Streven. Jaargang 25
(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Drie jaren na augustus 1968
| |
Gevaar van het revisionismeOndanks de sinds augustus 1968 uitgevoerde zuiveringen is de Tsjechoslowaakse communistische partij een ‘massapartij’ gebleven. Met 1,2 miljoen leden is deze partij in een land waarin de ‘breiten schichten des Kleinbürgertums’ de mentaliteit van de bevolking duurzaam beïnvloedden, niet tegen ‘gevaarlijke’ invloeden gevrijwaard. De partijleiders vrezen, dat de kleinburgerlijke ideologie, het Masarykisme en het sociaal-democratisme als voedingsbodem voor opportunistische en revisionistische tendensen zal dienen. Van alle andere communistische partijen van het socialistische blok onderscheidt zich de Tsjechoslowaakse daardoor dat zij, wat de sociale structuur van haar leden betreft, het kleinste aandeel arbeiders bezit. Het aandeel van de arbeiders daalde van 59,9% in 1945 naar 38,9% in 1955 en bereikte in januari 1968 minder dan een derde van het totaal aantal leden. Hoe ernstig de partijleiding het probleem van de sociale samenstelling beschouwt, blijkt uit een verklaring van de Praagse partijsecretaris en lid van het presidium, Kapek, die de ‘Auffüllung der Parteireihen als eine aussergewöhnlich wichtige aufgabe der Gegenwart bezeichnete’Ga naar voetnoot1. | |
Vergrijzing van de partijOok worden grote inspanningen ondernomen om de vergrijzing van de | |
[pagina 116]
| |
partij tegen te gaan. Einde 1947 waren 70% van de leden onder 45 jaar oud. Thans nog slechts rond 40%, terwijl het aantal leden ouder dan 45 jaar gestegen is van 30% in 1948 tot 50% in 1971. Rekening houdend met de sociale structuur en de ‘altersmässigen Zusammensetzung’ is het begrijpelijk dat de nieuwe partijleiding ‘nach der niedergeschlagenen Reformbewegung besondere Energie darauf verwenden will, die Parteireihen ideologisch straff auszurichten und militant aufzufrischen’Ga naar voetnoot2. Daarom vergeleek men in Praag het XIVe congres met het Ve congres van de partij in februari 1929. Dit congres werd na een lange periode van interne partijcrisis gehouden en wordt thans door de geschiedschrijvers van de partij als ‘Entscheidungskampf’ van de gezonde revolutionaire krachten tegen het opportunisme en het sociaal-democratisme gekarakteriseerd. | |
Duitse bezetting en bevrijding door het Sovjet legerTijdens de jaren dertig, na de zwenking naar de Moskouse koers onder leiding van de nieuw gekozen secretaris-generaal Klement Gottwald en als gevolg van de omvangrijke zuiveringen, was het aantal leden van de partij van 100.000 tot 20.000 gedaald. Tijdens de Duitse bezetting van maart 1939 tot mei 1945 had de Tsjechoslowaakse communistische partij 25.000 leden verloren. In de maanden januari en februari 1946, zeven maanden na de bevrijding van het land door het Sovjet leger, had de partij reeds 800.000 en twee jaar later 1,2 miljoen leden. Na de communistische staatsgreep, in februari 1948, is het aantal leden van de partij tot 2,3 miljoen toegenomen. Onder leiding van Gottwald, die het ook thans in de straten van Praag te lezen beginsel formuleerde van trouw aan de Sovjet-Unie ‘auf ewige Zeiten’, genoten de Tsjechoslowaakse communisten in Moskou een zo groot vertrouwen dat de Sovjettroepen reeds in december 1945 werden teruggetrokken. | |
‘Praagse lente’ en de invasieLang was de weg die de Tsjechoslowaakse communistische partij vanaf de ‘deformaties’ van de Stalinistische periode tot de ‘Praagse lente’ van 1968 moest afleggen. Het proces in 1952 tegen de secretaris-generaal van de partij, Rudolf Slansky, werd gevolgd door de veroordeling van de huidige secretaris-generaal van de partij, Gustav Husák in 1954, wegens bourgeoisafwijking, nationalisme en chauvinisme tot levenslange gevangenisstraf. Negen jaar zat hij in Novotny's gevangenissen en evenals zijn Hongaarse | |
[pagina 117]
| |
collega Kádár kwam hij daaruit zonder dat zijn communistisch geloof was aangetast. Husák, die door waarnemers een van de intelligentste communistische partijleiders wordt genoemd, werd in 1913 als zoon van een handwerker in Slowakije geboren. Hij studeerde rechten in Bratislawa. Als lid van de communistische partij toonde Husák zijn leiderscapaciteiten het eerst tijdens de Slowaakse nationale opstand tegen de Duitsers in september en oktober 1944. Deze harde, intelligente jurist-politicus kwam nauwelijks acht maanden voor zijn benoeming tot eerste secretaris van de Tsjechoslowaakse C.P. als nationale figuur naar voren als het meest zelfverzekerde lid van de topleiding in de onthutsende periode na de invasie van 21 augustus 1968. De destalinisatie van het politieke leven kwam in Praag veel later dan in de overige socialistische landen. Nu worden de fouten die tijdens de Novotny-periode werden gemaakt, door de partijleiding als een van de oorzaken genoemd van de stormachtige politieke ontwikkeling in Tsjechoslowakije van januari tot augustus 1968. Hoe sterk het proces van democratisering het Kremlin heeft gealarmeerd, blijkt wel uit het feit dat op 29 juli 1968 bijna het gehele Sovjet politburo naar het buitenland ging om aan de onderhandelingen met de Tsjechoslowaakse leiders deel te nemen. De Russische leiders hebben tijdens deze besprekingen ingezien dat de morele autoriteit van de Sovjet-Unie niet voldoende gevestigd is om de socialistische landen in ideologisch en politiek opzicht afhankelijk te houden. Daarom werd slechts een militaire oplossing van de Tsjechoslowaakse kwestie in overweging genomen. Niet de principes van het marxisme-leninisme, maar alleen de Sovjetstrijdkrachten waren in staat de eenheid van de Warschaupactlanden te waarborgen. Vermoedelijk rond 16 augustus is de uiteindelijke beslissing met betrekking tot militaire interventie gevallen. Mogelijkerwijze: de belangstelling van de Sovjet intellectuelen voor het Tsjechoslowaakse experiment, bericht van Ulbricht over zijn ontmoeting op 12 augustus in Karlovy Vary met Dubcek, verzoek van Gomulka om interventie, omdat hij anders een proces van democratisering in Polen niet langer kon tegenhouden en tenslotte een openlijke kritiek van Ceausescu op 14 augustus ten aanzien van de structuur van het Pact van Warschau, hetgeen door de Sovjet militaire leiders zo werd geïnterpreteerd dat hun positie binnen het bondgenootschap werd aangetastGa naar voetnoot3. | |
[pagina 118]
| |
Brezjnevs doctrine in juridische termen vertaaldTijdens de afgelopen drie jaren slaagden de Sovjet militairen erin Tsjechoslowakije tot een ‘bastion’ van de socialistische gemeenschap te maken en de Moskouse machthebbers lieten het recht ‘zur Mitsprache’ bij interne aangelegenheden van het land door middel van het nieuwe vriendschaps- en bijstandspact volkenrechtelijk vastleggen. Het tussen de leiders van de Sovjet-Unie en Tsjechoslowakije op 6 mei 1970 gesloten akkoord is van grote internationale betekenis. Het was het eerste bijstandspact tussen de Sovjet-Unie en een van de socialistische landen dat gebaseerd was op de Brezjnev-doctrine. In de preambule van dit verdrag en in artikel vijf wordt de waarschuwing geuit, dat de Sovjet-Unie nimmer onverschillig zal staan tegenover het lot van de socialistische ontwikkeling in andere communistische landen. Om deze doctrine in juridische termen te vertalen is dit verdrag trouwens gesloten. Het bestaande verdrag tussen beide landen, dat in 1943 te Moskou door president Benes werd ondertekend en in 1963 voor een nieuwe periode van twintig jaar werd verlengd, was op zichzelf niet aan vernieuwing toe. De Sovjet leiders hebben uit de gebeurtenissen van 1968 hun les geleerd. Sinds mei 1970 kunnen zij in Tsjechoslowakije op grond van een internationale overeenkomst interveniëren ter vernietiging van de ‘antisocialistische krachten’ zonder de toestemming van de plaatselijke communistische leiders af te wachtenGa naar voetnoot4. Het nieuwe Sovjet-Tsjechoslowaakse vriendschaps- en bijstandspact is ook opmerkelijk om de uitbreiding van het terrein van de alliantie. Na de Tweede Wereldoorlog verbonden de door de Russen bevrijde Oosteuropese landen zich met de Sovjet-Unie tot gezamenlijke strijd tegen een eventuele herleving van het Duitse militarisme. Na de sluiting van het Pact van Warschau in 1955 beloofden de socialistische landen elkander bijstand ingeval van een aanval op een der lidstaten in Europa. De vorig jaar ondertekende verdragstekst tussen Moskou en Praag kent geen geografische begrenzing meer. Zij verzekert alle noodzakelijke hulp, militaire steun inbegrepen, bij elke aanval op een der partners, van welke zijde die ook komt. Wanneer de Sovjet-Unie ooit aangevallen zou worden door de Chinese volksrepubliek, moet het Tsjechoslowaakse leger de helpende hand bieden. Moskou heeft | |
[pagina 119]
| |
dus van Praag verkregen wat tot op heden alle Oosteuropese staten en niet alleen Roemenië hadden geweigerd. | |
Husáks machtsovername en zijn rivalenOndanks het feit dat Dubcek en zijn politieke vrienden na de invasie van de vijf Warschaupactlanden erin slaagden een zodanig klimaat te scheppen dat de weg voor politieke normalisering geëffend was, waren de Sovjet leiders hiermede niet tevreden. Daarom moest Gustav Husák in zijn eerste toespraak als partijleider op 17 april 1969 verklaren, dat consolidatie door middel van de wederinvoering van de dictatuur van het partijapparaat in het politieke, maatschappelijke en culturele levenGa naar voetnoot5 en de betrekkingen tot de Sovjet-Unie de belangrijkste opgaven van de nieuwe partijleiding waren, ‘von deren Erfüllung alles andere abhängt’Ga naar voetnoot6. Tijdens de eerste twee jaar - 14 à 15 maanden - van zijn ambtsperiode had Husák zeker de nodige rivalen, die een meer extreme politieke koers hebben voorgestaan dan hijzelf. De meest prominente van deze rivalen was Vasil Bilak, gevolgd door Moskous betrouwbaarste bondgenoot tijdens de invasie, Alois Indra. Lubomir Strougal leek in de zomer van 1969 een belangrijke bedreiging voor Husák te vormen, maar hij wordt thans zeker niet meer als een invloedrijk politicus beschouwd. In januari 1970 onthief Husák hem van het voorzitterschap van de Tsjechische partij en hij kreeg de veel minder invloedrijke positie van federale premier. | |
Politieke onzekerheidHoewel Husák, vergeleken met Bilak of Indra, een centrumfiguur genoemd kan worden, waren er velen in Tsjechoslowakije tijdens de lentemaanden van 1970 die veronderstelden dat men toch wellicht beter een van de anderen tot eerste secretaris van de partij had moeten kiezen. Juist het feit dat Husák niet als een man van de harde dogmatische lijn bekend stond, heeft tot tal van onpopulaire maatregelen geleid, die moesten bewijzen dat hij hetzelfde kon doen als zijn tegenstanders en dit beter kon doen. Dit was de reden waarom velen in 1970 te Praag en Bratislava de vervanging van Husák door Bilak hebben voorgestaan. Volgens deze mensen zou dan in elk geval de politieke onzekerheid verdwijnen. Bovendien meenden velen dat het in Tsjechoslowakije nog slechter zal moeten gaan, voordat verbete- | |
[pagina 120]
| |
ring in het politieke klimaat zal optredenGa naar voetnoot7. Tevens werd verondersteld dat, zolang Husák zijn positie als eerste secretaris van de partij blijft uitoefenen, geen gunstige veranderingen verwacht kunnen worden. Men verwachtte dat de dag zou komen waarop de bejaarde president Svoboda - die al zijn vroegere populariteit heeft verloren door zijn plotseling veranderde houding tegenover de hervormingen - zou overlijden of met pensioen zou gaan. Wanneer Svoboda uit het politieke leven zou verdwijnen, zou Husák de meest voor de hand liggende kandidaat zijn om het presidentschap over te nemenGa naar voetnoot8. In tegenstelling tot de algemene verwachtingen is reeds in de herfstmaanden van 1970 gebleken dat Husák, gesteund door het Kremlin, met enig succes bezig was zijn positie te verstevigen tegen de harde orthodoxen en andere ultra-linkse elementen binnen de partij. Om zijn positie te versterken moest Husák een zigzag-koers volgen. Dit manifesteerde zich vooral op het terrein van de hervormingsmaatregelen welke in het kader van de ‘normalisatie’ van de economie werden doorgevoerd. De economische hervormingen droegen het stempel van een gehaast, onder politieke druk staand pragmatisme. Desondanks werden zij aangeduid als ‘Husákmodel’ of ‘een systeem van gepland leiderschap’Ga naar voetnoot9. | |
Economische ‘consolidatie’Deze economische politiek werd door twee elementen gekarakteriseerd. In de eerste plaats door de wens dié maatregelen te nemen die tot de eliminatie van het zgn. Sik-model zouden leiden; en in de tweede plaats door een recentralisatie en herstel der autoriteit van de partij over economische beslissingenGa naar voetnoot10. Husáks ‘systeem van gepland leiderschap’ voorziet in de mo- | |
[pagina 121]
| |
gelijkheid van inspraak van beneden af, maar handhaaft gelijktijdig een grote controle van boven af. Een dergelijk systeem is slechts te verwezenlijken wanneer de centrale economische planning als hoogste economische besluitvormer hersteld wordt. In de partijresolutie van januari 1970 is een en ander duidelijk uitgesproken; de ontwikkeling van de economie moet volledig ondergeschikt zijn aan de staatGa naar voetnoot11. Ook werd in genoemde partijresolutie versterking geëist van de centrale organen voor buitenlandse handelGa naar voetnoot12. Van bedrijfsautonomie kan in een dergelijk systeem nauwelijks meer sprake zijn. De economische hervormingen van Husák zijn meer een ‘belofte’ voor de toekomst dan een reeds voor de huidige tijd relevante politiek. Het economische plan voor 1970 werd wegens tijdnood hoofdzakelijk van boven naar beneden opgesteld, zonder inspraak van lagere organen. Met dit plan bleven echter nog talloze problemen onopgelost, voor een belangrijk deel wegens het ontbreken van een planning op lange termijn. Daarom werd - niet op de laatste plaats ter bevordering van de ‘socialistische integratie’ - een economisch plan voor 1971 tot 1975, naar het DDR-model, ontworpen. Samenvattend moet worden vermeld dat de Tsjechoslowaken binnen vijf jaar drie economische hervormingen ingeleid hebben, doch niet ten einde gebracht. De hervormingen van 1965 ruimden een grotere verantwoordelijkheid voor de bedrijven in, met een drastische prijsvorming. Vóór de tweede fase van deze hervormingen in 1969 in kon gaan, werd de koers door Dubcek en zijn economische hervormer Ota Sik gewijzigd. De hoofdrol in de economie werd naar Joegoslavisch voorbeeld toegekend aan producenten en consumenten; het monopoliestelsel in het bedrijfsleven werd door concurrentie vervangen en de produktie diende door het marktmechanisme gereguleerd te worden. Nog voor deze hervormingen doorgang konden vinden, werd Dubcék in april 1969 als partijleider afgezet. De nieuwe | |
[pagina 122]
| |
machthebbers onder leiding van Husák namen, in het kader van hun pogingen om het economisch leven door middel van de beperking van de inflatie te stabiliseren, krachtige centralisatiemaatregelen ten aanzien van produktie, lonen en prijzenGa naar voetnoot13. Economische hervormingen op grote schaal zouden pas weer plaatsvinden na afsluiting van de politieke consolideringGa naar voetnoot14. Wat de grondprincipes van de socialistische economie aantast, zal echter niet in aanmerking komen voor hervormingen. Dat zijn: centrale en eenvormige planning, centraal toezicht op de regulering van de marktrelaties en overheidsleiding van de buitenlandse handel. De angstaanjagende inflatie van 1969 werd door een prijsbeheersing, loonbeheersing en de beperking van het reizen naar het Westen bedwongen. | |
Zuiveringen in het partij- en staatsapparaatParallel met de economische consolidatie probeerde een groep in het presidium, onder leiding van Husák en Svoboda, het vernietigende karakter der zuiveringen te beperken. In het geval Dubcek werden zij door hun collega's overstemd, maar dezelfde mensen steunden Husák weer toenGa naar voetnoot15 deze in juni 1970 de ultralinkse ‘oppositie’ en een sterke groep van romantische pro-Sovjetrussische extremisten de ‘Cechiegroep’ vanuit een hinderlaag bestookteGa naar voetnoot16. Uit Husáks optreden tegen deze elementen en andere voorbeelden valt af te leiden, dat hij geen stroman is en dat hij niet bepaald een zwakkeling is. Intussen bleken de leiders uit het Kremlin verdeeld te zijn: enerzijds konden de ultra-conservatieven met hun steun in het leger steunen op het hoofdkwartier van het Sovjet bezettingsleger in Milovice, anderzijds was Brezjnev bereid zijn mensen in Tsjechoslowakije te ‘verraden’ om zodoende Husák te steunen. Ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de Tsjechoslowaakse communistische partij zonden de leiders van het Kremlin een brief met gelukwensen waarin o.a. werd geschreven dat de Sovjet | |
[pagina 123]
| |
communisten oprecht verheugd waren dat de Tsjechoslowaakse kameraden hun ernstige politieke crisis hadden overwonnen, de leidende rol van de partij hadden vernieuwd en de normalisatie hadden voltooid van het sociale en economische levenGa naar voetnoot17. Het was voor de eerste maal dat de Sovjet leiders over een voltooiing van de normalisatie in Tsjechoslowakije spraken. Korte tijd later verklaarde een van Husáks politieke vrienden, Oldrich Swestka: ‘Es wäre falsch, immer wieder auf eine Durchleuchtung der Vergangenheit und auf Fragen zurück zu kommen, die schon abschliessend behandelt worden sind. Wesentlich für die endgültige Niederlage des Revisionismus ist die erfolgreiche Lösung grundlegender gesellschaftlichen und wirtschaftlichen Probleme’Ga naar voetnoot18. Na deze verklaring en niet op de laatste plaats door de uitschakeling van zijn rivalen tijdens de voorafgaande machtsstrijd binnen de partij was dr. Husáks herverkiezing als eerste secretaris reeds voor het congres verzekerd. ‘Schien es im vergangenen Herbst und zu Beginn dieses Jahres noch so, als ob sein mittlerer Kurs von den dogmatischen konservativen Kräften in der Partei hart bedrängt sei’Ga naar voetnoot19, de wind was sinds het XXIVe congres van de CPSU en Brezjnevs herverkiezing tot secretaris-generaal gedraaid in Praag. Dat manifesteerde zich bijzonder duidelijk tijdens het congres van de Slowaakse communistische partij. Partijsecretaris Lenart waardeerde de verdiensten van Husák op een tot dan toe ongewone wijze. Hij verklaarde onder andere dat, sinds Husák de functie van eerste secretaris heeft overgenomen, ‘sei noch einmal bestätigt worden, was es für die Partei bedeute, von einem erfahrenen, entschlossenen und marxistisch geschulten Genossen geführt zu werden, der eine natürliche Autorität geniesst’Ga naar voetnoot20. | |
Het proces van recentralisatieHet op 13 mei begonnen Slowaakse partijcongres in Bratislawa was het laatste voorspel van het 14e congres van de Tsjechoslowaakse communistische partij. Het Tsjechische landsdeel van de federatie beschikt niet over een eigen partijorganisatie, omdat de huidige machthebbers in Praag desbetreffende plannen van de hervormers hebben laten vallen. Ook aan de Slowaakse autonomie binnen de federatie werd een zware slag toegebracht door in het begin van dit jaar in werking getreden doctrinaire recentralisatie-maatregelen. In plaats van de ‘föderalen Ausschüsse’ met paritaire Slowaakse-Tsjechische vertegenwoordiging kwamen opnieuw ge- | |
[pagina 124]
| |
centraliseerde federale ministeries. De centrale planningscommissie werd weer tot leven gebracht en met de oude bindende ‘Befehlsgewalten’ voor het gehele land uitgerust. De in 1969 ingestelde zelfstandige staatsveiligheidsdienst werd opnieuw onder de supervisie van het federale ministerie van binnenlandse zaken in Praag geplaatst. Bovendien had de federale regering onder de leiding van Strougal een vetorecht over alle Slowaakse en Tsjechische ‘Republikgesetze’ verkregenGa naar voetnoot21. Ondanks het feit dat de sinds jaren nagestreefde Slowaakse autonomie weer werd beperkt, maakte de Slowaakse Pravda in een artikel melding van de versterking van de rol der federatie. Dit werd als een verdienste van de huidige partijleiding beschreven en als een bewijs voorgesteld van de correctheid van de Leninistische nationaliteitenpolitiek. In de slotresolutie van het Slowaakse partijcongres werd de door Moskou gedurende de laatste jaren opgedrongen politiek bevestigd en tevens erkend dat de invasie van augustus 1968 de enige uitweg was om de socialistische verworvenheden in Tsjechoslowakije te redden. Ook werd in de resolutie melding gemaakt van het feit dat de politieke consolidatie in Slowakije met succes werd beëindigd. Vervolgens werd de voortzetting van de politieke koers der partij goedgekeurd. Volgens de resolutie moest de strijd tegen het rechtsopportunisme, revisionisme en cosmopolitisme worden geïntensiveerd. Maximale inspanningen van de partijleiding achtte men nodig om het heropleven van de klein-burgerlijke, resp. bourgeoisie-ideologie te verhinderen. Hieruit mag worden geconcludeerd, dat de partijleiders in Bratislava er nauwelijks in slaagden de huidige politiek te populariseren. Daarom legde men in de resolutie tenslotte de nadruk op de versterking van de leidende rol van de partij; de perfectionering der machtsinstrumenten van de staat, de verhoging van de staatsinvloed op het culturele leven en de versterking van het partijtoezicht op de massamediaGa naar voetnoot22. | |
Protesterende communistenVoor het begin van het 14e congres van de Tsjechoslowaakse Communistische Partij ontvingen westerse journalisten te Praag een gestencild protest. Dit protest is geschreven ‘in naam van de half miljoen Tsjechoslowaken die uit de partij zijn gestoten’. Het spreekt de beschuldiging uit dat de partijleden die op het congres aanwezig zullen zijn, de partij niet vertegenwoordigen omdat zij niet democratisch zijn gekozen. ‘De huidige partijleiding is teruggekeerd tot de methoden van de jaren vijftig en is akkoord gegaan met het volledige verlies van de souvereiniteit van ons land. Zij vertegenwoor- | |
[pagina 125]
| |
digt de werkende klasse niet. Integendeel, zij treedt op in strijd met de belangen van de massa’Ga naar voetnoot23. Ook werd in Parijs door de Tsjechoslowaakse communisten in ballingschap, onder leiding van Eduard Goldstücker, Ota Sik en Jiri Pelikan, een verklaring uitgegeven waarin de legaliteit van het aanstaande Praagse partijcongres werd bestreden. Tevens herinnerden deze politici in ballingschap de publieke opinie eraan, dat zij in augustus 1968 legaal tot gedelegeerden van het 14e partijcongres werden gekozen. Voorts werd door de ondertekenaars van het manifest geëist: vertrek van de nog in Tsjechoslowakije verblijvende Sovjet troepen; herstel van de democratische burgerrechten; vrijheid van meningsuiting en drukpers, vrijheid voor kunstenaars en faciliteiten voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek; beëindiging van politieke onderdrukking, vervolging, processen en arrestaties. Tenslotte deden zij een beroep op de naar Praag uitgenodigde partijen om tegen de ontwikkeling in Tsjechoslowakije sinds april 1969 te protesterenGa naar voetnoot24. Doch ook in dit opzicht hadden de leiders van het Kremlin de toestand binnen de internationale communistische en arbeidersbeweging geconsolideerd. Hoewel nog steeds door de Britse, Franse, Italiaanse, Joegoslavische en Roemeense communistische partijen de militaire bezetting op 21 augustus 1968 niet wordt goedgekeurd, vond deze afkeuring tijdens het partijcongres hoogstens in discrete of indirecte vorm uitdrukking en bezorgde Husák nauwelijks moeilijkheden. | |
XIVe partijcongresVan 25 tot 29 mei 1971 vond in Praag het tweede XIVe congres van de Tsjechoslowaakse Communistische Partij plaats. Het eerste ‘buitengewone’ XIVe, zgn. Wysocany-partijcongres werd op 22 augustus 1968 gehouden, maar later ongeldig verklaard. Behalve 1200 gedelegeerden hebben aan dit congres vele gasten en buitenlandse delegaties deelgenomen. Drie jaar na de conferentie van Bratislava, die op 3 augustus 1968 aan de inval van de Warschaupacttroepen was voorafgegaan, hebben de partijleiders van de regerende communistische partijen van de Sovjet-Unie, Hongarije, de DDR, Bulgarije en Polen deze keer in Praag elkaar getroffen om de Tsjechoslowaakse partijleiding hun erkentelijkheid voor de bereikte resultaten uit te spreken. De belangrijkste gast was Brezjnev. Bij zijn aankomst werd hij niet alleen door de Tsjechoslowaakse leiders begroet, maar ook door de vertegenwoordigers van het Sovjet bezettingsleger. Ook werden de overige vier partijen | |
[pagina 126]
| |
van de Warschaupactlanden die aan de bezetting van Tsjechoslowakije hadden deelgenomen, door hun respectievelijke partijleiders - Gierek, Honecker, Kádár en Zjivkoff - vertegenwoordigd. De Joegoslavische en Roemeense communistische partijen hebben functionarissen naar Praag gezonden die geen deel uitmaakten van de opperste partijleiding. Boekarest liet zich door Dimitri Popescu, lid van het executieve comité van de partij en secretaris van het Centraal Comité, vertegenwoordigen en uit Belgrado arriveerde Pavle Gazi in Praag. De Italiaanse Communistische Partij was door het Centraal Comitélid Sergio Segre en de Franse Partij door het politburolid Raymond Guyot vertegenwoordigdGa naar voetnoot25. President Svoboda had het partijcongres met een toespraak geopend waarin hij de Sovjet-Unie en haar bondgenoten voor de zoveelste keer bedankte voor de aan Tsjechoslowakije verleende ‘internationale hulp’Ga naar voetnoot26 in augustus 1968. Volgens hem leverde dit een beslissende bijdrage tot de overwinning van de moeilijke en chaotische situatie van het land in 1968. | |
Sovjetkritiek op het Westen‘Om de constructieve initiatieven van de socialistische staten te boycotten, is een heel concept uitgevonden dat inhoudt dat Europese problemen kennelijk alleen allemaal tegelijk, in een pakket kunnen worden opgelost’. Zo wordt volgens Brezjnev geprobeerd de ratificatie van de verdragen van Moskou en Warschau te bemoeilijken, het bijeenroepen van een Europese veiligheidsconferentie te vertragen en een regeling van andere problemen te verhinderen, zoals de kwestie van het van begin afaan ongeldig verklaren van het dictaat van München door de bondsregering. Het totstandkomen van een gemeenschappelijke Europese samenwerking mag echter geen voorwerp van politieke koehandel zijn. Brezjnev hoopte dat de thans bestaande gunstige mogelijkheden benut zouden worden en een stevige basis zouden creëren voor een vreedzame coöperatie van alle Europese statenGa naar voetnoot27. In tegenstelling tot de verwachtingen bracht de Sovjet partijleider zijn voorstel tot wederzijdse troepenvermindering in Europa niet ter sprake. Deze terughoudendheid van Brezjnev mag daardoor worden verklaard, dat hij in aanwezigheid van buitenlandse gasten niet over vraagstukken wilde spreken waarover binnen de communistische wereldbeweging uiteenlopende opvattingen worden gehuldigd. Zo repte Brezjnev met geen woord over de inva- | |
[pagina 127]
| |
sie van de Warschaupactlanden in augustus 1968, en zag hij ook af van een interpretatie van de ‘socialistische souvereiniteit’. Sprekende over de Tsjechoslowaakse aangelegenheden verleende Brezjnev nadrukkelijk steun aan Husák. Hij noemde zowel hem als president Svoboda ‘werkelijke patriotten en ware internationalisten’. Daarentegen veroordeelde hij de dogmatische communisten. Hij noemde hen sectariërs en dogmatisten. Hier zij vermeld dat de Sovjet communistische partij ter gelegenheid van het partijcongres een boodschap naar Praag gezonden had waarin werd meegedeeld dat de leiders van het Kremlin er trots op waren dat Tsjechoslowakije ‘een van de meest ontwikkelde landen ter wereld is’ en zij spraken er hun diepe voldoening over uit dat Tsjechoslowakije een actief aandeel neemt in het Warschaupact en de Comecon. | |
Hongaars ‘non-conformisme’Kádár verklaarde dat zijn land er vóór de invasie van de Warschaupactlanden op 21 augustus 1968 van overtuigd was dat de partij- en regeringsleiding in Praag de problemen kon oplossen, afgezien van het dreigende gevaar van een westerse interventie. Kádárs verklaring vormde een duidelijk hoorbare dissonant op het partijcongres, waar de aanhangers van Moskou tot dan toe eensluidend hadden beweerd dat de militaire interventie van vitaal belang was om het uitbreken van een contrarevolutie en een burgeroorlog te voorkomen. Kádárs woorden verleenden ook een verlate bevestiging aan de geruchten die reeds in 1968 de ronde deden, dat de Hongaarse leiders slechts met grote tegenzin medewerking hadden verleend aan de gemeenschappelijke actie van de WarschaupactlandenGa naar voetnoot28. Over de redenen tot deelname aan de invasie zei Kádár dat ‘de idee van proletarisch internationalisme en de zaak van het socialisme en solidariteit met een vriend en broeder de Hongaren ertoe hebben geleid om samen met onze bondgenoten hulp te verlenen aan de arbeidende klasse en de vooruitstrevende krachten van de Tsjechoslowaakse socialistische republiek. Zij waren er toentertijd zelfs zeker van dat, als de imperialisten geen kans hadden gehad om van buitenaf te interveniëren, de communisten, de arbeidende klasse en de voorstanders van het socialisme in Tsjechoslowakije de rijen zouden hebben gesloten; hun strijd tot het einde zouden hebben voortgezet; hun eigen macht en socialistische verworvenheden zouden hebben verdedigd en gezorgd zouden hebben voor een socialistische oplossing der problemen van de maatschappij’Ga naar voetnoot29. | |
[pagina 128]
| |
De Britse en Italiaanse communistische partijen waren op het congres niet officieel vertegenwoordigdGa naar voetnoot30. De gedelegeerde van de Franse communistische partij, Raymond Guyot, verklaarde volgens de samenvatting van de CTKGa naar voetnoot31, dat tussen beide partijen de laatste tijd zekere meningsverschillen waren ontstaan, toch zouden die naar de opvatting van de partij de fundamentele banden die alle communistische partijen verenigen, niet verzwakken en geen moeilijkheden bereiden in de gemeenschappelijke strijd tegen het imperialismeGa naar voetnoot32. | |
Praag na het partijcongresIn zijn rapport stelde Husák de partijleiding onder Novotny verantwoordelijk voor fouten en misslagen van de jaren vijftig. Tevens noemde hij de ‘reform episode’ van 1968 een aanslag van contra-revolutionaire krachten op de socialistische verworvenheden in zijn land. Hij constateerde het succes van de binnenlandse consolidatie, zonder deze als afgesloten te beschouwen. Husák sprak met een zekere trots over de bereikte stabilisatie en hoopte dat door middel van een snelle technologische vooruitgang een voortgaande verbetering van de economische situatie bereikt kon worden. De verwachting dat het congres de vroegere partijleider Novotny zou royeren is niet bewaarheid. Zelfs is zijn schorsing ongedaan gemaakt. Thans is bekend dat Husák zijn ‘ganzen Einfluss geltend zu machen suchte, den Mann aus der Partei zu entfernen, der ihn einst ins Gefängnis gebracht hatte und ihn dort hielt’, toen in andere landen van het pact van Warschau de slachtoffers der politieke processen van de jaren vijftig reeds lang gerehabiliteerd warenGa naar voetnoot33. Dit besluit berustte echter op een compromis. Conservatieve communisten hebben erin toegestemd dat Dubcek en anderen niet gerechtelijk zouden worden vervolgd op voorwaarde dat Novotny in de partij mocht blijvenGa naar voetnoot34. Daaruit blijkt dat ook het nieuwe partijpresidium | |
[pagina 129]
| |
voorlopig niets anders kan doen dan het wankele evenwicht tussen de links-orthodoxe en de meer ‘liberaal’ gezinde communisten proberen te handhaven. In overeenstemming met deze politiek maakte Husák het volk duidelijk dat het zich vooral geen valse illusies moest maken. Want de economische situatie van het land moet worden verbeterd, waardoor een werkelijke consolidatie van het interne politieke leven bereikt kan worden, en deze kan alleen in nauwe samenwerking met de Sovjet-Unie en andere socialistische staten worden verwezenlijkt. Drie jaar na de invasie heerst in Tsjechoslowakije een algemene politieke onverschilligheid. De partijleiding zal deze ontwikkeling stellig met gemengde gevoelens gade slaan. Enerzijds is de alom verbreide politieke apathie bevorderlijk voor het consolidatieproces, anderzijds zou op die manier een door de links-orthodoxen ongewenst socialisme à la Kádár ontstaan, waarbij de consumptiewensen van de bevolking en de dekking daarvan van staatswege tot maatstaf worden voor de verhouding tussen regeerders en onderdanen en daarmee criterium voor het welslagen van het socialismeGa naar voetnoot35. De Tsjechoslowaken achten Dubceks idealisme achteraf wat kinderlijk en naief. Om erger te vermijden geven zij voor een groot deel hun vertrouwen aan Husák. Want, ondanks alle teleurstellingen tijdens de afgelopen twee jaren, zou het onjuist zijn aan te nemen dat de secretaris-generaal van de partij, rekening houdende met de positie van zijn land binnen het socialistische blok en de ontwikkeling van de internationale betrekkingen, de oplossing niet kan vinden. Als een manifestatie van de door Husák bereikte politieke consolidatie mag worden beschouwd dat eind november de herhaaldelijk uitgestelde verkiezingen voor het parlement en voor de gemeenteraden zullen worden gehouden. De verkiezingen, aldus Husák, worden gehouden in een situatie die over het geheel genomen bevredigend is vanuit politiek, economisch en sociaal oogpunt. ‘We zullen open en oprecht met de kiezers spreken over verleden, heden en toekomst. Vandaag kunnen we zonder overdrijving zeggen dat Tsjechoslowakije een geordende en ontwikkelde staat is, die al zijn eerlijke burgers persoonlijke, juridische en maatschappelijke veiligheid garandeert’Ga naar voetnoot36. |
|