Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 588]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bevolkingsontwikkeling in de Volksrepubliek China sedert 1953Ga naar voetnoot1
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ontwikkeling tot 1953De gegevens over de loop van de bevolking tijdens de regering van de Mandsjoes zijn, hoewel onvolledig, van zodanige aard dat aangenomen mag wordenGa naar voetnoot2 dat reeds op het einde van de 18e eeuw gesproken kan worden van een bevolkingsdruk. Dat betekent, dat zich toen reeds een ongunstige verhouding bevolking - cultuurland begon af te tekenen. Dit uitte zich onder meer in het steeds meer benutten van marginale landbouwgronden en een zich uitbreiden van een verschijnsel als bodemerosie. Door het zonder voorzorgsmaatregelen in gebruik nemen van nieuwe cultuurgrond door de verwijdering van de oorspronkelijke vegetatie gingen binnen enkele decennia grote gebieden voor de landbouw verloren. Gedurende de eerste helft van de 19e eeuw bleef de bevolking groeien, hoewel in een waarschijnlijk wat langzamer tempo. Men schat dat de bevolking in 1819 ongeveer 375 miljoen mensen omvat moet hebben, tegen 120-200 miljoen in 1600, 100-150 miljoen in 1650 en 200-250 miljoen in 1750. Aan de gestage bevolkingsgroei kwam een einde omstreeks 1850, toen de bevolking ongeveer 410 miljoen mensen telde. De stagnatie werd veroorzaakt door het uitbreken van de Taiping-opstand in de provincies Kiangsu, Anhwei, Chekiang, Kiangsi en Hupeh en tevens door de Moslemopstanden in de provincies Kansu, Shensi en Shansi. Daardoor liep het bevolkingsaantal terug tot naar schatting 350 miljoen in 1873. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 589]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ondanks het nog veelvuldig voorkomen van allerlei rampen en oorlogen, neemt de bevolking in de periode na 1875 weer snel in aantal toe. In 1893 schatte men 385 miljoen, in 1913 430 miljoen en in 1953 tenslotte werd als uitkomst van de grote volkstelling een getal van 583 miljoen opgegeven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De volkstelling van 1953Ga naar voetnoot3De volkstellinggegevens van 1953 zijn het onderwerp van uitvoerige discussies geweest. Vooral de mate van betrouwbaarheid werd aanvankelijk door vele deskundigen discutabel gesteld. Men stelde namelijk dat de Chinese regering op grond van vroegere tellingen in de periode 1949-1953 (tellingen in verband met de uitvoering van de landhervormingen en in verband met allerlei massacampagnes bijvoorbeeld) de beschikking had over de mogelijkheid de cijfers van 1953 aan haar wensen aan te passen. Voorts zou het op die manier mogelijk geweest zijn voor de lokale kaders Peking die cijfers te verschaffen die de regering van de partijgenoten in de provincie verwachtte. Bewijzen voor een dergelijke hypothese zijn zeer moeilijk te leveren. De demograaf Aird neemt in zijn uitvoerige studies over de Chinese bevolking aan, dat de autoriteiten toch wel zeer kritisch stonden ten opzichte van cijfers die men uit eerdere tellingen had verkregen. Dat zij daarom voor 1953 hogere bevolkingscijfers verwachtten dan de 470-490 miljoen die men tot dan toe veronderstelde, is niet verbazingwekkend. Dat het verrassend hoge aantal van 583 miljoen door de autoriteiten los van de werkelijkheid gecreëerd is, is weinig aannemelijk, ondanks het voortdurend ten toon gespreide marxistische optimisme ten aanzien van de mogelijkheden van een omvangrijke bevolking. Aannemelijker vindt Aird het tegendeel, dat nl. het hoge cijfer voor de regering een onaangename verrassing is geweest. Er blijft naast dit alles de verwondering over de schaarste aan informatie voor de periode na 1949. Waarom laat Peking zo weinig gegevens los? Hiervoor kunnen een aantal oorzaken worden aangevoerd. Allereerst is het regime uiterst gevoelig voor kritiek van buitenstaanders. Buitenlandse deskundigen bezien natuurlijk met grote interesse elk geproduceerd resultaat van de Chinese statistische bureaus en leveren voortdurend kritiek op de onvolledigheid van het materiaal. Hoewel het geen schande is dat een nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 590]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onvoldoende ontwikkeld statistisch apparaat onvolledige cijfers produceert, raakt dit kennelijk toch het nationaal prestige. Daarnaast is de behoedzaamheid ten aanzien van aspecten van de nationale veiligheid een niet te verwaarlozen verklaring voor het schaarse vrijkomen van bevolkingsgegevens. Naast de gebrekkige informatie als negatief punt staan ook een aantal positieve kenmerken van de volkstelling van 1953, wanneer men deze vergelijkt met tellingen uit de periode voor de oorlog. Als eerste moet in dit kader worden vermeld, dat de telling werd gehouden in een politiek klimaat waarbij strenge controle op de uitvoering van de voorschriften tot de mogelijkheden behoorde. De regering had bovendien in de jaren 1951 en 1952 haar kracht getoond door de uitvoering van de zgn. anti-campagnes tegen de verschillende groeperingen van de bezittende klasse. Het partijapparaat was al redelijk uitgebouwd en voorts hadden de partijkaders bij de uitvoering van de landhervormingsmaatregelen al enige vertrouwdheid gekregen met het verzamelen van bevolkingsgegevens. Van groot belang was ook dat men het aantal gegevens dat gevraagd moest worden, tot een minimum had beperkt, waardoor minder geschoolde tellers in staat waren om met een redelijke mate van betrouwbaarheid bevolkingsgegevens te verzamelen. Dat de beperking tot gegevens als geboorte, sterfte, sekseverdeling en leeftijdsopbouw ook vele nadelen heeft, spreekt voor zich. Ongetwijfeld had men een meer uitvoerige telling willen houden, maar daartoe ontbrak het de regering aan voldoende middelen. Ondanks deze positieve kenmerken van de volkstelling van 1953 kunnen we de resultaten ervan niet voor de volle honderd procent betrouwbaar achten. Hoe groot de afwijking van de realiteit is, kan evenmin met zekerheid gezegd worden. Deskundigen houden rekening met een ondertelling van minimaal 5 en maximaal 15 procent. De conclusie is tenslotte, dat het resultaat van de volkstelling van 1953 beschouwd moet worden als de meest waarschijnlijke benadering van het werkelijke getal van de Chinese bevolking. Daarom verdienen de gegevens met enig respect behandeld te worden, temeer daar er nog steeds geen tekenen zijn die er op wijzen dat een nieuwe volkstelling georganiseerd gaat worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De resultaten van de volkstelling van 1953Het officiële resultaat van de volkstelling van 1953 was, dat als totaal aantal Chinezen 602 miljoen werd opgegeven. Hiervan woonden er 7,6 miljoen in Taiwan (Formosa), terwijl het aantal zogenaamde Overzeese Chinezen 11,7 miljoen was. Het totaal voor het vasteland van China was dus 582,7 miljoen. Hiervan bestond 51,82 procent uit mannen en 48,18 procent | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 591]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit vrouwen. Op elke 100 vrouwen waren er dus 107,7 mannen. Dit mannenoverschot wordt verklaard door de geringere overlevingskansen van meisjes in de leeftijd 0-5 jaar dan van jongens van dezelfde leeftijdsgroep in de periode voor de Tweede Wereldoorlog. Meisjes waren eerder het slachtoffer van kindermoord en werden vaak tijdens hongersnoden meer verwaarloosd dan jongens. Bij de telling in 1953 bleek, dat het mannenoverschot voor de leeftijdsgroep 7-13 het grootst was (115,8), terwijl het in 1953 voor de groep 0-1 jaar 104,9 was, waaruit de invloed van het nieuwe regiem reeds is op te merken. De Chinese bevolking is jong gerekend naar de leeftijdsopbouw. Ongeveer 41 procent van de bevolking bleek in 1953 jonger dan 17 jaar te zijn, waardoor alle voorwaarden voor een snelle groei aanwezig waren. Het officiële geboortecijfer was 37 (per 1000) en het sterftecijfer was 17 (per 1000), wat dus neerkomt op een natuurlijke groei van 2 procent per jaar. Voor de eerste jaren na 1953 moest men dus rekening houden met een jaarlijkse bevolkingsgroei van 12 à 14 miljoen. Hierbij moet evenwel opgemerkt worden, dat zoals we nog zullen zien, niet iedereen akkoord gaat met de officiële geboorte- en sterftecijfers. Hoe dan ook, de nieuwe Chinese regering werd door deze cijfers geconfronteerd met de onvermijdelijke economische consequenties van deze bevolkingstoename. De meest directe zorg betrof (nog steeds overigens) de voedselvoorziening voor jaarlijks 12 miljoen mensen meer. Daarnaast moeten grote aantallen mensen voorzien worden van de noodzakelijke gezondheidszorg en goed onderwijs. Er moet voldoende werkgelegenheid zijn en zij die gaan trouwen, zien graag een dak boven hun hoofd. Dit vergt geweldige investeringen, die niet op korte termijn rendement opleveren. De bedragen hiervoor worden onttrokken aan de investeringsbedragen in de produktiesectoren, waardoor de levensstandaard minder snel stijgt dan bij een geringere bevolkingsgroei het geval zou zijn geweest. Dit brengt ons bij de vraag of men na 1953 niet snel begonnen is met het propageren van geboortenbeperkende maatregelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wel of geen geboortenbeperking?De klassieke Confucianistische visie op de vraag van de gezinsgrootte was gunstig voor de totstandkoming van grote gezinnen. Het grootste ongeluk dat een mens kon overkomen, was het ontbreken van nakomelingen. ‘Zoals het graan wordt opgeslagen uit voorzorg tegen de hongersnood, zo worden zonen opgevoed tegen de nadelen van de ouderdom’. Wilde men verzekerd zijn van een verzorgde oude dag, dan moest toch zeker een van de kinderen in leven blijven. En dat betekende, gezien de grote kindersterfte in die dagen, het ontstaan van grote gezinnen. Met de invoering van de moderne inzichten van de westerse medische | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 592]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wetenschap daalde de kindersterfte, maar niet direct het geboortecijfer. Als zo vaak accepteerde de mens ook hier wel onmiddellijk de ingreep tegen de dood, maar niet een ingrijpen in het leven. Hoe stonden de communisten tegenover dit probleem? De orthodox-marxisten zagen arbeid als de enige basis voor de produktie van goederen. Wanneer er geen kleine kapitalistische elite aanwezig is die de winst in eigen zak steekt, gaat het volle profijt van de produktie naar de arbeidende klasse. Welnu, hoe meer mensen er zijn, des te groter is dan de produktie. In deze redenering betekende geboortenbeperking een belemmering van de vooruitgang van het land. Na 1954 begon er verandering te komen in het officiële denken over deze kwestie. In 1954 hield Liu Shao-chi voor het Volkscongres in Peking een rede waarin hij betoogde dat geboortenbeperking noodzakelijk was. Het motief was de gezondheid van de moeders en de kinderen. Dit betekende het begin van een geboortenbeperkingscampagne, die haar hoogtepunt bereikte in de periode 1955-'57. In de zomer van 1958 kwam er plotseling een einde aan de campagne, na maandenlange vaak heftige discussies tussen voor- en tegenstanders. Deze verandering in bevolkingsstrategie hing enerzijds samen met moeilijk te overwinnen weerstanden bij de bevolking zelf en anderzijds met de lancering van de Grote Sprong Voorwaarts. In Mao's opvattingen zou men bij de uitvoering van de maatregelen tijdens de Grote Sprong Voorwaarts juist te maken krijgen met een tekort aan arbeidskrachten. Zoals men weet, mislukte deze massale poging tot verhoging van de produktie. Daardoor werden in de jaren na 1960 opnieuw geluiden gehoord ten gunste van geboortenbeperking. In 1963 werd wederom begonnen met het propageren van geboortenbeperking. Door een inmiddels gerealiseerde grotere spreiding van medische klinieken over het Chinese platteland kon tot in de verste uithoeken van het rijk een begin worden gemaakt met het verstrekken van adviezen en anticonceptionele middelen. De abortus is gelegaliseerd en kent naar het schijnt een wijde verbreiding. Hoewel sterilisatie wordt toegepast, schijnt het niet op zo'n grote schaal als bijvoorbeeld in India te geschieden. Een positief effect wordt bovendien bereikt door de wijzigingen in de status van de vrouw na 1949. Hun status is niet langer afhankelijk van hun vruchtbaarheid en dit gegeven zal onvermijdelijk doorwerken in de geboortencijfers. De campagne voor geboortenbeperking wordt voorts ondersteund door de nadruk die men van hogerhand legt op een puriteinse levenswandel. Romantische liefdes stroken niet met het revolutionaire elan, dat iedereen moet bezielen om het socialistische paradijs van de toekomst te verwezenlijken. Algemeen verbreid is de gewoonte de datum van het huwelijk zo lang mogelijk uit te stellen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 593]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het laat zich aanzien, dat de controle van de bevolkingsgroei momenteel een geaccepteerde zaak is. Dat betekent dat het een regeringsaangelegenheid is geworden en als er één regering is die maatregelen tot in de kleinste dorpen kan doen uitvoeren, is het de Chinese regering van dit moment. Wat het reële effect van deze maatregelen op het verloop van de geboortenen sterftecijfers is, kan slechts geschat worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bevolkingsontwikkeling na 1953Sinds de telling van 1953 zijn al weer meer dan zeventien jaar verlopen. In die zeventien jaar heeft er geen nieuwe volkstelling plaats gevonden en verder zijn er van officiële zijde weinig bevolkingsgegevens verstrekt. De cijfers die in het westen zijn doorgedrongen worden door deskundigen erg onbetrouwbaar geacht. Vandaar dat we aangewezen zijn op schattingen. Een acceptabele poging de bevolkingsontwikkeling tot 1970 te schetsen is gedaan door Leo OrleansGa naar voetnoot4.
Bron: L.A. Orleans, op. cit.. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 594]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij neemt als uitgangspunt voor zijn beschouwingen het geboortencijfer van 1953 zoals dat door de volkstelling is geproduceerd. Dit cijfer echter vindt hij te laag. Een getal van 43 per 1000 wordt door hem reëler geacht. Weliswaar is dat een lager cijfer dan men doorgaans mag verwachten voor een overwegend rurale samenleving, maar wel juist, doordat onder andere ziekten, kindermoord in vroegere perioden, huwelijksvoorschriften en minachting voor weduwen die hertrouwden een reducerende werking op het geboortecijfer hadden. Eerst voor de jaren na 1954 wordt een daling van het geboortencijfer mogelijk geacht door de veronderstelling dat de geboortenbeperkingscampagnes dan enige invloed beginnen te krijgen. Daarnaast zullen de ontberingen van de grote massa, geleden tijdens de Grote Sprong Voorwaarts, en de voedselschaarste in de jaren daarna ook wel meegewerkt hebben het geboortencijfer te doen dalen. Eerst voor 1963 veronderstellen we na enige jaren van stilstand weer een verdergaande daling van het geboortencijfer. In dit jaar begint immers de geboortenbeperking van overheidswege weer gestimuleerd te worden. Daardoor wordt tevens een daling van het geboortencijfer tot 1968 mogelijk geacht. Het effect van de Culturele Revolutie is nog steeds onduidelijk. Er wordt wel gesteld, dat de miljoenen weinig gedisciplineerde Rode Gardisten ongetwijfeld bijgedragen hebben tot een sterke stijging van het aantal geboorten. Anderzijds wordt daar tegen aangevoerd, dat juist deze fervente volgelingen van Mao Tse-tung de afwijzing van de seks in hun banieren hadden geschreven. Door de chaotische toestanden in bepaalde delen van China zal de invloed van de naar het platteland gezonden medische teams op de geboortenbeperking wat geringer geweest zijn. Voor 1969 wordt daarom hetzelfde niveau als voor 1968 geprojecteerd. De opnieuw ingetreden rust na de Culturele Revolutie is voor Orleans reden het geboortencijfer voor 1970 te stellen op 32 per 1000. Ten aanzien van de sterftecijfers kan de volgende ontwikkeling gereconstrueerd worden. Het cijfer voor 1953 wordt met 29 per 1000 veel reëler geacht dan de officiële opgave van 17. Het is onwaarschijnlijk dat in een land als China sedert de dertiger jaren een zo snelle daling van het sterftecijfer gerealiseerd zou zijn. Na de communistische machtsovername trad er een daling in als gevolg van de verbeterde medische voorzieningen, de invloed van verschillende campagnes tegen ratten en muggen, de verbeterde hygiëne en de introductie van sanitaire voorzieningen op het platteland. Gedurende de eerste jaren van het Eerste Vijfjarenplan (1953-'57), waarin de economie zich gunstig ontwikkelde, daalde het sterftecijfer in een versneld tempo met twee punten per jaar. Tijdens de Grote Sprong Voorwaarts kwam deze dalende tendens tot stilstand. Als gevolg van de moeilijke voedselsituatie steeg het sterftecijfer zelfs. Orleans schat dat in de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 595]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
periode 1959-'61 ongeveer 6-7 miljoen mensen meer stierven dan normaal. In 1962 hervatte het sterftecijfer weer zijn dalende beweging, zodat in 1964 het niveau van 1957 werd bereikt. De Culturele Revolutie heeft waarschijnlijk weinig invloed gehad op het verloop van het sterftecijfer, omdat tenslotte grote delen van het platteland door deze beweging onberoerd bleven. Wanneer de geboorten- en sterftecijfers van de afgelopen twintig jaar met elkaar vergeleken worden, is het duidelijk dat het groeipercentage van de bevolking in deze periode rond de 1,5 procent heeft geschommeld. In 1970 zou de Chinese bevolking aldus 757 miljoen mensen hebben geteld.
Het verdere verloop van de bevolkingsgroei kan men slechts gissen. In deze tijd van snelle technologische veranderingen, die hun invloed uitoefenen op de bestaande agrarische structuren, is het onmogelijk exacte voorspellingen te doen. Om toch een idee te geven van een mogelijke ontwikkeling hebben we met het cijfer van 1970 als uitgangspunt op basis van verschillende groeipercentages een schatting gemaakt van de bevolkingsontwikkeling voor de periode 1970-2000. Hierbij is geen rekening gehouden met onvoorspelbare variabelen als oorlog, grote hongersnoden, natuurrampen en politieke omwentelingen. In ieder geval geeft zelfs de laagste schatting al voldoende aan dat de Chinese regering in de komende decennia met onvoorstelbare problemen te maken krijgt. Men kan zich daarom afvragen of dergelijke problemen met nationale middelen opgelost kunnen worden. Naar onze mening moet men internationaal naar een oplossing streven. De erkenning van de Volksrepubliek als volwaardig lid van de Verenigde Naties zou een eerste stap in deze richting kunnen zijn, zeker nu de Chinese regering zelf te kennen geeft niet afwijzend tegenover opname in deze internationale organisatie te staan. |
|