Streven. Jaargang 25
(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |||||||
‘Libertarianism’, de opvolger van New Left
| |||||||
[pagina 41]
| |||||||
sieve en conservatieve denkbeelden, dat voor een begrip een korte schets van haar ontstaan niet overbodig is. | |||||||
ConservatismeToen Franklin Roosevelt in de jaren dertig van wal stak met zijn New Deal, een groots opgezet programma van staatsinterventie in de economie, had hij van intellectuele zijde niet veel georganiseerde tegenstand te vrezen. Zoals in vele landen waren immers ook in Amerika de intellectuelen de eersten geweest om het laissez-faire-kapitalisme de rug toe te keren. Wel waren daar figuren als Albert J. Nock, Garet Garett en Frank Chodorov, die het dirigisme nog probeerden tegen te gaan. Ze genoten algemene achting en hun invloed is ook vandaag nog niet uitgestorven. Maar om op dat ogenblik de trend der ideeën te wijzigen, bleken ze niet in staat. Wie dat wel in een zekere mate zou zijn, was Friedrich A. Hayek met zijn boek The Road to SerfdomGa naar voetnoot2, dat ook in Europa ophef heeft gemaakt. Hayek zette uiteen waarom, naar zijn mening, tussenkomst van de staat in de economie tot resultaten leidt die bijna iedereen onwenselijk zal achten. Maar een ware ideologische beweging kon ook hij niet op gang brengen. In 1953 verscheen echter een ander, even invloedrijk boek, The Conservative Mind van Russell KirkGa naar voetnoot3. Zoals in bijna alle landen ter wereld was ‘conservatief’ in het hypervernieuwende Amerika tot dan toe een scheldwoord geweest: je kon er anderen mee brandmerken, maar de anderen mochten het nooit op jou toepassen. Russell Kirk en zijn geestesgenoten besloten daaraan een einde te maken. Fier proclameerden zij zichzelf tot de ‘nieuwe conservatieven’. Aangezien toch niemand het begrip voor zichzelf opeiste, hadden zij het recht er hun eigen inhoud aan te geven. Net als Hayek en andere individualistisch georiënteerde denkers verzetten zij zich weliswaar tegen de verdergaande staatstussenkomst in sociale en economische aangelegenheden, maar dan om redenen die rechtstreeks niets met dit probleem van doen hadden. Het ware probleem lag volgens hen niet in zo iets laag-bij-de-gronds als ‘staat tegenover individuele vrijheid’ of ‘overheidstussenkomst tegenover vrije markt’; het had te maken met metafysische, morele en religieuze waarden, met ‘het beschermen van traditie, orde, christendom en goede manieren tegen de moderne kwalen van rationalisme, bandeloosheid, atheësme en boertigheid’Ga naar voetnoot4. Varianten op dit thema zijn er in de geschiedenis vaak geweest. De nieuwe | |||||||
[pagina 42]
| |||||||
conservatieven zouden er enkele aan toevoegen. Het minste dat men daarbij kan opmerken is dat ze weinig te maken hadden met wat men gewend was als individualisme te beschouwen en wat men nu in toenemende mate ‘libertarisme’ ging noemen. Russell Kirk zelf vereert de Engelse staatsman Edmund Burke en beklemtoont, net als deze, de typische themata van ‘door de eeuwen heen opgestapelde wijsheid’, de noodzaak van ‘evolutie in plaats van revolutie’ en de ‘noodzakelijke continuëteit in het politieke gebeuren’; Gerhard Niemeyer verheerlijkt de staat als ‘de instelling die openbaar de menselijke inzichten inzake God, mens, natuur en tijd belichaamt’; Frederick Wilhelmsen wenst boven alles dat wij de kroon van Sint-Stefaan zouden vereren; Willmoore Kendall tenslotte bestrijdt de ‘open maatschappij’ en meent dat de Griekse samenleving de plicht (en dus a fortiori het recht) had Socrates te vermoorden. Impliciet ligt hieronder de dikwijls onuitgesproken veronderstelling dat het verdedigen van deze traditionele waarden alles wel beschouwd de beste manier is om de echte vrijheid te realiseren, zodat deze conservatieve denkers gemakkelijk steeds weer konden gewagen van een synthese waarin zij traditionalisme en libertarisme wilden verzoenenGa naar voetnoot5. De Goldwater-kandidatuur voor de presidentsverkiezingen in 1964 eiste alle ter beschikking staande energie op en was niet van aard om de discussie over theoretische geschillen in de conservatieve kringen aan te moedigen. Van toen af gingen in toenemende mate de ‘splijtzwammen’ werken en kwamen de problemen aan de oppervlakte die tot de uiteindelijke breuk onder de conservatieven en meteen ook tot de autonomie van het libertarisme als politieke ideologie zouden leiden. Voor een gedeelte lagen deze problemen op het zgn. morele gebied: seks, drugs, pornografie.... De conservatieven kwamen op voor bescherming van het morele klimaat, de libertariërs daarentegen voor de mogelijkheid om ieder zelf zijn eigen gedragslijn in dit opzicht te laten bepalen. Hetzelfde gold voor de militaire dienstplicht, al dan niet in Vietnam: de conservatieven waren er ofwel voorstander van, ofwel wensten zij een vreedzame en wettelijke evolutie naar een beroepsleger; de libertariërs van hun kant wensten, net als New Left, actief verzet op grond van het principe van wettige zelfverdedigingGa naar voetnoot6. Het rassenprobleem, het militair-industrieel complex en de buitenlandse politiek, ‘wet en orde’ en het probleem van de misdadigheid: steeds weer | |||||||
[pagina 43]
| |||||||
gingen de libertariërs een standpunt innemen dat vaak evenveel, zoniet meer met New Left dan met het conservatieve standpunt gemeen had. Het gevolg van deze radicale opstelling was dat de libertarische rangen, die tot dan toe haast uitsluitend uit rechtse ex-conservatieven hadden bestaan, nu aangevuld werden met nieuw-linksen, die misschien niet zo onmiddellijk opgetogen waren over de vrije markteconomie die de libertariërs verdedigden, maar zich aangetrokken voelden tot de consequente manier waarop de libertariërs opkwamen voor het individu tegen de staat, of het nu om economische of niet-economische problemen ging. Enkele namen in dit verband: Carl Oglesby, ex-S.D.S.-leider, Tom Hayden, één van de 7 beklaagden van het Chicago-proces en Paul Goodman, theoreticus van de Amerikaanse New Left. | |||||||
De stem van EuropaZoals New Left Marcuse, heeft ook het libertarisme een Duitser als voornaamste inspirator: de in 1881 geboren economist Ludwig von Mises. Van von Mises herinnert men zich in Europa hoofdzakelijk dat hij heeft proberen aan te tonen dat een socialistische maatschappij alleen maar op een primitief niveau kan functioneren. Elke poging om, met behoud van het socialisme (de totale staatseigendom van de produktiemiddelen), verder te komen, kon volgens hem alleen leiden tot totale chaos en desintegratie van het sociaal apparaat. Belangrijk is echter dat von Mises in zijn standaardwerk, Human Action, en in vele andere geschriften het probleem ook positief heeft benaderd en heeft willen aantonen hoe de vrije markt leidt tot een zo efficiënt mogelijk aan bod laten komen van alle menselijke behoeften en waarden. Wat von Mises de libertariërs te bieden had, was dus niet alleen een vrije-markt-economie (ook in conservatieve kringen werd deze min of meer aanvaard), maar een echte vrije-markt-filosofie, de overtuiging dat de markt niet alleen goed is om wat meer boter of staal te produceren, maar ook als instrument tot het regelen van de menselijke verhoudingen. Een andere sleutelfiguur voor het nieuwe libertarisme, en toevallig eveneens van Europese, meer bepaald Russische afkomst, is de romanschrijfster Ayn Rand met haar filosofie waaraan zij de naam ‘objectivisme’ heeft gegevenGa naar voetnoot7. In dit even ambitieuze als veelomvattende systeem combineert Ayn Rand een Aristoteliaanse logica, een rationeel-egoëstische ethiek, een libertarische vrije-markt-economie en een romantische esthetiek. Het feit alleen al dat | |||||||
[pagina 44]
| |||||||
problemen van esthetiek en van maatschappelijke ordening met elkaar in verband worden gebracht, is hier wel kenschetsend. De vraag kan dan ook gesteld worden of men Ayn Rand moet bewonderen om haar koene onverschrokkenheid inzake de standpunten die ze inneemt, of veroordelen wegens haar star dogmatisme. In haar geschriften heeft Ayn Rand nog nooit het woord ‘libertarisme’ gebruikt. Je aanvaardt haar systeem, je bent ‘student of objectivism’, of je verwerpt het, daarmee houdt het op. Het objectivisme zien als een onderdeel van een wijdere libertarische beweging is voor haar ondenkbaar. Maar zij kan het feit niet wegcijferen dat steeds meer libertariërs het zo gaan zien. Ayn Rand's filosofie is voor hen ofwel een fase in hun ontwikkeling (zoals de conservatieve fase, die de meesten van hen hebben doorgemaakt), ofwel één van de vele ‘soorten’ libertarisch denken zonder meer. | |||||||
Wat is vrijheid?Zoals reeds opgemerkt, kun je het libertarisme beschouwen als een poging om de vrijheid te herwaarderen als hoogste politieke goed. Opmerkelijk is in deze zienswijze dan wel de restrictie: als hoogste politieke goed. Vrijheid is voor de meeste libertariërs immers geen absoluut goed. Het is een middel ‘to enjoy the good life’, een middel waarvan we de precieze waarde, zoals we dat voor andere economische goederen doen, op rationele wijze dienen af te wegen. Zoals de libertarische denkers Natalee Hall en Skye d'Aureous het uitdrukken: ‘Veronderstel dat je een miljoen ons zilver aangeboden krijgt als je twee minuten lang afziet van je vrijheid van spreken. Als je absoluut zeker bent van dat aanbod, is het rationeel verantwoord het te aanvaarden. Zoals andere economische goederen hebben ook vrijheid, waarheid, schoonheid een bepaalde plaats in onze waardenhiërarchie.... Hoezeer men dit ook wil ontkennen, zij maken deel uit van dezelfde markt .... Hoeveel waarde jij hecht aan de vrijheid, hangt ervan af hoeveel je bereid bent op te geven om ze te verkrijgen’Ga naar voetnoot8. Duidelijk blijkt hieruit de heel praktische en realistische, ja zelfs utilitaristische visie op de vrijheid en meteen op het libertarisme, volledig in de lijn van von Mises en de andere economisten van de Oostenrijkse school. Andere libertariërs houden het meer bij de moreel gekleurde formulering van Ayn Rand. Zo o.m. in de beginselverklaring van de ‘Society for Individual Liberty’, aangenomen in oktober 1969: ‘Als verdedigers van de individuele vrijheid verklaren wij dat ieder mens een onvervreemdbaar recht heeft op eigen leven, vrijheid en eigendom...’. Maar ongeacht of zij ze utilitair dan wel moreel verant- | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
woorden, alle libertariërs aanvaarden ongeveer de twee volgende stellingen: 1) ieder individu bezit eigendom over zijn eigen persoon alsook over de stukken natuur die hij vindt en als eerste met zijn persoonlijke energie omvormt (een soort ‘jus primi occupantis’); 2) aangezien alle andere individuen een soortgelijke eigendom bezitten, is een vrij overeengekomen contract het enige middel om tot samenwerking te komenGa naar voetnoot9. Ter illustratie nog enkele alternatieve formuleringen: ‘Schending van de menselijke rechten bestaat in het als eerste gebruiken of dreigen met het gebruik van geweld tegen een individu’Ga naar voetnoot10. ‘Libertarisme is de opvatting dat ieder mens absolute eigenaar is van zijn eigen leven, dat hij kan gebruiken en waarover hij kan beschikken naar willekeur; dat alle sociale handelingen van de mens vrijwillig moeten geschieden en dat de ethische basis van de menswaardige en open maatschappij ligt in het eerbiedigen van ieder anders gelijke recht op het leven en, bij uitbreiding, op de eigendom en de opbrengst van dat leven. In deze optiek bestaat de enige functie van wet en staat in de bescherming tegen geweld, waarvoor het individu, indien hij daartoe machtig genoeg was, zelf zou zorgen’Ga naar voetnoot11. Niet alleen is de theorie van het libertarisme een hoogst originele creatie, (in deze zin, dat zij elementen samenbrengt die vroeger ofwel door de linkerzijde ofwel door de rechterzijde verdedigd werden, maar nooit door beide samen), hetzelfde kan worden gezegd van de tactische weg waarlangs zij hun doel wensen te bereiken. Sommigen nemen hun toevlucht tot ‘dropping out’: zij zwerven als nomaden (hoofdzakelijk in Californië), leven in communes, wonen op een schip (zoals de juist geciteerde Karl Hess) of maken plannen voor het stichten van een libertarische kolonie in een of andere vergeten hoek van de wereld. De meesten verwerpen nochtans deze oplossingen, hetzij als onrealistisch, hetzij gewoon op grond van de economische overweging dat de resultaten niet opwegen tegen de eraan verbonden kosten en ongemakken. Wie niet wil ‘vluchten’ maar toch zoveel mogelijk over zijn vrijheid van denken en handelen wil beschikken, zelfs als het bestaande systeem dit niet toelaat, moet ofwel trachten dit systeem te wijzigen ofwel gebruik maken van de ‘gaten’ die erin zitten. Voor de conservatieven met hun verering voor ‘law and order’ is dit laatste misschien uitgesloten, voor de libertariërs daarentegen, die uitdrukkelijk meer waarde hechten aan de individuele vrijheid dan aan de wet, is het overtreden van deze laatste, wanneer men daar voordeel bij heeft, een vanzelfsprekende zaak. Dat de wetten op de | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
dienstplicht en op het gebruik van marihuana allang openlijk en massaal overtreden worden, is geen geheim. Belangrijk is echter dat ook het georganiseerde verzet tegen de belastingwetten, juist onder leiding van activistische libertariërs, geweldig toeneemt. Het belangrijkste element, zelfs voor een weinig conventionele beweging als het libertarisme, blijft echter de politiek-ideologische actie. Het louter overtreden van de wetten kan immers moeilijk tot het einde doorgetrokken worden. Elk regime zal op de lange duur ofwel de bestaande toestand legaliseren (b.v. drugs vrijgeven), ofwel overgaan tot strengere strafmaatregelen en repressie. Het succes op lange termijn van een beweging als het libertarisme moet dan ook afgewogen worden in functie van de kansen die het heeft om het systeem in de gewenste richting te beënvloeden. Het nauwkeurig afwegen van deze kansen zou meteen een grondige bespreking van de huidige Amerikaanse politieke toestand vereisen, wat hier niet de bedoeling kan zijn. Laten we het, op gevaar van oppervlakkigheid, bij de volgende overwegingen houden. Sinds Roosevelt is wat men in Amerika het liberalisme noemt, aan de macht geweest. Politici als Stevenson en Kennedy, kranten als de New York Times en de Washington Post, academici als Galbraith en Schlesinger typeren dit liberale blok. Daartegenover stond een gewoonlijk minoritair conservatief blok, waarvan de ideologische ondergrond hierboven kort geschetst werd en dat op politiek gebied zijn uiting vond in figuren als Goldwater, Reagan en Agnew. Een derde richting, in vele opzichten een geradicaliseerde versie van het liberalisme, was de New Left, de nieuwe linkerzijde, met haar Marcuse, haar underground-pers, haar marihuana en L.S.D., haar seksuele vrijheid, haar communes, haar rock- en popcultuur, haar soms tegenstrijdige mengeling van ultra-individualistische en ultra-totalitaire elementen. De vierde richting tenslotte is het hier besproken libertarisme, dat zowel aan de New Left als aan de conservatieven elementen heeft ontleend. Indien het libertarisme alleen maar ex-conservatieven en ex-nieuw-linksen zou weten te recruteren, dan zouden de kansen van deze nieuwe beweging niet zo groot zijn. Het meest verrassende feit van de jongste maanden is echter, dat ook in het heersende ‘liberal establishment’ een groeiende belangstelling en in bepaalde kringen zelfs sympathie voor het libertarisme aan het groeien is. Zodat een van de leidende libertarische auteurs, Murray Rothbard, kan gaan zeggen: ‘Per slot van rekening zijn de liberalen nu bijna veertig jaar aan de macht geweest en al wat zij hebben tot stand gebracht is het Frankensteinmonster van presidentiële oorlog en dictatuur, de oorlog in Vietnam (in het buitenland) en (anderzijds) de Leviathanregering, het militair-industrieel complex en de uitgebreide bureaucratie op binnenlands gebied. Vele liberalen zoeken dan ook een uitweg. De nieuwe | |||||||
[pagina 47]
| |||||||
linkerzijde is, voor zover ze nog bestaat, Stalinistisch en gek geworden; de conservatieven, met hun verering van Troon, Altaar en Grote Bom, komen zelfs niet in aanmerking. Wie blijven er dus nog over om een nieuwe weg te banen naar de redding? Wij!’Ga naar voetnoot12. | |||||||
Boeken
| |||||||
Organisaties
| |||||||
Tijdschriften
|
|