| |
| |
| |
Aggiornamento en anti-communisme
Robert Hotz S.J.
Het aggiornamento van de katholieke kerk plaatst niet alleen haar eigen gelovigen voor nieuwe vragen en problemen, maar ook de ongelovigen, in het bijzonder de communisten. Juist dezen volgen met grote nauwlettendheid de nieuwste ontwikkelingen op kerkelijk gebied. Zij zijn en voelen zich door het aggiornamento uitgedaagd, want sommige van hun hardste verwijten aan de kerk hebben hun fundament en daarmee ook hun effectiviteit verloren. Zo houdt de kerk zich vandaag zeer actief bezig met sociale problemen en het in 't algemeen gedane verwijt dat de officiële mannen van de kerk enkel en alleen handlangers van de rijken en de uitbuiters zijn, kan vandaag, gezien de talrijke sociaal-kritische uitlatingen uit de rijen van de kerkelijke hiërarchie, ook niet meer worden gehandhaafd. Het beeld van de kerk is veranderd en dit dwingt de communisten tot een nieuwe positiebepaling. Zij moeten de veranderingen in de kerk vanuit hun eigen positie opnieuw beoordelen. Verdient het sociale engagement van de kerk een positieve waardering, en zo niet, waarom?
Een poging tot een dergelijke nieuwe beoordeling deed L.N. Velicovic in het Sovjet-tijdschrift Voprosy filosofii (‘Vragen van de filosofie’), een tijdschrift dat in het algemeen uitmunt door zeer serieuze artikelen van hoog niveau. De titel van het in nr. 11/1970 verschenen artikel luidt: ‘Aggiornamento en anticommunisme’, waarmee de inhoud al enigszins is aangegeven.
| |
Positieve aspecten van de kerkelijke vernieuwing
‘Het tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) was een belangrijke mijlpaal op de weg naar de verwerkelijking van de door paus Joannes XXIII aangegeven koers naar het “aggiornamento”, naar de vernieuwing en aanpassing van het katholicisme aan de eisen van de moderne tijd’. Aldus begint L.N. Velicovic zijn uiteenzettingen. Hij vindt dat het aggiornamento van de kerk sinds het concilie vooral op drie punten zichtbaar werd. Hij schrijft: - ‘Het aggiornamento in de ideologie en de politiek van de katholieke kerk kwam vooral tot uiting in haar gewijzigde behandeling van een reeks
| |
| |
belangrijke problemen van sociaal-politieke aard, in het bijzonder van het probleem van oorlog en vrede. Ondanks al zijn inconsequenties dient het pacifisme van de katholieke kerk, zoals het in officiële documenten, b.v. in de Pastorale Constitutie over de kerk in de wereld van vandaag en in bekendmakingen van kerkelijke gezagsdragers werd vastgelegd, objectief gezien de zaak van de vrede’.
- ‘Het aggiornamento kwam ook heel duidelijk tot uiting in enkele veranderingen in de houding van de kerk ten opzichte van de nationale bevrijdingsbeweging van de volkeren van Azië, Afrika en Latijns-Amerika’. De auteur verwijst in dit verband naar een reeks documenten die het kolonialisme veroordelen en uitdrukking geven aan de bezorgdheid over de economische verhoudingen in de derde wereld. Bijzonder kenmerkend noemt Velicovic de pauselijke encycliek ‘Populorum progressio’ van maart 1967.
Maar vooral aan het volgende punt kent hij de grootste betekenis toe: - ‘Een van de duidelijkste uitingen van het ideologische en politieke aggiornamento was de zich in de leidende kringen van de katholieke kerk ontwikkelende realistische aanpak van de beoordeling van de socialistische wereld, van de internationale communistische beweging, alsook de erkenning van het feit dat er in de wereld twee tegengestelde sociale systemen bestaan. De oude door de katholieke kerk gevolgde lijn ten aanzien van haar instelling tegenover de communistische partijen en de socialistische landen, waarvan de essentie bestond in open vijandschap tegenover het communisme en in de excommunicatie van zijn aanhangers, leed volledig schipbreuk. De kerk die in zo'n beminnelijke eensgezindheid met de andere reactionaire krachten samenwerkte, was niet in staat de groeiende invloed van de communistische ideeën op de brede werkende massa, waaronder zich ook gelovigen bevinden, te verhinderen’.
| |
Aggiornamento alleen maar tactiek?
Volgens Velicovic is het aan geen twijfel onderhevig dat de kerk alleen maar onder de dwang der omstandigheden overging tot het aannemen van een nieuwe houding tegenover het communisme. Hierbij uit hij al twijfels aan de oprechtheid van deze houding. ‘De ideologen van het katholieke aggiornamento streven ernaar een uiterst soepele tactiek in de betrekkingen tot het communisme uit te werken, gebaseerd op de scheiding tussen het communisme als ideologie en het communisme als politieke beweging, waaraan de katholieken kunnen deelnemen. De nieuwe lijn met betrekking tot het communisme werd door paus Joannes XXIII geformuleerd in zijn encycliek ‘Pacem in terris’ (‘Vrede in de wereld’), die in april 1963 ver- | |
| |
scheen. Dit pauselijk document haalde als 't ware een streep door de anticommunistische decreten van het Heilig Officie van 1949 en 1959, volgens welke de communisten en ook de katholieken die communistische lectuur lezen en verspreiden, werden geëxcommuniceerd. De officiële kerk zag af van de traditionele anathema's, voorzover die geen uitwerking meer hadden. In de wereld van vandaag vinden dialogen tussen katholieken en marxisten steeds veelvuldiger plaats. Aanhangers van het aggiornamento zijn de linkse groepen van leken en ook van priesters die in de katholieke kerk werkzaam zijn’.
Volgens de opvatting van onze Sovjetauteur werden deze groeperingen vooral actief in Zuid-Amerika en in Spanje. De veranderingen die sinds het tweede Vaticaans Concilie binnen de katholieke kerk vast te stellen zijn, schrijft Velicovic toe aan een verandering in het spel van krachten van de moderne wereld, aan de ineenstorting van de imperialistische koloniale systemen en de ontwikkeling van de wetenschappelijk-technische revolutie. ‘Een niet geringe rol bij de gewijzigde aanpak door de kerk van de sociaal-politieke problemen speelde ook de druk van de massa der gelovigen die hun ontevredenheid over de reactionaire instelling van de kerkelijke leiders steeds actiever tot uitdrukking bracht’.
| |
De tegenstanders van de kerkelijke vernieuwing
L.N. Velicovic wijst er vervolgens op dat de lijn van het aggiornamento nog vandaag binnen de kerk tegenstanders vindt, die naar zijn opvatting vooral bij de romeinse curie een sterke positie innemen. De strijd tussen ‘vernieuwers’ en ‘traditionalisten’ krijgt volgens onze auteur een bijzonder reliëf in de verhouding tot het communisme. Er bestaat, zo schrijft hij, in de katholieke kerk nog altijd een buitengewoon sterke vleugel die de meest harde lijn in de verhouding tegenover het communisme volgt en dit betekent dat het katholieke anticommunisme nog bij lange na niet tot het verleden behoort.
‘Het klerikale anticommunisme in zijn katholieke schakering speelt nog altijd een zeer essentiële rol in het systeem van het moderne anticommunisme’, beweert Velicovic en hij motiveert dit met de strijd van de beide sociale systemen (communisme en kapitalisme) om hart en verstand, om wereldbeschouwing en bewustzijn van de mensen. ‘De plaats van het klerikale anticommunisme in de ideologische strijd wordt bepaald door de ruime mogelijkheid waarover het bij het manipuleren van de massa's beschikt die nog gevangenen van de godsdienst zijn en die ondanks de ernstige crisis van het klerikalisme nog altijd ontelbare miljoenen tellen. De godsdienst wordt als een ideologisch wapen in de strijd tegen het com- | |
| |
munisme gebruikt. Bovendien beschikt in het bijzonder de katholieke kerk bij de opbouw van haar godsdienstige organisaties over een machtig apparaat van geestelijken en leken-activisten, die de massa der gelovigen onder controle houden. Er bestaat ook een groot aantal wereldlijke organisaties die onder godsdienstige vlag varen en ook massamedia die voor een desbetreffende beïnvloeding van de bevolking gebruikt worden.
Het karakteristieke van het klerikale anticommunisme bestaat vooral hierin dat het optreedt onder het vaandel van redding van het christendom en in het bijzonder van de godsdienst. De verhouding tot de godsdienst wordt nl. ook door de anticommunisten als het belangrijkste vraagstuk in de strijd van beide sociale systemen naar voren geschoven. Het klerikale anticommunisme speculeert op de religieuze gevoelens van de gelovigen, doordat het bij hen angst voor het communisme wakker roept, dat, naar wordt beweerd, de godsdienst vervolgt en de gewetensvrijheid ontkent’.
De vervalsing van de situatie van godsdienst en kerk in de socialistische staten, alsook het verdraaien van de politiek van de communistische partij van de USSR en van de andere socialistische partijen is, aldus Velicovic, een typisch sjabloon van het klerikale anticommunisme. Schrijver stelt voor zulke verdraaiingen zowel de traditionalisten als ook de aanhangers van het aggiornamento verantwoordelijk. Volgens hem probeerden de klerikale critici van het communisme aan te tonen dat de marxistische theorie over het afsterven van de godsdienst in de praktijk niet is opgegaan. Daartegenover legt Velicovic er de nadruk op dat de ‘klassieken van het Marxisme’ alleen maar hebben gezegd dat de godsdienst verdwijnt in de mate waarin het socialisme in een land wordt gerealiseerd. ‘De schreeuwerige burgerlijke propaganda met betrekking tot de situatie van godsdienst en kerk beoogt het marxistische atheïsme en de successen van de atheïstische opvoeding in de USSR zwart te maken. Het doel van deze propaganda is te bewijzen dat het zich afkeren van de werkende massa van de godsdienst slechts het resultaat is van de administratieve druk door de organen van de Sovjetmacht’.
Onze auteur vindt hiervoor een andere motivering: ‘Het zich afkeren van de godsdienst door onze arbeidende bevolking, het overwinnen van de religieuze vooroordelen en van het bijgeloof door een groot deel ervan en de verandering van de USSR in een land van massa-atheïsme, dit alles is het resultaat van de diepgaande veranderingen in de sociaal-economische verhoudingen, van de volledige en definitieve overwinning van het socialisme.
De religieuze problematiek in de anticommunistische propaganda vervult een bepaalde ideologische functie - de aandacht van de gelovigen in de kapitalistische landen te richten op een vraagstuk dat in elk geval hun
| |
| |
belangstelling moet hebben, nl. op de vraag naar de situatie van godsdienst en kerk in de socialistische landen, en wel met de bedoeling om door middel van vervalsing van de politiek van de communistische en arbeiderspartijen de gelovigen ontvankelijk te maken voor de anticommunistische propaganda. Daarom betekent de koers van het ‘aggiornamento’ volstrekt niet dat zijn ideologen afwijken van het anticommunisme. Het gaat veeleer om een nieuwe taktiek en om het zoeken naar nieuwe wegen tot bestrijding van het communisme’.
Men mag gevoeglijk de vraag stellen of Velicovic de godsdienstige belangstelling in het Westen niet overschat. Vast staat in elk geval dat de kerkvervolgingen waar onze auteur zo gemakkelijk overheen stapt, nauwelijks te eniger tijd de nodige weerklank hebben gevonden.
| |
Katholieken maken gemene zaak met het revisionisme
Dat het aggiornamento van de katholieke kerk slechts een nieuwe taktiek is om het communisme te bestrijden, meent Velicovic te kunnen aflezen uit de zich ontwikkelende dialoog tussen christenen en ‘revisionisten’.
‘In de laatste jaren valt de tendens te constateren van toenadering tussen vernieuwers en revisionisten. Deze toenadering vindt plaats op het gemeenschappelijke terrein van de strijd tegen het Marxisme. De ideologen van de vernieuwing zien in de revisionisten hun bondgenoten, die de invoering van een gewijzigde religieuze ideologie bij de massa's begunstigen.
De ideologen van de godsdienstige vernieuwing delen de opvatting van de revisionisten die naar een marxisme zoeken waarvan de essentie bestaat in de afwijzing van de grondslagen van de marxistische theorie over de godsdienst, in het bijzonder van de beroemde formule van Marx: ‘de godsdienst is opium voor het volk’. Uitgaande van een anti-marxistische interpretatie van het vernieuwingsproces in het moderne katholicisme en van de waardering daarvan als teken van het ontstaan van een nieuwe religie die fundamenteel verschilt van de traditionele, acht b.v. Garaudy het volstrekt noodzakelijk de marxistische leer aangaande de godsdienst opnieuw te onderzoeken. In zijn verklaring op de internationale ontmoeting van christenen en marxisten te Salzburg in 1965 zei Garaudy: ‘Het nadenken over de veranderingen die zich in de huidige tijd in het christelijk bewustzijn voltrekken, noodzaakt vandaag het marxisme zijn positie tegenover de godsdienst in de geest van de tijd te herzien’.
Volgens de opvatting van Garaudy formuleerde Marx zijn stelling in het jaar 1843, toen hij nog onder de invloed van Feuerbach stond. Later zouden Marx en Engels de godsdienst niet meer in de zin van de antropologie van Feuerbach hebben beoordeeld’.
| |
| |
L.N. Velicovic wijst de voorstelling van Garaudy af dat de godsdienst geen opium is geweest, maar het ferment dat een revolutionaire beweging pas mogelijk heeft gemaakt. Het zou een revisionistische opvatting zijn, wanneer wordt beweerd dat er in onze tijd twee revolutionaire ideologieën bestaan die ten grondslag liggen aan de bevrijdingsstrijd der arbeiders: het marxisme en het christendom.
In dit verband komt onze auteur ook te spreken over Helder Camara, de aartsbisschop van Recife, die hij beschuldigt van solidariteit met die revisionisten die de formule ‘godsdienst is opium voor het volk’ niet meer van toepassing achten op de huidige godsdienst, zoals b.v. Roger Garaudy. ‘Volgens de opvatting van Helder Camara’, aldus Velicovic, ‘was het ten tijde van Marx mogelijk de godsdienst zo te waarderen, vandaag daarentegen is hij geen ‘opium’ meer. Helder Camara roept de geestelijkheid en de gelovigen op zich niet langer te beperken tot preken, maar te handelen, opdat aan niemand meer reden wordt gegeven de godsdienst te beschouwen als ‘opium’ voor het volk. Het is typerend dat Helder Camara tegen zijn overtuiging in genoodzaakt wordt te erkennen dat de godsdienst ‘opium voor het volk’ blijft en dat die alleen als gevolg van vernieuwing in de kerk en van meer actieve deelname aan het sociale leven ophoudt dat te zijn. In een reeks uitlatingen van priesters in Brazilië en andere Latijnsamerikaanse landen die kritiek uitoefenen op de politiek van de kerkelijke hiërarchie, werd onderstreept dat het meedoen van de kerk aan de uitbuiting van de arbeiders de door Marx gegeven karakteristiek van de godsdienst bevestigt. Helder Camara strijdt voor het tot stand komen van een godsdienst die gezuiverd is van de reactionaire kenmerken van het verleden en die in staat is een factor tot sociale vooruitgang te zijn’.
Onze Sovjetschrijver bevestigt hiermee dat Helder Camara's opvattingen een progressief karakter hebben en hij noteert met welgevallen het optreden van de aartsbisschop tegen het Amerikaanse monopolie en zijn steun aan de ‘anti-imperialistische strijd’. Tegelijkertijd beschuldigt hij hem echter ook van inconsequentie, omdat hij zich niet zou hebben kunnen losmaken ‘van de door de anticommunistische propaganda ingegeven opvattingen over de Sovjet-Unie en haar buitenlandse politiek’. Bovendien verwijt hij de aartsbisschop revisionistische opvattingen te huldigen en zijn strijd te verzwakken door bij tijd en wijle anti-sovjet geluiden te laten horen.
Het is duidelijk dat een man als Helder Camara niet zo goed past in de communistische gedachtengang. Zo goed als hij nl. beantwoordt aan de momentele Sovjetlijn, zo weinig doet hij dat met betrekking tot de ideologische uitgangspunten daarvan. Dit plaatst de communisten natuurlijk voor een pijnlijk dilemma. De oplossing van Velicovic luidt: ‘Terwijl de marxisten kritiek uitoefenen op het klerikale anticommunisme, maken zij
| |
| |
onderscheid tussen anticommunisten en niet-marxisten, tussen niet-communisten en anti-communisten. De marxisten komen, terwijl zij strijd voeren tegen het anticommunisme in al zijn variëteiten en misvormingen, op voor samenwerking en eenheid van actie met hen die tegen het imperialisme en kolonialisme alsook vóór stabilisering van de vrede strijden’.
Volgens Velicovic richt het klerikale anticommunisme zijn inspanningen op de desintegratie van de internationale communistische beweging. Hij staaft deze bewering als volgt:
‘Reeds in het jaar 1961 schreef de jezuiet Floridi in het tijdschrift “Civiltà Cattolica” dat hij het noodzakelijk vond het proces van de ideologische ontbinding van het communisme te verdiepen en te bespoedigen... In zijn karakteristiek van het moderne revisionisme richt de consultor van het secretariaat voor de ongelovigen, Giulio Girardi, zijn speciale aandacht op de nieuwe conceptie van het christendom en de godsdienst zoals die wordt voorgesteld door de revisionisten, op hun afwijken van de z.g. marxistische orthodoxie en op hun streven het marxisme te wijzigen in een open filosofie. Sommige marxisten van de landen van het westen, schreef Girardi, houden op met in de godsdienst alleen maar een regressief element te zien. Er bestaan ook andere afwijkingen van het orthodoxe marxisme. Girardi uitte de hoop dat als resultaat van een inwendige reconstructie de marxistische ideologie zich uiteindelijk zal bevrijden van de axiologische concurrentie met het christendom en dat het marxisme dan zal veranderen in een puur naturalistische en humanistische doctrine, die niet langer de ontkenning van God als eis zal stellen en zijn atheïstische instelling zal verliezen’. Zulk een voorstelling van zaken kan natuurlijk niet naar de zin zijn van onze communistische auteur, hij komt dan ook tot de slotsom: ‘De ideologen van het klerikale anticommunisme proberen de dialoog tussen marxisten en christenen voor hun doeleinden te gebruiken’. Een echte dialoog (in communistische zin) ziet hij pas daar gerealiseerd waar deze plaats vindt tussen orthodoxe communisten en katholieken, zo mogelijk ondanks het verzet van de kerkelijke hiërarchie.
| |
De echte dialoog volgens communistische visie
‘De dialoog tussen marxisten en katholieken is realiteit geworden. In weerwil van het verzet van de kerkelijke hiërarchie hebben zeer vruchtbare ontmoetingen van marxisten en christenen plaats gevonden in Italië, Spanje, Frankrijk, Oostenrijk, Engeland en de USA, die een versterkte samenwerking van communisten met brede kringen van democratische gelovigen hebben bevorderd.... Dit getuigt van een groeiende populariteit van de communistische partij bij de katholieke massa's. Zij zien in de communis- | |
| |
ten de meest consequente voorvechters van de levensbelangen van het volk’.
De kerkelijke leiding zou het streven van de gelovigen uit de werkende klasse niet meer hebben kunnen negeren. Daarom zou - aldus Velicovic - het Tweede Vaticaans Concilie de noodzakelijkheid van een dialoog met de ongelovigen hebben erkend in de Pastorale Constitutie ‘Over de kerk in de wereld van vandaag’. Tegelijkertijd wijst hij waarschuwend op de moeilijkheden van zulk een dialoog.
‘De dialoog tussen marxisten en katholieken is een gecompliceerd ideologisch en politiek verschijnsel. Daaraan nemen vertegenwoordigers van twee tegengestelde wereldbeschouwingen deel, de marxistische en de godsdienstige. De communistische partijen zijn gekant tegen ieder ideologisch compromis. Terwijl zij een dialoog voeren met de christenen, zijn de marxisten er op uit te beletten dat de op grond van hun verhouding tot godsdienst en kerk bestaande scheiding tussen de leden van eenzelfde samenleving door de reactionaire kringen wordt benut voor het aanwakkeren van een politieke strijd van gelovigen met atheïsten. Zij zijn van mening dat de verschillende wereldbeschouwingen geen belemmeringen zouden moeten zijn voor de samenwerking van gelovigen en ongelovigen in de strijd voor vrede, democratie en sociale vooruitgang, en dat de beslissende factor veeleer de sociale en politieke positie is en niet de instelling ten opzichte van de godsdienst’.
Velicovic legt er de nadruk op dat men in het oog moet houden dat het merendeel van de katholieke theologen het streven en de verwachtingen van de gelovigen ten aanzien van een gemeenschappelijke strijd met de communisten niet deelt en dat het Vaticaan met behulp van de dialoog alleen maar zijn eigen positie wil versterken en de communistische beweging wil infiltreren en verzwakken. Ook aan de activiteiten van de ‘Paulusgesellschaft’ worden soortgelijke doeleinden toegeschreven.
Uit vrees dat de dialoog met de christenen tot ongewenste resultaten zou kunnen leiden, achtte de internationale conferentie van de communistische en arbeiders-partijen die in 1969 plaats vond, het zelfs noodzakelijk een gemeenschappelijk standpunt uit te werken.
‘In bepaalde landen ontwikkelt zich een samenwerking en een gemeenschappelijke actie van de communisten met de brede democratische massa's van katholieken en gelovigen van andere religies. De onderlinge dialoog over problemen als oorlog en vrede, kapitalisme en socialisme, neokolonialisme en ontwikkelingslanden kreeg grote betekenis. De gemeenschappelijke acties tegen het imperialisme en vóór democratie en socialisme zijn bijzonder actueel. De communisten zijn ervan overtuigd dat juist langs deze weg, de weg van brede contacten en van gemeenschappelijk optreden
| |
| |
in het openbaar, de massa der gelovigen tot een actieve macht wordt in de anti-imperialistische strijd en in de diepgaande maatschappelijke veranderingen’.
Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de communisten slechts dat als ‘echte’ dialoog beschouwen, wat hun eigen doeleinden dient. Deze indruk wordt nog versterkt, wanneer men in de slotzin van het artikel van L.N. Velicovic leest:
‘De gemeenschappelijke acties van communisten en katholieken tegen het imperialisme en vóór democratie en socialisme verstoren de plannen van de reactionaire ideologen om de godsdienst voor hun anticommunistische activiteiten te gebruiken’.
In dit opzicht mag men het artikel van L.N. Velikovic in het tijdschrift Voprosy filosofii alleszins als zeer verhelderend beschouwen.
|
|