Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 596]
| |||||||
Wereldbeeld en Wereldkaart
| |||||||
[pagina 597]
| |||||||
samenleving volgens ‘model’ maken betekent immers niet - ook wanneer de mens daar zelf de constructeur van is - dat die mens zelf een verstandelijke creatie is. De betere en meer verlichte mens waaraan nu al enkele eeuwen intellectueel buskruit wordt verpatst, is eerder een wensdroom dan een werkelijkheid. Dat redelijke model is niet meer dan een dun vlies over een wrede en soms ook wel aandoenlijke werkelijkheid. Misschien moet men zelfs zeggen dat, nu de organisaties solider zijn geworden, de mens de kans krijgt (verhuld) driftmatiger te zijn dan in de wrede tijd van vroeger. Hoe dit ook zij: het doorknippen van de lijn tussen wat de mens kan verwerken en wat hij uitdrukt in zijn verlichte model, maakt hem eenzamer dan ooit. De moderne mens leeft bij de mythe van de vooruitgang en daarom neemt hij zichzelf kwalijk dat zijn gevoelens achterblijven. Die spanning is hem al te vaak te groot: hij vlucht in het (on)gemak van de consumptieve samenleving; dan wel in het engagement. In ieder geval sluit hij zich af van het vroegere. Hij ontwijkt de verbeelding. Hij is dood voor de geschiedenis. Als het uitgangspunt van het moderne leven de mens opzout met te zware schoenen en een te hooggestemde ruimte-kledij, kan het zin hebben om de tijd toen wereldverbeelding en wereldkaart elkaar nog iets te zeggen hadden, terug te halen. | |||||||
De Mythe van AtlantisHet verhaal is oud. Het staat bij Plato in de Timaeus en Critias. Er is sprake van een eruptie, waardoor het koninkrijk Atlantis naar de bodem zonk. De waterstand rond de Akropolis wijzigde zich. Dit verhaal is als mythe een eigen leven gaan leiden. Was het een legende waarin Plato tot uitdrukking wilde brengen dat de hunkerende mens leeft in de schaduw van een voorbije gouden eeuw? Of sprak Plato naar aanleiding van een ‘ware’ gebeurtenis? Beide interpretaties zijn getoetst. Wat betreft het werkelijk gebeurde, zijn er door geologen en historici vele suggesties beproefd. In hun studie, Atlantis: The truth behind the legend, hebben Galanopoulos en Edward Bacon een speurdersroman samengesteld van deze onderzoekingen. Zij doen tenslotte een oplossing aan de hand, zo iets als het laatste stukje in de puzzel dat tot nu toe ontbrak. Rond 1500 v. Chr. valt er een eruptie te noteren op de Santorin-eilandengroep. De kracht ervan - zo wijst vergelijkend geologisch onderzoek uit - kan het Minoïsche beschavingsgebied rond Kreta door vloedgolven hebben verwoest. Diezelfde beweging van aarde en zee kan eveneens tot gevolg hebben gehad dat de waterstand bij de Akropolis zich gewijzigd heeft. Tenslotte: de idee als zou het paradijs in de Griekse | |||||||
[pagina 598]
| |||||||
verbeelding identiek zijn geweest met Kreta, lijkt niet onwaarschijnlijkGa naar voetnoot1. Voor de plaatsbepaling van de Santorin-eilanden en de situering in de Aegeïsche zee zij verwezen naar kaart no. 2. Doch daarmee is de legende als historisch medium niet dood. Dat het koninkrijk van vrije mensen moet hebben bestaan, is een opwekkende mythe. Zij beheerste de middeleeuwse kaartenmakers en wellicht ook de jongste generatie der mens- en wereldhervormers. De mens voelt zich kennelijk zo onvredig in het bestaan dat de idee van een betere aarde noodzakelijk is om het leven te kunnen volhouden. Utopia - nergensland - is echter niet slechts een voorstelling met zuiverende kracht. Vrij duidelijk schijnt het de mens voor de geest te staan hoe dit rijk der vrijheid bereikt kan worden. Tussen mens en koninkrijk ligt altijd een barrière. De weg ernaar toe lijkt op een pelgrimage. Ascese, strijd, ja geweld kunnen nodig zijn om de levensbeker te vinden. In de 12e eeuw circuleerden er in Portugal verhalen over Moorse zeelieden die het gewaagd hadden op zoek te gaan naar Atlantis. Zij keerden - zo wil de overlevering - van hun euvele tocht niet terug. Zij waren vastgelopen in de wieren van de Sargasso-zee, op de plaats waar in 1970 Heyerdahl met de Ra II de vervuiling constateerde van de zee door olieresten. Nog treffender is het verhaal van de vissers uit Carthago die door de poort van Hercules zeilden. Bij terugkomst werden zij - vóórdat zij hadden kunnen spreken - gedood. Op die wijze zou niemand ooit iets kunnen vernemen van het koninkrijk dat zij mogelijkerwijs hadden ontdekt. Het realisme van het menselijk tekort zegevierde over de hang naar utopia. De profeet deed er geen goed aan in eigen land terug te keren, waardoor immers de samenleving verdeeld raakte in elkaar bestrijdende groepen. | |||||||
Het Middeleeuwse wereldbeeldDe Middeleeuwen vormden een eerste periode waarin gepoogd werd deze met elkaar strijdige tendensen samen te houden. Dat geschiedde vanuit een wereldconceptie waarbij Rhodos uit het middenpunt was verdreven door de heilige stad Jeruzalem. Men keerde daartoe terug tot de ronde vorm van de aarde. In de 7e eeuw was de Beatus-kaart verschenen met de 12 apostelen als een rozet van windhoeken rond de wereld. Het oosten werd bovenaan de kaart getekend. Daar bevond zich het paradijs, doch tevens het onherbergzame land waar Gog en Magog zich ophielden om eens het eindoordeel te voltrekken. In datzelfde oosten hielden zich de volgelingen op van Sint Thomas. Deze was volgens overlevering naar India uitgeweken. | |||||||
[pagina 599]
| |||||||
De aldaar woonachtige christenen beheerden de fontein van de jeugd. Het westen lag onderaan de kaart, alwaar Jacobus zich in de buurt van de poort van Hercules te Compostella had neergezet. De Middeleeuwse mens vond aldaar een eindpunt van zijn soms enkele jaren durende pelgrimages. Deze situering vindt men nog op de Rudimentum novitiorum, die in 1475 te Lübeck verscheen. Het was een handboek voor beginners, technisch een produkt van de drukpers, waarvan in het voorwoord gezegd werd dat het een kunst was ‘door de uitnemende Genade Gods aan de Verlossing der Getrouwen’ geschonken. (Zie kaarten no. 3 en no. 6). Ten aanzien van de scala der motieven bestaat met betrekking tot de Middeleeuwse mens nog immer een misverstand. Zo schreef mevrouw Vredenberg-Alink recent: ‘De Middeleeuwers hebben nadien op nog heel wat grotere schaal gegevens uit hun duimen betrokken.... Deze meer aan vrome zielen dan aan exacte geesten ontsproten kaarten waren meestal rond.... met Jerusalem in het midden en boven het Oosten, alwaar het Paradijs aan de uiterste rand werd geacht te liggen’. Zij acht de Arabische wereldkaart (zie no. 4) van Idrisi (12e eeuw) en de portolanokaart die vanaf 1300 door Joodse en Arabische cartografen op de Balearen werd gemaakt voor zeevaarders, een belangrijke vooruitgang. Voor de mens die het houdt op de logica is dit een begrijpelijke voorkeur. Doch daarmee is opnieuw de lijn tussen het wereldbeeld dat de mens via de cartografie tot uitdrukking brengt, doorgekniptGa naar voetnoot2. Men kan uiteraard niet ontkennen dat de portolanokaart, die voorzag in de oriëntatie-behoeften van de mediterrane zeelieden, winst betekende. Deze stamde af van de Romeinse landkaarten (zie afbeelding no. 1), die indertijd gelijksoortige - strategische doeleinden - moesten helpen realiseren. Doch daarmee was de Middeleeuwse mens niet aan het eind van zijn latijn. Een nadere observatie van die portolanokaarten (zie no. 5) leert ons op dit punt het nodige. Op deze kaarten ontwaart men enerzijds uiterst minutieus de kustlijnen met hun inhammen, natuurlijke havens en klippen. Eind 16e eeuw beproefde Lucas Wagenaer - Spieghel der Zeevaerdt (1584) - zulks voor de landen aan de Noord- en de Oostzee. Maar kijkt men over de kustlijnen heen, dan ontwaart men allerlei mythologische figuren, gebaseerd op de ‘ware’ verhalen van Genuese en Arabische kooplieden, welke waren ontstaan naar aanleiding van hun grote reizen langs de Niger en tot ver in China (Marco Polo). De stap naar de door mevrouw Vredenberg verguisde wereldkaarten van Ebstorf en Heresford (1280) - monnikskaarten achter het altaar - is dan niet meer zo groot. Men staat gewoon nog een stapje hoger en voor de | |||||||
[pagina 600]
| |||||||
Middeleeuwse mens centraler. Jeruzalem was immers het middelpunt, waar de mensenzoon een verbond van genade met de hemel had gerealiseerd. Het kruis verpletterde tegelijkertijd de slang in de onderwereld. Vandaaruit kreeg de oikoumene gestalte: de bewoonbare aarde door de kracht van de missionaire actie. De kruistochten betekenden een concretisering van dit visioen: Jeruzalem uit de handen van de vijanden van het christendom vrij te maken. In de Ebstorfer kaart en in het visioen van Heresford kreeg een veraardsing - secularisatie - van de altijd wat ongrijpbare levensleer van de man van Nazareth gestalte. De kerk als sluis van bijbelse vroomheid naar de wereld werd nu tevens strategisch centrum voor de heiliging van alle aardse verhoudingen. De theologen die dit aanhingen, kregen in de Middeleeuwse strijd omtrent de gestalte van de kerk de benaming ‘moderni’. Zij stonden niet slechts positief tegenover de Arabische filosofie, doch bovenal ook tegenover de nieuwe technieken. Verschillende pausen lieten zich uitvoerig inlichten door Arabische geleerden. De te kerstenen aarde en de natuurwetenschappelijke experimenten lagen in eenzelfde conceptie - hiërarchisch gelaagd - tesamen. Technisch gesproken: achter de nieuwe koopmans-ontdekkingen en cartografische prestaties lag de voorstelling van een te heiligen aarde rond het middelpunt Jeruzalem. Deze voorstelling concretiseerde zichzelf in een nieuwe kerkgestalte. Er was ruimte voor symbiose met de onderzoekers, zolang deze de centrum-positie van de kerk ongemoeid lieten. En in hoeverre - zo zou de ongelovige Thomas van 1970 zich moeten afvragen - is er sprake van logica, wanneer Amerikaanse of Chinese leiders zich een wereldkaart laten voorleggen met resp. Washington en Peking in het midden? Hun ogen dwalen naar links en naar rechts. Vijanden worden gelokaliseerd. Zeestraten worden getaxeerd op strategische waarde. Staatsgemeenschappen onderzocht op hun labiliteit. Lopen mythe en logica niet dooreen, wanneer zij de kansen meten van hun wereldvisie? Bij cartografie kan men het niet stellen zonder de historische dimensie achter de technische prestatie (en presentatie). | |||||||
Interferentie van beeld en techniekOp afstand - anno 1970 - zijn we in staat de verschillende processen in de Middeleeuwse cultuur te zien interfereren. Men kan niet direct van causaliteit spreken - een ten dele onbruikbare voorstelling om het gedrag van de mens met zijn neiging tot ‘creatieve desintegratie’ te verklaren. Er is eerder sprake van processen die onbedoeld in elkaars verlengde gaan werken. Hoewel in het Middeleeuwse cultuurbeeld de kerk als ordenend middelpunt (1), de gedachte aan rijkdommen buiten de bewoonde wereld (2) | |||||||
[pagina t.o. 600]
| |||||||
2). de aegische zee met noordelijk van kreta de santorin-eilanden, waar volgens galanopoulos en bacon de eruptie moet hebben plaatsgevonden waardoor de grondwaterstand op de akropolis in de 15e eeuw v. chr. beïnvloed kan zijn. het rijk van atlanti over welks ondergang plato schreef kan dan geïdentificeerd worden met de minoësche beschaving op kreta op het eind van een bloeiperiode (circa 1500).
3). deze inkunabel-wereldkaart uit 1475 uit het te lübeck verschenen rudimentum novitiorum heeft het basis-model van de beatus-kaart. het paradijs heeft moeten plaatsmaken voor twee disputerende mannen - een jood en een christen die naar één hen verdragend tehuis zoeken. het heilig land ligt nog centraal met daaromheen vijandige stammen uit het oude en nieuwe testament. verder de mons auri - de goudberg: de landen der verschrikkingen: het amazonemeer - toen nog een mythologische naam - later toegepast op de rivier in brazilië. voorts de paus, tronend in het centrum: rhodos: arabia en europese landen. in het westen eindigt de oikumène nog steeds bij de poorten van hercules. een merkwaardig geheel van oude voorstellingen: weinig gegevens omtrent andere - toen reeds bekende - cartografische technieken en geografische voorstellingen.
4). arabische wereldvoorstelling van idrisi, die genood werd aan het hof van roger II, de noormannen-koning van sicilië. een belangrijke vooruitgang - circa 1154 - te danken aan de reizen van arabische kooplieden vanaf de 8e eeuw van Spanje via noord-afrika naar azië.
5). deel van een katalaanse kaart - circa 1350 ontstaan op mallorca, alwaar joodse cartografen de verhalen van genuese kooplieden - die tot in afrika reisden in zich opnamen. daardoor kwamen geruchten in omloop over de rijke heerser van mali, die eerst in de 19e eeuw ontzenuwd zouden worden. oostelijker in ethiopië dachten de middeleeuwers zich het rijk van priester johannes, waarnaar de portugezen o.m. vanaf midden 15e eeuw op zoek zouden gaan.
6). terwijl colombus reeds in amerika was geland en vasco da gama in india verscheen van hanns rüst - eind 15e eeuw - alsnog deze wereldkaart voor het volk. het laat de vertraging in communicatie zien die men niet uit het oog moet verliezen zonder tot vervalste beeldvorming te raken omtrent de voorvaders. bovendien bestonden realistische en idealiserende beeldvorming in de late middeleeuwen naast elkaar - zoals overigens ook in onze tijd voor wie door de mist kan heenzien.
| |||||||
[pagina t.o. 601]
| |||||||
7). op deze kaart uit 1594 maakte petrus plancius gebruik van de inzichten van ortelius en mercator (1570). daarbij vallen de volgende aspecten op: 1. circa 100 jaar na columbus hebben de continenten hun voor ons herkenbare vorm gekregen. - 2. de afstand tot de pool is onderschar terwijl men te licht dacht over een toentertijd veel beproefde doorvaart in noord-oostelijke en noord-westelijke richting (barentsz). - 3. de mythe oustralis: de vasthechting van het onbekende land aan de zuidpool is nog intact. cook (1770) zou de eigen ligging van australië eerst bepalen.
8). deze doorgaans aan rubens toegeschreven portretstudie laat zien hoe de 17e eeuwse kunstenaar in staat was tot een natuurgetrouwe en tegelijkertijd menselijke weergave van de neger.
9). hoe heel anders verschijnt hier de verhouding docerende blanke versus de ietwat darwin-achtige neger in de 19e eeuw.
1). de romeinse wegenkaarten gaven een vertekend beeld van de zee- en landmassa's. hier een deel van de peutinger-kaart, een middeleeuwse kopie van het romeinse origineel. odriatische zee en middellandse zee zijn versmald tot rivieren. men zou de katalaanse zee-atlassen die omstreeks 1350 op mallorca ontstonden een omkering van dit principe kunnen noemen: daarop werden landmassa's met mythologische figuren volgetekend terwijl de kustlijnen en vaarroutes nauwkeurig werden getraceerd voor her zeevolk. deze portolanokaarten worden in de 17e eeuw - o.m. door lucas waghenaer verfijnd - gedrukt en uitgegeven in ontwerpen en amsterdam. zij hadden alle practische doeleinden.
| |||||||
[pagina 601]
| |||||||
en de kunstgrepen van de cartografie (3) tesamen werden gehouden, was toch de wijze van onderlinge inwerking - en de daaruit tevoorschijn komende uitkomst - een vrucht van een historisch proces: d.w.z. met een aantal toevalligheden van dien. De kruistocht voor het nieuwe Jeruzalem maakte de Middeleeuwse mens strijdbaar en missionair jegens de Moren, doch tevens jegens al die afgelegen volkeren in nog niet ontdekte gewesten (Romanus Pontifex 1455). Men zocht naar vrienden in de vreemde wereld, van de kerk gescheiden door de Moorse muur. Zo kon de legende ontstaan van priester Johannes die in Ethiopië en/of Indië het rijk van St. Thomas beheerde. De Portugese reizigers die na 1488 de oostkust van Afrika gingen ontdekken, hadden geloofsbrieven bij zich voor de christen-koning in Ethiopië. Doch de landen van Johannes waren gevuld geraakt met de verhalen over rijkdommen. Marco Polo had rond 1280 in contact gestaan met de Grote Khan. Zijn roem als wijze heerser was zo groot, dat zowel Columbus als Caboto - voor de Engelse koning op zoek naar een N.W. doorvaart (1497) - brieven bij zich hadden voor deze vorst. De zee - westelijk van Europa - was ook de nieuwe wijkplaats geworden voor de legende rond Atlantis. Nu heette het dat zeven Portugese vorsten in de 8e eeuw waren gevlucht voor de (verderfelijke) Moren en dat zij op een eiland heilige steden hadden gebouwd: sedes, bestuursplaatsen met sacrale uitstraling. Zij zouden een rijk van vroomheid, vrijheid en rijkdom hebben gewrocht. Op die zee dacht de legende zich ook Sint Brendaen, die op zoek was gegaan naar een stad Gods - heilig, geheimzinnig, rijk en vreedzaam - zoals een 14e-eeuwse Engelse chroniqueur het wilde. Ziedaar wat in de verbeelding van iemand als Columbus een rol speelde. Hij stond te boek als een groot zeevaarder en een kenner van nieuwe nautische technieken en hij was op de hoogte van de laatste suggestie der cartografen: een korte zeeweg, westelijk over een sferische aarde, naar Indië. Hij voelde zich daarnaast aangesproken door de mythe over onschuldige mensen die buiten de eigen beschavingskring leefden. En om het beeld complex te maken: hij zag zich bovenal als een afstammeling van koning David die het heil kwam brengen. Zijn overtocht zette de schutsluizen open naar nieuwe werelden: strategisch, economisch en inzake de beeldvorming rond de heilige stad. Voor de kerk en de koningen als schatbewaarders van Rome; voor ondernemende kooplieden en half-adellijke landheren die een domein zochten; en voor monniken en zoekers naar goud en zilver. In een kleine honderd jaar (1490-1570) kwam een totaal gewijzigde wereldkaart tot stand (zie no. 7), doch bovenal een volstrekt ander perspectief op de roeping van de eigen mens versus het lot der vreemdelingen. | |||||||
[pagina 602]
| |||||||
De vreemdelingDe interpenetratie van culturen voltrok zich aan de hand van reeds in de Middeleeuwen gevormde - en ambivalente - ideeën omtrent de mens aan gene zijde. De 16e eeuw leverde een stortvloed van beschouwingen over Indianen en Negers. Dat beeld was zowel huiveringwekkend als ook vol vertedering, zoals in het dagboek van Columbus toen hij zijn bevindingen inzake de natuurlijke vredelievendheid van de Westindische mens vastlegde. De niet-Europese mens werd beurtelings een barbaar die op beschaving, verlossing en overheersing wachtte en anderzijds een ‘bon sauvage’ die de hooghartige Europeaan nog het een en ander kon leren. In zoverre is de huidige mens in verschillende opzichten kind van het verleden. De beelden wisselden per periode. Soms in scherp contrast met de praktijk, zoals Rubens' negeruitbeelding ten opzichte van het systeem der slavernij, dat de kinderen van Cham krachtens bijbelse profetie scheen toe te komen. Doch niet alleen in contrast. Ook het goedbedoelde kan verkeren in het misplaatste. Wanneer we de 19e-eeuwse verlichte koloniaal zien doceren aan ‘Darwin-achtige’ negers, vergeten we dat hij zichzelf beschouwde als de brenger van vooruitgang, terwijl de 20e eeuw geneigd is zijn manier van zitten en doceren te veroordelen (zie no. 8 en 9). Zijn houding tegenover de vreemdeling is voor de westerse mens nog altijd een bron van onzekerheid. Komt dat omdat hij zichzelf te verlicht voorstelt? Zodat hij vergeten is hoezeer hij vreemdeling is gebleven in een slechts schijnbaar redelijk bestaan? Het is de vraag waar zich de vreemdeling ophoudt. Hier, elders, of alom? | |||||||
Bronnen:
Van oudere datum:
|