worden zicht- en grijpbaar. En dat niet alleen: de uitputtende beschrijving van het leven in de ene cel, een leven van strijd, van krachtmeting, afbraak en opbouw, geeft te vermoeden gelijke strijd in talrijke andere cellen. En die beschrijving geeft de moeiten te verstaan nodig om een lichaam op te bouwen. De kleine man om wie het ging, krijgt de aandacht die hij verdient en die hij in de beschrijving van een grote beweging nooit zal kunnen krijgen. Pieter Daens lijkt vaak een aaneenrijging van pietluttigheden, lijkt samengesteld uit de onbelangrijkste documenten en vermoeit in zijn vele citaten uit allerlei heel kleine bladen wellicht. Maar de ordening is zo, dat voor de goede lezer in de beschrijving van wat zich in de cel afspeelt, het ‘grote’ leven gestalte krijgt. En alle dorpsschandalen en pastoorschantages, vernielingen van met name genoemde mensen en gezinnen, geven in kleinbeeld haarscherp weer wat zich in het groot heeft afgespeeld. Wat Boon beschrijft wordt door hoe hij het beschrijft, beeld van de grote onderdrukking, de grote chantage, de grote idealen, de grote mislukkingen, die het geschiedenisboek halen, maar daarin ook de menselijke dimensie, die bij Boons opzet alle kansen krijgt, moeten missen. Zo heeft Boon in zijn geschiedenis van de arbeidersbeweging van Aalst een groot stuk sociale geschiedenis van België geschreven; in deze door een romancier geschapen kiemcel kan de scherpe kijker het hele historische organisme aanwezig zien. Uit nood en leed geheven van een aantal merendeels vergeten kleine mensen, is een stuk algemene geschiedenis geschreven.
Pieter Daens beschrijft de geschiedenis van de socialistische beweging in Aalst van het eerste begin tot 1919, toen, door instelling van het algemeen kiesrecht, de socialistische doorbraak in de landelijke en plaatselijke politiek plaats had. Het socialisme steekt op na de opkomst van de industrialisatie met haar gevolgen van nu onvoorstelbare sociale toestanden. Van de verschrikkingen van vrouwen- en kinderarbeid, van de ongelooflijke armoede geeft Boon uitvoerig gedocumenteerd verslag. Pieter Daens is katholiek, en aanvankelijk ontgaat hem de sociale ellende volkomen: hij schrijft tegen een niet geziene maar wel aanwezige zwarte achtergrond zijn zorgeloze stukjes. Er zijn twee oorzaken voor zijn veranderende levenshouding: zijn broer, die hem, in sociaal bewustzijn zoals in alles voorgaat, en zijn gave met ‘buitenkerkelijke’ ogen te kunnen kijken: hij ziet menselijke ellende en onrechtvaardigheid als menselijke ellende en onrechtvaardigheid en niet als passend in een systeem. Zijn ‘bekering’ is een geleidelijke; steeds meer wordt zijn hart wijder dan de kerkdeuren toen waren; zijn afkeer en angst voor het socialisme blijven aanvankelijk. Het Daensisme was een poging tot een katholieke partij die niet, als wat de officiële kerk was, het onrecht duldde en zelfs bevorderde door een angst die de officiële katholieke kerk nooit