Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1026]
| |
Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres
| |
[pagina 1027]
| |
of zijn opvatting van de economiebeoefening dan wel zo waardevrij is als hij zichzelf voorhoudt. Waar immers bevinden zich in een sociale wetenschap als economie de waardevrije, waar de waardebetrokken momenten? Zelfs een onverdacht traditioneel econoom als Prof. A. Heertje moet toegeven dat er reeds een waarderingsoordeel aanwezig is bij de keuze zelf van het onderwerp dat men wil bestuderen, verder bij de keuze van de hypothesen (het bepalen van het aantal veronderstellingen en de inhoud ervan) en bij het toespelen van de resultaten naar het beleid. Dat belet niet, volgens Heertje, dat de economie en objectieve, waardevrije wetenschap blijft. Haar objeetiviteit wordt immers gewaarborgd ‘door de aan de logica ontleende regels voor het langs deduetieve weg afleiden van conclusies uit veronderstellingen, maar ook door het expliciteren, kritiseren en variëren van de aan de theorie ten grondslag gelegde hypothesen.... De conclusies van een theorie zijn derhalve niet aan bepaalde waarderingen of ideologische uitgangspunten gebonden, doch hurt inhoud wordt bepaald door het complex van veronderstellingen dat aan de theorie ten grondslag is gelegd’Ga naar voetnoot2. Neemt men overwegingen als deze onder de loep, dan kan men zich terecht de vraag stellen waar dan eigenlijk het verschil ligt tussen de traditionele en de alternatieve economie. We kunnen alvast op twee cruciale accentverschuivingen wijzen: 1. Heertje maakt abstractie van de maatschappelijke betekenis van wetenschapsmethode en -technieken. De ‘aan de logica ontleende regels’ garanderen op zichzelf nog niet de objeetiviteit van de conclusies. Bepaalde methoden en technieken zijn op zichzelf waardegeladen. Een opvallend voorbeeld hiervan is juist de extrapolatie als voorspellingstechniek: ze gaat ervan uit dat de maatschappij in de toekomst zal evolueren zoals ze nu bezig is te evolueren; de bestaande maatschappijstructuur wordt verlengd. Maar zelfs de neutraler lijkende technieken verliezen hun neutraliteit en waardevrijheid zodra de resultaten waartoe ze leiden, de samenleving bereiken. Er kan dan een proces van ‘self-fulfilling prophecy’ optreden: de voorspelde toekomst wordt dan door de samenleving waargenomen als werkelijke toekomstGa naar voetnoot3. 2. Er wordt een onderscheid ingevoerd tussen ‘het complex van veronderstellingen dat aan de theorie ten grondslag is gelegd’ en ‘waarderingen of | |
[pagina 1028]
| |
ideologische uitgangspunten’. Door het poneren van deze tegenstelling wordt de band tussen maatschappelijke waardering en wetenschappelijke hypothese doorgesneden. Duidelijk is dat de veronderstellingen als waardevrij worden gezien en dus als geschikt om een wetenschappelijke redenering op te bouwen. Vanuit een alternatieve visie op de wetenschap is dit onaanvaardbaar. Iedere onderwerpskeuze, iedere hypotheseformulering in de sociale wetenschappen is een gerationaliseerde waardering van de sociale werkelijkheid. Door zijn maatschappelijke ervaringen, waarbij zijn actuele sociale positie van doorslaggevende betekenis is, wordt de wetenschapsbeoefenaar structureel in een bepaalde onderzoeksrichting gedwongen. Het Tiende Vlaams Wetenschappelijke Economisch Congres is kennelijk in ieder van deze valkuilen getrapt. We willen hier niet de waarde van de extrapolerende technieken ontkennen, op voorwaarde dat ze duidelijk een technisch hulpmiddel blijven en niet steunen op of aanleiding geven tot het introduceren van een visie op het historisch-sociaal gebeuren als volledig gedetermineerd en door geen menselijke ingreep te veranderen. Juist deze visie was te bespeuren in veruit de meeste commissies. De toekomst werd uitsluitend gezien als een te voorspellen verlenging van het heden. Noch wetenschappelijk noch maatschappelijk is dit verantwoord. Men kan natuurlijk binnen de lijnen van de neo-positivistische methodologie blijven, die de wetenschappelijke voorspelling aan zeer strikte richtlijnen onderwerpt en elke wetenschappelijke geldigheid ontzegt aan voorspellingen die niet aan haar ideaal beantwoorden. Maar wordt de toekomstprospecterende kracht van de wetenschap dan niet opgeofferd aan het streven naar zekerheid? Is het ontwerpen van verschillende toekomsten (modeilen met elk een bepaalde waarschijnlijkheidsgraad) fenomenologisch niet relevanter voor de wetenschap dan de zekerheid omtrent een deelelement van een bepaalde toekomst? Vooral dan in een zo maatschappijbetrokken wetenschap als de economie Van prospectie is in de resultaten van het Congres dus helemaal niets te merken. Welke impact zal dit sociaal gezien hebben? Welke is m.a.w. de maatschappelijke betekenis van dit Congres?
Het Congres bundelde het groepsonderzoek van zo ongeveer alles wat Vlaanderen aan beoefenaars van de economische wetenschap bezit. Welke kritiek men er ook op kan hebben, de resultaten hebben in ieder geval betekenis als documentenverzameling en -interpretatie. Er gaat, hoe dan ook, een prestigieuze aantrekkingskracht vanuit - ook op de beleidsmensen, des te meer daar het thema van het Congres - menselijke behoeften | |
[pagina 1029]
| |
en economie in 1985 - materiaal verschaft voor politieke besluitvorming. Misschien niet direct de eerste jaren. Het Derde Plan voor de Belgische economie (1971-1975) is immers reeds opgesteld. Niet alleen echter laat dit Plan heel wat gebieden onaangeroerd, maar ook de ruimten tussen de grote lijnen van wat wel uitgewerkt is, moeten nog door toepassingswetten worden opgevuld. Daarvoor kan het beleid zich laten inspireren door de resultaten van dit Congres. Bovendien moeten tussen 1975 en 1985 - het perspectief van het Congres - nog twee nieuwe nationale plannen worden opgesteld. Alhoewel niet geëxpliciteerd, is het maatschappijbeeld voor het jaar 1985, dat aan dit Congres ten grondslag lag, voor ieder die er gebruik van wil maken, duidelijk: het sluit immers helemaal aan bij de samenleving waarin hij vandaag leeft. De innovaties die voorgesteld worden, zijn slechts aanpassingen, geëigend om het voortbestaan van de basisstruetuur van die maatschappij van vandaag te verzekeren. De werkelijke alternatieven zullen worden verwaarloosd of via het eigen selectie- en besluitvormingsproces van deze maatschappij in een geadopteerde vorm, rond het referentiejaar 1985, als ‘innovaties’ worden begroet. Maatschappelijk gezien hebben de resultaten van dit Congres dus de volgende karakteristieken: 1. Er is een bepaalde maatschappijstructuur geëxtrapoleerd naar 1985 toe. Mens- en maatschappijbeeld die ten grondslag liggen aan de gangbare economische analyse zijn niet geëxpliciteerd en kritisch onderzocht. Ze hebben nu echter, doordat ze als vanzelfsprekend zijn aanvaard, een aureool van wetenschappelijkheid gekregen. 2. De beslissingscentra - en alien die kennis nemen van de resultaten van dit Congres - zullen de mogelijkheid van een alternatief België in 1985 uitsluiten. Ze zullen daarbij dit Congres als wetenschappelijk argument gebruiken of erdoor geünidimensionaliseerd worden qua toekomstperspectief.
Deze problematiek komt reeds tot uiting in de kloof tussen enerzijds de vrome wens van congresvoorzitter Rens in de inleiding van het Verslag, nl. dat de ‘conceptie volgens dewelke de economie in dienst moet staan van de mens en zijn behoeften, veld wint’ en anderzijds de concrete inhoud van de referaten. Inhoudelijk moet de nieuwe economie de negatie zijn van een ‘op winst gerichte vrije-markteconomie’. Dus een op behoeftenbevrediging gerichte planeconomie. Maar het begrip ‘planeconomie’ is niet zo eenduidig. Het vervangen van een vrije-markteconomie gebeurt niet altijd uit humane of socialistische overwegingen; cfr. de hypothese die Galbraith terzake naar voren brengt in The New Industrial State (de heel grote bedrijven kunnen op 'n planeconomie aansturen om hun produktie en afzet veilig | |
[pagina 1030]
| |
te stellen)Ga naar voetnoot4. Welk soort planeconomie dus? Een indicatieve, met speelruimte voor de ondernemingen? Een technocratische, waartoe dit Congres in hoge mate bijdroeg en waarvan het een zeer representatief vertegenwoordiger was? Een democratische, met inspraak van de betrokken bevolking? Dezelfde vragen gelden voor de behoeftenbevrediging. Welke behoeften moeten in de toekomst worden bevredigd? Wie zal ze formuleren (een commissie van het Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres?) en in functie van welk mens- en maatschappijbeeld worden ze geordend? Welke maatschappelijke groepen komen in aanmerking? Meer en meer dringt zich de noodzaak op om de vooropstellingen inzake huidige en dus toekomstige maatschappijstructuur waarop dit Congres in concreto en de traditionele (economische) wetenschap in het algemeen gebaseerd zijn, te formuleren. Dit is geen pleidooi voor een wetenschap van de maatschappij die de rationalisering in hypothesen zou verlaten: daaruit zou een babelse spraakverwarring voortvloeien. Alleen moet de enge band tussen maatschappijvisie en hypotheseformulering worden erkend, zodat geen enkele richting in de menswetenschappen er nog aanspraak op kan maken de ‘waardevrije’ wetenschap te beoefenen. En zodat de intellectueel in het algemeen en de wetenschapsbeoefenaar in het bijzonder zich bewust wordt van zijn onbewust politiek engagement. Hij zit reeds lang niet meer in een ivoren torenGa naar voetnoot5. |
|