroorloven te wachten en hoe langer het wachtte, hoe moeilijker de situatie werd zowel voor de Bondsrepubliek als voor de Verenigde StatenGa naar voetnoot30. Voor Brandt was het dus een welkome aanleiding om samen met Pompidou bij Nixon er op aan te dringen dat de Verenigde Staten zo snel mogelijk een einde zouden maken aan de protectionistische maatregelen. De monetaire aangelegenheden vormden voor de twee staatslieden de hoofdschotel. In dit opzicht waren de resultaten van de Duits-Franse topbesprekingen groter dan aanvankelijk gehoopt werd. Men slaagde erin de standpunten met betrekking tot de monetaire problematiek te coördinerenGa naar voetnoot31; zodoende kon Pompidou bij zijn ontmoeting met Nixon een ‘Europese gedragslijn’ volgen. | |
Topbespreking Nixon-PompidouDe Frans-Amerikaanse ontmoeting op de Azoren speelde zich op drie verschillende niveaus af. Er was een topgesprek tussen de twee presidenten; voorts onderhandelingen tussen de ministers van buitenlandse zaken, Rogers en Schumann, en tenslotte tussen Connally en Giscard d'Estaing. Op het gebied van de buitenlandse politiek werd in hoofdzaak gesproken over de twee problemen waarover de Amerikaanse en Franse vertegenwoordigers op de begin december gehouden NATO-conferentie in Brussel diepgaand van mening verschilden. Te weten, de voorbereiding en doelstelling van de Europese veiligheidsconferentie en de kwestie van de wederzijdse evenwichtige troepenterugtrekking uit Centraal Europa. Wat betreft een Europese conferentie voor veiligheid en samenwerking, werd tussen beide staatshoofden een lichte toenadering van de standpunten verwezenlijkt. Washington blijft echter de Europese veiligheidsconferentie aanzienlijk minder voorrang toekennen dan Parijs. Daarentegen bleven de Amerikanen groot belang hechten aan het beginsel van de wederzijdse evenwichtige troepenreductie, terwijl de Fransen er om diverse redenen wantrou- | |
[pagina 676]
| |
wig tegenover blijven staan. Daarom werd op Frans aandringen het zwaartepunt van de besprekingen op 13 december gelegd op de monetaire crisis. Deze onderhandelingen speelden zich af in de schaduw van de Amerikaanse eisen over wijziging van de landbouwpolitiek van de Euromarkt en de associatieverdragen die de Europese gemeenschap met een aantal niet-gebonden landen wil sluitenGa naar voetnoot32. Wat de wijziging van de Europese landbouwpolitiek betreft, het onderhoud met Pompidou verzekerde Nixon van de Franse steun hiervoor in de ministerraad van de E.E.G.Ga naar voetnoot33. Tenslotte waren de Fransen en de Amerikanen het erover eens, dat de handels- en monetaire akkoorden onvervreemdbare onderdelen moeten vormen van een globale overeenkomst tussen de westelijke mogendhedenGa naar voetnoot34. President Pompidou heeft een belangrijk diplomatiek succes op de Azoren behaald. Washington had er niet op gerekend dat Pompidou alle Europese monetaire kaarten in handen zou hebben. Dat de Franse president erin slaagde deze monetaire kaarten in handen te krijgen, bewijst de bekwaamheid waarmee deze briljante opvolger van De Gaulle van het begin af het monetaire spel heeft gespeeld. Onbevooroordeelde waarnemers moeten erkennen dat de Fransen een zekere logica in de monetaire crisis aan de dag hebben gelegd. Vanaf het ogenblik dat Frankrijk als enig geïndustrialiseerd kapitalistisch land besloot tot de instelling van een dubbele wisselmarkt als antwoord op de Amerikaanse protectionistische maatregelen, was Parijs de lastigste tegenstander van de Verenigde Staten en daarmee de belangrijkste gesprekspartner in het zoeken naar een oplossing van de monetaire chaos. Men behoefde de televisiefilm na de slotzitting slechts te zien, om er zeker van te zijn dat Pampidou kreeg wat hij wilde. Hij was opgewekt, terwijl Nixon vermoeid en nerveus was toen hij de pers te woord stondGa naar voetnoot35. |
|