| |
| |
| |
Experimenten in meditatie-training
M. Smulders
De pas overleden hoogleraar in de psychologie van culturen en godsdiensten, Prof. Han Fortmann, schreef in zijn boek Hindoes en Boeddhisten: ‘Opnieuw moet ik besluiten dat een confrontatie tussen Oost en West voor beiden een weldaad zou zijn, maar dat daaraan nog nauwelijks iets is gedaan’ (p. 157). Bisschop Möller van Groningen deed op de laatste zitting van het pastoraal concilie in Noordwijkerhout een dergelijke uitspraak.
Beïnvloeding van het Oosten dringt duidelijk door in psychologisch onderzoek in de Verenigde Staten van Amerika, waar meditatie gezien wordt als een belangrijke weg naar bewustzijnsverruiming en ook therapeutisch wordt aangewend. De Human-Potential-beweging vertelt ons dat maar 15% van onze hersencellen gedurende ons leven worden gebruikt en dat er dus nog een onvoorstelbaar aantal andere mogelijkheden van geestelijke activiteit wacht op exploratie. Drs. Cohen spreekt van ‘een geestelijke ruimte-vlucht’. Voor jongeren is ‘meditatie’ een magisch woord geworden. Het meditatiecentrum ‘De Kosmos’ in Amsterdam verheugt zich in een grote belangstelling. Het lijkt of het Westen zich plotseling gaat realiseren dat er meer bestaat dan de stof en materiële processen.
Vooralsnog is dat ‘niet-materiële’, dat ‘andere’ bijzonder geheimzinnig en daarom ook lokkend en wordt er van alles in ondergebracht, van parapsychologische verschijnselen tot de mystiek van Sint-Jan van het Kruis. Iedereen die zich de moeite getroost bepaalde concentratie- en meditatietechnieken in te oefenen, kan tot bewustzijnsverruiming komen, ook zonder druggebruik. Maar hoe gaan we deze zaken gebruiken? Welke richting gaat dit uit? Gaat de techniek er zich meester van maken om de menselijke capaciteiten op te voeren ten bate van meer macht en geweld? Of zal de mens er meer mens van worden in de zin van: harmonischer leven, meer geïntegreerdheid, meer liefde? De keus zal wel niet louter ten gunste van een van beide richtingen uitvallen.
Jongeren die niet alleen terecht zijn gekomen in een chaotische draaikolk
| |
| |
van verschillende filosofieën, morele opvattingen en eisen die dwingend op hen afkomen, maar bovendien in een religieus vacuüm, vragen naar de zin van het leven en hopen door meditatie enige helderheid en houvast te krijgen. Als het christendom hun dit houvast niet kan geven op een wijze die zij verstaan, dan heeft het voor hen afgedaan. Van de godsdienst verwachten zij een antwoord op de meest wezenlijke vragen. Theologische constructies vinden ze volmaakt onbelangrijk. Het gaat hun om ervaringen en niet zozeer om een leer. Zij willen gewoon ervaren dat het eigen leven zin heeft.
Deze ervaringen trachten jongeren soms te vinden in druggebruik en in het beste geval in meditatietechnieken van Hindoeïsme en Boeddhisme. Deze worden echter gepresenteerd vanuit een Oosterse gedachtenwereld, zijn gebaseerd op Oosterse filosofieën, waaraan zij vaak geen touw kunnen vastknopen. Als voorbeeld van wat ik bedoel citeer ik enkele passages uit het tijdschrift van ‘de Kosmos’ Lemuria: ‘Wat is de menselijke ziel? Een deeltje van de grote wereldziel, een vonk van de Goddelijke Geest...’; ‘datgene wat zich in je doet horen, wat je ziel noemt is een etheries dubbel van het lichaam, waarin de onsterfelijke ziel woont. Die geest bouwt en weeft voor zich door eigen werkzaamheid zijn geestelijk lichaam’.
Ondanks alle goede wil slaagt men er niet zomaar in, een enigszins bevredigende synthese te vinden tussen Oosterse meditatietechnieken en christelijk denken. Toch lijkt mij dat het daadwerkelijk zoeken naar een synthese op dit moment uiterst urgent is. Maar hoe?
| |
Experimenten
Omdat de omstandigheden erom vroegen zijn we in het ‘Cenakel’ te Tilburg, dat per 1 november naar Oirschot verplaatst is, begonnen met meditatietrainingen voor een groep jongens en meisjes van rond de twintig, die al vrij regelmatig meededen aan gespreksweekends. Er bleek nl. behoefte om dieper te gaan dan in een weekeinde van alleen gesprekken mogelijk is, vooral wanneer die gesprekken teveel op rationeel vlak bleven. Aan de experimenten waren studie en reflectie op eigen ervaringen en gesprekken voorafgegaan. Maar we konden niet wachten tot de zaak theoretisch geheel rond was. Uit de praktijk zou wel blijken, welke wegen we moesten volgen. Van het begin af wisten de deelnemers dat ze meewerkten aan een experiment en dat ze hierin verantwoordelijkheid droegen. Zelf waren we ons van het begin af bewust dat het een zeer moeilijke en delicate opdracht is, waar we voor staan.
In dit jaar experimenteren is er langzamerhand meer duidelijkheid gekomen, zowel wat betreft de praktijk als wat betreft de theoretische achter- | |
| |
gronden. We weten echter dat we er nog lang niet zijn. Wat betreft de verhouding tussen het christelijke denken en de Oosterse filosofie, volgen hier de inzichten waarvan we in de praktijk uitgaan. We zijn er ons van bewust, dat we alleen maar enkele zeer algemene tendensen aangeven, die we ook nog zwart-wit moeten voorstellen.
De grondervaring van het Boeddhisme is: het leven is enkel lijden. De mens moet zich hiervan bevrijden door volmaakte onthechting. En wat betreft het Hindoeïsme schrijft een van de beste kenners van het Oosten, Mircia Eliade (in Le Yoga, p. 24): ‘De wet van het lijden herinnert de wijze en de asceet eraan dat er maar één middel is om tot vrijheid en zaligheid te komen: zich terugtrekken uit de wereld, zich onthechten aan de dingen en aan verlangens, zich volkomen afzonderen’.
De Indiase meditatietechniek beoogt dan ook alle indrukken en gedachten voorbij te streven en stil te leggen om open te staan voor de ontdekking van het ‘Zelf’, het diepste Ik, waar de mens deel heeft aan het kosmische beginsel, het Goddelijke, door de meesten gezien als een onpersoonlijke krachtbron en soms ook als een persoonlijke God. In Voorbij het bewuste citeert R. Lohman de volgende uitspraken over God: ‘De wereld beweegt ieder ogenblik, iedere seconde, zij verandert als het water van een stromende rivier. Zij is op geen enkel moment hetzelfde. Zij gaat steeds maar door. God is dit plus iets blijvends. Zowel het veranderende als blijvende’.
Ook het Boeddhisme blijkt uit te gaan van de idee dat de stoffelijke schepping een hinderpaal is om tot God te komen, het lichaam met zelfs zijn meest geestelijke activiteiten inbegrepen.
Nu staat deze opvatting in de praktijk heel dicht bij die van veel christelijke mystieken. Ook zij streefden alles voorbij, zelfs iedere gedachte om God te kunnen ervaren. Zo schrijft de 17e-eeuwse mysticus Constantijn van Barbanson in zijn boek De geheime paden van de goddelijke liefde: ‘Het zoeken naar God in de ziel geschiedt door het rotsvaste geloof en de enkelvoudige blik, opgeheven naar de spits van de geest, terwijl men ontkent en afziet van alles wat ook, meditatie, voorstelling, bespiegeling, redenering, verheven Godsbegrip. En zo, langs deze ontkennende weg, die afziet van de natuurlijke en menselijke werkwijze met haar grove begrippen en voorstellingen, komt de ziel tot een ontbloot zijn van al haar vermogens en tot een simpele eenheid van blik en van aandacht op God’.
En in onze tijd Thomas Merton in Ter overweging: ‘Wat er wel gebeurt is, dat het afzonderlijke wezen dat gijzelf zijt, blijkbaar verdwijnt en dat er niets schijnt te zijn overgebleven dan een zuivere vrijheid, die niet kan worden onderscheiden van de oneindige Vrijheid, een liefde die vereenzelvigd wordt met de Liefde’.
| |
| |
Voor de christelijke mystici echter is het passieve mediteren waarin God de leiding van de innerlijke activiteit van de mens overneemt, een gave die hij schenkt aan wie en wanneer hij wil. De innerlijke stilte en onmacht om nog zelf te mediteren overkomt hun meer dan dat ze het zelf oproepen. De yogi en de Boeddhistische monnik daarentegen streven zelf naar deze innerlijke leegte door een intense en zware training.
Er is nochtans reden aan te nemen dat de resultaten, de ervaringen van innerlijk getrokken worden en bevrijding zoals christenen en oosterlingen dit ervaren, niet vreemd zijn aan elkaar. Ik heb een zeer sterk vermoeden dat, hoewel de rationele duiding verschilt, de existentiële ervaringen van boeddhistische, hindoeistische en christelijke mystieken bijzonder dicht bij elkaar staan. Gedurende een training in een boeddhistisch centrum deze zomer is dit vermoeden bevestigd. Toch meen ik dat de wegen er naar toe verschillend moeten blijven, althans in het aanvangsstadium.
De christen ziet, in tegenstelling met de oosterling, de stof, het lichaam en de werking van de zielsvermogens als positief en als een hulpmiddel om tot God te komen. Juist in onze tijd beginnen we ons duidelijk bewust te worden hoe het dualistisch denken een overblijfsel is van niet-christelijke invloeden. De bijbel leert ons het goede van de schepping: ‘God zag dat het goed was’. De bijbel leert ons ook de waarde van iedere mens als een persoon met eigen onvervangbare individualiteit. En wat zijn taak in deze wereld betreft, de christen weet dat hij de opdracht heeft om Gods schepping te voltooien. Maar hij weet ook evenals de oosterling dat het leven lijden is. Zijn eerste zorg is echter niet dit lijden te ontvluchten door zich van alle verlangens te bevrijden, maar om het op zich te nemen: ‘Niet mijn wil maar uw wil geschiede’, en het lijden positief te duiden als een weg naar het leven.
Gezien deze achtergrondverschillen zou het dwaas zijn een christen in zijn meditatie dezelfde weg voor te schrijven als de oosterling. In de christelijke meditatie leren we niet ondanks maar via het geschapene tot God en de ervaring van Zijn aanwezigheid te komen. Wij leren door het verhullende van de stof heenkijken en er het mysterie achter vermoeden.
| |
Praktische oefeningen
Het gaat er in onze trainingen om, het vermogen tot beschouwen, dat in ons geseculariseerd tijdperk door de meesten is opgegeven als iets irreëels, weer te oefenen, zodat de deelnemers gaan ervaren wat een rijkdom er in verborgen ligt en zij op weg worden gezet naar een meer beschouwelijke levenshouding. Dan gaan ze vanzelf ook meer gelovend in het leven staan en zijn ze op weg om Degene te ontdekken die ‘als het grote Mysterie’ de
| |
| |
diepste grond is van al het geschapene en door wie ieder menselijk leven gedragen wordt. De feeling aankweken voor het geheim van dingen en mensen is dus de bedoeling van de meditatie-trainingen.
De ervaring heeft al geleerd dat je bij het mediteren uit kunt gaan van al het bestaande, van stoffelijke en geestelijke realiteiten. Om wille van ons uitgangspunt beginnen we bij voorkeur met het concrete en ervaarbare, en niet zozeer met teksten.
Dikwijls beginnen we met een stoffelijk voorwerp, een bloem, een appel. Door intens zintuigelijk ervaren, kijken, tasten, ruiken, enz. laat je het ding tot je spreken en neem je het in je op. Het lijkt soms of het dan een individualiteit gaat krijgen. Zelfs op dit allersimpelste niveau van mediteren, kunnen zich al bewustzijnsverruimende ervaringen voordoen. Het gaat er echter om, dit ding als wonder te ervaren, als iets wat niet vanzelfsprekend is, maar vol geheim. Dit is het door wat het nu is, biologisch gezien, maar ook in zijn wordingsgeschiedenis en in het gave-zijn voor mij. Deze ervaring van het wonder bereiken we niet door vooral erover te denken en te rationaliseren, maar door het ding op je af te laten komen in intuïtieve ontvankelijkheid. Het ding wordt ontdekt.
Het gebeurt dikwijls dat vanuit de simpele beschouwing van een voorwerp de vonk al overslaat naar Degene die aan het meditatie-object primair het zijn gaf.
Ook in het Oosten wordt bij het mediteren vaak uitgegaan van een stoffelijk voorwerp. Ik meen echter, dat het dan in hoofdzaak gaat om een concentratieoefening en niet om het ‘Ding an sich’. Dit laatste is bij ons zeker wel het geval, in die zin dat het een wegwijzer is naar een mysterie. Iemand die deze weg volhardend opgaat, zal op een goed moment ook klaar zijn voor de grote ontdekking, de bevrijdende ervaring, de Satori in het Zen-Boeddhisme, waar alle oosterse en christelijke mystici over spreken.
Behalve aan een stoffelijk voorwerp uit de natuur wordt in een eerste training altijd een meditatie besteed aan het feit van het eigen bestaan. We gaan uit van het sterke bewustzijn van het ‘Ik ben’, om tot verwondering te komen over het feit dat je er bent en dat je anders bent dan ieder ander. Daaruit vloeien dan voort: zelfaanvaarding en aanvaarding van de eigen levensopdracht.
Er bestaat overigens een eindeloos aantal mogelijkheden van uitgangspunten voor meditatie. Het gaat er om dit te leren ontdekken en de dingen met de hele wereld te gaan zien met nieuwe ogen.
Als zo'n ontvankelijke houding in iemand groeit, kan hij ook het lijden gaan zien in een ander licht en het meest onbegrepene aanvaarden, zoals K. von Dürckheim zegt in zijn boekje: Zen en wij: ‘Er zijn ogenblikken
| |
| |
waarin volkomen onverwacht iets diepers ons aanraakt en ons eensklaps in een andere werkelijkheid overplaatst. Dat kan ons overkomen in onze diepste nood, het is dan als een licht dat plotseling alles verandert; het kan ook tot ons komen op een toppunt van aards geluk, waar dan opeens alles hogere glans krijgt... Waar de mens het onaanvaardbare aanvaardt, wat niet uit te houden is, uithoudt, kan hij in dit aanvaarden, in dit uithouden, in de vallende duisternis, plotseling een innerlijk Licht ervaren dat hem in een toestand van ‘klaarheid’ brengt die niets meer te maken heeft met het tot klaarheid komen over iets, maar die alle klaarheid waarvoor nog een oorzaak is aan te wijzen te boven gaat’.
| |
Hoe leer je dit?
Technisch eist dit mediteren nogal het een en ander van de beginneling. Het gaat niet zo maar. Er zijn heel wat voorwaarden waaraan moet worden voldaan, wil een meditatie enigszins lukken.
Het zich ontspannen en innerlijk volkomen rustig maken, is altijd de voorwaarde voor een vruchtbare meditatie, alleen dan is het mogelijk ‘te zien’ in plaats van te redeneren, wordt het ‘een ervaring’ die niet te verwoorden is en ontstaat er een totale kennis met het hele wezen, die veel dieper gaat dan het analyseren. Werkelijke creativiteit is alleen mogelijk vanuit dit soort kennen, het kennen van de kunstenaar en van de ziener.
Echte liefde is hierop gebaseerd, want deze kan alleen alle beproevingen te boven komen als ze gebouwd is op de verwondering over het mysterie van de ander. Uit dit soort kennen komt het vertrouwen voort in de goedheid van het leven, ondanks alles.
Door de massacommunicatiemiddelen worden we iedere dag geconfronteerd met misdaad, wreedheid, verwording, zonder tijd en rust te krijgen deze indrukken te plaatsen in het geheel van het leven. Vooral op jongeren heeft dit dikwijls een funeste invloed. Het vermogen om te beschouwen ontdekt de goedheid in dingen en mensen die overal in aanwezig is. Ze kan het kwaad daardoor gaan plaatsen als een betrekkelijke uitzondering: ‘er is meer goed dan kwaad’, en als een uitdaging om mee te doen aan de evolutie naar een betere wereld.
Een beschouwelijkheid die zou blijven steken in een individualistisch genieten zou opium voor het volk zijn. Het is een gevaar waar we gewoon voor moeten waken. Maar het tegenovergestelde gevaar van onvruchtbaar activisme is in onze Westerse wereld groter.
| |
Hier en nu
In de tweedaagse meditatietrainingen waarmee we dit jaar experimenteerden, is veel van wat boven gezegd werd op zijn waarde getoetst. Het ver- | |
| |
loop is ongeveer als volgt. De avond van aankomst is er een gesprek over doel en opzet van de training, gevolgd door enige inleidende activiteiten die variëren naar de omstandigheden, als visuele verkenning van de ruimte waar de samenkomsten plaats hebben, wandeling, kijkoefeningen met dia's en muziek. De eerste morgen zijn er oefeningen in Hatha-yoga onder leiding van een yoga-lerares, met het accent op ontspanning en gedachtenbeheersing.
's Middags is de eerste eigenlijke meditatie. Deze wordt meestal gedaan op de eigen kamer en iedereen doet daar als voorbereiding enige ontspanningsoefeningen. Een van de deelnemers verklaarde op een forum dat dit individueel mediteren het voordeel heeft dat je minder afhankelijk wordt van je omgeving, en er zo eerder toe komt om ook thuis te mediteren.
De laatste tijd hebben we echter ontdekt dat het mediteren met verschillende mensen in eenzelfde ruimte mogelijk is en zeer stimulerend kan werken. In een meditatiecentrum als ‘de Kosmos’ is er zelfs geen andere mogelijkheid. Daar gebeurt het dat dertig à veertig jonge mensen een uur in volmaakte stilte onbewegelijk bij elkaar zitten.
Hoe dan ook, na iedere meditatie of althans 's avonds is er met de stafleden, die alles meedoen, en de deelnemers een gesprek, meestal een uitwisseling van ervaringen. Er kan een belangrijk groepsproces op gang komen. Daar deze uitwisseling onmogelijk geforceerd kan worden, is het proces bij de verschillende groepen zeer verschillend. Soms ontstaat er een sterke band, soms is er alleen maar een sfeer van rust, waarin iedereen het geheim van de ander respecteert. Met de mogelijkheden van het groepsproces gedurende meditatiedagen moet nog veel geëxperimenteerd worden, we zijn er nog lang niet mee klaar. Misschien moeten we het zoeken in non-verbale communicatie? De opgedane ervaringen zijn immers van dien aard dat ze haast niet te verwoorden zijn.
Behalve de eigenlijke meditatie, de yoga-oefeningen en de gesprekken zijn er activiteiten die als voorbereiding en begeleiding een belangrijke rol spelen, bv. wandelingen met of zonder kijk- of luisteroefeningen, en kijkoefeningen met dia's, naar muziek luisteren. Verder creatieve oefeningen als boetseren. Er is een ruime mogelijkheid tot veranderingen van dagorde en programma, voor fantasierijke invallen en gezamenlijk iets helemaal nieuws uitproberen. We zijn bang dat zodra we het experimentele stadium te boven komen, de zaak zal verstarren.
Een intensieve training in een boeddhistisch centrum in Engeland heeft nieuwe gezichtspunten geopend. Kort geleden hadden we de gelegenheid om iets van de daar opgedane ervaringen te benutten. Met een kerngroep van enkele mensen even boven de twintig hebben we een training uitgeprobeerd die veel meer eist dan die we tot nu toe gehouden
| |
| |
hebben. Er werd meer nadruk gelegd op ‘awareness’, het zeer bewust en rustig uitvoeren van iedere handeling en het zich bewust maken van iedere uitwendige prikkel, gevoelen of gedachte. Dit leidde bijna vanzelf tot een ongedwongen rustige sfeer en stilte. Genoemde kerngroep zal doorgaan met experimenteren en de leden ervan willen individueel en in maandelijkse weekeindbijeenkomsten zich zo intensief mogelijk trainen in Hatha-yoga en in meditatie. Het blijkt ook dat sommigen al vrij vlug de behoefte voelen om zich innerlijk totaal stil en leeg te maken, zonder die leegte door eigen toeleg te vullen en zo meer de oosterse meditatietechnieken benaderen dan in het begin het geval was.
Tot nu toe hebben we van mei 1969 tot juni 1970 ± 100 deelnemers gehad, waarvan 80% jongeren, wat meer jongens dan meisjes, afkomstig uit allerlei religieuze en a-religieuze groeperingen. Aanvankelijk waren de trainingen van zaterdagmiddag tot zondagavond. Daar dit te kort bleek, zijn we later op vrijdagavond begonnen. De propaganda is miniem geweest. Bijna alle deelnemers zijn gekomen doordat andere deelnemers er met hen over spraken.
Tot slot volgen hier enige schriftelijke reacties van deelnemers na de trainingsdagen:
‘Het is gewoon niet te begrijpen dat bepaalde dingen vroeger gewoon aan je voorbijgingen, terwijl je ze nu als een klein wondertje ervaart, het is heerlijk. Ik kan nu zelfs van een flinke bui regen genieten en met verwondering naar de druppels gaan zitten kijken, iets wat vroeger niet in me opkwam, toen ergerde ik me meestal aan zo'n regenbui. En zo zijn er veel dingen die je nu waardeert, waar je eerst nooit bij stilstond. Je wordt er gelukkiger door’.
‘U moet het als “echt” opvatten dat naar de mening van H. en mij die dagen zéér geslaagd zijn, vooral omdat de groep in het “proberen te beleven van religieuze ervaringen” of het op weg zijn naar die diepere dimensie, vrij homogeen genoemd mocht worden. (Misschien waren die twee jongens al verder hiermee). Ook zij wilden deze vorm van meditatie voortzetten’.
Intussen is er sedert het schrijven van dit artikel enige tijd verlopen. De trainingen blijven evolueren. De ervaringen opgedaan bij Prof. Dürckheim te Todtmoos-Rütte en zijn persoonlijke raad en aanmoedigingen hebben een dimensie toegevoegd aan wat we tot nu toe deden. Hier verder op in te gaan is echter onmogelijk. Hopelijk zullen wij er nog eens de gelegenheid voor hebben.
|
|