Streven. Jaargang 25
(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 539]
| |
Moskou - Tokio:
| |
[pagina 540]
| |
De Japanners waren in die tijd niet erg gesteld op de Sovjets. Zij vonden het vanwege de Sovjets bijzonder laf, op het laatste ogenblik Japan te hebben aangevallen, ondanks het feit dat op Hirosjima en Nagasaki al atoombommen waren gedropt en er toch nog altijd zo iets bestond als het neutraliteitspakt van augustus 1941 tussen Moskou en Tokio. Maar de Sovjets wilden van de gelegenheid gebruik maken om de Japanners te verjagen uit Mandsjoerije, Korea, Port Arthur en de Sachalin- en Koerilen-eilanden. Moskou wilde zelfs een gedeelte van Japan gaan bezetten; alleen de militaire macht van de Verenigde Staten kon dat beletten. Als tegenreactie wilden de Sovjets Japan volkomen isoleren en stelden hun veto tegen de opneming in de UNO. Ten gevolge van de Koreaanse oorlog zou het antagonisme tussen beide landen nog fors toenemen. | |
Wederzijds aftastenToch voelde men aan beide zijden wel dat men niet lang langs elkaar heen kon blijven leven. Al was het maar omwille van de geografische nabijheid en het feit dat de Verenigde Staten zich op Japan stevig aan het innestelen waren. Begin 1952 stuurde Stalin aan het Japanse volk een boodschap, met de beste wensen voor een spoedig herstel van zijn onafhankelijkheid en een appèl op de ‘democratische krachten van de bevolking’. Later lekte het uit dat het initiatief was uitgegaan van de voorzitter van de Japanse socialistische partij. Discrete contacten leidden tot het hervatten van de steenkoolexport van Sachalin naar Japan; op de Japanse scheepswerven werden de eerste schepen voor de Sovjet-Unie op stapel gezet en beide landen sloten akkoorden over de zeevisserij. (De Sovjets hadden in die tijd meer dan vijftig Japanse vissersvaartuigen geënterd en hielden een honderdtal zeevissers in arrest). Nieuwe contacten werden ingeleid onder druk van de omstandigheden. Vooreerst was er de wapenstilstand in Korea in 1954. Vervolgens de eerste tekenen van de intredende dooi na de dood van Stalin, de dwingende zorg om de eigen economische en commerciële belangen en - last but not least - het zoeken van de Sovjets naar een psychologisch en politiek tegenwicht voor de dominerende rol van de Verenigde Staten in de Aziatische regio. Eind 1954 proclameerde de democratische Japanse eerste-minister Hatoyama dat er een einde moest komen aan ‘een hoogst abnormale en absurde situatie’. Na enkele voorbereidende officieuze contacten kwamen de Sovjetambassadeur Malik en de Japanse ambassadeur Matsumoto te Londen in het geheim bijeen. Het was de bedoeling het terrein af te tasten en de mogelijk- | |
[pagina 541]
| |
heden van een vredesverdrag te onderzoeken. Daaruit bleek dat de respectievelijke standpunten nog veel te ver uit elkaar lagen. De Sovjetpers bracht haar geschut in stelling en hamerde op de schade die ‘de Amerikaanse betutteling’ toebracht aan de Japans-Sovjetrussische verhoudingen. Japan werd er toe aangezet het Amerikaanse ‘juk’ af te werpen. Japan reageerde in averechtse richting, zodat de Londense besprekingen afsprongen. Ze werden in juli 1956 hernomen, enkel en alleen om na afloop vast te stellen dat de respectievelijke posities inzake belangrijke problemen, zoals dat van het inpikken van de Koerilen door de Sovjet-Unie, het statuut op de zeevisserij, het Japans-Amerikaans verdrag en enkele andere, nog steeds even ver uit elkaar lagen. Nochtans - zo luidde het communiqué - waren beide partijen het erover eens dat een of andere vorm van praktische coëxistentie moest worden gevonden. Op 19 augustus 1956 bereikten Chroesjtsov en Hatoyama een compromis. Zij ondertekenden een declaratie waarin de staat van oorlog tussen beide landen werd opgeheven, de diplomatieke betrekkingen zouden worden hernomen, Japan rijp werd geacht om in de UNO te zetelen, de ratificatie van de akkoordontwerpen over de zeevisserij werd aangekondigd en veel omhaal werd gemaakt over de noodzaak van het uitbreiden van de culturele en economische betrekkingen. Moskou beloofde de terugkeer naar Japan van de Habomai- en Shikoku-eilanden (ten Noorden van Hokkaido) zodra het vredesverdrag gesloten zou worden. De onderhandelingen over dat vredesverdrag werden vagelijk opengehouden en alle andere kwesties bleven in de lucht hangen. Bij al die onderhandelingen en contacten had de Sovjet-Unie niets losgelaten van de oorlogsbuit die zij na 1945 in het Verre Oosten had binnengehaald. Als pluspunt kon zij acteren dat het opnieuw aanknopen van politieke contacten met een belangrijk Aziatisch land op de duur psychologische gevolgen zou hebben. Vanaf dat ogenblik kon de Sovjet-Unie zich tevreden stellen met een voorlopige status-quo en terzelfdertijd pogen de Japans-Amerikaanse band los te weken. Op die manier kon Japan allicht in de richting van een welwillende neutraliteit worden gestuwd, terwijl China zich goed en wel aan het omvormen was tot communistische volksrepubliek, hopelijk met altijddurende Moskou-obediëntie. Op het internationale forum maakte Moskou tegelijkertijd reclame voor algemene terugtrekking van vreemde strijdkrachten, waar die zich ook bevonden, en beloofde plechtig de neutraliteit van elk land te zullen eerbiedigen. De Japanners bleven wantrouwig. Het verbreken door de Sovjets in 1945 van het in 1941 gesloten Japans-Sovjetrussische vriendschaps- en neutraliteitsverdrag lag hen nog altijd zwaar op de maag. Onmiddellijk na de oorlog woog dit zelfs zwaarder dan b.v. de Amerikaanse atoombommen op Hiros- | |
[pagina 542]
| |
jima en Nagasaki. De historische afkeer van de Japanners tegenover de Russen zat namelijk dieper dan hun afkeer voor de Verenigde Staten. (Pas later zijn de Japanners zich meer gaan opwinden over de beslissende Amerikaanse ‘interventie’. Op de Sovjet-avances van 1956 antwoordde de Japanse regering dat het Japans-Amerikaans verdrag niemand bedreigde en dat de Sovjetleiders zich niet moesten mengen in Japanse interne aangelegenheden. Maar ondertussen begon de Japanse openbare opinie een neiging te vertonen tot neutralisme en anti-amerikanisme. De regering Kishi moest in 1960 tegen een kleine maar harde oppositie optornen om de hernieuwing van het akkoord met de Verenigde Staten door het parlement te sluizen. Het groeiende conflict tussen de Sovjet-Unie en China was een nieuwe factor in de Japans-Sovjetrussische verhoudingen. De paniek van de Russen met betrekking tot de pijlsnelle opbloei van de Japanse economie kwam op de achtergrond. Moskou kende nu dezelfde frustratie die de Verenigde Staten in 1947 hadden gekend: de gevaarlijke consequenties van een evolutie waardoor men twee belangrijke Aziatische machten tegelijk tegen zich krijgt. Om dat te voorkomen, moest willens nillens gezocht worden naar een verbetering in de betrekkingen met Japan. In 1961 kwam Mikoyan in hoogsteigen persoon naar Tokio, met een persoonlijke boodschap van Chroesjtsjov aan de Japanse regering. Het resultaat beperkte zich tot een kleine uitbreiding van de handelsakkoorden. Medio 1962 reisde een groep Japanse industriëlen naar Moskou en bracht een aantal bestelorders voor de scheepsbouw mee naar huis. De Sovjets stelden voor, Japan hout, kolen en petroleum te leveren; Japan zou complete industriële uitrustingen leveren. In mei 1964 arriveerde Mikoyan opnieuw in Tokio; ditmaal vergezeld van een hele delegatie. Hij werd door de keizer ontvangen en overhandigde de eerste-minister opnieuw een boodschap van Chroesjtsov. Daarin werd nog maar eens over ‘interessante handelsofferten’ gesproken. De pientere Japanners ontdekten echter onmiddellijk dat de daaraan verbonden voorwaarden indirecte gevolgen zouden hebben voor hun op gang komende economische betrekkingen met de Chinese Volksrepubliek. Eerste-minister Ikeda antwoordde ontwijkend: hij was bereid alle problemen te bespreken die konden leiden tot een vredesverdrag, maar tevens hamerde hij nog eens op de kwestie van de restitutie van de Kourilen-archipel. Daarmee probeerde hij met de voet een gat in een betonnen muur te trappen. Beide partijen bleven op hun posities. | |
Kourilen: alfa en omegaWaarom blijven de Sovjets zo obstinaat weigeren over de Kourilen te onderhandelen en waarom brengen de Japanners deze kwestie met zoveel | |
[pagina 543]
| |
hardnekkigheid steeds opnieuw ter tafel? In 1967 verklaarde Kosygin dat het uitblijven van een vredesverdrag met Japan alleen te wijten was aan ‘de onredelijke en revanchistische territoriale eisen van Japan’. In februari 1970 bracht de voorzitter van de Japanse delegatie van de gemengde economische commissie in Moskou het probleem van de Kourilen opnieuw ter sprake. Kosygin weigerde ook maar te antwoorden op wat hem werd gevraagt. De Sovjet-Unie stelt dat, behalve de kleine eilanden Habomai en Shikoku, de territoriale kwesties tussen Moskou en Tokio definitief zijn geregeld. De Kourilen-eilanden en het zuiden van Sachalin behoren, met name ingevolge de internationale beslissingen die te Yalta en Potsdam werden genomen, tot de Sovjet-Unie. Tokio betwist de juridische geldigheid van dit standpunt en redeneert als volgt. Het is juist dat het zuiden van Sachalin op de Russen werd veroverd in 1905, maar de Tsaar erkende in het Verdrag van Shimoda (1855) dat de Kourilen tot Japan behoren. Anderzijds blijkt uit de internationale teksten dat de zuidelijke eilanden (met inbegrip van Kunashiri en Etorufu) geografisch geen deel uitmaken van de Kourilen. Uit het verdrag van Shimoda zou reeds blijken dat deze eilanden ‘van nature’ Japans zijn. Vervolgens worden de beslissingen van Yalta en Potsdam door de Japanse regering niet erkend als een waarlijk bindende conventie. Daarvoor wordt aangevoerd (dat hebben Frankrijk en West-Duitsland ook gedaan) dat Japan destijds niet werd geraadpleegd en zich dus niet gebonden acht (‘res inter alios acta’). Het Verdrag van San Francisco kan door de Sovjet-Unie evenmin worden ingeroepen om zich de Kourilen voor altijd toe te eigenen; zij heeft dat verdrag immers niet ondertekend. Maar er zijn andere dan juridische redenen waarom de Sovjets zo stug op hun standpunt blijven. Het gaat hier om de beveiliging van de gehele oostflank van het Sovjetrijk. Moskou is niet vergeten dat de campagne van de Westerse ‘interventionisten’ en Japan tegen het bolsjevistisch regime in 1918 vanuit Vladivostok begon. Evenmin, dat het in 1922 de Japanners waren die als laatsten uit Siberië afdropen. In 1950 was er de Koreaanse oorlog. De politieke en militaire banden tussen de Verenigde Staten en Japan zijn te sterk opdat de Sovjet-Unie enige concessie inzake de Kourillen-kwestie kan doen. Bovendien is er nog China. De belangrijkheid van de ingepikte territoria wordt duidelijk als men weet wat er allemaal op het eiland Ertorofu aan militaire installaties en observatieposten werd opgericht; in deze regio oefent Moskou permanent een strikte zee- en luchtcontrole uit. Moskou wil evenmin precedenten scheppen. Toegeven aan Japan zou een keten van gelijksoortige revendicaties in Europa en Azië tot gevolg hebben, niet alleen van niet-communistische landen. Eind 1969 beloofde Nixon de Japanners dat zij de souvereiniteit over Oki- | |
[pagina 544]
| |
nawa zouden terugkrijgen. Hetgeen inmiddels geregeld is. Dat wordt nu in Tokio uitgespeeld om van de Sovjets hetzelfde te verkrijgen met betrekking tot de Kourilen. Moskou kwam echter prompt met een andere verklaring voor de dag. De oplossing van de kwestie Okinawa was volgens Moskou slechts een voorwaarde voor de voortzetting van het defensiepakt tussen de Verenigde Staten en Japan, waarin gestipuleerd wordt dat de Amerikanen op het eiland opnieuw nucleaire wapens mogen opslaan wanneer er ‘een ernstige situatie zou ontstaan’. Vervolgens voorzien de Sovjets dat de Japanners als gevolg van het ‘partial disengagement’ van de Verenigde Staten in Azië verplicht zullen zijn militaire verantwoordelijkheid voor de regio op zich te nemen. Niettemin weten de Japanners best dat de onwrikbaarheid van de Sovjets ergens grenzen moet hebben. De Sovjet-Unie kan niet eindeloos voortgaan Japan om economische samenwerking te vragen, zonder enige tegenprestatie. Net zoals West-Europa heeft ook de Sovjet-Unie Japan nodig. Anderzijds zijn er de Sovjet-Chinese controversen en het feit dat Tokio op het punt staat zijn betrekkingen met Peking aan te zuiveren. Wil de Sovjet-Unie niet helemaal buiten de regio gestoten worden, dan moet zij betere betrekkingen krijgen met Japan. Dit is slechts mogelijk als de politieke partijen in Japan erbij betrokken worden. Welnu, van extreem-rechts tot extreem-links eisen alle Japanse partijen de terugkeer van de Kourilen. De twee fracties van de Japanse communistische partij eisen zelfs het herstel van Japans territoriale grenzen van 1875. Het nationalisme is in Japan de laatste tijd erg virulent geworden. De regeringspartij wil op die trend inhaken, maar van de andere kant is zij tactisch genoeg om de beter wordende betrekkingen met Moskou niet te laten stranden op de Kourilen-kwestie. Het probleem van de eilanden is nauw verbonden met dat van de zeevisserij. De wateren van het zuiden van Sachalin leverden voor de oorlog 4% van de Japanse zalm en 30% van de krabben, bestemd voor de uitvoer. De in verval geraakte haven Nemuro is nu het verzamelpunt van allerhande verenigingen die ijveren voor de terugkeer van de verloren eilanden en van de gevangengenomen vissers. De incidenten zijn talrijk in deze streek omdat de maritieme grenslijn slechts 1700 m verwijderd ligt van de haven Nemuro, zodat de Japanse vissers over te weinig actieradius beschikken. Dat alles verwekt op nationaal vlak een psychologische malaise en maakt dat de kwestie van de ingepikte eilanden in de actualiteit blijft. | |
De verleidingen van de negotieDe economische akkoorden van 1956 tussen Japan en de Sovjet-Unie werden nogal traag uitgebreid. Dat had te maken met de spreekwoordelijke | |
[pagina 545]
| |
traagheid van de Sovjets en de even spreekwoordelijke voorzichtigheid van de Japanners. Tokio vreesde represailles van de Verenigde Staten en was niet zo opgetogen met de vraag van de Sovjets om kredieten op lange termijn te krijgen. Pas in 1965 was de Japanse handelsbalans met de Sovjet-Unie in evenwicht, terwijl in 1969 voor het eerst de Japanse export opwoog tegen de import uit de Sovjet-Unie. In hetzelfde jaar stemden de Sovjets er eindelijk in toe hun handelstransacties af te wikkelen met een consortium van elf Japanse firma's. Voordien werd onderhandeld met elke firma afzonderlijk, zodat de ene firma tegen de andere kon worden uitgespeeld. Op dat ogenblik was Japan de tweede belangrijkste niet-communistische klant van de Sovjet-Unie. De Japanse uitvoer omvatte voornamelijk consupmptiegoederen (textiel en schoenen), handelsschepen en vlottende kranen. De Sovjets verkochten aan Japan hout, papier, steenkolen, petroleum, non-ferro metalen en ertsen. De aangroei van de handelsbetrekkingen was vooral te danken aan de Japanse participatie in de ontginning van Oost-Siberië. Japanse handelslui waren sinds lang gebiologeerd door het perspectief van winstgevende rijkdommen in de Siberische grond. De Sovjets hadden tot dan toe in Siberië geklungeld; Siberië betekende voor de Sovjeteconomie jaarlijks een deficit van ruim een miljard roebel. Er waren niet genoeg transportmogelijkheden naar West-Rusland; de Siberische bevolking bestond voor de meerderheid uit vrouwen en stedelingen; weinig Russen waren bereid zich in de onherbergzame streken van het Verre Oosten te vestigenGa naar voetnoot1. Al met al zag de Sovjetregering zich verplicht uit te kijken naar Japans kapitaal. Pas in 1965 liet de Japanse regering toe dat industriëlen contact opnamen met Sovjetautoriteiten om de zaak te bespreken. Die terughoudendheid had te maken met de grote omvang van een dergelijke onderneming en vervolgens met het feit dat de Sovjet-Chinese betrekkingen in ongunstige zin waren geëvolueerd. Sommige streken waarin Japanse kapitalen zouden worden geïnvesteerd, werden door Mao opgeëist. Peking beschuldigde de Sovjets ervan, van China afgepakte gebieden vlug met Russen en Japanners te willen bevolken. Alhoewel de negotie-factor bij de Japanners gaandeweg zwaarder begon door te wegen, waren zij erover ontstemd dat de Sovjets weigerden hun de controle over te laten over hun eigen investeringen. Te meer omdat de bureaucratische organisatiemethoden van de Sovjets nogal schril afsteken tegen het pragmatische management van de Japanners. Peking beschuldigde Moskou van verraad en revisionisme omdat het aan ‘Japanse kapitalisten’ de mogelijkheid gaf ‘het huis van het Sovjetvolk te plunderen’, terwijl die- | |
[pagina 546]
| |
zelfde Sovjets ‘schijnheilig fulmineren tegen gelijksoortige Japanse investeringen in Malaysië en Indonesië’. De Sovjets antwoordden daarop heel flegmatiek dat het in hun geval ging om ‘een kwestie van goede nabuurschap’. En: ‘Het feit dat wij voor Oost-Siberië een beroep doen op de medewerking van een van de meest ontwikkelde kapitalistische landen, stemt overeen met het marxistisch principe van de werkverdeling’. Na heel wat ups en downs is de Sovjet-Japanse samenwerking nu goed vlot geraakt. Japan werkt mee aan de ontginning van de olievelden van Tsoemen en in de 7000 km lange pijpleiding van West-Siberië naar de oostelijke haven Nachodka. Vervolgens is er een participatie in de ontginning van de kopervelden van Oedokan in Centraal-Siberië en in de aanleg van de spoorweg naar Nachodka. Japan zou bereid zijn ¼ van de jaarlijkse produktie af te nemen. Bovendien hebben de Japanners toegezegd te investeren in de bosbouwontginning en in de ontwikkeling van de havens aan de kusten van Oost-Siberië (o.a. Wrangel). Daar zullen de Japanners installaties bouwen die een vlug en handzaam vervoer mogelijk maken van olie, aardgas en koper. Dit laatste schijnt aan te tonen dat de Japanners het ernstig menen met hun investeringen. Japan is arm aan grondstoffen en wil de transportkosten liefst zoveel mogelijk drukken. Bij dat alles verliezen de Japanners natuurlijk niet uit het oog dat de Sovjet-Unie op ieder ogenblik die samenwerking weer kan stopzetten wanneer het politieke klimaat dat zou vereisen. Daarom doen er hardnekkige geruchten de ronde volgens welke de Japanners in het geheim onderhandelen met de Chinese Volksrepubliek, met het doel gelijksoortige investeringen te financieren. In de beroemde vijf punten die Tsjoe-en-Lai opsomde als voorwaarde voor de uitbreiding van de contacten met Japan, sprak hij weliswaar over het inbinden van Tokio's relaties met de Verenigde Staten en Taiwan, maar over de betrekkingen met Moskou werd met geen woord gerept. | |
Politiek referentiekaderOndanks de economische samenwerking blijft Moskou met fundamentele politieke problemen t.o.v. Japan in de maag zitten. Niet het minst de sterke militaire banden van Tokio met Washington en de activiteiten van de Japanners in de overige regio's van Azië. De Amerikaanse interventie in Vietnam heeft Moskou steeds de gelegenheid geboden de Japanners te beschuldigen van medeplichtigheid, omdat zij de Verenigde Staten materiële faciliteiten verlenen en ze diplomatiek steunen. Nog in de jongste uitgave van het Japanse Diplomatieke Blauwboek stelt de regering dat de militaire banden met de Verenigde Staten zullen | |
[pagina 547]
| |
blijven bestaan, vooral dan voor wat betreft de nucleaire afschrikking tegenover de Sovjet-Unie en China. Tokio ziet op langere termijn geen ander alternatief. De consequenties van het Sovjet-Chinese geschil zijn met betrekking tot de Sovjet-Japanse verhoudingen nog moeilijker en ingewikkelder. Sinds de heresie van Mao heeft Moskou bij de lokale Aziatische communistische partijen veel aan invloed ingeboet. In Moskou zet het veel kwaad bloed, dat Peking Tokio steeds meer laat verstaan dat de organisatie van de toekomstige Aziatische structuren het werk moet zijn van de Aziaten zelf ‘zonder inmenging van niet-Aziatische mogendheden’ (terwijl de Sovjets al naargelang de windrichting tot Europa of tot Azië beweren te behoren). Tot overmaat van ramp is Tsjoe-en-Lai de laatste tijd openlijk de Japanse eis voor de terugkeer van de Kourilen gaan steunen. De huidige nucleaire macht van Peking vormt alsnog geen werkelijke bedreiging voor de Sovjet-Unie. Niettemin groeit de Chinese dreiging op de transsiberische route met de dag. Het gaat hier om de hoogst-strategische verbinding van het industriële Rusland met het oostelijke gedeelte van Siberië. Om die Aziatische defensielijn te versterken, moet de Sovjet-Unie haar grenzen in het Westen militair ontlasten, haar betrekkingen met West-Europa versoepelen en Japan ervan overtuigen goede betrekkingen met Moskou te cultiveren (o.m. door via investeringen Japan welwillend aan zich te binden). In de loop van dit jaar gaat Gromyko naar Tokio om nog maar eens onderhandelingen aan te knopen over het afsluiten van een vredesverdrag. Het feit dat Tokio meer dan ooit naar Peking lonkt, is daaraan niet vreemd. Tokio heeft al laten verstaan dat het diplomatieke betrekkingen met Peking wenst aan te knopen. De kwestie van de opneming van Peking in de UNO is nu toch van de baan. De empirische Japanners weten best dat zij meer profijt hebben bij een welvarend en koopkrachtig China dan bij een arm, overbevolkt en gefrustreerd buurland. Er worden formules uitgeknobbeld om Taiwan de hand boven het hoofd te houden en zodoende van twee walletjes te eten. Hierbij duikt de vraag op welk van beide China's voor Moskou het gevaarlijkst is? En welke prijs is Moskou bereid te betalen opdat Oost-Siberië geen voorwerp van verleiding wordt? Op militair gebied is Peking de nachtmerrie; op economisch terrein is het Taiwan. Vandaar de heimelijke Sovjethoop dat er zolang mogelijk onenigheid blijft bestaan tussen de leiders van Peking en Taipeh. Van die situatie kan Tokio profiteren. En meer bepaald doordat het zich aan beide China's en aan de Sovjet-Unie kan optrekken. In ieder geval op economisch gebied. Tokio steekt met kop en schouders uit boven Peking. En ieder die Japan | |
[pagina 548]
| |
van nabij heeft leren kennen, weet maar al te best dat de Japanners het er op aanleggen ook de Sovjet-Unie te overtroeven. (De Amerikaanse futuroloog Herman Kahn gaat zelfs nog verder en meent dat Japan in het begin van de 21e eeuw de Verenigde Staten zullen overklassen). En de prijs die Moskou wil betalen aan Japan? Die is af te leiden uit de stilzwijgendheid over het feit dat Japan zich klaar maakt in Azië meer eigen verantwoordelijkheid op zich te nemen, ook militair. Daarmee wil Moskou twee dingen bereiken: enerzijds de eigenwaarde van de nationalistische Japanners strelen en anderzijds de uitbouw promoveren van een tegenwicht tegen ‘de opkomende Chinese hegemonie in Azië’. De fopspeen die Moskou de Japanners voorhield om dat doel te bereiken, was de magische formule over ‘het systeem van collectieve veiligheid in Azië’. Het was de bedoeling zoveel mogelijk Aziatische staten in één organisatie samen te brengen, die kennelijk tegen Peking zou gericht zijn. Om de pil volkomen te vergulden, voegden de Sovjets eraan toe dat alle nucleaire machten plechtig zouden moeten garanderen de leden van dat ‘systeem’ te beschermen tegen nucleaire aanvallen en dreigingen. Op dat ogenblik maakte Peking nog geen deel uit van de Veiligheidsraad. De Japanners vinden dat zij aan de garantie van één kernmacht (de Verenigde Staten) ruimschoots genoeg hebben en bedanken feestelijk voor het Sovjetvoorstel. Als pragmatici weten zij opperbest dat papieren en formalistische garanties van een organisatie zoals de Veiligheidsraad weinig of niets om het lijf hebben. Hun repliek is kenschetsend: ‘plechtig afgekondigde resoluties hebben geen waarde binnen de factische logica van het nucleaire machtsevenwicht’. Legalistische formalismen hebben in de praktijk pas waarde wanneer zij berusten op een solide en uitgebalanceerde onderbouw van feitelijke machtsverhoudingen. Daarom zullen de Sovjet-Japanse verhoudingen vooralsnog blijven steunen op selectieve criteria en een politiek-van-het-ogenblik. Met de hulp van Australië timmert Japan geduldig aan een standplaats van waarop het ooit eens de rol van scheidsrechter tussen China en de Sovjet-Unie zal kunnen spelen. |