Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 464]
| |
Rondtocht door het Midden-Oosten
| |
[pagina 465]
| |
Oosten leeft op en in zijn crisis. De ene partij na de andere stort een stroom van inzichten, partis pris, feiten en argumenten over de bezoeker uit en het zou naief zijn te denken dat men met wetenschappelijke koelheid gelijk en ongelijk, recht en onrecht, juistheid en onjuistheid scherp kan ontleden. Zo paraderen Israëli's met hun eigendomstitel dat zij een woestijn tot bloei hebben gebracht, terwijl men van de andere kant, soms enige malen per dag, het verhaal aanhoort hoe de jaffa's van het voormalig Palestina het bewijs voor het tegendeel vormen. | |
BeyrouthEen ernstige schietpartij in Ramallah, de ernstigste gebeurtenis sinds een tiental jaren, vormde een achtergrond voor de kennisname van de innerlijke spanning die Libanon beheerstGa naar voetnoot1. Beyrouth, van meer betekenis voor Libanon dan Parijs voor Frankrijk, heeft ernstig geleden van de oorlog van 1967, het heeft veel van zijn betekenis als vluchthaven voor Arabisch kapitaal verloren, zijn toerisme heeft duchtig schade geleden en zijn handel blijft enigszins precair. Libanon heeft veertig eeuwen lang gebalanceerd op de rand van uiteenvallen door de innerlijke twisten tussen zijn bevolkingsgroepen en de vraag is of de nieuwe dimensie, door het Arabisch-Israëlisch conflict, niet te veel gaat worden voor de balanceerkunst. Men is voor de Arabieren, maar gedeeltelijk voor de fedayin, maar men voelt het meest voor een eigen Libanese identiteit, die toch leeft in dit land met zijn merkwaardige tegenstellingen. De democratie voert een wat schimmig bestaan, men kan van verbazingwekkende gevallen van corruptie horen, men spreekt over het bestaan van persoonlijke legers en het bestaan van sterke clans wordt door niemand in twijfel getrokken. Iedereen blijkt iedereen te kennen en heeft vriendjes in de keuken of voorkamers van de voornaamsten in het land en men is dus door een uitermate vruchtbaar systeem van geruchten van alles op de hoogte. 24 Uur na de schietpartij in Ramallah had ik al vijf uiterst plausibele en voor hoogst authentiek verklaarde versies van de eigenlijke toedracht en de diepere betekenis en achtergronden gehoord, hetgeen, naar mij verzekerd werd, ten enenmale karakteristiek is. Even verrassend is de omstandigheid, die men ook regelmatig en vooral de laatste tijd in Jordanië kan waarnemen, dat binnen de kortste keren de op elkaar schietende partijen eindeloos aan de tafel kunnen gaan zitten om de zaken uit te praten. Overigens is dit een punt waarmee de Israëlische onderhandelingstechniek tegenover de Arabieren geen rekening wenst te houden en vandaar dat men wel schiet of soms ook niet, maar niet onderhandelt. | |
[pagina 466]
| |
In Libanon houdt men geen volkstelling, want de uitslag zou de constitutionele fictie van een fifty-fifty verdeling tussen christenen en moslims kunnen verstoren. Toch lijkt het waarschijnlijk, dat het groter kinderaantal (vanwege de mindere ontwikkeling?!) van de moslims de balans in feite wat heeft doen doorslaan. De Palestijnen zijn veelal die van 1948 en zij zijn lange tijd min of meer opgenomen in de Libanese maatschappij en hebben het Libanees staatsburgerschap gekregen, maar er blijven ook kampen over, terwijl onder Arabische druk geen naturalisaties meer plaatsvinden. De vluchtelingen zijn voor een niet onaanzienlijk deel christen. Het gedrag van de Palestijnen, die zich al gauw als meesters in eigen huis gedragen en de politie de toegang tot de kampen praktisch ontzegd hebben, wordt als genant ervaren. Een aalmoezenier vertrouwde mij toe dat de werving, met name in de christenkampen, niet erg goed liep en dat men eigenlijk alleen maar de vrij jonge mannen kon bewegen tot dienstname bij de fedayin, dit zeer tegen de wensen van de ouderen.
Libanon is sterk afhankelijk van Syrië. Men is niet geheel gerust op de twee- tot driehonderdduizend Syriërs die met name in de bouwvakken in Beyrouth werken. Van de andere kant betekenen de geldovermakingen van deze groep toch wellicht een rem op al te straffe Syrische maatregelen. Syrië kan door het sluiten van de grenzen, waardoor vooral aan bederf onderhevige landbouwprodukten getroffen worden, de Libanese economie snel in vrij groot gevaar brengen en deze tactiek wordt nogal eens toegepast evenals het zenden van fedayin, waarvoor de regering een oog dicht moet knijpen wil een handelsboycot deze beweging geen vernietigende kracht bijzetten. Libanon zal steeds als tweede ieder akkoord ondertekenen, ziedaar de delicate positie zoals men die in dit land zelf ervaart. Er zijn groeperingen die niet zozeer de Arabieren als de fedayin om min of meer ideologische motieven hun sympathie schenken. Of dat ook geldt voor de hele studentenwereld is niet duidelijk, waarschijnlijk slechts voor een zeker gedeelte. Meer georiënteerd op de buitenwereld dan de andere Arabische staten herbergt Libanon groeperingen die in die richting sympathie zoeken voor wat de Arabische zaak heet, waarbij het niet steeds duidelijk lijkt of Arabier en fedayin identiek zijn. Naar aanleiding van een aantal uitlatingen kan men zich ook afvragen of die poging voortvloeit uit overtuiging voor de Arabische zaak of uit een behoefte de wereld te laten horen dat hier een probleem ligt waarvoor ze zich heeft te interesseren. De traditionele scheiding in sympathieën voor de anti-Israëlische zaak loopt min of meer langs die van moslim en christen, maar het is mogelijk dat die scheiding aan het verschuiven is. Er is in Libanon echter niet een echte pro- en anti-stemming | |
[pagina 467]
| |
maar een scheiding tussen gehele en gedeeltelijke sympathie, tussen Libanon dienstig gemaakt aan de anti-Israëlische campagne en Libanon dat zijn eigen identiteit moet laten prevaleren. | |
AmmanJordanië leeft van en in het conflict en men kan er minder vrijblijvend met zijn sympathieën en theorieën terecht. Het conflict beheerst het leven en zijn ontwikkeling raakt iedereen. Een vaak troosteloos stuk woestijn, waar de eenheid meer in het algemeen Syrische vlak ligt, omdat vroeger deze gehele regio Syrisch was, meer dan in een nationale Jordaanse eenheid, waarin de tegenstellingen maar al te duidelijk zijn. De Palestijnen maken praktisch de helft van de bevolking uit, maar op een ongelijke manier. Er zijn kampen waarin in een primtieve en troosteloze behuizing grote groepen leven in een somber nostalgisch verleden, dat haast ziekelijk in zichzelf gekeerd is, maar waarin ook velen thuishoren die of door scholing of door werk aan het leven van de Jordaanse staat deelnemen. Er zijn de fedayin die ook hier vormen van aanwezigheid erop nahouden die niet nalaten ‘echte’ Jordaniërs diep te grieven en de bloedige gevechten van onlangs zijn geen verrassing voor wie de tweespalt heeft kunnen voelen enige maanden tevoren. De toenmalige minister van voorlichting hield een redevoering die door iedere woordvoerder van de fedayin uitgesproken had kunnen worden en men was geneigd zich af te vragen: voor ons of uit overtuiging? De UNRWA, die namens de VN voor de vluchtelingen zorgt, heeft een personeel dat voor 99% uit vluchtelingen bestaat en heeft dus weinig politieke armslag. De scholing onder de vluchtelingen neemt sterk toe en misschien ligt hier op de duur de mogelijkheid om een bevolkingsgroep weg te halen uit de mentaliteit waarin oorlog de enige hoop betekent. Wie is vluchteling, wie is fedayin, wie is Jordaniër? Voor allen bestaat de werkelijkheid van de oorlog tegen Israël, maar kan Jordanië op enigerlei wijze zijn eigen weg gaan in een regeling met Israël? Nasser werd ongetwijfeld nog gezien als de enige man die een weg uit het moeras kon wijzen en doen aannemen. De vraag is natuurlijk of een min of meer collegiale Egyptische regering veel van die autoriteit zal blijven behouden. Valt Egypte echter uit als een dwingend element in een regeling, dan blijven nog de Palestijnen, wier denkbeelden weinig twijfel overlaten en die voor Jordanië alleen makkelijk een te grote brok kunnen blijken. Het is duidelijk dat onder de fedayin grote verschillen bestaan. Naast een soort oorlogsroes die denkt in termen van bevrijding van Palestina zijn er die denken in termen van bevrijding voor de Arabische massa en voor wie | |
[pagina 468]
| |
de Arabische regeringen, althans een aantal, ongeveer even erge vijanden zijn als de zionisten. Fanatiek, emotioneel, revolutionair in de beste vage zin van het woord, leeft de laatste groep meer van een ideaal dan van een concreet actieplan, hoewel strijd tegen Israël op een of andere manier deze revolutie niet te kort doet maar toch slechts als een eerste stap gezien wordt. Ook hier schijnen de scheidingslijnen nogal vaag. De idee dat een overwinning op Israël of minstens op de zionisten de ontwikkeling van de Arabische massa's kan helpen lijkt wel algemeen. De oplossing die men voorziet, afgezien van de wat romantische integrale terugkeer naar de grond en de bezittingen waarvan men verdreven - of gevlucht - is, is bijna aandoenlijk door zijn simpelheid: een democratische Palestijnse staat met gelijke rechten voor iedereen, ook joden en christenen. Met dien verstande toch, schijnt het, dat het een Arabische staat moet zijn, met recht van terugkeer voor alle Palestijnen, maar verbod van immigratie voor de joden. Dit is ook het beeld dat bij meer links georiënteerde christenen elders in de wereld gretig onthaal vindt, getuige het congres vlak na ons vertrek in Beyrouth georganiseerd. Men is tegen de zionisten, als verlengstuk van de imperialisten, als expansionistische veroveraars die niets in deze streken te maken hebben. Maar men is niet tegen de joden, die eerder een soort broeders in het geloof zijn, het geloof van het boek. Men ziet de moeilijkheid van deze formulering als men in Israël hoort dat praktisch iedereen zionist is, maar het woord, zoals wij zullen zien, heeft een nogal verschillende betekenis in beide kampen. Voor de Jordaanse staat is een regeling heel anders, maar niet minder ingewikkeld: teruggave van het bezette gebied, einde van de strijd en, hoopvol, een einde aan de tweeslachtigheid die deze natie toch eigenlijk verscheurt. | |
CairoDe sfeer van censuur lijkt zwaar te drukken, een bewijs dat het regeringsapparaat in Egypte verder ontwikkeld is en dat de staat veel verder doordringt in de organisatie van het hele leven. Men maakt een duidelijk onderscheid tussen het probleem van Egypte: teruggave van gebied, waarbij men panarabisch wel de andere bezette gebieden min of meer moet insluiten, en de kwestie van Palestina of de Palestijnen. Het tweede dient het eerste niet te verhinderen, een houding die Nassers aanvaarding van het plan Rogers kan verklaren. Men tilt zwaar aan de oorlog als een te zware belasting voor het land, maar zal (te) optimistische verhalen ophangen over het opvangen van de nederlaag. De Russen zijn ook hier de vrienden die de Arabieren in hun vernedering te hulp zijn gekomen en die niet het expansionistische en imperialistische Israël steunen zoals de Verenigde Staten. De gewone man | |
[pagina 469]
| |
lijkt echter minder met zijn wezen bij de strijd betrokken: hij heeft geen direct voor- of nadeel bij het bezit van ‘een stuk woestijn’ maar wel bij economische verbetering. Maar ook zijn de Russen de mensen die de Aswan-dam gebouwd hebben die tot een soort nationale mystiek geworden is en waarvan men moet hopen dat de gouden beloften op kortere termijn werkelijkheid gaan worden. Toch zijn de Russen niet geliefd: zij geven niet op grote schaal geld uit in een land dat zijn toeristische industrie bijna vernietigd heeft gezien, zij houden zich afzijdig en gaan slechts in groepen uit en leven apart. Over de mogelijke onmogelijkheid zich aan Russische invloed te onttrekken praat men niet. De Russen schijnen ook wanhopig geworden te zijn om het leger te moderniseren en hebben daarom geavanceerde eenheden zelf ter hand genomen. Reeds in het voorjaar was de weg naar Alexandrië vaak versperd voor militaire colonnes en materieel dat ontscheept was. Het getal dat men het meeste hoorde, lag toen rond de twintigduizend. De huidige versterking van de Suezkanaalzone lijkt van Russische origine te zijn: niet zozeer het tegenhouden van een mogelijke Israëlische aanval op het binnenland van Egypte, maar een duidelijke markering waar de Russische invloedssfeer niet mag worden overschreden en in Sovjetrussische ogen betekent dat, dat er niets of niemand in zo'n zone kan doordringen. Egypte heeft een laaiend bevolkingsprobleem. Om het gevaar van intellectuele werkeloosheid op te vangen heeft ieder van de talloze studenten een baan wanneer hij klaar is. Egypte heeft zwaar behoefte aan vrede en heeft niet zoals Jordanië weinig zorg voor zijn deviezen. Israël zou door een starre houding wellicht een unieke kans voorbij kunnen laten gaan. Een Egypte dat bevrijd is van de oorlog en bevrijd ook van de erfenis van een Nasser die eigenlijk te veel hypotheken verenigd had op Egypte door zijn pioniersfiguur in verschillende opzichten, dit Egypte maakt het meeste kans zich op korte termijn op zichzelf terug te trekken en zich te wijden aan de meer dan voldoende problemen die zijn interne toestand betreffen. De Aswandam alleen is nog niet het einde voor de Egyptische moeilijkheden. Kan het enorme elektrische potentieel voldoende naar de gebruikers gebracht worden tegen een prijs die de hooggespannen verwachtingen en beloften niet teleurstelt? Is er niet teveel waterverlies door verdamping en lekkage door de rotsen en krijgt de Nijldelta benedenstrooms van de dam wel voldoende water voor een eeuwenoude doorspoeling van de gronden? Kan een chemische industrie en kunstmest snel genoeg een mogelijk deficit opvangen in de overgangsperiode? Suezkanaal en toeristenindustrie zijn verlamd en kunnen deze snel genoeg weer op peil gebracht worden, vooral als de bereidheid van de oliestaten om bij te springen in het deficit gaat | |
[pagina 470]
| |
verminderen? Ook hier kan het verdwijnen van Nasser onberekenbare gevolgen hebben. Of is het aannemelijk dat de Sovjet-Unie voldoende bijspringt in burgerlijk opzicht? De mogelijkheid dat een akkoord met de gemeenschappelijke markt veel kan opvangen, moet uitgesloten worden geacht, zeker in de nabije toekomst. Met al deze problemen is het zeer de vraag of een Egypte dat de vrede teruggewonnen heeft, veel zin zou hebben het oorlogspad te blijven kiezen. Het tegendeel ligt eerder voor de hand. | |
IsraëlHet land maakt niet direct een indruk van een oorlogvoerende natie zoals Cairo dat deed, met zijn halve verduisteringsmaatregelen, zijn op wacht staande soldaten achter half leeglopende zandzakken en de al te opvallend afwezige toeristen. Voor een westerling is het binnenkomen in Israël een beetje een thuiskomst, na Jordanië en Egypte. Jerusalem, dat ik van de verdeelde tijd kende, had de sporen van de vroegere deling verloren. Taxi's zagen er nieuw uit en werden met deskundigheid bereden. Maar Jerusalem blijft een stad in twee helften, waar iedere zijde spreekt over de andere kant achter een sterk gevoelde maar onzichtbare scheidingslijn. Toeristen en welvaart gaan nu grotendeels naar het joodse gedeelte en er is een soort bittere berusting in het Arabisch gedeelte over deze wellicht niet altijd zo bedoelde maar in feite wel werkende discriminatie. De Israëli's hebben een diep gevoeld nationalisme, waarvan het zionisme waarschijnlijk het belangrijkste ingrediënt is. Een diep gevoel over de rechtmatigheid van hun aanwezigheid in dit land, waarmee zij een geestelijke verbondenheid voelen en waarin zij de bijbel kunnen lezen in zijn natuurlijk milieu. Het idee dat zij bij het land maar ook dat land bij hen hoort, is een band die uitgaat boven die van een traditioneel grondbezit. Het joodse volk is door en met de bijbel opgegroeid en rondgaan in dit land is ronddwalen langs de eeuwige paden van het Oude Boek. Dit is Israël of er is er geen. Immigranten voelen zich haast nog meer thuis in dit land dan zij die er geboren zijn. Geen wonder dat, nu de westoever van de Jordaan bezet is met zijn berg van de tien geboden, Gilboa en al zulke plaatsen, het opgeven ervan in een vredesregeling heus wat meer is dan een strategisch stukje land. Voor strategische plaatsen zijn oplossingen te vinden, voor dit zionistisch probleem niet. De Arabieren in Israël zijn uiteraard op hun plaats, voor hen bestaat er niet het melancholische terugverlangen naar huis en haard waarvan zij verdreven zijn. Maar hun probleem is hun minderheid: zij zijn een soort vreemdelingen in eigen land, min of meer verdachte vreemdelingen. Dit geldt vooral voor degenen die in het bezette gebied leven. De Arabieren in | |
[pagina 471]
| |
het Israël van 1947 hebben, nu zij in één land (voorlopig) wonen met andere Arabieren onder bezet regiem, er eigenlijk een identificatie-probleem bij. Men waardeert de joden om hun efficiënt bestuur, zij weten heel goed dat zij het heel wat beter hebben dan omringende Arabieren of, in de bezette gebieden, veel beter hebben gekregen; zij zijn het voorwerp - ook de bezette Arabieren - van verschillende vormen van sociale zorg, iets wat hun in vele eeuwen, zo al ooit, niet is overkomen; de bezette Arabieren zien misschien met enige schrik de dag tegemoet dat dit weer ongedaan gemaakt wordt. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. In Jerusalem zijn vele Arabieren die het juist slechter gekregen hebben, het Palestijns verzet heeft iets romantisch en heroïsch, loyaal samenwerken met de joden, hoezeer ook door vele Arabieren gezien als eerzaam en voor de hand liggend en eigenlijk als de beste oplossing, kunnen zij niet of willen zij niet, mede onder druk van de guerilla's of met hen samenwerkende Arabieren in Israël. Men kan overtuigd zijn van de humaniteit van de joodse bezetting, voor de bezetten is dit niet steeds even duidelijk en de bezetting wordt door zuiveringsacties steeds weer gevoeld. Arabieren willen wel samenwerken, maar voelen zich eigenlijk de mindere, een voor Arabieren harde pil. Joden willen graag samenwerken, maar voelen zich soms hopeloos superieur. Een egalitaire staat is voor de joden anathema, en is in feite een utopie voor de tijd dat mensen zo perfect zijn dat onderlinge verschillen samenwerking niet in de weg staan. De Israëli's zijn een volk dat samengesmeed is door vele jaren oorlog en druk, dat zich staande houdt door een zeer overtuigde en geslaagde poging het moreel hoog te houden, dat een soort mystiek geloof heeft in de kracht van zijn leger. Het is een houding die tot grote prestaties leidt, maar niet tot grote soeplesse in de ogen van de buitenstaander, hoewel de Israëli's daar optimistischer over denken. Wat dat betreft is er een soort overeenkomst tussen de Gaulle, beschreven als ‘l'homme de défi’ en Israël, dat door dezelfde de Gaulle beschreven werd als ‘le peuple de défi’. Wellicht is daar de diepste reden dat zij beiden het niet konden vinden.
Toch is de Israëlische samenleving niet zo homogeen als het soms lijkt. Er zijn de kwesties tussen orthodoxe joden, die eigenlijk de staat niet willen, tussen praktiserende joden en niet-praktiserende, tussen gelovige en ongelovige joden die beide echter de bijbel vasthouden en op school als verplicht vak leren, tussen de joden uit Oost-Europa die hun stempel op de staat drukken en de anderen uit het Westen die dat weinig waarderen, tussen al de joden uit het Westen en die uit de Arabische staten die zijn geïmmigreerd en met een half wantrouwend oog worden aangezien. Een hoogst sympathiek en aristocratisch denkend Palestijnse Arabier maakte | |
[pagina 472]
| |
ons de misschien ware opmerking, dat als de Arabieren onmiddellijk in 1967 vrede hadden gesloten, Israël dit niet had kunnen weigeren en spoedig daarop zozeer in eigen problemen zou zijn verstrikt geraakt, dat dat het einde zou zijn geweest. Het zou in zijn eigen boezem teveel fundamenteel verschillende opvattingen herbergen die het nu, dankbaar, door oorlogs-spanning tracht te maskeren en te overwinnen. Israël is, zeker voor de gelovige bezoeker, een fascinerend land. Ongetwijfeld is het een oase temidden van de meestal barre woestijnomgeving in het Midden-Oosten, met zijn kiboetzim die oases in de oase zijn, met zijn door oorlogsdruk merkwaardig weinig belaste atmosfeer in het dagelijkse leven. Israël lijkt een volk met ongehoord grote geestelijke en morele reserves, een juichend gevoel van nationalisme en een soort familiesaamhorigheid die helaas scheidend werkt in het totaal der bevolking. Er is oorlog, maar het verkeer tussen west- en oostoever van de Jordaan is vrij levendig. Er zijn heel wat mensen die op pensioenen van Amman leven en die daar gaan halen en die geen Arabier kennen die zo schoon Arabisch spreekt als Abba Eban, de minister van buitenlandse zaken. Het is een wereld waar met historische claims van duizenden jaren wordt geschermd alsof het de levende historie van gisteren was. Een streek waar ‘fact and fiction’ zo onontwarbaar en emotioneel geknoopt liggen dat er niet meer uit te komen valt. Waar met ontstellend gemak aan het bestaande en vermeende onrecht taai wordt vastgehouden en over revolutionaire veranderingen tot oplossing wordt gediscussieerd, kortom waar het ergste kan gebeuren en het meest ongedroomde waarheid zou kunnen worden. Maar eenmaal los van de grond en met een snel zich verwijderende horizon van het Midden-Oosten realiseert men zich, dat men uit een soort kwade droom ontwaakt en daarin ligt wellicht de mate waarin het conflict ernstig is, omdat men als het ware blij is het te kunnen ontlopen en de verantwoordelijkheid er van, ja aan wie, te kunnen overlaten? |