Streven. Jaargang 25
(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
De VS en de USSR in het Nabije Oosten
| |
Een overzichtDe Arabische wereld van het ogenblik bestaat uit enkele spanningsvelden rondom Israël. Op de eerste plaats is er de spanning tussen degenen die grenzen met Israël hebben en degenen die van een afstand hun rol in het conflict trachten te spelen. Zij die dicht bij Israël wonen en voortdurend blootstaan aan represailles van Israëlische zijde, nemen over het algemeen een gematigde positie in. Dat zijn: Jordanië, Egypte, Libanon en - sinds het nieuwe bewind van kolonel Al Assad - ook Syrië. Binnen deze groep van vier landen moet nog onderscheid gemaakt worden tussen de socialistisch georiënteerde regimes (Egypte en Syrië) en de meer liberale regimes van de landen waar sinds de onafhankelijkheid geen revolutie heeft plaats gehad: Jordanië en Libanon. Hét onderscheid tussen deze twee groepen komt niet alleen voort uit het verschil - of de afwezigheid - van een ideologie, maar ook uit de aanwezigheid van een groot aantal Palestijnse vluchtelingen in Jordanië en Libanon, wat de positie van deze landen buitengewoon delicaat maaktGa naar voetnoot1. | |
[pagina 27]
| |
Zij die veraf wonen, kunnen zich een veel radicalere stellingname veroorloven. Landen als Algerijë, Lybië en Irak zijn daarvan duidelijke voorbeelden. Maar het hoeft niet! Saoedi-Arabië, de emiraten aan de Perzische Golf, Tunis, Marokko en Soedan zijn meestal heel genuanceerd in hun posities. Opvallend is dat alle landen die een monarchale structuur hebben, onder de gematigden gerekend kunnen worden. Een tweede spanning - en waarschijnlijk de belangrijkste - is die tussen de Russische en de Amerikaanse invloedssfeer. Het lijdt geen enkele twijfel dat het bruggehoofd van de Amerikaanse invloed in het Nabije Oosten Israël is. Verder staan onder Amerikaans ‘toezicht’: Saoedi-Arabië, Koeweit en de emiraten aan de Perzische Golf vanwege de oliebelangen, Libanon vanwege de talrijke Libanese emigranten in Amerika en vanwege zijn blanken. Jordanië is sinds zijn onafhankelijkheid sterk op Engeland gericht gebleven, maar Hoesseins troon wordt voortdurend bedreigd door zijn meer marxistisch georiënteerde buren en die dreiging heeft het de Verenigde Staten mogelijk gemaakt er een stevige voet aan de grond te krijgen. Deze Arabische landen zijn in oorlog met Israël, maar hun afhankelijkheid van de Verenigde Staten verklaart waarom hun houding minder krijgszuchtig is dan die van andere Arabische landen. Deze vrij massieve Amerikaanse invloed in het Nabije Oosten heeft het Rusland mogelijk gemaakt een plaats te vinden in dit gebied. Het is logisch dat de Verenigde Staten geen wapens leveren die tegen Israël gebruikt kunnen worden. Als de Arabieren zich dus willen bewapenen, zullen ze die wapens bij de tweede leverancier moeten zoeken. Het is vooral deze noodzaak die Egypte steeds meer naar Rusland toegedreven heeft. Syrië en Irak zijn op analoge wijze al eerder in de Russische belangensfeer terecht gekomen. China heeft met name in Syrië serieus geprobeerd Rusland van zijn plaats te dringen, maar is daar toch niet in geslaagd. Rusland en Amerika staan zo tegenover elkaar. Als een Arabisch land zich van de één los wil maken, kan het dat alleen maar door zich tot de ander te wenden. Maar de twee grote mogendheden willen een directe confrontatie voorkomen; daarom is de situatie sinds 1967 praktisch bevroren. Een stilzwijgende overeenkomst is er de garantie van: Amerika bewapent Israël net niet genoeg om een nieuwe agressieoorlog te beginnen en Rusland verschaft Egypte juist genoeg materiaal om zich te kunnen verdedigen, maar te weinig om het bezette land te heroveren. Zoals we in een vorig artikel hebben laten zienGa naar voetnoot2, verzetten de Palestijnen zich niet alleen tegen Israël - en dus tegen de Amerikaanse invloed in het | |
[pagina 28]
| |
Nabije Oosten - maar ook tegen de gematigde regimes uit de omgeving, die om diverse redenen de open strijd niet aandurven. De meest radicalen in het verzet zouden ook graag de socialistische regimes van Syrië en Egypte zien vallen, omdat ook zij in feite ‘vazallen van het kapitalisme’ zijn. Deze radicalen vinden geen steun bij Rusland en nog minder bij Amerika. Daarom is China hun beschermheer geworden. De meer gematigde verzetsstrijders - en dat is de meerderheid - sloten zich met min of meer moeite bij Egypte en Syrië aan. Dan blijft er tenslotte nog een groep landen over waar de dominantie van één van de twee groten minder duidelijk is. Algerijë is in grote mate van Frankrijk afhankelijk gebleven, hoewel het pas belangrijke stappen ondernomen heeft om die afhankelijkheid te reduceren. Het houdt een betrekkelijk neutrale positie tussen de grote blokken. Maar Algerijë zou graag een leidende positie innemen in de Derde Wereld. Het ondersteunt daarom met veel enthousiasme het Palestijnse verzet, waarin het zijn eigen tragische en lange strijd herkent. Ook Marokko en Tunis zijn vooral in contact gebleven met Frankrijk. Maar hun rol in de Arabische wereld is tot nu toe beperkt. Zijn neutrale positie maakt het Tunis op het ogenblik mogelijk een actieve rol te spelen bij de bemiddelingspogingen tussen Hoessein en het Palestijnse verzet. Soedan heeft zich sinds het bewind van generaal Noumeyri vooral op Egypte gericht. De recente moeilijkheden in het land maken de situatie ingewikkeld. Lybië tenslotte staat, sinds kolonel Kadhafi er aan de macht is, onder het teken van de Islam. Hoewel het communisme in vrijwel geen enkel Arabisch land werkelijk populair is, zijn er maar weinig regeringen die er zo tegen gekant zijn als die van kolonel Kadhafi. Maar ook voor hem betekent dat nog niet dat hij militaire steun uit Rusland weigert, al is de aankoop van mirages in Frankrijk wel een poging om de onafhankelijkheid te garanderen. Hij kan dat doen omdat zijn land financieel gezond is. Bij dit korte overzicht moet niet vergeten worden dat we steeds te maken hebben met ontwikkelingslanden. Geen enkel land ter wereld kan op het ogenblik een volledig onafhankelijke politiek voeren. Maar het minst onafhankelijk zijn de landen van de Derde Wereld. Zowel economisch als militair staan zij onmiddellijk aan grote pressies bloot zodra zij afwijken van de lijn die de ‘beschermende’ mogendheid hun aanwijst. Spotten met het voortdurend zoeken en weer mislukken van de Arabische eenheid is daarom misplaatst. De verantwoordelijkheid voor deze mislukkingen ligt voor het grootste deel bij de werkelijk machtigen die deze eenheid verhinderen. Natuurlijk zijn er ook plaatselijke en persoonlijke belangen in het spel. Maar dat is beslist niet karakteristiek voor de Arabische wereld! Een vergelijking tussen Europa's streven naar eenheid en dat van de | |
[pagina 29]
| |
Arabieren gaat in veel opzichten mank, maar neemt toch veel van het sarcastische en neerbuigende plezier over het mislukken van de Arabische pogingen, dat in sommige kranten te vinden is, weg. Gewapend met dit globale overzicht van de invloedssferen in het Nabije Oosten kunnen we nu drie knelpunten in de Arabische wereld van naderbij bekijken: Jordanië, Egypte en Soedan. | |
Jordanië en het Palestijnse verzetDe Palestijnse verzetsorganisaties zijn globaal in drie groepen in te delen: FATH probeert de Arabische regimes te respecteren voorzover mogelijk; FPLP en FDPLP zoeken een revolutie in de Arabische wereld te bewerken; de overige organisaties zijn in het leven geroepen door één van de Arabische landen en zijn in principe trouw aan de politiek van dat land. De grootste is Al-Saïka, die de verzetsstrijders in Syrië groepeert. In Jordanië vormen de Palestijnen bijna de helft van de bevolking. Ze leefden zowel in de steden als in de meer afgelegen gebieden, waar ze hun bases hadden. De radicalen onder hen - vooral de FPLP onder leiding van George Habache - vormden een staat in de staat en dwongen koning Hoessein tot concessies. Hoewel FATH het met deze lijn niet eens was, was deze organisatie toch gedwongen, vanwege de populariteit van Habache bij hen die de hoop verloren hadden en omwille van de eenheid binnen het verzet, om zich achter deze radicalere organisatie te scharen. En dat liep steeds duidelijker uit op een open conflict tussen Hoessein en het verzet. In dit conflict kon Hoessein rekenen op de onvoorwaardelijke steun van zijn goed georganiseerde leger, dat de Palestijnen steeds meer als ongewenste indringers ging beschouwen naarmate dezen zich verzetten tegen ‘hun’ koning. Daarbij speelt het grote culturele verschil tussen Bedoeinen en Palestijnen een belangrijke rol. De Bedoeinen zijn woestijnbewoners, gewend aan een hard en vrij mager leven, geïsoleerd van de rest van de wereld. De Palestijnen bewoonden voor 1948 de kuststrook, zijn intellectueel beter gevormd en stonden in voortdurend contact met de cultuurstromingen van buiten. Het ligt voor de hand dat twee zo verschillende groepen moeilijk in één land samen kunnen leven. Deze tegenstelling verklaart waarom de repressie van de Palestijnen door Hoesseins leger zo hard kan zijn. Bij deze repressie heeft Hoessein niets te vrezen van Israëlische zijde. Israël heeft er zelf alle belang bij dat de Palestijnen geen enkele reële macht hebben in het Nabije Oosten, zodat deze eerste belanghebbenden bij eventuele onderhandelingen niet als serieuze partners beschouwd hoeven te worden. Omdat de Amerikaanse en Israëlische belangen in het | |
[pagina 30]
| |
Nabije Oosten samenvallen, kan Hoessein ook rekenen op een minstens morele ondersteuning van Amerika's zesde vloot. Bovendien kunnen de Verenigde Staten nooit toestaan dat er in Jordanië een communistische revolutie plaats heeft, gedekt door Rusland en zelfs China.
Tegenover dat alles staat dat Rusland aan de Palestijnen steun tracht te verschaffen via de regimes die onder zijn invloed staan: Syrië en Irak. In september vorig jaar heeft Syrië - juist als een jaar tevoren in Libanon - steun verleend aan de Palestijnen, zij het dat de Syrische tanks in Jordanië nooit erg actief geweest zijn uit angst voor een invasie van de zesde vloot. Irak heeft sinds 1967 troepen gelegerd in Jordanië. Het dreigde deze troepen in te zetten tegen Hoessein, maar in feite heeft het er zorgvuldig voor gezorgd dat het leger van Irak zich steeds ergens anders bevond dan daar waar gevochten werd. Zoals steeds was de steun die de Palestijnen van de Arabische buurlanden ontvingen, puur verbaal en niet doeltreffend. De burgeroorlog was buitengewoon bloedig. Nasser probeerde de vechtenden te scheiden en de avond voor zijn dood leek hij daarin te slagen. Er kwam een akkoord tot stand in Cairo: Hoessein en Arafat schudden elkaar de hand. Het akkoord stelde zowel de soevereiniteit van Hoessein als de actievrijheid van de fedayîn veilig. Alle troepen van het Jordaanse leger zouden zich uit Amman terugtrekken op hun gewone bases. De troepen van de fedayîn moesten ook Amman verlaten om zich te concentreren in de ‘gebieden die zich eigenen voor de acties van de commando's’. Bovendien werd er een ‘hoger Arabisch comité’ in het leven geroepen om over de nakoming van het akkoord te waken en de betrekkingen tussen de Jordaanse macht en het Palestijnse verzet te coördineren. Het akkoord is ondertekend door Nasser en nog tien andere Arabische staatshoofden. Maar van het begin af aan verwachtte ieder dat het hier niet bij zou blijven: het eigenlijke probleem was immers niet opgelost! Na de verschillende serieuze crisissen waarin Hoessein erin slaagde de fedayîn uit de steden te verdrijven, besloot hij nu in juli aan de laatste militaire bases van de fedayîn de genadeslag toe te brengen. Nadat hij daarin geslaagd was, verklaarde zijn woordvoerder: ‘De Jordaanse regering hoeft niet langer het akkoord (van Cairo) in acht te nemen, dat ondertekend is onder omstandigheden die nu niet meer bestaan, maar de grondslag en de geest van het akkoord blijven. (...) De tijd is voorbij dat de commando's volgens hun grillen konden handelen. Voortaan zullen de fedayîn moeten stationeren in de gebieden die de Jordaanse staat hen aanwijst’ Onder de ‘grondslag en de geest’ van het akkoord verstaat Hoessein de soevereiniteit van Jordanië en de vrijheid van handelen voor de fedayîn. Maar dat laatste dan wel volgens de Jordaanse interpretatie: ‘Jordanië zal | |
[pagina 31]
| |
ook in de toekomst alle mogelijke steun verlenen aan hen die zich uitsluitend verzetten tegen de bezetting van hun land’Ga naar voetnoot3. Maar al lang is de Arabische publieke opinie gevoelig gemaakt voor de rechten van de Palestijnen. In woord en propaganda hebben de Arabische regeringen zonder uitzondering steeds de fedayîn verdedigd. Hoessein moest dus minstens een verklaring vinden voor het gevecht tussen zijn leger en de verzetsstrijders. Hij deed dat door een onderscheid te maken tussen de ‘ware’ fedayîn en de ‘indringers’. Hij verklaarde aan de pers: ‘Jordanië heeft nooit gestreden tegen degenen die zich verzetten tegen de bezetting van hun land. Aan hen hebben we altijd alle mogelijke steun gegeven en dat zullen we blijven doen. Maar anderen hebben geprobeerd het Arabische bolwerk dat Jordanië is, te vernietigen. Ze hebben dat zonder ophouden gedaan met provocaties, beledigingen en leugens. Wij moesten de veiligheid in enkele gebieden in het noorden van het land herstellen, zowel omwille van de bevolking als omwille van het leger, dat talrijke verliezen geleden had. (...) Als het er om gaat het recht van de Arabieren te verdedigen, dan zijn we allemaal fedayîn’Ga naar voetnoot4. Een paar dagen later zei hij het nog sterker: ‘Het meeste profijt van deze operatie trekt het verzet zelf, dat nu gezuiverd is van indringers en bevrijd van zijn dwalingen’Ga naar voetnoot5. De buurlanden namen deze verdediging niet voor zoete koek aan. Maar het is merkwaardig dat ze, ondanks hun felle kritiek op Hoesseins zuiveringsoperatie, zijn onderscheid tussen de ware fedayîn en de indringers overnamen. Irak was het enige land dat direct reageerde zonder veel nuances: het verbrak de diplomatieke betrekkingen en sloot de grens. Koning Feysal van Saoedi-Arabië stelde zich daarentegen bijna geheel achter Hoessein. Egypte viel Hoessein fel aan, maar onderhield tevens de beste betrekkingen met Saoedi-ArabiëGa naar voetnoot6. Al sinds juni pogen Egypte en Saoedi-Arabië samen te bemiddelen in het Jordaanse conflict. President Sadat noemde in zijn redevoering bij gelegenheid van de Egyptische nationale feestdag (23 juli) Hoessein ‘de beul van het Palestijnse verzet’ die ‘zijn misdaden duur zal betalen’, zelfs al heeft hij ‘de onvoorwaardelijke steun van de Verenigde Staten’. Maar in dezelfde redevoering zei hij: ‘Ik verklaar dat er zich verraderselementen bevinden onder het Palestijnse verzet, met name de FPLP, waarvan enkele leden de ambassades van Egypte en Saoedi-Arabië in Stokholm bezet hebben’Ga naar voetnoot7. Heykal, de hoofdredacteur van Egyptes | |
[pagina 32]
| |
grootste krant, Al Ahrâm, beschuldigt op zijn beurt Hoessein ervan een verdrag met Israël te willen sluiten. Om tot dat verdrag te komen zou vicepremier Allon van Israël de liquidatie van het verzet geëist hebben. Vandaar.... Maar aan deze argumentatie wordt wel heel veel kracht ontnomen als men ziet hoe Egypte zelf alles in het werk stelt om een akkoord met Israël te sluiten over het kanaal. Kolonel Kadhafi van Lybië riep in zijn hoofdstad een Arabische topconferentie bijeen over Jordanië, maar nodigde de eerste belanghebbende, Hoessein, niet uit en evenmin Feysal. Met koning Hassan II van Marokko had hij juist de diplomatieke betrekkingen verbroken, zodat ook deze geen convocatie ontving. En van de overige landen die er wél een ontvingen, kwamen alleen Syrië, Egypte en de twee Yemenitische republieken. De anderen vonden allen een excuus. Kadhafi wilde komen tot een gewapende interventie in Jordanië, maar zijn partners voelden er niets voor, zelfs Arafat, de leider van het Palestijnse verzet, niet. Verder wilde ook hij de FPLP en de FDPLP als verraders beschouwd zien, maar ook daar vond hij vooral bij Arafat geen medewerking. Syrië tenslotte was evenmin erg consequent in zijn reacties. Het vorige Syrische bewind van president Atassi was in september 1970 met het leger Jordanië binnengetrokken. Dat was één van de redenen waarom dat bewind gevallen is: een gedeelte van het leger was het niet met deze maatregel eens. Dat gedeelte, onder leiding van Hafez Al-Assad, is nu aan de macht. Bij de incidenten van juni stuurde Assad een groep Syrische officieren naar Jordanië om te proberen een eind te maken aan de gevechten. Toen na het eind van de strijd deze officieren in Syrië waren teruggekeerd, sloot Syrië de grens met Jordanië, zonder echter de betrekkingen te verbreken. De gesloten grenzen betekenen voor Jordanië een serieuze handicap. Het is nu voor zijn in- en uitvoer aangewezen op de haven van Akaba en om van daaruit in Europa te komen moeten de schepen rond Afrika varen. Maar van de andere kant trekken de fedayîn geen enkel voordeel uit deze gesloten grenzen: ze kunnen nu niet vanuit Jordanië naar hun Syrische bases vluchten en deze laatsten kunnen evenmin versterkingen naar hun collega's in Jordanië sturen. Algerijë weigerde op de topconferentie van Tripoli te komen omdat het ‘dat gepraat’ als volkomen zinloos beschouwde. Het verbrak zijn betrekkingen met Jordanië en gaf aan het verzet alle mogelijke steun. Libanon liet aan Kadhafi weten dat het tot zijn spijt niet kon komen. De officiële reden voor deze weigering was dat de bemiddelingspoging, in juni gestart door Egypte en Saoedi-Arabië, nog in volle gang was en dat de resultaten daarvan beter eerst afgewacht konden worden. Bovendien was de opperbevelhebber van het Libanese leger juist bij een ongeluk om | |
[pagina 33]
| |
het leven gekomen, zodat president Frangie nu niet weg kon. De achtergrond van deze weigering is natuurlijk dat Libanon zich niet te veel van Jordanië wil distantiëren. Libanon kent zelf uit ervaring het probleem van de fedayîn die vanuit Libanon Israël willen bestrijden en in het land vrij hun gang willen gaan. In dit alles is de Arabische eenheid natuurlijk ver te zoeken. Elk land reageerde volgens zijn eigenbelang en dat is logisch. De officiële reacties zijn slechts een façcade die de werkelijke belangen moet verbergen. Het lijkt ons dat de Palestijnen teveel hebben willen bereiken: ze waren niet sterk genoeg om tegelijkertijd een groot deel van de Arabische wereld en Israël aan te vallen. Bovendien is het niet evident dat hun recht om voor de bevrijding van hun land te vechten hun ook het recht geeft om Jordanië te besturen. Maar dat neemt niet weg dat wat er nu gebeurd is, buitengewoon tragisch is. Op de eerste plaats vanwege de vele slachtoffers die er gevallen zijn. Maar ook omdat nu aan deze vluchtelingen - die het hun gastheren buitengewoon moeilijk maken, dat is waar - alle middelen ontnomen zijn om hun stem te laten horen. De grote mogendheden op de eerste plaats en vervolgens de kleine Arabische machten en Israël gaan nu volgens hun eigen belangen over de toekomst van dit volk beslissen. Naar de mening van de Palestijnen wordt nu waarschijnlijk nauwelijks meer gevraagd. | |
Egypte en de weegschaalPresident Nasser aanvaardde het plan Rogers, sloot een wapenstilstand van drie maanden en accepteerde onderhandelingen over de heropening van het kanaal als een eerste stap om tot een definitieve regeling met Israël te komen. Bovendien verklaarde hij zich bereid om de staat Israël te erkennen. Al deze concessies hebben nogal wat stof op doen waaien, maar zijn uiteindelijk door de meeste Arabische landen goed ontvangen. President Sadat heeft de lijn van zijn voorganger in deze kwestie voortgezet. Na geweigerd te hebben een derde wapenstilstandsperiode van drie maanden af te kondigen, heeft hij toch besloten de vijandelijkheden aan het kanaal niet te hervatten. Nasser was een soort vader voor de presidenten van de twee buurlanden: Jaafar An Noumeyri en Mouamar al Kadhafi. Na de dood van Nasser probeert Sadat deze vriendschap te concretiseren in een federatie. Soedan is nog niet toegetreden vanwege interne moeilijkheden, maar voelt zich toch heel nauw met Lybië en Egypte verbonden. Kolonel Assad van Syrië wilde zijn land verlossen van het isolement waarin de politiek van zijn voorgangers het land gedreven hadden. Hij sloot zich daarom bij de federatie aan. Maar door het verleden wijs geworden mikt Sadat niet te hoog: | |
[pagina 34]
| |
de federatie respecteert de soevereiniteit van alle leden en zal pas heel geleidelijk aan meer inhoud krijgen. Het grote voordeel van deze federatie is dat het een zekere onafhankelijkheid geeft aan ieder lid tegenover Rusland en Amerika, en dat men elkaar kan ondersteunen in geval van binnenlandse moeilijkheden. Begin mei bezocht minister Rogers, op zijn tournee door het Nabije Oosten, Cairo. Hij toonde zich optimistisch over de kansen op een heropening van het kanaal. Vlak na dit bezoek ontsloeg Sadat Ali Sabri (vice-premier), Mohammed Fawzi (minister van oorlog), Chaarawi Gomaa (minister van binnenlandse zaken), Mohammed Fayek (minister van informatie) en nog vele anderen. Kort daarop werd bekend dat deze groep en nog een hele serie belangrijke persoonlijkheden een complot op touw hadden gezet tegen Sadat, in naam van hun ‘trouw aan Nasser’. In feite bleken zij het niet eens te zijn met de federatie en wilden zij het land meer op Rusland oriënteren. Persoonlijke belangen speelden zeker ook een belangrijke rol. In de pers werd het ontslag van de Russisch gezinde persoonlijkheden gezien als een toenaderingsgebaar tot Amerika. In feite was het eerder de epiloog van een machtsstrijd waarop ieder eigenlijk wachtte na de dood van Nasser. Om zo snel en doeltreffend te kunnen reageren moest Sadat echter wel stevig in zijn schoenen staan. Hij had zich de bijval van het volk verzekerd door verschillende hinderlijke politiemaatregelen af te schaffen en een grotere democratisering te beloven. Verder steunde hij op het leger. Hoewel het dus hoofdzakelijk om de binnenlandse politiek ging, was Rusland inderdaad ongerust. De Russische soldaten en technici zijn in Egypte beslist niet populair. Ze worden geduld als een noodzakelijk kwaad. Rusland weet dus dat zijn positie in Egypte precair is. Daarom bracht president Podgorny zelf een bezoek aan Cairo na deze gebeurtenissen. Dat bezoek leidde tot het sluiten van een vriendschapsverdrag voor de komende 15 jaar tussen Rusland en Egypte. Dat bindt Egypte natuurlijk weer meer aan Rusland, maar het geeft aan dat land ook een militaire garantie tegen Israël, zonder al te veel tegenprestaties. Premier Meir verklaarde niet zonder jaloersheid dat aan Sadat gelukt was wat nog geen enkel land van het Oosteuropese blok voor elkaar had kunnen krijgen: steun van Rusland voor zijn eigen, Egyptische politiekGa naar voetnoot8. In de Europese pers was men bang dat Egypte nu alle bewegingsvrijheid verloren had. Die angst bleek overdreven. Ondanks het verdrag gaat Sadat rustig door met de zeer anticommunistische Kadhafi te ondersteunen. Toen Soedan in juli zijn staatsgreep beleefde, die door de communistische partij gedekt werd, ging Sadat door met Noumeyri te steunen. De zeer gespannen | |
[pagina 35]
| |
verhouding tussen Soedan en Rusland die volgde op de communistenjacht van Noumeyri een week later, leidde eerder tot een verkoeling tussen Rusland en Egypte dan tot moeilijkheden tussen Egypte en Soedan. Bij de onderhandelingen over de heropening van het kanaal kon Sadat zelfs voorstellen om de Russische militairen naar huis te sturen. Dat alles wijst erop dat Sadat de politiek van de weegschaal, die Nasser al zo lang in praktijk bracht, doorzet: een vriendelijk gebaar naar rechts dient steeds door een toenadering naar links gevolgd te worden, zodat beide belanghebbenden steeds een voet aan de grond houden en steeds bang blijven die invloed weer kwijt te raken. Op het eind van zijn leven was Nasser steeds meer in het Russische kielzog terecht gekomen. Sadat doet serieuze pogingen om de balans weer in evenwicht te brengen. Maar dat betekent nog niet dat Sadat kan doen en laten wat hij wil. Toen hij in mei zijn rivalen uit het zadel lichtte, kon hij dat slechts doen doordat hij zich de steun van het leger verzekerd had. Maar het leger dringt voortdurend aan op het hervatten van de vijandelijkheden. Wie zonder vrede te sluiten toch geen oorlog voert, geeft zich gewonnen en legt zich bij de status quo neer. Het leger heeft al te hard gevochten en te veel offers gebracht om dat te kunnen verdragen. Daarom gaf Sadat verschillende malen de plechtige verzekering dat 1971 een beslissend jaar zou zijn. In zijn redevoering van 23 juli zei hij: ‘Ik bevestig opnieuw dat het jaar 1971 niet voorbij zal gaan zonder dat het conflict met Israël geregeld is, zelfs al zou dat een miljoen martelaren vergen’Ga naar voetnoot9. Omdat Sadat door de binnenlandse situatie tot een dergelijke verklaring gedwongen is, weet Israël dat hiermee niet te spotten valt. Generaal Dayan verklaarde: ‘Hoewel President Sadat ons vertrouwd heeft gemaakt met ultimatums die hij iedere maand weer uitstelt, geeft de manier waarop hij zich deze keer uitdrukte, aan dat zijn redevoering letterlijk opgevat moet worden’Ga naar voetnoot10. En een hervatten van de vijandelijkheden is ook voor Israël een serieuze bedreiging, omdat het dan de USSR zal moeten bevechten. De barometer kondigt slecht weer aan. Daarom is de diplomatieke activiteit de laatste maanden buitengewoon groot: alleen een verdrag kan de storm nog tegenhouden. De belangen bij de heropening van het kanaal zijn veelvuldig. Voor Rusland blijft het de weg naar India en de oostkust van Afrika. Ook voor Israël is het een belangrijke route, te meer omdat de betrekkingen tussen Israël en Afrika steeds intenser worden. Amerika heeft betrekkelijk weinig belang bij de opening van het kanaal als scheepsroute, maar een betrekkelijke vrede, waarvan het bovendien de promotor is, zou aan zijn prestige in | |
[pagina 36]
| |
het Nabije Oosten veel goed doen. Bovendien is het de voortdurende oorlogsdreiging die het Rusland mogelijk maakt zich een plaats in het gebied te veroveren. De berichten over de Amerikaanse bemiddelingspogingen zijn steeds weer negatief. Alles zou voortdurend afstuiten op de onbuigzame houding van Israël. Een feit is dat Israël sinds 1967 niet ophoudt garanties te eisen, maar zelf nog geen enkele concessie gedaan heeft. Toch lijkt de starheid in de huidige onderhandelingen eerder een camouflage. Er zijn verschillende aanwijzingen die er op duiden dat er al zeer vergevorderde plannen voor een overeenkomst bestaan: - het vertrouwen van Sadat dit jaar nog tot een regeling te kunnen komen; - geruchten over hernieuwde diplomatieke betrekkingen tussen Moskou en Tel Aviv; - de grote Amerikaanse diplomatieke activiteit, vooral van Mr. Sisco; - het liquideren van het Palestijnse verzet, zodat over de toekomst van de vluchtelingen beslist kan worden zonder dat ze zelf genoeg macht hebben om hun eisen naar voren te brengen; - het feit dat Egypte de constructie van een pijpleiding van Suez naar Alexandrië gaat beginnen (de constructie was tot nu toe tegengehouden door de oorlogsdreiging); - de Israëlische radio berichtte op 28 juli: ‘Een aantal vluchtelingengezinnen uit het kamp van Djaballiah in Gaza zijn met geweld door de Israëlische autoriteiten overgebracht naar de nieuwe huizen die voor hen in El Arish, in het Noorden van de Sinaï, zijn gebouwd’Ga naar voetnoot11. Dit bericht wijst erop dat Israël de Palestijnen uit Gaza wil plaatsen in het Noorden van de Sinaï, terwijl de vluchtelingen die naar Jordanië zijn uitgeweken een plaats toegewezen zouden krijgen in het gebied ten oosten van de Jordaan; deze twee gebieden zouden dan de Palestijnse staat kunnen vormen, misschien door een smalle strook met elkaar verbonden. Een dergelijk plan zou inhouden dat Hoessein en Sadat het in feite helemaal met elkaar eens zijn, maar dat nog niet kunnen laten blijken. | |
Soedan en het communistische gevaarOok al hebben veel Arabische landen toenadering tot Rusland gezocht, er is er geen één waar het communisme werkelijk populair is. Men verwacht van Rusland militaire steun, maar men verzet zich tegen de marxistische ideologie. Bij de crisis in Soedan bleek dat weer eens duidelijk. Soedan heeft al sinds lang een goed georganiseerde communistische partij, mis- | |
[pagina 37]
| |
schien wel de meest serieuze van de hele Arabische wereld. Deze partij schaarde zich achter de staatsgreep van kolonel El Atta. Lybië en vooral Egypte kregen het benauwd. De federatie zou in een moeilijke positie komen te verkeren met een communistisch regime zo dicht bij. In een artikel in Le Monde (3 augustus 1971) beschrijft Maxime Rodinson de landen van de federatie (Egypte, Lybië, Syrië en gedeeltelijk ook Soedan) als een groep regeringen die door de politieke conjunctuur naar elkaar toegedreven zijn. Ze wensen de vrede, maar ze weten dat die slechts te verkrijgen is met Russische militaire hulp en een Amerikaanse pressie op Israël om diens onbuigzaamheid te overwinnen. De leiders van deze landen zijn militairen, meestal van bescheiden afkomst. Hun doel is vooral de nationale onafhankelijkheid. De sociale rechtvaardigheid is ook belangrijk, maar komt toch op de tweede plaats. De unie van deze regeringen wil - volgens Rodinson - ‘de greep van de klasse die zij vertegenwoordigt, op de economie handhaven (dat noemt men dan socialisme) met een min of meer grote openheid, al naar gelang het land, jegens de liberale economie die voor deze klasse zulke verleidelijke gevolgen heeft. Maar de unie wil de macht van de groepen die zij vertegenwoordigt, in handen houden zonder haar te delen met andere groepen die tactisch of ideologisch met Moskou verbonden zijn’. De landen van de federatie staan dus voor de keus: ofwel de voorkeur geven aan de nationale onafhankelijkheid - en dat betekent de lijn van de huidige regeringen voortzetten - ofwel de sociale hervormingen de eerste plaats geven - en dat is wat de Soedanese communisten zochten te bereiken. Die keuze is niet eenvoudig. Nationale eenheid en een goed functionerende staat zijn noodzakelijke voorwaarden om tot sociale rechtvaardigheid te komen. Maar ook het omgekeerde is juist. Hoe dan ook, de huidige regimes zetten de nationale eenheid voorop. Het communisme is voor hen daarom een voortdurende bedreiging: de ontevredenen, georganiseerd in een communistische partij, zouden snel een eind maken aan hun heerschappij. De regeringen staan dus voor de moeilijke opgaaf om tegelijkertijd het communisme te bestrijden en goede verhoudingen met Rusland te bewaren, zodat ze verzekerd zijn van militaire steun. Ze doen dit door er de nadruk op te leggen dat Islâm en communisme onverzoenbaar zijn en verder door een sterk nationalistisch gerichte propaganda te voeren. Maar een communistische revolutie in Soedan dreigt dit moeilijke evenwichtsspel te verstoren. Kadhafi nam toen een groot risico: hij kidnapte kolonel El-Nour, die het nieuwe staatshoofd van Soedan moest worden. Gelukkig voor hem en zijn bondgenoten slaagde het Soedanese leger, dat voor een groot gedeelte trouw was gebleven aan Noumeyri, erin om deze te bevrijden en de macht opnieuw in handen te nemen. Voor Noumeyri was dit alles het sein | |
[pagina 38]
| |
tot een felle communistenjacht. De talrijke executies riepen veel protest op, vooral in de communistische landen. Maar Noumeyri wilde definitief een eind maken aan de communistische dreiging. Rusland protesteerde hevig en trok zijn ambassadeur terug. De betrekkingen werden echter niet verbroken. Noumeyri zoekt nu paradoxaler wijze zijn toevlucht bij Peking. Hij zou willen dat Chinese experts de Russische komen vervangen, en dat onder het teken van de strijd tegen het communisme! En om de maat vol te maken zoekt hij ook toenadering tot de Verenigde Staten. Rusland zit in een moeilijke situatie: als het de banden met Khartoum verbreekt, dreigen de Egyptisch-Russische betrekkingen daaronder te lijden. Bovendien ruimt Rusland niet graag de plaats voor China of Amerika. Er moet dus heel voorzichtig gemaneuvreerd worden. De beste bemiddelaar is nog Egypte. Het is daarom interessant te zien hoe de hoofdredacteur van Al Ahrâm, Hassanein Heykal, de Soedanese gebeurtenissen analyseert in zijn wekelijkse artikel ‘In alle eerlijkheid’ (bi Sarrâhat) op vrijdag 30 juli. Hij beschrijft de Soedanese communisten als respectabele mensen, die een nuttige bijdrage kunnen leveren bij de opbouw van de Soedanese natie, maar die de ‘blunder’ begingen zich tegen de nationalistisch gezinde revolutie van generaal Noumeyri te keren. Hij schrijft: ‘De Soedanese communistische partij - en het is een van de beste en eerlijkste in de hele Arabische wereld - ging op een verschrikkelijke manier ten onder’, maar hij wenst dat de gevolgen daarvan - en daarbij doelt hij waarschijnlijk zowel op de communistenjacht als op de mogelijke verbreking van de relaties tussen Moskou en Khartoum - tot een minimum beperkt blijven. De oorzaak van de val van de partij is volgens Heykal dat zij niet begrepen heeft dat de rol van een communistische partij in een ontwikkelingsland - en in het bijzonder in de Arabische wereld - geen hoofdrol kan zijn om verschillende redenen: - Omdat een communistische revolutie zeer diep ingrijpt in de fundamentele waarden en geloofspunten van een moslimland, kan zo'n revolutie nooit de volksmassa's leiden: ze is daarvoor te veel in tegenspraak met wat het volk denkt en wil. Het communisme bereikt daarom slechts een intellectuele bovenlaag van mensen die in contact staan met de culturele stromingen in de wereld. Deze groepen van intellectuelen kunnen volgens Heykal heel nuttig zijn, op voorwaarde dat ze hun plaats kennen. - Verder is de ontwikkeling in Soedan nog niet ver genoeg gevorderd om een talrijke arbeidersklasse gevormd te hebben; de dictatuur van het proletariaat is er daarom ondenkbaar. De communistische partij kan in Soedan niets anders zijn dan een politieke voorhoede. - Tenslotte verwijt Heykal de Soedanese communisten het onderscheid niet begrepen te hebben tussen een gewelddadige en een vreedzame opposi- | |
[pagina 39]
| |
tie. De partij is ten onder gegaan in een gewelddadige confrontatie met het nationalistische bewind en dat was zijn grote vergissing. Op een slimme manier verdedigt Heykal zo zowel de communistische partij als generaal Noumeyri. In grote lijnen bevestigt zijn commentaar het artikel van Maxime Rodinson waarover we hierboven spraken. | |
ConclusieWe zijn in dit artikel menige contradictie tegengekomen: communistenjacht en vriendschap met Rusland; felle kritiek op koning Hoessein en verdediging van zijn positie; Amerikaanse ondersteuning voor landen die met elkaar in oorlog zijn. De Arabische wereld zoekt zijn eigen identiteit en onafhankelijkheid, vooral in nationalisme en Islâm. Maar tegelijkertijd is zij gedwongen haar weg te zoeken tussen de talrijke machtige invloeden van buiten. Hier ligt - lijkt ons - een van de grote drama's van de Arabische wereld en van de hele Derde Wereld. De eigen identiteit is verloren gegaan in de confrontatie met de machtige geëndustrialiseerde wereld. En de voortdurende strijd waarin die wereld de ontwikkelingslanden gevangen houdt, belet hen op werkelijk constructieve manier aan hun toekomst te werken. Het is haast onmogelijk om over al deze gebeurtenissen een oordeel te vellen. Hoessein had in zijn strijd om de soevereiniteit van Jordanië niet helemaal ongelijk, maar had hij het recht om het Palestijnse verzet neer te slaan zoals hij dat gedaan heeft? Hadden de omliggende Arabische landen niet de plicht om tussenbeide te komen? Maar konden ze dat ook? Telkens weer zijn we de Amerikaanse of Russische invloed tegengekomen als een van de belangrijkste factoren, zowel bij het ontstaan van de conflicten als bij het zoeken naar hun oplossing. Het lijkt er op het ogenblik op dat er een oplossing geforceerd gaat worden in het Nabije Oosten. Maar het is nog niet duidelijk of we daar wel zo gelukkig mee moeten zijn. De geschiedenis is vol voorbeelden van vredesconferenties die op papier nieuwe staten en militaire verhoudingen scheppen, die dan later op hun beurt weer de aanleiding tot een nieuwe oorlog worden. De huidige situatie in het Nabije Oosten vloeit voor een groot deel voort uit de verdeling van het ottomaanse rijk tussen de westerse mogendheden na de eerste wereldoorlog. De kunstmatige schepping van de joodse staat heeft een vrijwel onoplosbaar probleem geschapen. Het lijkt ons onwaarschijnlijk dat dat alles nu door overeenkomsten tussen Israël en enige nabuurlanden, onder auspiciën van de Verenigde Naties, opgelost kan worden. Maar misschien kan het tijdelijk aan deze wereld zo al geen vrede, dan toch wat rust brengen. En die rust is broodnodig: als de Arabieren zich ongestoord aan hun eigen binnenlandse problemen kunnen wijden, kunnen ze misschien wat meer zichzelf worden. Dan wordt de situatie hopelijk rijp voor een meer definitieve oplossing. |
|