Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 852]
| |
Over geschiedenis
| |
[pagina 853]
| |
denis moet zich in zijn gedachtegang richten op het directe nut voor mijn leven hier en nu. Nu zijn er inderdaad meerdere pragmatische redenen op te sommen die vragen om een bestudering van de geschiedenis. Het zijn merendeels dezelfde pragmatische redenen waarom het optekenen van gebeurtenissen die geschied zijn, begonnen is. Wat men ook kan zeggen over historisch besef en historische belangstelling als typische en fundamentele menselijke verschijnselenGa naar voetnoot4, concrete pragmatische redenen zijn het geweest die mensen ertoe gebracht hebben het verleden vast te houden, vast te leggen en door te geven. Voorvaderlijke tradities worden opgetekend om steeds weer de juiste beslissingen te treffen, genealogieën worden nagezocht om afstamming en erfrecht veilig te stellen, rechtstitels vastgelegd teneinde bezit of gezag tegen aanspraken van derden te kunnen verdedigenGa naar voetnoot5. Het is met het ontstaan van deze optekeningen als met het ontstaan van het schrift. De eerste schrifttekens hebben waarschijnlijk niet gediend om liefdesgedichten op te tekenen, maar om de inkomsten van de tempelbelastingen bij te houden bij een langzamerhand ingewikkelder worden van het stedelijk bestuur in Mesopotanië. In de genoemde pragmatische redenen die het bijhouden van gebeurtenissen op gang hebben gebracht, herkent men die welke vandaag de dag nog steeds vragen om een bestudering van de geschiedenis (met alle zorgzaamheid voor een minutieus onderzoek van de gebeurtenissen die de wetenschappelijke bestudering van het verleden met zich brengt). Nog steeds zoekt men in de rechtspraak naar precedenten, naar rechtstitels, naar bewijzen voor aanspraken; en de chef van het protocol zoekt niet minder naar precedenten om kwesties van precedentie op te kunnen lossen. Pragmatisch kan wellicht ook nog genoemd worden de reden van de genetische weg. Wil ik een sociaal, politiek, kerkelijk of welk probleem dan ook beter begrijpen, dan zal ik ook de ontstaansgeschiedenis van het probleem proberen te achterhalen. Een actueel probleem kan me dwingen de geschiedenis te bestuderen. Zo kan de geschiedenis een directe rol in ons dagelijks leven spelen waar het gaat om kwesties waarbij feitelijkheden dienen te worden vastgesteld, zoals bij juridische kwesties. Indien er voldoende bronnenmateriaal voorhanden is en toegankelijk, indien de interpretaties niet al te veel divergenties toelaten, functioneert het verleden zeer direct in bepaalde punten van mijn dagelijks leven. Dit kan bijvoorbeeld de vrouw zeggen die beweert Anastasia, dochter van de laatste tsaar aller Russen, te zijn. Indirect speelt het verleden een rol in ons dagelijks leven daar waar de bestudering van de | |
[pagina 854]
| |
geschiedenis bijdraagt tot begrijpen en oplossen van problemen. Dat kunnen diegenen zeggen voor wie het in 1960 door de Provinciale Staten van Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht genomen besluit tot opheffing van een oorkonde van Keizer Frederik I Barbarossa uit 1165 betreffende de afwatering van de Rijn van invloed is op grondbezit en broodwinning. Maar met deze indirecte rol zijn we al gekomen aan de grenzen die Boschheurne stelt aan de legitimiteit van de bestudering van de geschiedenis. Nu vermoed ik dat Boschheurne die grenzen niet zo nauw wil trekken. Hij ziet meer manieren waarop de geschiedenis een directe rol in ons dagelijks leven kan spelen. Ik maak dat op uit het voorbeeld dat hij geeft over de VVD. Wil je werkelijk weten wat de VVD wil, dan moet je volgens Boschheurne weten wat regentenmentaliteit is, dan moet je weten hoe de verhoudingen in het achttiende-eeuwse Amsterdam liggen, enz.. In een ommezien komen we via de lijn door Boschheurne getrokken terecht in de moerassen van het middeleeuwse Holland. Ik vermag dit niet zo snel te volgen. Moet men dan niet naar het verleden kijken als men wil weten wat de VVD wil? Men moet óók een beetje naar het verleden kijken wanneer men wil weten wat onze politieke partijen willen. Maar niet zo heel erg ver: niet veel verder dan 1900, zo men wil 1848. En dat levert nog niet zoveel op. Wil je werkelijk weten wat onze politieke partijen willen, dan kun je het beste je energie besteden aan het lezen van kamerverslagen, uitspraken van partijleden en verkiezingsprogramma's. Niemand laat zijn partijkeuze afhangen van een historische studie. En om in te gaan op het voorbeeld van de tentoonstelling: om kritiek te hebben op het huidige straatbeeld van Amsterdam is het helemaal niet nodig - het is zelfs een omweg - om een middeleeuws straatbeeld te zien. Je ogen, oren en neus wijd open zullen je voldoende stof tot rake kritiek geven. Waarom trek ik de grenzen van de directe rol van de geschiedenis op ons dagelijks leven nauwer dan Boschheurne? We stuiten hier op het fundamentele probleem van continuïteit en discontinuïteit, van herhaalbaarheid en uniciteit. Hierover in dit verband maar een enkele opmerking. Ik denk dat men moet zeggen dat de geschiedenis vooral een continuïteit is, maar zich nooit herhaalt. De basis van deze continuïteit is de mens die in verleden, heden en toekomst dezelfde is: de mens die streeft naar brood en zodra zijn honger gestild is, naar aanzien; de mens die liefheeft en haat koestert, de mens die weet dat hij sterven moet. Maar toch herhaalt de geschiedenis zich niet: iedere mens moet op zijn eigen onvervangbare wijze zijn leven leiden, in voortdurend andere omstandigheden. (Andere omstandigheden geschapen of door de mens zelf of door krachten buiten hem). Juist het ontbreken van de herhaalbaarheid bewerkt dat de geschiedenis mij voor | |
[pagina 855]
| |
mijn handelen en kiezen in mijn dagelijks leven geen argumenten levert, laat staan rechtvaardigingen. Voor mijn dagelijkse doen en laten, voor het oplossen van zovele problemen zal de geschiedenis niet veel bijdragen, zeker zal zij geen directe rol kunnen spelen. De geschiedenis leest ons niet de les, de geschiedenis kan ons niet dwingen, de geschiedenis is er niet om een beroep op te doen. Zowat ieder van ons staat voor het kiezen van een houding ten opzichte van het geweld en het anarchisme dat in onze dagen toeneemt. Een keuze die in concreto neerkomt op een partijkeuze bij de verkiezingen, wellicht in een zich aansluiten bij ‘revolutionaire’ groepjes, wellicht in het vormen van een burgerwacht, wellicht in een passiviteit - en misschien zijn er nog wel meer mogelijkheden. Je kunt nu natuurlijk alle revoluties en opstanden uit de geschiedenis gaan bestuderen, maar de vraag is wat je daarmee verder komt. (Behalve tot algemeenheden - maar dat wist je al - dat ontevredenheid van het volk en onmacht van regeerders oorzaken van revoluties zijn). Moet je maar toegeven en te laat ontdekken dat het verzet veel groter is dan je eerst vermoedde? Waar houdt de opstand op en begint de revolutie? Lodewijk XVI schijnt gezegd te hebben over de val van de Bastille (overigens zonder bestorming, zoals een hardnekkige legende wilGa naar voetnoot6): ‘C'est une révolte’. Een van de hovelingen verbeterde hem ‘Non Sire, c'est une révolution’. Maar waaraan had Lodewijk het kunnen zien, dat dit meer was dan een van de vele opstanden en ongeregldheden die telkens weer de kop opstaken? De Russische revolutie is verklaarbaarder dan de Franse. Frankrijk liep in 1789 voorop in Europa, Rusland in 1905 en 1917 achter. Het Rusland van Nicolaas II telde in verhouding meer analfabeten dan het Frankrijk van Lodewijk XVIGa naar voetnoot7. Rusland had te kampen met een oorlog die het ging verliezen, Frankrijk verkeerde in vrede. Waarom zou het in 1789 niet aflopen als met de Fronde in 1648? Wellicht had Lodewijk vanaf het begin moeten weerstaan; of had hij de vernieuwing in de juiste gematigde richting moeten leiden. In 1905 begint de Russische regering met felle onderdrukking: de Bloedige Zondag januari 1905. Maar dit geweld riep tegenactie op. Door concessies - bijeenroepen van een Doema - keert de rust terug en komt er verdeeldheid bij de opstandelingen. Welke keuze geeft de geschiedenis ons te kiezen? ‘In de geschiedenis valt weinig of niets te bewijzen, maar altijd veel toe te lichten en te begrijpen, te doorzien en te doorlichten. Door wijde cirkels te doorlopen worden inzicht en begrip voor menselijke verhoudingen en problemen | |
[pagina 856]
| |
vergroot en verdiept’Ga naar voetnoot8. De revolutionaire bewegingen zijn te analyseren, maar hoe weten we of wat er bij ons gaande is nagenoeg identiek is met één van die bewegingen? De geschiedenis alleen maar een directe rol in ons dagelijks leven willen laten spelen, kan licht leiden tot overvraging van de geschiedenis. De geschiedenis gaan vragen om datgene wat mij hier en nu van nut kan zijn, wat mij nu tot argument kan dienen of tot rechtvaardiging, zal mij leiden tot ‘wishful historical thinking’. Blijft er in deze visie dan nog wel een rol over voor de bestudering van de geschiedenis? Boschheurne beperkt zich weliswaar tot een directe rol, maar ziet daar tenminste ruime mogelijkheden. In mijn visie is die directe rol beperkt tot heel nauw omschreven kwesties. En indirect wil ik die rol al noemen waar de geschiedenis als hulpwetenschap dient. Een belangrijke rol overigens: dit ‘ancilla’-zijn voor vele wetenschappen. Maar tevens een zeer indirecte rol, want binnen de perken van het wetenschappelijk bedrijf blijvend niet rechtstreeks met het dagelijks leven verbonden. Toch wil ik nog een andere legitieme reden voor de bestudering van de geschiedenis naar voren brengen. De geschiedenis kan ons niet de les lezen, maar we kunnen er wel wat van leren. Wanneer we ons terugbuigen over het verleden - ontspannen - dan ontdekken we dat we niet alleen zijn. Dan ontdekken we dat onze samenleving niet alleen een dimensie in de breedte heeft - nl. dat onze wereld groter is dan onze straat of onze streek - maar ook nog een dimensie in de diepte - nl. dat er mensen, zoals wij, vóór ons zijn geweest en na ons zullen komen. Je gaat ontdekken dat de ‘condition humaine’ niet alleen iets van vandaag is. Je gaat ontdekken dat mensen steeds weer in staat zijn om tot oplossingen van politieke problemen te komen, dat mensen steeds weer antwoorden vinden op de uitdagingen hen door de tijd gesteld, dat mensen steeds weer weten hoe te leven en hoe te sterven. Je buigen over de geschiedenis is een verruiming en verrijking van je menselijke ervaringen. Want ondanks alle onherhaalbaarheid (l'histoire ne se repète jamais) herken je mensen als je zelf. Hier blijkt de continuïteit het te winnen van de discontinuïteit. (Waarschijnlijk moet je zeggen dat die discontinuïteit alleen maar mogelijk is op basis van de continuïteit). Die herkenbaarheid spitst zich toe op bepaalde perioden, bepaalde landen. Dat hangt natuurlijk af van degene die terugkijkt naar het verleden en daarin ‘zijn’ verleden herkent. Het is je wellicht gegeven om je te herkennen in alle mensen, om te beseffen hoezeer je in één lijn staat met de mensen | |
[pagina 857]
| |
voor en na je; echt historisch besef kan je doen zeggen: ‘wij vinden het buskruit uit’, ‘wij voeren de dertigjarige oorlog’, ‘wij plegen de Franse revolutie’, ‘wij vermoorden de joden’ en evenzeer ‘wij worden vermoord door onszelf’. Maar de herkenbaarheid zal zich eerder samentrekken op bepaalde punten. Keren we nog eens terug tot de Franse revolutie. Ervan leren hoe er nu revolutie te plegen is, is een onmogelijkheid. Daarvoor kun je beter bij de resultaten van sociologisch en psychologisch onderzoek te rade gaan (waarbij de geschiedenis maar een indirecte rol speelt). Maar je kunt door te kijken naar die Franse revolutie opnieuw tot het besef komen dat mensen in staat zijn voor idealen te vechten en te sterven - wij mensen zijn tot zoiets in staat. Je kunt eveneens je besef verdiepen dat mensen makkelijk tot blind fanatisme en intolerantie te leiden zijn, terwijl hun bedoeling geen andere is dan ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ te brengen. De Tachtigjarige Oorlog biedt aan de Nederlander tijdens de bezetting meer herkenbaarheid dan aan de Fransman. Hoe verzet te plegen leert de Nederlander er niet van, ook niet hoe aan meer voedsel te komen. Maar wellicht ontleent hij er een sprankje hoop aan: er kan vrijheid komen. Hij weet dat de mogelijkheid er is; niet meer. Zekerheid verschaft hem de geschiedenis niet. De ‘Uittocht uit Egypte’ geeft Israël in de Babylonische ballingschap meer herkenbaarheid dan de bevolking van Mésopotamië. Israël herkent daarin de trouw van Hem die het zijn God weet. (De eerste geschiedenis, in de betekenis van geschiedverhaal, is ontstaan bij de joden vanuit het herkennen van Hem die trouw is aan zijn volk, vroeger en nu en in de toekomst). De verruiming en verrijking van je ervaringen is een goede reden om de geschiedenis te bestuderen, ook al kun je hier niet spreken van een directe rol in je dagelijkse leven. Je kunt hier niet méér zeggen dan ‘een indirecte rol in je leven’. Dat bestuderen van het verleden gebeurt natuurlijk op verschillende niveaus. De geschiedschrijving die uitnodigt tot herkenbaarheid - en vooral uit algemener werken of uit biografieën bestaat - moet gebaseerd zijn op veel minutieus onderzoek, door vakhistorici gedaan. En al dat werk wordt gerechtvaardigd door dat uiteindelijke dienen voor ‘het feest der herkenning’ dat een terugkijken naar het verleden moet zijn. Dat vele werk waarbij overigens helemaal geen sprake is van ‘een directe rol in ons dagelijks leven’. Want ik zie niet in hoe de graanprijzen te Arnhem tussen 1345 en 1402 voor het dagelijks leven van wie dan ook een directe rol kunnen spelen. A.J.P. Taylor heeft in de Duitse uitgave van zijn studie over von Bismarck het volgende gesteld: ‘Die Kenntnis der Geschichte macht aus uns keine besseren Bürger oder bessere Ehemänner; sie bereichert höchstens unsere Persönlichkeit. Wenn wir ein grosses Gemälde oder eine bedeutende Dich- | |
[pagina 858]
| |
tung betrachten, ereignet sich dasselbe. Historisches Wissen vermittelt uns ein besseres Verständnis der Vergangenheit, nicht mehr und nicht weniger. Denn letztlich studieren wir Geschichte, urn unsere Neugierde zu befriedigen’Ga naar voetnoot9. Het zal juist die nieuwsgierigheid zijn - een nieuwsgierigheid naar de mens - die de boeken van Taylor zo goed leesbaar maakt. En het ‘höchstens’ uit het citaat zullen we maar als een understatement beschouwen. Nieuwsgierigheid is de diepste reden waarom we de geschiedenis bestuderen, de verrijking van onze persoon is de beste rechtvaardiging. Indien G.M. Trevelyan de titel al niet eens voor een essay en een bundel gebruikt hadGa naar voetnoot10, zou ik graag boven deze beschouwing gezet hebben: ‘Clio, een muze!’. Bij de bestudering van de geschiedenis meer uit zijn op inspiratie (op basis van de herkenning) dan op nut zal de geschiedschrijving eerlijker maken. Ik zeg niet: objectiever. De eigen waarden zullen in het geschiedverhaal altijd meespelen, al is het maar in de keuze der feiten. Er is reden de geschiedenis te bestuderen wanneer we concrete kwesties moeten oplossen. Er is niet minder reden de geschiedenis te bestuderen om kennis te maken met de ervaringen van anderen die toch mensen zijn als wij. Het is met de geschiedschrijving als met het schrift. Je gebruikt het schrift voor nuttige zaken als tabellen uitgegeven door het ministerie van economische zaken, maar het komt toch veel meer tot zijn recht wanneer het dient ter doorgeving van de gedachten van Karl Marx of de gedichten van Guillaume van de Graft. De geschiedenis kan een rol spelen in ons leven, en omdat zij dat doet is er reden haar te bestuderen. |
|