Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 913]
| |||||||||||||||||
Er broeit iets in de Filippijnen
| |||||||||||||||||
[pagina 914]
| |||||||||||||||||
gelijke voet met Filippijnen in het uitbaten van de natuurlijke rijkdommen van het land; de buitenlandse handel is voor 48% naar de V.S. gericht. In deze smeltkroes van historische en culturele invloeden tracht de elite zich een eigen Filippino-identiteit te boetseren. Gezien de etnische, culturele en geografische fragmentatie is dit geen gemakkelijke opgave. In deze ‘identiteitscrisis’ hebben de verwijzingen naar de historische bevrijders - Rizal, Quezon e.a. - een groot emotioneel mobilisatie-effectGa naar voetnoot2. Sinds de onafhankelijkheid constateert men een groeiend nationaal bewustzijn, dat steeds meer gericht is op modernisering en natievorming. De uitbreiding van het onderwijs heeft op cultured vlak ontegenzeggelijk de integratie bevorderd. Tagalog, dat als inlandse taal in 1900 slechts door 25% van de bevolking werd gesproken, was in 1960 reeds gekend door 45%. De religieuze spanningen tussen de mohammedaanse en protestantse minderheden en de katholieke meerderheid zijn verzacht. De familiale onderhoudseconomie geraakt ingeschakeld in een nationale economie. De sociaal-economische ontwikkeling en de toenemende verstedelijking brengen een heilzame schaalvergroting mee in de maatschappelijke horizon van de bevolking, die zich voorheen beperkte tot de familiale ‘face to face relations’. Een toenemende functionele organisatie vervangt langzaam maar zeker de particularistische, familiale micro-relaties door grote, zakelijke gehelen. In deze zin hebben modernisering en ontwikkeling een integratief effect op de vroeger gescheiden of antagonistische bevolkingsgroepen. Maar ze roepen ook weer nieuwe - vooral politieke en ideologische - conflicten op: hoe worden de baten en kosten van de ontwikkeling over de verschillende maatschappelijke klassen gespreid en hoe wordt de politieke macht over de burgers verdeeld? In deze ontwikkeling is, ons inziens, een kritische fase aangebroken. Kernachtig uitgedrukt zou men kunnen zeggen: er groeit en er broeit iets in dit land. Het hier volgende artikel wil een schets geven van de sociale genese van deze groeispanning en van haar voedingsbodem. | |||||||||||||||||
Het maatschappelijk-politieke universum en de economische groeiZoals in de meeste voor-industriële samenlevingen is ook hier de familie de belangrijkste maatschappelijke cel. Deze wordt gekenmerkt door een grote solidariteit. Kenmerkend voor de Filippino is pakikisama: een sterke behoefte aan harmonieuze betrekkingen met anderenGa naar voetnoot3. In de politieke sfeer | |||||||||||||||||
[pagina 915]
| |||||||||||||||||
speelt het clientilismo, het steun zoeken bij machtige beschermheren, een grote rol. Een zwakke horizontale communicatie en een Sterke beklemtoning van verticale, hiërarchische verhoudingen maken dat het maatschappelijk-politieke leven gekenmerkt wordt door fragmentatie van lagere sociale klassen, die zich op gesegmenteerde wijze aansluiten bij een machtige ‘patron’. Dit heeft tot gevolg dat het politieke bedrijf een geïdentificeerde klassebasis mist. Het tweepartijenstelsel steunt op een club van notabelen die vlot van de ene partij naar de andere overgaan wanneer het verwerven van een politiek mandaat dat vereist. In het politieke spel staan de persoonlijkheid en het charisma van de leiders meer centraal dan beleidspunten en programma's. Een politiek mandataris betekent voor zijn volgelingen alles. Het nationalisme speelt uiteraard een grote rol. Op cultuur-historisch gebied zijn de Filippijnen op zoek naar een authentieke Filippino-identiteitGa naar voetnoot4. Op politiek gebied streven zij naar nationale soevereiniteit. Op economisch gebied werken zij aan de ‘Filippinisering’ van het sociaal-economisch leven: zij willen het economisch leven, dat in de grote bedrijven nog grotendeels door Amerikanen, in de middelbedrijven door Chinese minderheden wordt beheerst, zelf in handen krijgen. Sinds hun onafhankelijkheid hebben de Filippijnen een vrij behoorlijke economische groei gekend. De gemiddelde jaarlijkse groeivoet van het nationaal produkt was tijdens de periode 1952-'68 gelijk aan 5,7%Ga naar voetnoot5. Samen met Thailand, Maleisië en Singapore behoren de Filippijnen tot de meest ontwikkelde landen van Azië (Japan buiten beschouwing gelaten). Het gemiddeld inkomen wordt op 170 $ geraamd, tegenover 91 $ in Pakistan, 89 $ in India en 65 $ in Birma. Toch blijft de Filippijnse volkshuishouding, bestaande uit een landbouweconomie van kleine pachters en grootgrondbezitters, min of meer ingeschakeld in een markteconomie waar de verbruiksgeoriënteerde industriële bedrijven predomineren, heel broos. Door de verschillende regeringen werd afwisselend een actieve importsubstitutie en exportpromotie nagestreefd. Een gevoelige devaluatie heeft de kosten van deze industrialisatie afgewenteld op de massa van de verbruikers. Een regressieve belastingstructuur verdeelt de last van de modernisering onevenredig op de lage inkomens. De inkomensverdeling is zeer ongelijk. De meeste statistieken leren dat 10% van de bevolking over 40% van het inkomen beschikt, doch in werkelijkheid is de ongelijkheid groter, aangezien het hier over cijfers vóór de belastingafname gaat. De koopkracht van het doorsnee gezin ligt tamelijk laag. Volgens raming leven in Groot-Manilla ongeveer 183.000 gezinnen, dit is 1.100.000 mensen, in de shuns; | |||||||||||||||||
[pagina 916]
| |||||||||||||||||
8% van de actieve bevolking is werkeloos, sommigen zeggen zelfs 15%; 75% daarvan zijn onder de 25 jaar, 12% onder de 15. De economische groei is uitgesproken geografisch gepolariseerd, vooral rond Manilla, alsook rond enkele groeipolen in het binnenland. De moderne sectoren zoals handel, import-export, bankwezen en industrie kennen een intense groei, opgefokt en geprivilegieerd door overheidssubsidies. Wel werden in het verleden belangrijke programma's gelanceerd ter bevordering van de lokale economie: kredietverenigingen, gemeenschapsontwikkeling, coöperatieven en landhervorming. Sommige van deze initiatieven hebben zeer positieve resultaten gesorteerd, andere zijn gestrand in halfslachtigheid en eenzijdigheid. Vele van deze initiatieven streven slechts beperkte objectieven na en zijn zo versnipperd, dat ze niet in staat zijn een volgehouden en brede sociale dynamiek te ontwikkelen. Aan versnippering lijden ook de arbeidersorganisaties. Het land telt 3.000 vakbondverenigingen, los gegroepeerd in 25 federaties. Ook op dit gebied dus geen globale en structurele aanpak. In deze broos gestructureerde volkshuishouding heerst vaak het recht van de sterkste. Het mangelt de Filippijnen in deze beslissende fase aan een meer gecoördineerd en door de overheid gereguleerd beleid. De onsamenhangende ontwikkeling van het verleden werd door een kenner kernachtig op de volgende manier samengevat: ‘The development achieved thus far has been based on highly individualistic profitseeking by Filipino entrepreneurs responding to powerful economic incentives. Government planning has played a negligible role, and the majority of articulate Filipinos seem reluctant to allow it a more active part in the direction of economic activity. Various factors underlie this reluctance. The division of Philippine society, like other peasant societies, into competing family, ethno-linguistic and regional groups, reinforces individualism and impedes acceptance of common goals for the nation. Similarly, powerful organized economic interest groups (the sugar producers and other exporters, the importers, the local manufacturers, the landlords, the Chinese and Western minorities) tend to oppose any government activity which might run counter to their particular interest. The groups which would have most to gain from active government intervention on the side of the poor (labor and the peasantry) are poorly organized, divided and inarticulate’Ga naar voetnoot6. Het spel van het tweepartijenstelsel, sterk gesteund door de legitimerende invloed tot behoud van het status quo die uitgaat van een zeer conservatieve katholieke hiërarchie, heeft de maatschappelijke spanningen tot nog toe weten op te vangen. Het clientilismo in de politiek zorgde ervoor dat de maatschappelijke groepen zich overwegend verticaal opstelden, zodat de horizontale solidariteit tussen landbouw- en industrieproletariaat organisatorisch zwak bleef. De modernisering van het land heeft nu een begin ge- | |||||||||||||||||
[pagina 917]
| |||||||||||||||||
maakt met de aftakeling van deze traditionele bindingen, zonder deze evenwel volledig te ontwrichten. Hierdoor komt een nog aarzelende horizontale solidariteit los, een schuchter begin van klassebewustzijn in het landbouw- en industrieproletariaat. De spanningen die nu zichtbaar worden, hebben echter een nog meer ontvankelijke voedingsbodem in de middenklasse. Daarop komen we straks terug. | |||||||||||||||||
OnderwijsstructurenInzake onderwijs vormen de Filippijnen een markante uitzondering in vergelijking met andere ontwikkelingslanden. In de eerste plaats geniet een uitzonderlijk hoog aantal mensen onderwijs: 10,2 miljoen van de 38 miljoen inwoners. Het onderwijs slorpt 28 à 30% van het overheidsbudget op. Doch deze statistiek geeft slechts een onvolledig beeld van de materiële inspanning die het land zich getroost: het overheidsbudget bedraagt slechts 10% van het nationaal produkt, zodat 2,8 à 3% van het nationaal produkt naar de officiëte financiering van het onderwijs gaat. Pater Zwaenepoel noemt de steeds stijgende vraag naar onderwijs een nationale obsessieGa naar voetnoot7. De overweldigende vraag wordt voor een groot deel opgevangen door het aanbod van privé-instellingen, die scholen en universiteiten organiseren uit economisch winstbejag. ‘The Philippines is probably unique in that the profit motive has been a strong factor in the investment of private capital in educational institutions. The Philippine passion for education has become a lucrative market and private education is dominated by schools, colleges and universities that operate as profit-making stock corporations and which actually declare dividends on their stock’Ga naar voetnoot8. De verticale opbouw van de jaarklassen wijkt af van de structuur in West-Europa en vele landen van Azië, zoals blijkt uit onderstaande tabel van het aantal studiejaren:
Deze structuur heeft tot gevolg dat de meeste leerlingen hun post-secun- | |||||||||||||||||
[pagina 918]
| |||||||||||||||||
daire studies aanvatten op de leeftijd van 16 jaar. Het middelbaar onderwijs is dus minder solied uitgebouwd, zodat de eerste twee jaren universiteit of college overeenkomen met de laatste jaren van het middelbaar in Europa. De universiteiten en colleges herbergen daarenboven studierichtingen die in België ondergebracht zijn in technische scholen, normaalscholen en dergelijke. Een vergelijking van de universitaire bevolking met die in Europa moet daar dus wel rekening mee houden. Een van de opvallende eigenschappen van het Filippijnse onderwijs is de institutionele versnippering. Deze is grotendeels te wijten aan het feit dat de overheid het initiatief vrij gelaten heeft aan de privé sector. Van de 700.000 Studenten aan colleges en universiteiten zijn 90% ingeschreven in 37 vrije universiteiten en honderden colleges. De spreiding over de officiële en de vrije instellingen is als volgt:
Er zijn wel enkele confessionele (katholieke, protestantse) instellingen, maar veruit de meeste zijn niet-confessionele scholen, de zogenaamde ‘diploma mills’. In het vrije onderwijs zijn 73% van de lagere scholen, 49% van de middelbare, 66% van de post-secundaire en 100% van de speciale scholen niet-confessionele instellingen. Een typisch Filippijns fenomeen is de ‘barrio high school’: middelbare scholen die sinds 1964 in sommige steden en gemeenten opgericht zijn door ouders en door die ouders zelf gefinancierd worden. Een bijkomend kenmerk van het onderwijsbestel is de hoge graad van polarisatie in de universitaire bevolking: van de 41 universiteiten zijn er 16 gevestigd in de agglomeratie Groot-Manila, met 60% van de totale universitaire bevolking.
Een grondige analyse van dit onderwijsbestel is in dit korte bestek niet mogelijk. De vermelde structuurgegevens laten echter duidelijk zien dat de Filippijnen gekozen hebben voor een ongebreidelde kwantitatieve expansie, veelal ten koste van de kwaliteit van het verstrekte onderwijs. Het aantal Studenten is indrukwekkend: de Filippijnen hebben na de VS de hoogste post-secundaire scolariteitsgraad ter wereld. Vele gezinnen ontzeggen zich noodzakelijke consumptiegoederen om hun kinderen toch maar naar een ‘diploma-fabriek’ te kunnen sturen. Op de arbeidsmarkt ligt de vraag naar universitair afgestudeerden echter veel lager dan het aanbod, zodat de | |||||||||||||||||
[pagina 919]
| |||||||||||||||||
werkloosheidscoëfficiënt onder deze afgestudeerden veel groter is dan onder de ongeschoolden:
Hier komt een ongerijmdheid tot uitdrukking in de nationale doelstellingen: de natie is wel bereid offers te brengen om gediplomeerden af te leveren, niet echter om de offers te brengen die leiden tot evenwicht op de arbeidsmarkt. Natuurlijk is het onevenwicht op de intellectuele arbeidsmarkt te wijten aan een complex geheel van factoren. Werkgevers vinden de weddeaspiraties van de gediplomeerden te hoog voor de kwaliteit die ze te bieden hebben. De afgestudeerden van hun kant vinden dat ze te weinig betaald worden in vergelijking met wat ze zelf voor hun studies hebben betaald. Doordat het aanbod te groot is, is hun onderhandelingspositie zwak; vele van de besten, vooral geneesheren en verplegend personeel, verlaten dan ook het land. Het uitzonderlijk hoge aspiratieniveau van het Filippijnse volk wat formele scholing betreft, samen met een geringe waardering van de handenarbeid, heeft in de technische opleiding een aanzienlijke beroepsafvloei naar witteboord-carrières tot gevolg. De scholing wordt vooralsnog te veel ervaren als een instrument van sociale mobiliteit - opklimmen op de sociale ladder met behulp van het diploma als statussymbool - en te weinig als een instrument van economische en sociale ontwikkeling. Aangezien het aanbod van afgestudeerden, opgesplitst naar studierichting, onvoldoende overeenkomt met de vereisten van de arbeidsmarkt - die hoofdzakelijk bepaald wordt door de economische ontwikkeling - is te vrezen dat een ongeplande expansie steeds meer disfunctioneel wordt. Een toenemende intellectuele werkloosheid of een te aanzienlijke materiële onderwaardering van gediplomeerden op de arbeidsmarkt zou wel eens vreemde gevolgen kunnen hebben op politiek vlak. Indien de sociale mobiliteitsaspiraties van de gediplomeerden te sterk gefrustreerd worden door het heersende vergoedingssysteem op de arbeidsmarkt, kan deze middenklasse-elite een vruchtbare voedingsbodem worden voor een ideologische radicalisering. Tegenover de ongebreidelde expansie van bepaalde privé-instellingen (de ‘diploma mills’), die lage inschrijvingsgelden combineren aan lage kwaliteit en vooral studierichtingen omvatten met een geringe kostencoëfficiënt per afgestudeerde (humanities, human sciences, business schools, teachers | |||||||||||||||||
[pagina 920]
| |||||||||||||||||
schools), staan enkele elite-scholen die kwaliteit bieden, maar hoog inschrijvingsgeld eisen. De laatste formule bewerkt een selectie ten koste van de sociale recrutering; de ‘diploma mills’ zijn onhoudbaar in hun huidige structuur en opzet. Dit verslag wekt misschien een zeer negatieve indruk. Zoals de meeste rapporten trekt het vooral de aandacht op wat schort aan het systeem. Er zijn in het Filippijnse onderwijsbestel echter ook vele positieve punten te vermelden: vooral de inzet van vele onderwijskrachten met schamele middelen en het intense verlangen van dit volk naar kennis. Sommige universiteiten en faculteiten hebben zich opgewerkt tot Europees niveau. In de toekomst moet echter meer aandacht geschonken worden aan een meer planmatige uitbouw van het onderwijs, zowel op kwalitatief als op kwantitatief vlak. | |||||||||||||||||
Er broeit iets in de FilippijnenVanaf onze eerste dag in Manila werden we reeds het groeiend onbehagen gewaar dat de Filippijnse samenleving sinds enkele jaren kenmerkt en dat vooral sinds januari 1970 intens geworden is. Een overheidsmaatregel m.b.t. de petroleumprijzen en taksen had een staking in het openbare vervoer (taxis en bussen) uitgelokt en men vreesde solidariteitsdemonstraties van de Studenten. Een kort verblijf volstaat natuurlijk niet om alle facetten te vatten van de complexe problemen waarmee de Filippijnse samenleving geconfronteerd wordt. De volgende overwegingen kunnen dan ook niets meer bieden dan het schematisch inzicht van een outsider. Het is onze mening dat in de Filippijnen, zoals trouwens in heel de wereld, een radicalisering van de elites plaatsgrijpt, die des te acuter en virulenter kan worden naarmate zij een voedingsbodem vindt in de sociale, economische en politieke infrastructuur van het land. Het komt ons voor dat de objectieve gegevens (de sociaal-economisch-politieke ingrediënten) voor een conflictuele opstelling van groepen in de Filippijnse samenleving al enkele jaren latent aanwezig zijn, maar het conflict manifesteert zich vooral in het openbaar en wordt als bewust fenomeen ervaren sinds de recente ideologische verharding van enkele linkse bewegingen en van een deel van de middensectoren. Onder de objectieve gegevens die als voedingsbodem van het conflict kunnen fungeren, zijn vooral de volgende dementen te vermelden: 1. Steeds meer individuen worden langzaam uit de micro-sociale relaties van de grootfamilie en hun regionale inkapseling losgeweekt onder invloed van de sociale en economische modernisering, die op sommige traditionele relaties ontwrichtend en relativerend werkt. Dit is vooral zo voor de vol- | |||||||||||||||||
[pagina 921]
| |||||||||||||||||
ledig en half verstedelijkte middenstand, die in toenemende mate mobiliseerbaar wordt voor horizontale, klassebewuste solidariteit. 2. De economische groei, de kosten en de voordelen ervan zijn zeer onevenwichtig verdeeld over de verschillende sociale groepen en nogal ongelijk gespreid over de onderscheiden regio's van het land. 3. De enorme expansie van het onderwijs en de sociaal-economische modernisering roepen een nieuwe politiek-bewuste cliënteel in het leven, die zich slechts node, en veelal om den brode, laat vangen in de traditionele invloedssfeer van de politieke bazen. Een nieuwe politieke cliënteel, bewust van haar mondigheid, maar gefrustreerd door haar marginaliteit in het bestaande oligarchisch systeem, wordt kwantitatief belangrijk en is latent beschikbaar voor een nieuwe machtsverdeling door meer participatie aan het beleid. De materiële en vaak sociale deprivatie die sommige afgestudeerden op de arbeidsmarkt ervaren, verlevendigen de zucht naar hervorming en naar een meer beleidsgeoriënteerde aanpak van problemen. De situationele instelling van de bewindvoerders, hun soepel omwerpen van allianties alsook hun gemis aan visie wordt door de middenklasse als een ontaarde vorm van parlementair bestel ervaren. 4. Het relatieve succes van sommige microprojecten in de ontwikkeling van het land: gemeenschapsontwikkeling, coöperatieve uitbouw, kredietverenigingen en landhervorming. Deze inspanningen worden vaak voorafgegaan door vorming van animatoren, doch blijven meestal georiënteerd op beperkte objectieven; ze slagen daarom doorgaans beter in hun ‘bewustzijnsverruimende’ rol (zelfs de landbouwers, die nochtans oerconservatief zijn en zeer wantrouwig, gaan een vaag idee krijgen dat het anders kanGa naar voetnoot9) dan dat ze behoeften echt bevredigen of problemen echt oplossen. 5. De traditionele legitimerende invloeden verschralen, zowel op religieus als op politiek vlak. De uitbreiding van het onderwijs en de sociale en economische modernisering bewerken een enorme schaalvergroting en intensifiëren de geografische en ideologische mobiliteit. De door traditie gereïficeerde structuren worden beweeglijk. Het is alsof nieuwe wijn in oude zakken wordt gegoten. Voorlopig kan de kerkelijke hiërarchie, waarvan de top zeer conservatief is, nog bogen op de autoritaire relaties die heel het Filippijnse sociale en politieke leven kenmerken. Het valt nochtans te betwijfelen of een theologie die het status quo legitimeert lang stand zal kunnen houden tegen de nieuwe ‘politieke’ theologie met haar maatschappijkritische instelling. 6. De aanwezigheid van de V.S., de bijzondere rechten die de V.S. in het land genieten, zowel op economisch als op militair gebied, herleiden de | |||||||||||||||||
[pagina 922]
| |||||||||||||||||
Filippijnen tot een in hoge mate gesatelliseerde pion in de Amerikaanse machtsstrategie in Zuid-Oost-Azië. Deze toestand maakt dat het reeds intense nationalisme sporadisch omslaat in virulente ‘yankee-fobie’. De V.S. worden vaak de zondebok van vermeende of reële manipulatie. Aangezien de Verenigde Staten tevens als symbool gelden van de macht van het kapitalisme heeft het onbehagen rond de nationale problemen zich voorlopig vastgezet en afgereageerd op het externe doelwit. Al deze objectieve gegevens waren in mindere of meerdere mate al jaren lang aanwezig. Maar recente gebeurtenissen hebben ze in het nationale bewustzijn op de voorgrond gebrachtGa naar voetnoot10. De wereldgolf die men kan opvatten als een sociale beweging van radicalisering van de elites, heeft ook de Filippijnen bereikt en zoals in Japan vindt ze er een gunstige voedingsbodem om zich uit te zieken. In een land waar het geweld van rivaliserende maffia's tot het cultuurpatroon behoort, dreigt dat geweld nu een ideologische legitimering te krijgen met fasciserende inslag. De speerpunten van deze beweging zijn zowel extreem linkse als midden-radicale kernen. De extreem linkse groep wordt vooral gesymboliseerd door de communistische ‘Kabataang Makabayan’. Volgens goede bronnen beschikken zij over een kleine maar trefzekere landelijke en stedelijke guerilla. Het radicale midden omvat de kernen of gedeelten van de volgende groeperingen: National Union of Students of the Philippines, Khi Rho, Young Christian Socialists, Christian Social Movement, Christian Life Communities. Deze groepen sturen niet zozeer aan op geweld als wel op bewustzijnsvorming en aanklacht van wantoestanden. Voorlopig zijn er geen aanduidingen dat er pogingen zijn tot partijvorming. Hun basisprogram stelt de sociale rechtvaardigheid in de ontwikkeling centraal, waarbij gestreefd wordt naar ‘a more equitable sharing within the nation of both the costs and the rewards of economic development’. Zij nemen geen genoegen met de traditionele sociale actie van de kerkelijke of kerkelijk geinspireerde instanties zoals gemeenschapsontwikkeling, coöperatieven en kredietverenigingen. Volgens deze radicale kringen blijft deze sociale actie neutraal op ethisch vlak en streeft ze slechts beperkte objectieven na. Zoals zij het zien zou de kerkelijke hiërarchie de onevenwichtige en sociaal onrechtvaardige ontwikkeling openbaar aan de kaak moeten stellen. De strategie van de christelijke instellingen zou op de volgende beginselen dienen te berusten: 1) De menselijke behoeften staan centraal in de ontwikkeling; de sociale rechtvaardigheid (met distributieve inslag) heeft voorrang op snelle economische groei; 3) offers en voordelen van de ontwikke- | |||||||||||||||||
[pagina 923]
| |||||||||||||||||
ling, alsook de politieke macht, dienen evenredig verdeeld over alle sociale groepen. De kerk dient dit te realiseren zelfs op gevaar af de ‘gelovigen’ te splitsen in voor - en tegenstanders. Van de christelijke onderwijsinstellingen wordt verwacht dat ze de elite voorbereiden op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ieder onbevooroordeeld getuige zal ermee instemmen dat deze beweging een fris en nieuw geluid laat horen. Nochtans vallen deze ideeën niet steeds in goede aarde. Toen de Laymen for Post Vatican II Reforms (Lapviir) in 1969 aan de kardinaal van Manila een protestbrief overhandigden, werden zij gebrandmerkt als ‘communisten’. Voorlopig vormen deze radicale hervormers nog een zeer kleine minderheid. Hun invloed is nochtans veel belangrijker dan hun numerieke aanhang. Hun actie en ideeën hebben immers een bewustzijnsverruimende invloed op de zogenaamde zwijgende meerderheid. Velen die niet tot hun groep behoren, komen gedeeltelijk in de ban van hun ideeën. Een overwegend christelijk land als de Filippijnen krijgt ook vele ideeën ingeënt via de jonge clerus (nationaal zowel als buitenlands) en de leken die in het buitenland studeren en die de geest van de ‘politieke’ theologie meebrengen. Natuurlijk zullen ook hier fouten begaan worden. Het ware nochtans te hopen dat de kerkelijke hiërarchie vroeg of laat haar gezag aanwendt om een fundamentele maar graduele hervorming te schragen, liever dan te dralen tot de revolutionaire verharding onvermijdelijk wordt. |
|