kend zullen worden en dat de details door de lokale weerinstituten ingevuld kunnen worden.
Vraagt men zich af, welke elementen van de moderne technologie de droom van de meteorolgen helpen verweezenlijken, dan komen daarvoor in aanmerking:
de ruimtevaart, die het lanceren van satellieten heeft mogelijk gemaakt; de miniaturisatie van elektronische onderdelen, die de bouw van communicatie- en weersatellieten heeft mogelijk gemaakt (een weersatelliet is slechts een paar meter groot en wordt voorzien van elektrische energie door de zon);
de computer, die het mogelijk maakt wiskundige problemen op te lossen die twintig jaar geleden onoplosbaar werden geacht. Van 1953 tot 1960 is de snelheid van de computer gegroeid van 1 tot 10; in 1965 tot 80; in 1970 tot 2000; tegen het einde van 1972 zal ze waarschijnlijk 10.000 overschrijden. De capaciteit van het computergeheugen is even sterk gegroeid, zodat men mag vermoeden dat de computer in 1976 alle eigenschappen zal bezitten die nodig zijn voor het berekenen van de weervoorspelling, tenminste op wereldschaal.
Het zal de leek misschien verwonderen dat weervoorspelling zo'n lastig probleem is als men het langs zuiver wiskundige wegen wil oplossen. Men moet echter bedenken dat het aardoppervlak erg onregelmatig is. Bergen, begroeide vlakten, woestijnen en wateroppervlakken hebben heel verschillende invloeden op de ontwikkeling van het weer. Al deze elementen moeten in de computer opgenomen worden, niet kwalitatief, maar kwantitatief, en hun effect op het weer moet worden berekend. Zelfs indien de aarde een volmaakt homogeen oppervlak zou bezitten, bijvoorbeeld een wateroppervlak zonder continenten, blijft het wiskundig probleem nog steeds moeilijk numerisch op te lossen. Duizenden benaderingen zijn vaak nodig om dergelijke complexe problemen op te lossen.
Geautomatiseerde weervoorspelling is op dit ogenblik onmogelijk, niet alleen vanwege het gebrek aan gegevens en een voldoende grote computer, maar ook omdat we nog niet over een wiskundig computer-model beschikken dat voldoende ingewikkeld is om de werkelijkheid te benaderen en niet zo ingewikkeld dat de gegevens die voorhanden zullen zijn, niet volstaan om de berekening uit te voeren. Het zoeken naar het eenvoudigste model dat toch nog een bruikbare weervoorspelling mogelijk maakt, zal het voorwerp zijn van intense wiskundige studie in de komende jaren.
Uit dit W.M.O.-programma blijkt dat weervoorspelling in de toekomst niet langer een kunst zal zijn. Tot nog toe moest de weerman zich beroepen op een mengsel van wetenschap, vaardigheid en ondervinding om een min of