Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 656]
| |
ForumDubcekIn tegenstelling tot de door Ludvik Vesely geschreven biografie over Dubcek (München, 1970) is het boek van William ShawcrossGa naar voetnoot1 een voortreffelijke en goed gedocumenteerde beschrijving zowel van het leven en de politieke loopbaan van deze - in zekere zin - tragische figuur als van de politiek van Moskou tegenover Praag in 1968. Noodzakelijke hervormingen, het verloop van het proces van liberalisering en de uitwerkingen ervan na 21 augustus 1968 worden erin behandeld. Alexander Dubcek was na de oorlog een onbelangrijke, maar vooral kleurloze functionaris van de Communistische Partij. Zijn opvolger als eerste secretaris van de partij, dr. Gustav Husak - een van de leiders van de Slowaakse opstand tegen de nazi's in september 1944 -, was reeds in 1945 een nationale held. Vermoedelijk daarom werd Husak samen met zijn Slowaakse nationalistische vrienden Clementis en Novomesky in 1950 tot levenslange gevangenis veroordeeld. De beide laatsten werden geexecuteerd. Dubcek studeerde van 1955 tot 1958 aan de Partij-Hogeschool te Moskou. Na zijn terugkeer maakte hij een snelle carrière binnen de partij. Reeds in 1958 werd hij tot eerste secretaris van de Communistische Partij in Bratislava gekozen. In 1962 werd Dubcek in het Presidium van de Tsjechoslowaakse Communistische Partij opgenomen. In 1963 heeft hij Karol Bacilek als eerste secretaris van de Slowaakse Communistische Partij vervangen. Vervolgens heeft Dubcek op 5 januari 1968, gesteund door Brezjnev, Antonius Novotny als eerste secretaris van de Tsjechoslowaakse Communistische Partij vervangen. Zijn taak was een uitweg te vinden uit de door het regime Novotny veroorzaakte politieke crisis in het land. Op 29 en 30 januari bracht Dubcek alleen een bezoek aan Moskou en voerde besprekingen met de Sovjetleiders. In het na afloop van zijn bezoek uitgegeven communiqué werd beweerd ‘dat er een volledige gelijkheid van inzichten bestond ten aanzien van alle vraagstukken die besproken waren’. Dubcek zei over deze ontmoeting in Praag: ‘De Sovjetkameraden hebben volledig begrip getoond, hetgeen geheel past in de aard van onze broederlijke verhoudingen’. Op 22 februari hield hij, in aanwezigheid van Brezjnev, in Praag zijn eerste grote toespraak over politieke aangelegenheden. Hij zegde een consequente democratisering toe van het gehele sociale en politieke systeem. Volgens Vasil Bilak ‘stormden de Sovjetkameraden bijna de vergadering uit’. Deze demonstratieve negatieve houding van de Sovjetleiders heeft het verzet van de behoudende leden van het Centraal Comité van de Communistische Partij tegen Dubceks hervormingsprogramma aangemoedigd. | |
[pagina 657]
| |
De consequentie was, dat de door Dubcek en zijn politieke vrienden geplande verwezenlijking van de noodzakelijke hervormingen met de steun van de overgrote meerderheid van het partijapparaat mislukte. Daarom probeerden zij door middel van samenwerking met journalisten, schrijvers en radio- resp. t.v.-medewerkers druk uit te oefenen op de overwegend behoudende 150 leden van het Centraal Comité. In het kader van deze campagne zei een commentator van Radio Praag op 13 maart dat slechts een vrije pers de regeringsactiviteiten kan controleren. De bedoelingen van Dubcek zijn goed, maar men weet niet wat hij over 3 of 4 jaren zal doen. Wellicht terugkeren tot het hanteren van oude methoden. Een vrije pers en vrije kritiek zijn de enige mogelijkheden om dat te voorkomen. Een van de gevolgen van deze en andere uitlatingen en verzoeken was dat de censuur op het geschreven woord en de controle betreffende de samenstelling van radio- en t.v.-programma's praktisch opgeheven werd. Deze vrijheid van publiciteitsmedia had tot gevolg dat van de hervormingsgezinde communistische leiders politieke concessies werden afgedwongen, hetgeen, rekening houdend met de gevoeligheid van de Sovjetleiders, Gomulka en Ulbricht, niet altijd het landsbelang diende. Deze omstandigheid heeft de binnen- en buitenlandse politieke ontwikkeling van Tsjechoslowakije in de periode van maart tot augustus 1968 op een negatieve wijze beïnvloed. Bovendien waren de Sovjet-Unie en haar bondgenoten gedwongen om bij herhaling te interveniëren. Het streven naar verwezenlijking van een ‘Socialism with a Human Face’ in Tsjechoslowakije was, gezien de ontwikkelingen binnen en buiten het socialistische blok en zonder medewerking van de Sovjet-Unie, een illusie waarvoor de Tsjechen en Slowaken een te hoge prijs moesten betalen.
Reeds enkele dagen na de conferentie der zes landen van het Pact van Warschau in Dresden en de publikatie van het actieprogramma van de Communistische Partij op 11 april moest Dubcek zijn landgenoten waarschuwen: ‘Het is anarchie om democratie op te vatten als een situatie waarin iedereen zich met alles bemoeit en doet waar hij zin in heeft. Dat heeft niets te maken met werkelijke democratie. Ik versta onder democratie een systeem dat discipline niet uitsluit maar juist insluit’.
Naar aanleiding van de toenemende kritiek op de Sovjet-Unie moest premier Cernik op 24 april in de Nationale Vergadering verklaren dat, zolang de NATO blijft bestaan, ‘we zullen meewerken aan de versterking van het Pact van Warschau, we zullen ons best doen om de Tsjechoslowaakse Volksarmee tot een sterke schakel te maken in dit pact’. Naar alle waarschijnlijkheid steunden de Sovjetleiders tot begin mei nolens-volens Dubceks hervormingspolitiek. Na het publiceren van het manifest der ‘Twee duizend woorden’ op 27 juni werd echter in Moskou, Oost-Berlijn en Warschau steeds duidelijker dat men door middel van politieke, economische en militaire druk een eind moest maken aan het Tsjechoslowaakse experiment. Op 14 en 15 juli confereerden in Warschau de ‘leiders’ van Bulgarije, D.D.R., Hongarije, Polen en de Sovjet-Unie over het ‘probleem’ Tsjechoslowakije. Het was een politieke fout dat Dubcek en zijn vrienden de uitnodiging van deze vijf landen om aan deze conferentie deel te nemen weigerden te aanvaarden. Daarom werd een schrijven naar het Praagse Partij Presidium gezonden waarin men zijn bezorgdheid over de Tsjechoslowaakse ontwikkelingen heeft uitgesproken. Wellicht een van de grootste politieke blunders was dat het Partij Presidium de beweringen van de zgn. ‘Brief van Warschau’, gezien de ernst van de situatie, niet op een adequate wijze heeft trachten te dementeren. Dubcek verklaarde in zijn radiotoespraak van 18 juli: ‘In de voorafgaande periode waren de massa's, het volk, niet tevreden met het beleid van de Partij.... Als het volk niet kan veranderen, moet de leiding veranderen... Het socialisme te ontwikkelen tot een maatschappij die vrij is op basis van het marxisme-leninisme, met een modern karakter en een diepgaand humanisme, | |
[pagina 658]
| |
is een grote nationale taak en is tegelijkertijd onze reële internationale plicht ten opzichte van de internationale communistische arbeidersbeweging’. Enkele dagen later heeft Dubcek ingezien dat hij door het feit van zijn demonstratieve afwezigheid in Warschau een ernstige fout had begaan. Daarom kwam tussen het Praagse Presidium en de Sovjetleiders een overeenkomst tot stand over het houden van een bilaterale meeting in Tsjechoslowakije. Intussen, op 26 juli, schreef de Pravda dat in Tsjechoslowakije het gevaar van een burgerlijke restauratie voor de deur stond. Hoe sterk het proces van democratisering in Tsjechoslowakije het Kremlin ‘beschäftigt’, geïrriteerd en tenslotte gealarmeerd heeft, blijkt wel uit het feit dat op 29 juli bijna het gehele Politbureau - voor het eerst in zijn geschiedenis - naar het buitenland ging om aan de onderhandelingen in Cierna nad Tisou deel te nemen. De Russen hebben tijdens deze besprekingen ingezien dat de morele autoriteit van de Sovjet-Unie niet voldoende gevestigd is om de communisten in de ‘broederlanden’ op lange termijn in ideologisch en politiek opzicht afhankelijk te houden. Daarom werd - op grond van de toen nog niet bekende doctrine van beperkte soevereiniteit der socialistische landen - slechts een militaire oplossing in overweging genomen. Niet de princiepen van het marxisme-leninisme, maar slechts de Sovjetstrijdkrachten zijn in staat de eenheid van het Pact van Warschau te waarborgen. Vermoedelijk rond 16 augustus is de uiteindelijke beslissing, naar aanleiding van tot op heden onbekende oorzaken, met betrekking tot militaire interventie gevallen. Mogelijkerwijze: de belangstelling van de Sovjet intellectuelen voor het Tsjechoslowaakse experiment; bericht van Ulbricht over zijn ontmoeting op 12 augustus in Karlovy Vary met Dubcek; verzoek van Gomulka om interventie, omdat hij anders een proces van democratisering in Polen niet langer kon tegenhouden; en tenslotte een openlijke kritiek van Ceausescu op 14 augustus ten aanzien van de structuur van het Pact van Warschau, hetgeen door de Sovjet militaire leiders zo werd geïnterpreteerd dat hun positie binnen het bondgenootschap werd aangetast. Met de bezetting van Tsjechoslowakije door de vijf landen van het Pact van Warschau, eindigde slechts tijdelijk het proces van humanisering van het socialisme. Bij de gedeeltelijke liquidatie van zijn politiek werkte Dubcek zelf tot 17 april 1969 ook mee. Zijn grootste bijdrage als staatsman in de politieke ontwikkeling van zijn land heeft Dubcek na de invasie door de Warschaupactlanden geleverd door Husaks machtsovername binnen de partij voor te bereiden. Na een periode van ‘consolidatie’ is dr. Husak, een briljante politieke strateeg en tacticus, vastbesloten het programma van hervormingen uit te voeren. Samenvattend: Dubceks tragedie en tegelijkertijd zijn politieke blunder was dat hij na mei 1968, ondanks vele waarschuwingen, niet ingezien heeft dat de verwezenlijking van zijn - intussen te geliberaliseerde - hervormingsplannen hoe dan ook de internationale positie van de Sovjet-Unie als wereldmogendheid dreigde te verzwakken.
L.L.S. Bartalits |
|