program. Dat eist inderdaad staatsmanskwaliteiten. Maar in deze kwaliteiten bestaan nuances. Een groot staatsman is een man met een brede visie, een man die in grote concepties kan denken, een man met persoonlijk overwicht en doortastendheid. De grote staatsman is niet iemand die een program volgt, maar die een program maakt. Hij is een program.
Dát nu hoeft een Nederlandse Minister-President maar zelden te zijn. Dat kán hij zelfs niet zijn zolang hij zijn regeringsprogram eenvoudig krijgt opgelegd van de partijen, de Kamerfracties of de formateur en zolang zijn eigen bijdrage aan dat program nauwelijks meer is dan wat passen en meten om het zoveel mogelijk iedereen naar de zin te maken. In het Nederlandse systeem van Kabinetsformatie zoals het zich na de tweede wereldoorlog heeft ontwikkeld past alleen een premier die trouw en bekwaam de aanwijzingen volgt die hij bij zijn optreden meekrijgt. Voor een echte staatsman van groter formaat is alleen dan plaats wanneer zich buitengewone omstandigheden voordoen zoals in de eerste jaren na de oorlog.
Wat moet men bovendien in de bestaande praktijk met een gekozen premier? Wat haalt men er zich mee op de hals?
Een gekozen premier laat zich niet zo maar aan de dijk zetten nóch door de Kroon, noch door de partijen die hem aan het bewind hebben gebracht, noch door het Parlement in een nacht van wie dan ook. Hij heeft een mandaat rechtstreeks van de kiezers. Dat brengt hem weliswaar nog niet in de positie van de Amerikaanse President, die grondwettelijk helemaal terzijde staat van de volksvertegenwoordiging, aan haar geen verantwoording schuldig is en door haar niet naar huis kan worden gestuurd, maar zijn constitutionele afhankelijkheid van het Parlement wordt er wel sterk door aangetast. Daarbij doet het weinig ter zake of men zijn veranderde positie in de Grondwet verankert of niet. Ook zonder dat verandert die positie en wanneer hij een sterke figuur is, een echte staatsman, kan hij vanuit die veranderde positie zowel het Parlement als zijn medeministers voor hoogst onaangename verrassingen zetten.
En een ‘sterke man’, daar gáát het juist om.
De pleitbezorgers van een gekozen Minister-President verwachten van het systeem dat zij voorstaan, twee dingen, die oorzakelijk altans enigermate met elkaar verband houden. Zij stellen zich dit systeem zo voor dat niet iedere partij automatisch zijn lijsttrekker voor de Tweede Kamer als toekomstig kandidaat voor het Minister-Presidentschap presenteert, maar dat bepaalde combinaties van partijen naast hun lijsten voor de Kamerverkiezingen óók een kandidaat-premier stellen, waarop de kiezers afzonderlijk hun stem kunnen uitbrengen. Daarbij opent zich de mogelijkheid voor de kiezers om hun stem meer genuanceerd uit te brengen. Zij kunnen hun