| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Veranderende wereldsituatie
De president van de Verenigde Staten, Nixon, heeft de laatste maanden gebruikt om twee opzienbarende veranderingen aan te brengen in de verhouding tussen zijn land en de rest van de wereld.
De eerste betreft zijn mededeling op 15 juli, dat hij in het voorjaar van 1972 een bezoek zal brengen aan Peking en zal confereren met de Chinese leiders. Hoewel er reeds eerder tekenen waren van enige verbetering tussen Washington en Peking - pingpong diplomatie - had niemand meer dan gewone aandacht besteed aan de Zuidoostaziatische reis van de persoonlijke adviseur van de president voor nationale veiligheid, Kissinger. Toch werd juist op deze reis de wereldpers om de tuin geleid, want van een voorgewende ziekte maakte Kissinger gebruik om in diep geheim een bezoek aan Peking te brengen - mogelijk reeds voorbereid door de Roemeense partijleider Ceausescu tijdens diens visite aan Peking - en na enkele urenlange besprekingen terug te keren met de Chinese uitnodiging aan Nixon.
De president was verstandig genoeg om te waarschuwen tegen al te groot optimisme over de resultaten van de komende besprekingen; ook wenste hij niets te zeggen over de onderwerpen die Kissinger met Tsjoe En-lai had behandeld, maar het is duidelijk, dat Zuid-Vietnam, Formosa en de toelating van Peking tot de Verenigde Naties op de agenda moeten hebben gestaan.
Eigenlijk hebben wij daarmee ook die kwesties genoemd die voorbarig optimisme moeten afremmen. Peking heeft wel interesse in toelating tot de Verenigde Naties, maar het wil tot nu toe absoluut niets weten van een twee-China-politiek zoals die in Washington en elders naar voren wordt geschoven; het eist Tsjiang Kai Tsjeks zetel in de Veiligheidsraad op en de uitstoting van Taiwan uit de organisatie.
Het is aannemelijk, dat Nixon hoopt dat Peking invloed zal kunnen uitoefenen op Hanoi om de Verenigde Staten de mogelijkheid te verschaffen zich op een zo eervol mogelijke manier uit Vietnam terug te trekken; het is ook best mogelijk, dat Mao er prijs op stelt dat er een einde komt aan de Vietnamese oorlog. Het is echter de vraag of China in staat is om Hanoi zover te krijgen; het ligt voor de hand dat Hanoi - steeds sterk nationalistisch georiënteerd en ook vroeger reeds Moskou tegen Peking uitspelend - nu meer naar Moskou gaat overhellen en dit zal zich deze kans om het Chinese prestige te ondermijnen niet zo maar laten ontnemen.
| |
| |
Daarmee zijn wij al aangeland bij de reactie van de diverse mogendheden op het aangekondigde bezoek. Schrik en beperkte woede op Formosa; weinig enthousiasme in Tokio, waar men evenmin als elders op de hoogte was van de Amerikaanse plannen en zich als trouwe bondgenoot van de Verenigde Staten in de steek gelaten voelde; niet gemeende instemming in Saigon; duidelijke goedkeuring in diverse Westerse landen. En Moskou?
Nixon verklaarde uitdrukkelijk dat zijn China-politiek niet ging ten koste van oude vrienden (Formosa) en niet gericht was tegen enige andere natie (Rusland). Maar hoe ziet Brezjnev dit? Alle al dan niet oprechte pogingen om de meningsverschillen tussen Moskou en Peking bij te leggen hebben geen resultaat gehad. Beide partijen spreken daar over grensgeschillen en verwijten elkaar afwijkingen van de zuivere leer, maar het gaat eigenlijk over de hegemonie in de Aziatische communistische wereld en uiteindelijk in het wereldcommunisme. En al wordt het verwijt van Mao aan Moskou dat het laatste heult met het Amerikaanse imperialisme, door de contacten van Peking met Washington wat vreemd en mogelijk voor Mao minder bruikbaar, Mao houdt er in elk geval een vergroting van zijn prestige in de wereld aan over. En hieraan kan de Sovjet-Unie niet zonder meer voorbijgaan, te meer daar ook in andere voor Rusland belangrijke gebieden de Chinese invloed groter wordt. In dit verband wijzen wij naar Zuid-Oost-Azië, waar Peking reeds lang steun verleent aan Pakistan en waar nu na het hardhandig onderdrukken van de pogingen van sjeik Moejiboer Rahman om een onafhankelijk Bengalen te stichten de mogelijkheid van een conflict tussen Pakistan en India levensgroot is geworden tengevolge van de guerilla-activiteiten van de Bengaalse vrijheidsstrijders en de voor India niet te verwerken stroom van Bengaalse vluchtelingen als gevolg van het meer dan hardhandige optreden van de Pakistaanse troepen. De situatie waarin Rusland zoals in Tasjkent in 1966 bemiddelend tussen beide kon komen, is verleden tijd, maar Moskou voelt er toch weinig voor om het terrein geheel aan Peking over te laten en sloot daarom met India een niet-aanvalsverdrag, waarin beide partijen elkaar tevens hulp beloofden tegen een agressor. Ook elders verliest Rusland aan invloed; Egypte gaat steeds meer een eigen weg en spreekt herhaaldelijk over de noodzaak geweld tegen Israël te gebruiken, hetgeen niet
strookt met de opvattingen van de Egyptische wapenleveranciers in Moskou; in Soedan wist Numeiry een aanvankelijk geslaagde revolutie tegen zijn bewind toch nog met Egyptische en Lybische hulp de kop in te drukken, waarna hij een hevige jacht op de communisten, aan wie hij de revolutionaire poging verweet, begon, hetgeen leidde tot een verslechtering van de verstandhouding met Moskou. Het ontstaan van een federatie tussen Egypte, Libië en Syrië met de al aangekondigde toetreding van Soedan is voor Moskou al evenmin aangenaam, daar strijd tegen Israël het voornaamste punt van overeenstemming is, en het is mogelijk dat er toch waarheid zit in de geruchten over zeer geheim gehouden contacten tussen Rusland en Israël, omdat Moskou er veel aan gelegen is niet in een groot conflict verzeild te raken. Overigens moeten wij natuurlijk afwachten hoelang de nieuwe federatie tussen deze Arabische staten het zal uithouden.
| |
| |
Een versterking van de Chinese invloed is ook merkbaar op de Balkan; Albanië was reeds lang pro communistisch-China; Ceausescu van Roemenië zocht ook reeds enkele jaren geleden contact met Peking om sterker te staan in zijn pogingen om zich onafhankelijker op te stellen tegenover Rusland, terwijl de laatste tijd ook de president van Joego-Slavië meer toenadering zoekt. Beiden hebben hiervoor grondige redenen; beiden zijn bevreesd dat Moskou zich op een voor hem geschikt ogenblik zal beroepen op de Brezjnev-leer van beperkte souvereiniteit van de landen in de communistische wereld. Om Rusland de gelegenheid te ontnemen ideologische afwijkingen in Roemenië als voorwendsel voor een ingrijpen te gebruiken ging Ceausescu er toe over in zijn land harder op te treden tegen bourgeois-invloeden om zo de zuiverheid van de communistische leer te bewaren. Deze houding en de mogelijkheid dat Ceausescu als intermediair tussen Washington en Peking optrad, irriteerde Moskou toch zo hevig, dat Boekarest niet werd uitgenodigd voor topbesprekingen op de Krim. Mogelijk wacht Rusland een geschikter ogenblik om in te grijpen af. Dit zou kunnen komen als in Joego-Slavië Tito overlijdt. De maarschalk is 79 jaar en maakt zich ernstige zorgen over het voortbestaan van zijn land als de band die hij wist te handhaven tussen de zes republieken en twee autonome provincies, wegvalt. Hij probeert de gevaren te bezweren door een nieuw leidinggevend orgaan in te stellen van 22 uit de verschillende delen van het land afkomstige leden onder Tito zelf als gekozen voorzitter en door grotere autonomie te verlenen aan de verschillende onderdelen. Dit zou op zichzelf al moeilijkheden genoeg opleveren en deze worden nog groter door de verslechterende economische situatie van het land.
Over een eventueel optreden van Rusland valt natuurlijk weinig te zeggen; angst voor te grote invloed van China kan zowel leiden tot militair ingrijpen als de Sovjet-Unie hiervan doen afzien; angst voor een in Joego-Slavië te voeren guerilla-oorlog - vooropgezet dat de onderlinge saamhorigheid in het land bewaard blijft - kan ook van invloed zijn op Moskou's beslissing.
Het is aannemelijk dat de positie waarin Moskou zich bevindt, ook zijn weerslag heeft op de Russische houding tegenover het Westen. Het stelt steeds groter prijs op verbetering van de verstandhouding met de Verenigde Staten en de daarmee verbonden landen. Vandaar een soepeler houding in de SALT-besprekingen, die in diep geheim voortgaan, maar waarvan gezegd wordt dat er nog dit jaar een akkoord tot stand zou komen. Zijn dit mogelijk vrome wensen, realiteit is het pas gesloten vier-mogendhedenakkoord over de status van West-Berlijn, waardoor een einde kwam aan een kwestie die gedurende de laatste 25 jaren herhaaldelijk aanleiding gaf tot ernstige spanningen. In Westelijke kringen is men over het algemeen tevreden; Rusland waarborgt het ongehinderd verkeer naar en van de stad en belooft verbetering van de verbindingen tussen het oostelijk en het westelijk deel, dat geen constitutioneel deel van de Bondsrepubliek is en niet door Bonn wordt geregeerd, daarmee echter wel speciale binding heeft. Voor de DDR is de overeenkomst moeilijk te accepteren - al heeft zij er een zekere officiële erkenning aan overgehouden - maar het Russische verlangen naar ratificatie van het verdrag van de Sovjet-Unie met de
| |
| |
BRD en dat tussen Warschau en Bonn heeft de doorslag gegeven. Onderlinge besprekingen tussen beide Duitse landen moeten nog veel moeilijkheden uit de weg ruimen, maar mogelijk zal ook hier Moskou zijn invloed doen gelden om een goed resultaat te bereiken. De Sovjet-Unie wenst nu eenmaal het klimaat te verbeteren voor haar reeds lang geleden voorgestelde Europese veiligheidsconferentie; het kan zich dan gedekt voelen aan zijn Westgrens en meer aandacht aan het Oosten wijden. Ook aan het Zuid-Westen?
| |
Dollar in gevaar
Nixon hoopt met zijn gewijzigde China-politiek natuurlijk de kans op een spoedig einde van de oorlog in Vietnam te vergroten; als hij hierin slaagt, zouden zijn kansen op een tweede ambtstermijn stijgen. Maar hij weet ook, dat voor de Amerikaanse kiezer de binnenlandse ontwikkeling zwaarder telt dan de buitenlandse. Hij ontdekte plotseling dat er iets gedaan moest worden aan de zeer ongunstige betalings- en handelsbalans en aan de zware speculatie tegen de dollar. Tot nu toe was hij steeds een groot voorstander van een vrije economie, maar de voortdurend verslechterende toestand kwam hem te staan op ernstig verlies aan populariteit. Vandaar dat hij nu een tegenovergesteld stadpunt gaat innemen en juist die maatregelen neemt die hij in voorgaande jaren steeds openlijk heeft verworpen.
Zelf noemde hij zijn maatregelen de belangrijkste sedert 40 jaren, daarmee verwijzend naar de New Deal van de democraat Roosevelt. Hij zette plotseling de inwisselbaarheid van de dollar tegen goud stop om de rust in de internationale monetaire wereld te herstellen, kondigde een loon- en prijsstop aan voor 90 dagen, verhoogde met enkele uitzonderingen de invoerrechten met 10% en besnoeide de federale uitgaven en de buitenlandse hulp om zo de werkloosheid te verminderen en de economie te stimuleren. Eigenlijk nam hij hiermee een belangrijk deel van het economische plan van de Democraten over en als hij succes heeft, ontkracht hij de oppositie en kan tot op zekere hoogte haar winst opstrijken.
Zijn beslissing om de dollar niet meer tegen goud in te wisselen heeft echter gevolgen voor het internationaal betalingsverkeer, dat sedert de overeenkomst van Bretton Woods in 1944 berust op de dollar en komt in feite neer op een devaluatie van deze munteenheid. Daar Nixon de schijn van onaantastbaarheid van deze munt wil ophouden, acht hij het beter dat andere munteenheden revalueren. Deze maatregel en de verhoging van de invoerrechten hebben ernstige gevolgen voor het handelsverkeer en roepen reminiscenties op aan de dertiger jaren, toen tengevolge van soortgelijke maatregelen de wereld verdeeld raakte in economische blokken, waardoor de internationale handel praktisch stil kwam te liggen, hetgeen weer leidde tot een economisch imperialisme. Speciaal de export van Duitsland en Japan wordt ernstig bedreigd en dit heeft weer gevolgen voor talrijke andere landen, om van die voor talrijke ontwikkelingsgebieden - Latijns-Amerika - maar niet te spreken. Nixons maatregelen
| |
| |
roepen tegenmaatregelen op en noch een handelsoorlog noch het ontbreken van min of meer vaste wisselkoersen zijn zaken waar de geheel wereld mee gediend is.
De diverse landen zouden gezamenlijk naar een oplossing voor de monetaire problemen moeten zoeken, maar daarvoor is samenwerking nodig en deze ontbrak niet alleen op de vergadering van de EEG-landen in Brussel, waar men het niet eens kon worden over positieve voorstellen om de moeilijkheden te lijf te gaan.
En wat te verwachten van Japan? Tokio werd drie minuten voor de officiële mededeling van het bezoek van Nixon aan Peking ingelicht en voelde zich daardoor miskend; nu werd het tien minuten van te voren meegedeeld, m.a.w. zonder ook maar enigszins in staat te zijn geweest mee te denken over een maatregel die toch uiterst belangrijk is voor de Japanse belangen.
Maar als Nixon zijn persoonlijke economische adviseurs van vandaag op morgen volkomen in de steek laat, wat kan dan een verre bondgenoot tegen Peking verwachten, zeker als hij mogelijk overbodig wordt?
10-9-'71
J. Oomes
| |
België
De Belgen zijn arrangeurs
Vakantie geeft je de gelegenheid de zaken eens van op afstand te bekijken. In september terugkijkend op het afgelopen seizoen, kom je dan gemakkelijk tot de conclusie: de Belgen zijn arrangeurs. Zij weten de boel zo te regelen, dat alles goed blijft draaien, maar hoe dat gebeurt is niet zo duidelijk en waar het uiteindelijk allemaal naartoe moet, nog veel minder. De Belgische politiek is in feite niets anders dan één groot arrangement. Na elke onderhandeling kun je een compromis verwachten waarin nog nauwelijks enige resten van het oorspronkelijk opzet zijn te bespeuren. Zo was de grondwetsherziening zonder twijfel opgevat als een grootse hervorming van de Belgische Staat. Maar om die erdoor te kunnen krijgen moest er links en rechts en in het midden zoveel onderhandeld worden, dat ‘het cultureel federalisme, het economisch regionalisme, en het politiek unitarisme’ een compositie is geworden waarvan praktisch niemand nog een jota begrijpt. Wie daar een drama van maakt, heeft niets begrepen van de mentaliteit der dierbare Belgen. Zij geven een aparte plaats aan al dat officiële gedoe. Leven en institutionalisering houden zij gescheiden. Juist dat stelt hen in staat alles te laten marcheren zonder dat er ook maar iets echt geregeld is.
Midden augustus werden wij nog eens verrast door het Koninklijk Besluit dat de leden van de Gewestelijke Economische Raad (GER) voor Vlaanderen benoemt. Alle partijen vonden er de horde van de oude getrouwe vrienden in terug, die in een oneindige litanie van dergelijke raden zetelen. Van de meesten
| |
| |
van hen was tot op dat ogenblik volkomen onbekend dat ze genoeg van economie afwisten om er raad in te kunnen geven. En dan stel je je de vraag: hoe kan dat nu marcheren? Maar dat is een verkeerde redenering. Die raad zelf hoeft helemaal niet te marcheren. Hij wordt opgericht als een soort reservaat, waar in volkomen apartheid allerlei politieke en andere strubbelingen uitgeleefd kunnen worden; dan kan ondertussen het economische leven rustig zijn eigen gang gaan.
Elke politieke of sociale crisis wordt opgelost door een nieuwe reeks raden te voegen bij de massa die we er al hebben. Maar zij vormen het geheim van onze goede gang van zaken. In een klein land als België lopen alle mensen die iets te vertellen hebben, elkaar regelmatig tegen het lijf. Dus worden er raden gecreëerd - die officieel een ander doel hebben - waar de prominenten al hun frustraties kwijt kunnen (een raad per frustratie) en waar ze ruimschoots de gelegenheid hebben elkaar de huid vol te schelden. Na de vergadering kunnen zij dan met opgelucht gemoed aan het werk gaan, terwijl alle beslissingen in één enkel comité genomen kunnen worden, waar regering en sociale partners, al volkomen afgereageerd, elkaar kunnen ontmoeten.
Wanneer komt het moment dat de Belgen zelf uit het netwerk van hun raden niet meer wijs raken? Er komen er immers altijd maar bij, er worden er nooit afgeschaft. Nemen we bijvoorbeeld ‘indeling van België in gewesten’ (107 quater). Dit artikel van de grondwet moet nog volledig worden uitgewerkt, maar ondertussen wordt al, ingevolge een andere wet, een volledige structuur van economische regionalisatie met GERs en GOMs (gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen) uitgebouwd. Er is echter geen gevaar voor verwarring. Elke raad is er immers gekomen om zijn eigen specifieke reden. Over het algemeen vervaagt het officiële doel dat bij de oprichting voorzat, vrij vlug. Vanaf dat ogenblik is de bestaansreden van de raad definitief aanvaard.
Zo is de algemene hoofdbekommernis bij de oprichting van GERs en GOMs niet een democratische economische besluitvorming mogelijk te maken, maar simpelweg de BSP tevreden te stellen die hierover enkele congresbesluiten had. Nu kan de regering tenminste doorwerken met (voorlopig) tevreden socialisten. We kregen er ook een planbureau en een Dienst voor Nijverheidsbevordering bij. Nu komen er zonder twijfel flinke economische plannen, maar wie ze zal uitvoeren, is niet voorzien. Dat hoeft ook niet. Socialisten plannen graag. Dus laat men hen doen, maar de industriëlen plannen hun eigen weg, en zo is iedereen tevreden. We hebben nog niemand ontmoet die gelooft in een nationale dienst waarvan de talloze ambtenaren de privé-nijverheid een nieuw dynamisme en één geniale inspiratie zullen geven. Maar naar verluidt heeft één van de regeringspartijen een onbedwingbare lust om benoemingen te doen, en daar is die dienst goed voor.
Ondertussen ploegen de Belgen voort. Allemaal wat ‘liberaal’, dat wil zeggen individualistisch. Ieder wil ‘zijn eigen plan trekken’, en heeft een broertje dood aan plannen die anderen voor hem maken. Een voorbeeldje daarvan vonden we bij dokter Wynen, die op 4 september op de stichtingsvergadering van het Belgisch Verbond der Syndikale Artsenkamers een toespraak hield over de
| |
| |
houding van de arts tegenover de maatschappij. Hij verklaarde, echt waar: ‘In feite komt een gezondheidsbeleid er op neer in koelen bloede te beslissen wie mag leven en wie moet sterven’. Hij was niet bereid die ‘tragische optie’ te nemen. Ten minste niet samen met anderen. Wel individueel.
Een ander hoofdthema in het Belgische arrangeren komt voort uit het feit dat we met vele soorten volk moeten samenleven. Er zijn Vlamingen, Walen, Duitstaligen en mensen uit de Brusselse caleidoscoop. We kennen klerikale en antiklerikale stromingen, gelovige christenen en christenen die alleen nog maar hopen, religieuze socialisten en socialistische godsdiensthaters. Er zijn zelfs nog vreemdelingen in het land, in bepaalde gemeenten zelfs tot 30% van de bevolking. Om dit allegaartje in een klein land zoet bijeen te bundelen, is een vernuftig systeem uitgevonden van grendels, pariteiten, speciale meerderheden, evenredige vertegenwoordigingen en alarmprocedures, zodat niemand - de vreemdelingen tellen niet mee - ook maar enigszins geminoriseerd zou worden. Dit te realiseren is een heel belangrijke bezigheid van de politieke onderhandelaars en ook bij de grondwetsherziening zijn heel spannende ogenblikken geladen en ontladen naargelang de vertegenwoordigingen balanceerden of gecompenseerd konden worden door andere niet te versmaden voordelen. Zo ontstond ook de merkwaardige samenstelling van het agglomeratiecollege voor Brussel: pariteit tussen Vlamingen en Franssprekenden, de voorzitter uitgezonderd. Deze uitzondering was een doorslaggevende compensatie. Niettemin zal het een ware heksentoer worden om dit college samen te stellen, daar de beloofde pariteit gecombineerd zal moeten worden met de evenzeer beloofde evenredige vertegenwoordiging. Die evenredige vertegenwoordiging, waarbij alle partijen meepikken uit de bestuurspot, lijkt politiek wel knettergek, maar zo wordt het mogelijk de Brusselse zaak te arrangeren.
Trouwens heel dit agglomeratie- en federatiegeval, waarvoor nog een twintigtal uitvoeringsbesluiten genomen moeten worden, hangt heel subtiel aaneen. Naast de technische behoefte aan een agglomeratievorming voor de vijf grote steden ging het er eigenlijk om, door de fameuze gordel van smaragd - de Vlaamse federaties rond Brussel - de Brusselse expansiedrang in te perken. Gezien het echter enigszins opzichtig is voor Brussel alleen een uitzondering te maken, heeft men er maar ineens een algemene regel bijgevoegd, dus voor heel het land vijf agglomeraties en daarbuiten federaties van gemeenten. Maar enkele parlementariërs-partijmensen hebben tijdig uitgerekend welke electorale gevolgen deze nieuwe structuren tot stand zouden brengen. Ze kwamen tot ergerlijke minderheden en kregen de schrik op het lijf. Maar ook hier werd tijdig de oplossing gevonden: buiten de Brusselse contour legt de wet geen enkele verplichting op, zodat alles kan blijven zoals het was. Goed gearrangeerd. Ook het voornemen om de vele duizenden piep-kleine en dus onbestuurbare (geen middelen) gemeenten tot grotere eenheden samen te voegen kreeg dezelfde oplossing. Er zetelen zowat 99 burgemeesters en 255 gemeentemandatarissen op de 390 leden in het parlement, die er gewoon niets voor voelen om gemeenten te fusilleren en wie kan hen ongelijk geven? Zeker niet de kiezer.
Dit brengt natuurlijk mee dat onze politici vele mandaten cumuleren. Een
| |
| |
onderzoek wees uit dat onze kampioen-cumulard 23 zetels verzamelt. Dit is spreekwoordelijk geworden voor de spreiding van de macht op zijn Belgisch: onvoorstelbaar veel zetels onder één gat, maar dan natuurlijk onder een breed en competent gat. (Onze kinderen zingen: Mohamed is groot, Mohamed is machtig, hij heeft een broek van twee meter tachtig).
Ieder kan begrijpen dat het dus van het grootste belang is dat de bestaande machtsverhoudingen niet uit het evenwicht geraken, zodat er geen wanorde komt in dit voortvarend land. Dat is het ook wat men beoogt met het cultuurpact dat in de eerstkomende tijd moet worden uitgekiend na de beloften van juli, toen de PVV in ruil voor deze compensatie haar stemmen gaf aan de cultuurautonomie. Er lopen hardnekkige geruchten dat de mensen die deze idee lanceerden, vooral beoogden twee belangrijke zetels in de beheersraad van de BRT te beschermen door het bevriezen van de benoemings- en subsidiëringspolitiek. Men speurde immers gevaar nu de federalistische cultuurraden vanaf 1 december autonoom iets kunnen gaan doen.
Van die gelegenheid hopen sommige verlichte geesten gebruik te maken om bepaalde begeerde voordelen in het vernieuwde schoolpact af te kopen met toegevingen in het cultuurpact. Dit is weer een schitterend voorbeeld van de onvolprezen handigheid van de Belgische politici om door koehandel de beste compromissen te bereiken die iedereen die wat is of wat heeft, tevreden stellen. En zowat alles kan tegen alles geruild worden. De Brusselaars die razend waren om het keurslijf rond Brussel (‘non au carcan’), iets wat geen mens in Brussel vermag te begrijpen, paaide men met de ‘liberté du père de famille’. De Vlamingen liet men de beschimpte ‘peerdefamillie’ slikken met een ferme slok uit de staatskas voor het uitbouwen van de infrastructuur van Vlaamse schooltjes en peutertuinen. Op 1 september schoten er een 45-tal peutertuintjes, de helft van het geplande aantal, in gang; zij proberen nu ieder gemiddeld 10 Vlaamse kinderen op te voeden in de moedertaal.
Wie zich met fijnzinnig genoegen wil verkneukelen in de Belgische politieke tactiek moet nu nauwkeurig de zaak van de Voer volgen. Eertijds, in beruchte tijden, zijn deze zes gemeenten losgeweekt uit Wallonië en aan Limburg toegevoegd als bescheiden compensatie voor Komen-Moeskroen, dat over de taalgrens werd geveegd. Een grote massa mensen uit deze zes gemeenten zijn nooit in vervoering geraakt over dit arrangement en willen dit nu weer - eenzijdig dan - ongedaan maken. Dit kreeg in zachte vorm zijn beslag in een regeringsvoorstel en ligt nu als wetsontwerp ter tafel: de zes Voergemeenten vallen rechtstreeks onder het Rijk en blijven toch Vlaams grondgebied. Deze heksentoer bleek de enig mogelijke oplossing maar wekt ongenoegen en zet kwaad Vlaams bloed.
De Voerkwestie maakt elk politiek steekspel mogelijk. Flamingante CVP-ers die een deel kiezers terug willen halen uit de VU-stal, dreigen de regering er over te laten vallen. Voor Leburton en Co komt dit erg gelegen. Als de @@CVP-PSC uiteenvallen over deze kwestie, wordt de BSP de sterkste partij en dus Leburton eerste minister. Ook de Brusselaars kijken met genoegen naar de Voer. Het werd tijd dat Vlamingen en Walen die elkaar begonnen te verstaan
| |
| |
om de Brusselse pretenties in te dijken, weer tegen elkaar in het harnas worden gejaagd. De regering zelf houdt de zaak wat in reserve, zodat ze, als ze toch zou moeten vallen, kan kiezen tussen een Vlaams-Waals of een financieel motief.
Dit prachtige spel wordt mogelijk gemaakt door de Belgische pers. Een paar Vlaamse kranten trachten hun lezerstal op te drijven door om strijd in de bres te springen voor de Voer. Anderzijds kon voor vakantiekopij gezorgd worden door dramatische verhalen te schilderen over onze financiële situatie. Het invoeren van de BTW zou tot rampzalige tekorten in de staatskas leiden. Naar we vernamen uit tot nu toe altijd betrouwbaar gebleken bron zou de BTW het nog zo slecht niet doen. Er zijn een vijf miljard minder inkomsten dan voorzien, wat altijd nog wel geregeld kan worden. Maar als dit tekort wordt samengeteld met bijvoorbeeld een dertien miljard die nodig zouden kunnen zijn om aan de syndicale eisen van het overheidspersoneel te voldoen, dan wordt het mogelijk een financiële crisis te arrangeren als dat interessanter is om mee naar de verkiezingen te gaan.
Zo leven wij Belgen in een gezegend land, waar niets geregeld is, maar alles marcheert, waar je honderden redenen vindt om je kwaad te maken als je dat wenst, maar waar je je ook perfect gelukkig kunt voelen omdat je altijd je ‘goesting’ mag doen.
Er is geen sprake van ruimtelijke ordening; ieder heeft zijn eigen huis en bouwt waar en wanneer het hem lust. Pas als de wanorde onuitstaanbaar wordt, wordt een minimumregeling aanvaard. Dit is dan zo verrassend nieuw voor de Belgen, dat elke partij met dit thema naar de verkiezingen wil. Elke stad die zich respecteert, wil haar eigen luchthaven en zeehaven. Zo hebben wij zelfs verschillende zeehavens midden in het land. We halen fabrieken binnen die men in Nederland niet wil. Er worden leidingen gebouwd om pitch te vervoeren, maar op de plaats waar het goedje moet binnenkomen, wordt het gebruik ervan verboden. De farmaceutische firma's worden door de éne minister wettelijk verplicht hun prijzen te doen dalen om de rekeningen van de ziekteverzekering te saneren, maar de minister van Economische Zaken maakt er een lijstje met uitzonderingen op.
Ook de dollarcrisis wordt voorlopig - in Europees verband - weggearrangeerd. Hoe kunnen we tegelijkertijd VS kapitaal en ‘know how’ aantrekken voor onze investeringen, weigeren onze zogenaamde verdediging zelf te betalen en de ontwikkelingshulp aan onze laarzen lappen, en de Amerikanen dwingen tot een gezonde internationale monetaire toestand? De voorlopige regelingen zullen nog wel wat duren. Misschien zullen onze gezamenlijke zwevende geldbeugels de vriendschapsbanden tussen Belgen en Nederlanders definitief grondvesten.
Wie met al dat gearrangeer niet akkoord kan gaan, kunnen we gelukkig troosten. De verkiezingen zijn niet meer zo ver af. Dan zal alles veranderen.
12-9-'71
Rita Jolie-Mulier en Ward Bosmans
|
|