Streven. Jaargang 25
(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 549]
| |
Joegoslavië en de Sovjet-Unie van 1945 tot 1970
| |
Ontwikkeling van de betrekkingen tot 1948Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog keerden de communistische leiders die de zuiveringsprocessen van Stalin in de jaren dertig hadden overleefd, van Moskou naar Belgrado terug. Na Hitlers overval op de Sovjet-Unie (22 juni 1941) begon de in 1937 tot secretaris-generaal van de Joegoslavische Communistische Partij gekozen Tito zijn partisanenoorlog tegen de Duitse en Italiaanse bezetters van Joegoslavië, die op hun beurt de Sovjet-Unie militair hadden ontlast. Reeds na de Italiaanse capitulatie, in de herfst van 1943, heeft Tito de communistische staat uitgeroepen. In die tijd had de Sovjet-Unie nog geregeld diplomatieke betrekkingen met de koninklijke Joegoslavische regering in ballingschap te Londen. Stalin werd echter nog meer geïrriteerd door de naoorlogse binnen- en buitenlandse politiek van Tito. Eind maart 1945 heeft de Joegoslavische partijleider tijdens zijn bezoek aan Moskou op een snelle terugtrekking van het Sovjet Leger aangedrongenGa naar voetnoot1. De communistische leiders te Belgrado voerden in de jaren 1945 tot 1948 een scherpe anti-westelijke buitenlandse politiek en een radicaal communistische koers op het terrein van de binnenlandse politiek die de Sovjet-Unie marxistisch-leninistisch wilde voorbijstreven. De houding van Tito kwam voort uit zijn overtuiging dat de tijd rijp was voor de communistische machtsovername in heel EuropaGa naar voetnoot2. Tito was in deze jaren een van de prominentste leiders van de ‘linkse oppositie’ binnen de internationale communistische- en arbeidersbeweging. Men dacht in Belgrado dat Zhdanovs militante ‘westpolitiek’ door Stalin zonder meer werd gesteund. Uitgaande van deze veronderstelling waren de Joegoslavische leiders er van overtuigd dat zij de ‘favorieten’ van Moskou | |
[pagina 550]
| |
warenGa naar voetnoot3 en daarom probeerden zij hun politieke- en ideologische invloed, vooral in de Balkanlanden, uit te breiden. In Sofia werd het Joegoslavische voorstel tot vorming van een Zuidslavische Statenbond, naar het voorbeeld van de uit de jaren 1924-1925 stammende ‘Balkan Communist Federation’Ga naar voetnoot4 zeer gunstig ontvangen. Het door Tito en Dimitroff in 1947 gemeenschappelijk gelanceerde plan inzake een Balkan federatie, die de oprichting van een tweede radicaal communistisch politiek centrum onder leiding van Joegoslavië beoogde, maakte voor Stalin de maat vol. Dit is gebleken uit een artikel van de Pravda in januari 1948 waarin scherp werd geprotesteerd tegen Dimitroffs rede over de Balkan federatie. Zeker vanaf januari 1948 werd Tito door Stalin als een van zijn gevaarlijkste vijanden binnen het toenmalige Sovjet blok beschouwd. Bovendien verkondigde Zhdanov, Tito's vriend in Moskou, reeds in september 1947 te Warschau de volgende ‘links-extremistische’ formule: ‘Het voornaamste gevaar voor de arbeidersklasse bestaat thans in het onderschatten van hun eigen krachten en in het overschatten van de krachten van het imperialistische kamp’Ga naar voetnoot5. Stalin wilde daarentegen een al te snelle verslechtering van de betrekkingen met de Verenigde Staten voorkomen. Het was onder deze dreigende omstandigheden, die hun toppunt bereikten met de rede van Truman over zijn doctrine in maart 1967, dat de houding van het Kremlin tegenover de Oosteuropese landen een beslissende verandering onderging. Bovendien werd het Sovjetblok na de afkondiging van de Truman-doctrine door de westelijke interventie in de Griekse burgeroorlog direct met de Amerikanen geconfronteerd. | |
Kominform-resolutie van juni 1948Ondanks de waarschuwing van Moskou en de Kominform zetten de Joegoslaven de militaire hulpverlening aan de Griekse ‘vrijheidsstrijders’ onder leiding van generaal Marcos op grote schaal voort. Daarna kon Stalin, rekening houdende met het toegenomen gevaar van een Derde Wereldoorlog, niets anders doen dan door middel van een Kominformresolutie op 28 juni 1948, de binnen- en buitenlandse politiek van de Joegoslavische leiders veroordelenGa naar voetnoot6. In november 1949 werd een tweede resolutie getiteld: ‘De Communistische Partij van Joegoslavië onder de leiding van spionnen en | |
[pagina 551]
| |
moordenaars’ op Sovjet initiatief door de vertegenwoordigers van de Kominformlanden aangenomenGa naar voetnoot7. ‘This Cominform conference marked the opening of Stalin's great assize of Communist leaders in Eastern Europe’Ga naar voetnoot8.
De verbreking van de betrekkingen tussen Belgrado en Moskou heeft de Sovjet-Unie zwaar getroffen, ondanks Stalins verwachtingen dat het Joegoslavische leger onder leiding van zijn traditioneel pro-Russisch gezinde Servische officieren voor de binnenlandse ineenstorting van het Tito regime zou zorgen. Kennelijk niet zonder reden ontsloeg Tito in 1949 ongeveer 3000 officieren. De toenmalige chef van de generale staf, Arso Jovanovic, werd op de vlucht naar Roemenië doodgeschoten. | |
Joegoslavische kritiek op de Sovjet-UnieIn 1950 is het conflict tussen Joegoslavië en de landen van het Sovjet blok in zijn volle omvang uitgebroken. De twee hoofdelementen van dit conflict waren de Joegoslavische aanspraak op staatkundige en ideologische souvereiniteit en het arbeiderszelfbestuurGa naar voetnoot9. Beide waren volgens het Kremlin, gezien de ‘imperialistische omsingeling van het Sovjet blok’, ketterij. De ideologische en politieke strijd tussen Belgrado en Moskou is in 1952 na het zesde partijcongres van de Joegoslavische communisten te Zagreb in hevigheid nog toegenomen. Tijdens dit congres werd o.a. de Joegoslavische Communistische Partij omgedoopt tot Bond van Joegoslavische CommunistenGa naar voetnoot10. | |
Conflict tussen Belgrado en Moskou en de buurlandenDe Joegoslavische binnen- en buitenlandse politieke ontwikkelingen in de jaren vijftig weerlegden de voorspellingen der leiders van het Kremlin dat een van het Sovjet blok onafhankelijk en door Moskou niet beschermd communistisch land door de westelijke mogendheden zou worden opgesloktGa naar voetnoot11. Integendeel heeft Joegoslavië, om de economische, politieke en militaire druk van de Kominform landen te kunnen weerstaan, van het Westen op grote schaal hulp gekregen. Het is bijna onmogelijk het aandeel | |
[pagina 552]
| |
van het Westen in de economische ontwikkeling van Joegoslavië te evalueren. Het hoogste cijfer betreft de Amerikaanse hulpverlening tussen 1945 en 1960: tweeënhalf miljard dollar. Hierbij waren inbegrepen de noodhulp na de oorlog, de militaire hulpverlening tussen 1950 en 1958 en de jaarlijkse graanzendingenGa naar voetnoot12. Het conflict tussen Belgrado en Moskou had voor de Oosteuropese landen tot gevolg, dat bewezen werd dat men zich tegen militaire, politieke, ideologische en economische druk met succes kon verzetten; dat een nationaal communistisch regime binnen de eigenlijke Sovjet invloedsfeer werd voortgebracht; dat een tweede communistisch model werd gevestigd; dat het pluralisme werd geboren in een wereld die tot dan toe alleen het monolitische principe kende en tenslotte dat een communistische staat ook buiten het Sovjet blok zijn onafhankelijkheid kan handhaven. De uitwerking van de anti-stalinistische Joegoslavische propaganda was beperkt. Belangrijker was echter de uitwerking van het Joegoslavische voorbeeld in Oost-Europa. De Poolse communisten verzetten zich onder leiding van de in 1949 wegens nationalistische afwijking afgezette partijleider Gomoelka tegen de door Moskou voorgeschreven collectivisatie van de landbouw. Ook wendde zich de toenmalige Roemeense minister van Justitie, Patrascanu, tegen de collectivisering en verklaarde dat hij eerst Roemeen en pas daarna communist wasGa naar voetnoot13. Hij vormde een nationaal-communistische oppositionele groep binnen de communistische partij. Patrascanu, in 1949 beschuldigd van nationalisme en ‘Titoistische’ afwijking, werd gearresteerd, ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Stalins antwoord op de rebellie van Belgrado was militaire, politieke en economische blokkade. Op deze wijze wilde hij Joegoslavië isoleren en uitbreiding van het Titoisme op andere Oosteuropese landen verhinderenGa naar voetnoot14. Tezelfdertijd werd de bolsjevisering van de Oosteuropese communistische partijen en de Russificatie van deze staten geïntensiveerd. Een en ander resulteerde in de ‘zuivering’ van de Oosteuropese communistische partijen van de zgn. Titoistische elementen en de terechtstelling o.a. van de Hongaar Rajk, de Bulgaar Kostoff en de secretaris-generaal van de Tsjechoslowaakse communistische partij, Rudolf Slansky. | |
Politieke veranderingen na de dood van StalinDe gebeurtenissen in Moskou na Stalins dood veroorzaakten een toenemende politieke onzekerheid binnen de communistische partijen van de | |
[pagina 553]
| |
zgn. volksdemocratische landen. Chroesjtsjov wilde, ondanks Molotovs scherpe kritiek op zijn beleidGa naar voetnoot15, de lijn van de Sovjet politiek tegenover Joegoslavië wijzigen en de betrekkingen tussen beide landen normaliseren. Hij bracht van 27 mei tot 2 juni 1955, samen met Bulganin, Mikojan, Sjepilov en Gromyko, een bezoek aan BelgradoGa naar voetnoot16. In de na afloop van het bezoek op 2 juni 1955 uitgegeven en door Bulganin en Tito ondertekende Sovjet - Joegoslavische declaratie werd het recht van elke communistische partij, resp. land, erkend op een eigen concrete ontwikkelingsvorm van het socialisme. Voorts verplichtte Joegoslavië zich, niet tot de NATO toe te treden. Over bilaterale partijaangelegenheden werd niet gesproken. De leiders van het Kremlin verplichtten zich, zich niet in de binnenlandse aangelegenheden van andere socialistische landen te mengen. Bovendien kreeg Joegoslavië een Sovjet financiële lening en werd zodoende het eerste land dat ontwikkelingshulp aanvaardde zowel van het socialistische blok als van het Westen en een politiek van zgn. positieve neutraliteit volgde. Tito hoefde noch het ideologische noch het organisatorische primaat van Moskou te erkennen. Hij behaalde dus in zijn conflict met de Sovjet-Unie een overwinning. De normalisatie van de betrekkingen tussen Joegoslavië en de Sovjet-Unie werd door de vertegenwoordigers van de Warschaupastlanden tijdens hun vergadering op 27 en 28 januari 1956 te Praag goedgekeurdGa naar voetnoot17. | |
Twintigste Congres van de C.P.S.U.De beslissende gebeurtenis van het eind februari 1956 gehouden Twintigste Congres van de C.P.S.U. was de vernietiging van de Stalinmythos. Tijdens zijn geheime referaat rehabiliteerde Chreosjtsjov de anti-stalinistische oppositie van de jaren twintig en dertig alsmede de Titoisten. ‘An der Jugoslawien Affäre war nichts, was sich nicht durch Parteidiskussionen unter Genossen hätte regeln lassen. Es lag kein ernsthafter Grund vor, um daraus eine Affäre zu machen. Es wäre durchaus möglich gewesen, den Abbruch der Beziehungen mit diesem Land zu verhindern’Ga naar voetnoot18. Deze woorden van de Sovjet partleider onderstreepten de voor de Oosteuropese landen belangrijkste nieuwe stelling die Chroesjstsjov in zijn officiële toespraak op het partijcongres verkondigde, dat de ‘Formen des Übergangs zum Sozialis- | |
[pagina 554]
| |
mus immer mannigfaltiger werden’. Aansluitend stelde Chroesjtsjov vast, dat in Joegoslavië ‘hätten sich im Prozess des sozialistischen Aufbaus besondere konkrete Formen der Leitung der Wirtschaft und des Aufbaus des Staatsapparates herausgebildet’Ga naar voetnoot19. Daarmee werden door de C.P.S.U. diverse wegen naar het socialisme voor de Oosteuropese landen voor het eerst officieel schijnbaar erkend. | |
‘Eerste raadgever’ van MoskouChroesjtsjov en consorten hebben in mei 1955 te Belgrado hun concessies tegenover de Bond van de Joegoslavische Communisten gedaan in de hoop dat Tito zijn speciale positie als ‘eerste raadgever’ van Moskou in Oost-Europa met een ideologische en politieke toenadering tot de Sovjet-Unie zou honoreren. Tot elke prijs wilden echter de leiders van het Kremlin, ondanks de verklaringen tijdens het Twinstigste Partijcongres met betrekking tot het recht van de Oosteuropese landen om verschillende wegen naar het socialisme te kiezen, een uitbreiding van de ‘Joegoslavische ziekte’ op andere socialistische landen voorkomen. De Joegoslavische leiders wilden daarentegen, vooral na de spectaculaire ontbinding van de Kominform op 16 april 1956Ga naar voetnoot20, hun politieke en ideologische invloed in Oost-Europa ten koste van de Sovjet-Unie uitbreiden, om zodoende hun oude droom van de vestiging van een tweede politiek centrum in Belgrado binnen het socialistische blok te verwezenlijken. Het officieel bezoek van Tito in juni 1956 aan Moskou en het bij deze gelegenheid uitgegeven Sovjet-Joegoslavisch gemeenschappelijk communiqué, waarin het recht van de volksdemocratische landen op eigen concrete ontwikkelingsvormen van het socialisme opnieuw werd bevestigd, en de vervanging van de Bulgaarse en Hongaarse partijleiders, Tsjerwenkoff, resp. Ràkosi, die in opdracht van Moskou de anti-Joegoslavische campagne in de jaren 1949-1954 hadden geleid, werden in Belgrado geïnterpreteerd als eerste stappen naar de totstandkoming van een blok der socialistische landen onder leiding van Joegoslavië. De gebeurtenissen in oktober en november 1956 in HongarijeGa naar voetnoot21 en Polen werden tenminste indirect door het Joegoslavische voorbeeld geïnspireerd, hetgeen een einde maakte aan de op 2 juni 1955 tot stand gekomen modus vivendi tussen Belgrado en Moskou. | |
[pagina 555]
| |
De Sovjetleiders concludeerden eind 1956 dat het effect van de destalinisatie in Oost-Europa, parallel met de toegenomen invloed van het Titoisme, zou resulteren in fatale gevolgen voor de handhaving van de Moskouse hegemonie. De ‘burgeroorlog’ in Hongarije sterkte hen in deze overtuiging. Zij trokken er de les uit dat de destalinisatie Hongarije aan de rand van de contrarevolutie had gebracht en in de kaart had gespeeld van ‘communistische opportunisten’ en ‘rechtsen’ die, zoals Imre Nagy, bereid waren afstand te doen ten gunste van de sociaaldemocraten en de boerenpartijen en Hongarije uit het ‘socialistische kamp’ wilden doen tredenGa naar voetnoot22. Aan zich binden en tegelijkertijd politiek en ideologisch binnen de socialistische gemeenschap isoleren, dat zijn van 1957 tot op heden de contradictorische princiepen van de Sovjet buitenlandse politiek tegenover Joegoslavië, resp. het beleid van de C.P.S.U. tegenover de Bond van de Joegoslavische CommunistenGa naar voetnoot23. Op grond van de gepubliceerde gegevens mag worden vastgesteld dat de anti-joegoslavische politiek voor de Sovjet-Unie niets opgeleverd heeft. | |
Verscherping van de politieke tegenstellingenIn 1958 werd de Sovjet ideologische en politieke campagne tegen Joegoslavië geïntensiveerd; in het bijzonder na de aanvaarding van het Programma der Bond van Communisten tijdens zijn zevende congres, van 22 tot 26 april 1958, te Ljubljana. Tito zei op 15 juni 1958 over de essentie van deze beschuldigingen het volgende: ‘The main reason for this campaign lies in our refusal to sign the Declaration of 12 countries, adopted in Moscow in November 1957, and in our refusal to join the so-called socialist bloc for reasons already well known to all, reasons which can be reduced to the fact that we are against the division of the world into bloes. Needless to say, we continue to hold the view that state relations should not deteriorate, but this does not depend on us at all. This campaign also tends to worsen state relations between our country and the countries whose leaders attack us’Ga naar voetnoot24. In 1959 werden de beschuldigingen van Joegoslavië door de Sovjetleiders voortgezet. Tijdens het van 27 januari tot 5 februari 1959 gehouden XXIe Congres van de C.P.S.U. waren de aanvallen op de Joegoslavische binnenen buitenlandse politiek bijzonder scherp. In november 1960 werd de De- | |
[pagina 556]
| |
claratie van Moskou, als resultaat der consultatie van de 81 communistische- en arbeiderspartijen, gepubliceerd. In deze verklaring werd onder andere beweerd dat de Bond van de Joegoslavische Communisten dezelfde anti-sovjetische politiek voerde als na juni 1948. Tegelijkertijd werden alle communistische- en arbeiderspartijen opgeroepen hun ideologische strijd tegen het Joegoslavische standpunt en praktijken voort te zetten. | |
Normalisering van de betrekkingenTerwijl de Sovjet leiders nog op 15 februari 1961 te Tirana, tijdens het congres van de Albanese Arbeiderspartij, de Joegoslavische leiders wegens hun revisionistische politiek veroordeelden, verbeterden de betrekkingen tussen beide landen na het geslaagde bezoek van minister Koca Popovic in juli 1961 aan MoskouGa naar voetnoot25. Tijdens het van 17 tot 31 oktober 1961 gehouden XXIIe congres van de C.P.S.U. werden de principes van vreedzame coexistentie en het recht van elk land op een vrije en zelfstandige ontwikkeling door verschillende sprekers krachtig beklemtoond. Deze nieuwe algemene politieke oriëntering van de Sovjet-Unie had gunstige invloed op Moskou's politiek tegenover Belgrado uitgeoefend. In december 1961 werd reeds een nieuw verdrag inzake culturele en wetenschappelijke samenwerking tussen beide landen ondertekend. Van 16 t/m 21 april 1962 bracht Gromyko een officieel bezoek aan Joegoslavië. In een gemeenschappelijk communiqué werd vastgesteld dat de Sovjet - Joegoslavische betrekkingen zich sinds het bezoek van Popovic aan Moskou gunstig ontwikkelden. Voorts werd besloten de samenwerking op politiek, cultureel en economisch terrein uit te breiden. Op 16 mei 1962 verklaarde Chroesjtsjov in de Bulgaarse stad Varna dat de betrekkingen met Joegoslavië volledig waren genormaliseerdGa naar voetnoot26. Het bezoek van Tito aan de Sovjet-Unie, van 4 t/m 21 december 1962, resulteerde in 1963 in een substantiële uitbreiding van de samenwerking en een stabilisering van de betrekkingen tussen Joegoslavië en de Sovjet-UnieGa naar voetnoot27. | |
Fedosejevs interpretatie van de coëxistentieDe bezorgdheid in politieke kringen te Belgrado werd na het afzetten van Chroesjtsjov in 1964 groter toen de hoofdlijnen van de nieuwe Sovjet politieke koers begin 1965 op de voorgrond traden. Prof. Fedosejev heeft in | |
[pagina 557]
| |
zijn rede van 7 april 1965 Chroesjtsjovs theorie van de parlementaire weg naar het socialisme verworpen en de revolutionaire omwenteling als een historische noodzakelijkheid bij de eerste stap naar de verwezenlijking van het socialisme benadrukt. De door Fedosejev en Stepanov ontworpen beginselen voor de nieuwe koers werden op het van 29 maart tot 8 april 1966 gehouden XXIIIe congres van de C.P.S.U. goedgekeurd. Als de drie voornaamste stromingen die men binnen de socialistische gemeenschap moet bestrijden, noemde Brezjnev in zijn referaat het revisionisme, het dogmatisme en het nationalisme. De eenheid van het communistische blok zal dus als het nodig is door de Sovjet-Unie worden afgedwongen en iedereen wist in Belgrado dat dit alleen door bestrijding van het polycentrisme mogelijk was. Brezjnev aanvaardde, in tegenstelling tot Chroesjtsjov, de verdeeldheid van het socialistische blok - onder andere het recht op eigen weg van de Joegoslavische communisten - niet. | |
Rankovics vervanging en politieke hervormingenReeds het in 1958 te Ljubljana gelanceerde nieuwe programma der Bond van Communisten had Moskou gealarmeerd. De in 1965 aangevangen economische en politieke hervormingen hadden het Sovjet wantrouwen tegenover de Joegoslavische Communisten verder versterkt. In de zomer van 1966 werden de exponenten van een centralistische, resp. anti-liberale koers op het terrein van het economische en politieke leven en de voorstanders van een buitenlands politieke oriëntering op de Sovjet-Unie onder leiding van Alexander Rankovic uit de Bond van de Joegoslavische Communisten gestoten. Na deze zuiveringen en mutaties in de Joegoslavische politieke leiding werden de hervormingen in een versneld tempo voortgezet. Zelfs Tito was schijnbaar bereid een overgang van het nationaal-communistische systeem tot het democratische socialisme te wagen. Hij kondigde een radicale hervorming van de Bond van Communisten aan. De in oktober 1966 afgesloten hervormingen beantwoordden echter niet aan de hooggestemde verwachtingen. Tito wilde nl. het leninistische principe van het democratische centralisme in de partij handhaven. Hij stemde er alleen maar in toe dat de identificatie van partij en staat beëindigd zou worden. Volgens Tito zal de Bond van Communisten niet meer commanderen, maar zich ook niet tevredenstellen met voorlichting, adviezen en discussies alleen. De hervormingen resulteerden in een grotere autonomie der partijorganisaties van de verschillende republieken om een nieuwe concentratie van de macht in Belgrado te verhinderen. Maar de beoogde scheiding van partij- en regeringsfuncties bleef tot de lagere gezagsdragers beperkt. | |
[pagina 558]
| |
Ondanks de zeer bescheiden resultaten van de politieke hervormingen in Joegoslavië voelden de landen van het Sovjetblok zich gedwongen te handelen. Door de C.P.S.U., de S.E.D., de Tsjechoslowaakse Communistische Partij en de Poolse Arbeiderspartij werden brieven naar het Centraal Comité van de Joegoslavische Bond van Communisten gezonden. Met name werden de leiders in Belgrado opgeroepen om de socialistische verworvenheden tegen de ondermijnende pogingen van de rechtse revisionisten te verdedigen. Toen op deze oproepen van de zusterpartijen door de Joegoslaven nauwelijks werd gereageerd, brachten Brezjnev en Andropov van 22 t/m 29 september 1966 een bezoek aan Belgrado. De Sovjetleiders slaagden er echter niet in om van Tito en Kardelj ideologische en politieke consessies af te dwingen. | |
Macedonische kwestieNa de mislukte besprekingen van de secretaris-generaal van de C.P.S.U. met de Joegoslavische leiders herhaalde de Bulgaarse regering haar territoriale aanspraken op Macedonië. De leiders van het Kremlin waren er nooit afkerig van geweest de Bulgaren terzake te exploiteren, als zij ontevreden waren over Belgrado. Op de achtergrond van de onenigheid tussen Joegoslavië en Bulgarije staat praktisch altijd de Macedonische kwestie. Macedonië vormt een van de Joegoslavische deelrepublieken, grenzend aan Bulgarije, dat op zijn beurt de conceptie van een afzonderlijke Macedonische nationale staat met eigen taal verwerpt en daartegen poneert dat Macedoniërs in etnisch opzicht Bulgaren zijn. Dat het conflict tussen Belgrado en Sofia in 1966 en 1967 over het toebehoren van Macedonië een niet al te ernstige vorm heeft aangenomen, was te danken aan de naar aanleiding van de Israëlische ‘agressie’ tegen zijn Arabische buurlanden verbeterde betrekkingen tussen Joegoslavië en de landen van het Sovjet blok. Alleen schijnbaar vond na het uitbreken van de oorlog tussen Israël en de Arabische landen in juni 1967 tussen Belgrado en Moskou, ondanks de verschillende bezoeken van Tito aan de Sovjet-Unie, een toenadering plaats. Naar mag worden aangenomen slechts ter wille van zijn vriend Nasser, trad Tito in een politieke ‘Aktionsgemeinschaft’ met de socialistische gemeenschap onder leiding van de Sovjet-Unie. | |
Praagse LenteEnkele maanden na het beëindigen van de acute crisissituatie in het Midden-Oosten vertroebelden de betrekkingen tussen Belgrado en Moskou | |
[pagina 559]
| |
wederom. Deze keer vormden de ‘Praagse Lente’ en de Joegoslavische sympathiebetuigingen aan het adres van de Tsjechoslowaakse hervormers de directe aanleiding. De toenemende politieke en militaire druk van de vijf Warschaupactlanden op Dubcek en de zijnen en de vanaf april 1968 opnieuw begonnen scherpe Sovjet ideologische campagne tegen het revisionisme droegen uiteraard ook niet bij tot een verbetering van de betrekkingen tussen Joegoslavië en de Sovjet-Unie. Hoewel de Joegoslavische leiders bedenkingen en zekere voorbehouden tegenover Dubcek en zijn hervormingsbeweging hebben gehad, werd Belgardo een van de belangrijkste bondgenoten van Praag in de politieke en ideologische strijd met de vijf Warschaupactlanden. De Joegoslavische publiciteitsmedia verdedigden de Tsjechoslowaakse hervormers tegen de gecombineerde militaire, politieke en ideologische druk van Brezjnev, Gomoelka en Ulbricht. Deze en andere sympathiebetuigingen werden in politieke kringen te Praag en Bratislava gunstig ontvangen. Minister van Buitenlandse Zaken Hajek heeft het aanknopen van directe contacten tussen organisaties en instituten van beide landen voorgesteld. In de door prof. Sik ontworpen conceptie van structurele hervorming en modernisering van het Tsjechoslowaakse economische systeem kan men ook elementen van het Joegoslavische arbeiderszelfbestuur ontdekken. Het dagblad van de Tsjechoslawaakse vakverenigingscentrale, Prace, stelde de sluiting van een vriendschaps- en wederzijds bijstandspact tussen Belgrado en Praag voorGa naar voetnoot28. De Roemenen, die weigerden met de Sovjet-Unie een nieuw vriendschapsvedrag te ondertekenen, waren bereid met de Tsjechoslowaken een vriendschapsakkoord te sluiten. Zoals in 1956 een driebond van Belgrado - Boedapest - Warschau in wording was, kwamen tijdens de maanden juli en augustus 1968 de omtrekken van een alliantie tussen Joegoslavië, Roemenië en Tsjechoslowakije naar voren. | |
Tito's bezoek aan PraagDat deze herleefde ‘Kleine Entente’ een supranationale kristallisatie van het Oosteuropese nationalisme en een hervormingsbeweging tegen de Sovjet-Unie en haar behoudende bondgenoten vormde, openbaarde zich duidelijk in de verschillende wijze waarop Tito en Ulbricht door de Tsjechoslowaakse bevolking werden ontvangen. Ovaties voor Tito en Ceausescu en een vijandige houding tegenover Walter Ulbricht manifesteerden een politieke en ideologische machtsverschuiving in het Sovjet blok ten gunste van Joegoslavië. Naar alle waarschijnlijkheid was een van de grootste problemen van het Kremlin in augustus 1968, hoe dit toegenomen politiek en | |
[pagina 560]
| |
ideologisch gewicht van Belgrado en het Titoïsme in Centraal Europa ongedaan gemaakt kon wordenGa naar voetnoot29. In dit verband is het echter zeker niet onbelangrijk melding te maken van het feit dat de Joegoslavische leiders met toenemend onbehagen de stormachtige binnenlandse ontwikkeling in Tsjechoslowakije tijdens de laatste 2 à 3 weken voor de invasie hadden gevolgd, ‘der ihnen immer mehr als Abweichung vom Marxismus-Leninismus vorkam’Ga naar voetnoot30. Toen Tito tien dagen voor de intocht van de vijf Warschaupactlanden een bezoek bracht aan Dubcek, maakte hij hem op dat punt heftige verwijten. Over dit incident tussen beide partijleiders werd echter een streng stilzwijgen bewaard. Want belangrijker dan de Tsjechoslowaakse interne politieke ontwikkeling beschouwden de Joegoslavische leiders, niet op de laatste plaats omdat zij hoopten dat Belgrado alsnog een tweede politiek centrum in Oost-Europa zou worden, de handhaving der onafhankelijkheid van het door de Sovjet-Unie en haar vier bondgenoten bedreigde land. | |
Reactie op de bezetting van TsjechoslowakijeOndanks de kritiek van president Tito op de Praagse hervormers bracht de bezetting van Tsjechoslowakije op 21 augustus 1968 de verhoudingen tussen Joegoslavië enerzijds en Bulgarije, de D.D.R., Polen en de Sovjet-Unie anderzijds aan de rand van een openlijke vijandelijkheid. Tito verklaarde dat door de bezetting van Tsjechoslowakije de soevereiniteit van een socialistisch land was geschonden en vertrapt en dat een ernstige slag was toegebracht aan alle socialistische en progressieve krachten over de gehele wereld. Op 22 augustus veroordeelde ook de federale regering de interventie der troepen van de vijf Warschaupactlanden en kwalificeerde dit handelen als de meest grove vorm van schending van de soevereiniteit en territoriale integriteit van een onafhankelijke staat en ‘as direct negation of the generally accepted principles of international law’ en het handvest van de Verenigde Naties. De regering van de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië ‘consider that no State or group of States has the right tot decide on the fate of any other country and on its internal development nor to take any measures which are in contradiction with the publicly expressed will of its people and its constitutional organs’Ga naar voetnoot31. Nergens werd de bezetting en later de politieke gelijkschakeling van Tsjechoslowakije zo scherp veroordeeld als in Joegoslavië. Deze keer werd door | |
[pagina 561]
| |
Belgrado niet de tactische fout herhaald van 11 november 1956. Toen had men de omverwerping van de regering-Imre-Nagy op 4 november door de bezetting van Boedapest door het Sowjetleger met de volgende motivering gerechtvaardigd: ‘Moskau sei leider nichts übriggeblieben, als das antisozialistische Feuer auszutreten’. In augustus en september 1968 voelden zowel Joegoslavië als Roemenië zich door de Sovjet-Unie en Bulgarije militair bedreigd. Tevens ontdekte men in de hoogste partij- en regeringskringen van Belgrado een voor de landsverdediging bijna noodlottig geworden fout. Het Joegoslavische leger was tot 21 augustus 1968 namelijk alleen geprepareerd op een aanval uit het Westen. Dit was kennelijk een misvatting omtrent de solidariteit van de communistische landen onderling en de hegemoniepretenties van de Sovjet-Unie. Het Joegoslavische leger werd na de bezetting van Praag gemobiliseerd en in het gehele land werd de bevolking van wapens en munitie voorzien ter voorbereiding van een guerilla oorlog. Minister van Defensie Nikola Ljubicic zei dat Joegoslavië een totale aanval verwachtte en daarom ‘bereiden wij ons voor op de totale verdediging. De aanvaller moet zich dan continu in een toestand van omsingeling bevinden, waarin hij gedwongen is zich te verdedigen in plaats van aan te vallen’Ga naar voetnoot32. Zoals bekend heeft de door velen in het Westen verwachte Sovjetaanval op Joegoslavië niet plaatsgevonden. Maar Moskous these over beperkte soevereiniteit van de landen der socialistische gemeenschap dwong Belgrado tot permanente waakzaamheid. Samenvattend mag worden vastgesteld dat niet alleen de militaire aspecten van de bezetting van Tsjechoslowakije de Joegoslavische leiders gedwongen hebben om na te denkenGa naar voetnoot33. Vooral de rechtvaardiging van deze actie door Moskou in september 1968 door middel van de Brezjnev-doctrine heeft de Joegoslaven gealarmeerd. | |
De Sovjet-Unie, bastion van de internationale communistische bewegingIndien een reeks factoren buiten beschouwing wordt gelaten, kan men, gezien deze achtergronden, moeilijk begrijpen waarom Tito reeds eind 1968, maar vooral na zijn toespraak op 3 mei 1969 te Kraljevica, op een normalisering van de betrekkingen met Moskou heeft aangedrongen. Het eerste hoogtepunt van deze politiek werd met het bezoek van Gromyko van 2 tot 6 september 1969 aan Belgrado bereikt. De normalisering beoogde noch een terugkeer van Joegoslavië naar het Sovjetblok noch het opgeven van de binnen- en buitenlandse posities van Belgrado. Tijdens het | |
[pagina 562]
| |
bezoek van minister president Ribicic in juni 1970 aan Moskou is duidelijk gebleken, dat men van Joegoslavische zijde zowel de strijd om Tsjechoslowakije ad acta wil leggen als ook het ‘offensief’ polemiseren met Moskou wil staken. Nadat de gehele wereld de door het Sovjet militaire optreden gecreëerde feiten had aanvaard, konden de Joegoslavische communisten niet als een van de laatste trompettisten op het strijdtoneel blijven. Immers de Joegoslaven moesten zich van de Sovjet politieke druk, wegens hun houding in augustus en september 1968, bevrijden en de uit 1955 daterende verklaring van Belgrado door Moskou opnieuw laten bekrachtigen. De Sovjet bezetting van Tsjechoslowakije relativeerde echter zulke Sovjet verklaringen. De bekrachtiging door de Sovjet partijleiders is bovendien tot Brezjnevs bezoek aan Belgrado in in september 1971 uitgebleven. Brezjnev stelde zijn reis naar Belgrado herhaaldelijk uit en de Sovjetpers zette haar kritiek op de Joegoslavische binnen- en buitenlandse politiek voort. De Joegoslavische aanspraken op een onafhankelijke politiek werden na Nixons bezoek aan Tito door de Sovjet publiciteitsmedia opnieuw bekritiseerd. Commentaren van de leider van de Amerikaanse Communistische Partij, Gus Hall, kregen in november 1970 in de Sovjet pers een opvallende plaats. Daarin werd Tito een gebrek aan klassebewustzijn verweten en eenzijdige bevoordeling van het ‘Amerikaanse imperialisme’. Ook werd de Joegoslavische politiek van ongebondenheid als het reinste opportunisme gedoodverfd. Als gevolg van de voortzetting van de Sovjet kritiek op Joegoslavië heeft men in Belgrado ingezien, dat de veiligheid en onafhankelijkheid van het land alleen door de NATO gegarandeerd kunnen wordenGa naar voetnoot34. Nixons bezoek in 1970 aan Joegoslavië heeft bewezen dat de Verenigde Staten een verandering van het militaire en politieke evenwicht ten gunste van de Sovjet-Unie in dit deel van Europa niet wensen. Ook de Joegoslaven zouden het nauwelijks begroeten, indien de Verenigde Staten hun Europese engagement zouden reduceren. Vermoedelijk daarom herinnerde Tito Nixon tijdens zijn verblijf in Joegoslavië eraan, dat de grote mogendheden een speciale verantwoordelijkheid ‘voor het lot van de wereld dragen’. Maar tegelijkertijd maakte Tito er ook melding van dat de volkeren van Joegoslavië ‘ihre Unabhängigkeit und freie innere Entwicklung vor jeder Gefahr und jedem Angriff schützen’. In het slotcommuniqué van dit bezoek werd ook gesteld, dat wederzijdse betrekkingen ‘auf den Prinzipien der Unabhängigkeit und der gegenseitigen Achtung ein Stabilisierungsfactor in Europa und anderswo in der Welt seien’Ga naar voetnoot35. | |
[pagina 563]
| |
Het blijft dan ook een zeldzaam fenomeen dat de Joegoslavische communisten, na elke frontale botsing met de C.P.S.U., ondanks al hun ervaringen met de Russen tijdens de afgelopen drieëntwintig jaren, telkens niet alleen opnieuw het wederzijdse arrangement met de Sovjet-Unie zoeken, maar ook de socialistische gemeenschap met de Sovjet partij verkondigen. ‘In solcher Politik nur Taktik für den täglichen Bedarf zu sehen, verbietet sich schon wegen ihrer innerpolitisch-ideologischen Folgen’. De eenvoudige Joegoslavische communist, ‘der über Jahrzehnte hinweg hinter allen Auseinandersetzungen mit Moskau wie eine Art ewiges Licht die Solidaritätskerze brennen sieht, kann kaum zu dem Schluss kommen, seine Führung halte sie um des vorteilhaften Scheines willen am brennen. Er würde damit auch einen schweren Irrtum begehen’Ga naar voetnoot36. Resumerend kan worden vastgesteld dat volgens de politieke correspondent van de Frankfurter Allgemeine Zeitung in Belgrado de Joegoslavische Bond van Communisten, in elk geval de thans invloedrijkste groep aan zijn top, de Sovjet-Unie ondanks 1948 en 1968 als het nog steeds wezenlijke bastion beschouwen van het wereldcommunisme. De Joegoslavische leiders zijn ervan overtuigd dat met de communistische hoofdmacht het socialisme in alle andere landen, ook in Joegoslavië, zou moeten vallen. ‘Sie sieht sich deshalb auch in Zeiten offener Konfrontation mit Moskau zum Wunsch nach dem Bestand von dessen ungeschmälerter Weltmacht-Position genötigt’Ga naar voetnoot37. De Joegoslavische communisten zullen zich tegen een aanval van de Sovjet-Unie en haar bondgenoten op hun land in bloedige strijd verdedigen. Niet alleen omdat zij, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog werd bewezen, patriotten zijn, maar ook daarom omdat de Joegoslavische Communistische leiders weten, dat het doel van deze ‘broederlijke hulp’ zal zijn hun de macht te ontnemen. Daarom zullen zij in hun strijd tegen de interventie van de Warschaupactlanden ongetwijfeld westelijke militaire hulp welkom heten. Maar zij zullen tevens elke dag er aan denken dat het uiteenvallen van de Sovjet-Unie ook het einde van het socialistische experiment in Joegoslavië met zich mee zou brengen. In elk geval zal de houding van de leiders in Belgrado tegenover Moskou hetzelfde blijven tot de Bond van Communisten en het Joegoslavische socialisme er op een zekere dag in zullen slagen zich van de leninistische ideologie en praktijken geheel te bevrijden, tot zij erin zullen slagen zich een massale aanhang bij de volkeren van Joegoslaviëte verschaffen en ‘an demokratisch gesonnenen’ socialisten in de wereld de Sovjet steun ‘entbehrlich gemacht haben wird’Ga naar voetnoot38Ga naar voetnoot38. |
|