Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |
Joodse jongeren in de Verenigde Staten en in West-Europa
| |
[pagina 409]
| |
landse socialist, die toevallig van joodse origine was. Maar Hitler dacht daar anders over en mijn vader werd te Auschwitz vermoord. Daardoor werd mijn leven bepaald. Om een oud en wrang joods grapje te citeren: ‘Ik ben er trots op een jood te zijn. En al was ik er niet trots op, dan bleef ik toch een jood. Kan ik er maar beter trots op zijn’. In de Verenigde Staten ligt dat allemaal volkomen anders. De romans van Chaim Potok, die ik hier bespreken wil, spelen in het land waar de grootste joodse gemeenschap van de wereld gevestigd is. Ruim vijf miljoen joden leven daar (tegenover tweeëneenhalf miljoen in Israël en drie miljoen in Sovjet-Rusland), zijn redelijk welvarend, redelijk vast verankerd in de ‘American way of life’, wat generaliserend gezegd inhoudt dat je de dingen in dit leven vooral van de praktische kant bekijken moet en dat je niet te veel tijd moet geven aan niet-renderende zaken, zoals daar zijn: filosofie en godsdienst. Het is een gemeenschap van immigranten. Grootvader was omstreeks de eeuwwisseling arm als een synagogerat naar Amerika komen oversteken. Aan de pogroms, de dwang en de willekeur van het tsarenrijk ontkomen, had hij voet aan wal gezet op Ellis Island, vast besloten in de USA te blijven, nu hij er dan eindelijk was, om zich er bovenop te werken in dit land van ongekende mogelijkheden. Liep Opa nog rond met baard en zijlokken, in een kaftan dikwijls (de uiterlijke kenmerken van de joodse orthodoxie), sprak hij nog Jiddisj en slechts enkele woorden Engels met een zwaar accent, ging hij nog dagelijks naar sjoel of in elk geval nog iedere sjabbat, zijn zoon wenste zoveel mogelijk typische immigrantenkenmerken af te werpen. Zoonlief ging clean-shaven door de wereld, sprak vloeiend Engels, had een ‘college’ doorlopen of was eigenaar van een kleine maar veelbelovende zaak, had zijn krot in de achterbuurt verwisseld voor een aardig huisje of een leuke flat in een suburb en, bijzonder karakteristiek, hij had met zijn joodse habitus ook zijn joodse naam afgelegd. Gedurende de twintiger en de vroege dertiger jaren van onze eeuw werd Weinstein Winston, Schoenberg Belmont, Ginsberg Gaines, Horwitz werd Orwitt en Cohen werd Priest. Doch jood blijft jood. De naar het uiterlijk zo ontjoodste jood in de Verenigde Staten leefde en leeft in betrekkelijke rust en welstand - ook al vormt de rancune van de driehonderd jaar lang ontrechte en vernederde zwarte Amerikaan een heel reële bedreiging van die rust en die welstand - maar dat gaf hem naar eigen oordeel nog niet het recht zijn zoveel onfortuinlijker broeders in Europa te vergeten. En dat waren dikwijls zijn broeders in de letterlijke zin van het woord. En ook de zonen en de kleinzonen van de immigranten beseften maar al te goed, dat het enige verschil tussen hen en hun met uitroeiing bedreigde Poolse medejoden hierin bestond, dat de een z'n vader | |
[pagina 410]
| |
de boot had kunnen nemen die de ander z'n vader gemist had. En dit werd dan wel de voornaamste karakteristiek van de joodse gemeenschap in Amerika: men gaf aan de hulporganisaties met een gulheid die nooit ergens ter wereld werd geëvenaard. De ‘Joint’, de overkoepelende Amerikaans-joodse hulporganisatie, verzamelde tijdens de eerste wereldoorlog voor 15 miljoen dollar aan voedsel, kleding en medicamenten, die zij verdeelde onder de ontwortelde joodse gemeenschappen van Oost-Europa. Toen steeds vreselijker rampen steeds meer joden in Europa troffen en met vernietiging bedreigden, werden steeds grotere sommen van de Amerikaanse joden gevraagd en verkregen. Tussen 1945 en 1954 alleen al 350 miljoen dollar. Voor Palestina werd in de tien jaren na 1945 niet minder dan een miljard dollar bijeengebracht, terwijl de Bond-voor-Israël-actie tijdens de eerste zes jaar van haar bestaan, d.w.z. tot 1957, 250 miljoen dollar opbracht. Zoals Harry Mulisch ergens smalend opmerkt: de Amerikaanse joden gaven hun geld inplaats van zichzelf. Op praktische daden ingestelde filantropie dus en het vage doch diep gewortelde besef toch ‘ergens’ bij het grote joodse volk te behoren, hetgeen vaak tot uiting komt door het meestal nominale lidmaatschap van een liberale of ‘conservatieve’ synagoge (de religieuze groepering die tussen de liberale en de orthodoxe in staat) - ziedaar de Amerikaans-joodse gemeenschap in een notedop. Deze lijn van ‘ontjoodsing’ en assimilatie kan nog verder worden doorgetrokken. Abel Herzberg heeft het in het Nieuw Israëlietisch Weekblad van 31 januari 1969 over het joodse aandeel in de ‘movement’, de beweging der opstandige studenten in de wereld. Naar aanleiding van een artikel in het Amerikaanse maandblad Fortune van prof. Natan Glazer, professor in de sociologie aan de universiteit van Californië te Berkeley en bekend publicist, constateert hij dat het verschijnsel verbonden aan de naam ‘Cohn-Bendit’ allerminst uitzonderlijk is. Integendeel, de rol die de joden in het studentenactivisme spelen, is bijzonder groot. Niet minder dan eenderde tot de helft van zowel de leiding als de volgelingen van de ‘movement’ komt uit joodse kringen. De joodse studenten maken vijf procent van de hele Amerikaanse studentenbevolking uit. Hun aandeel in dit Amerikaanse radicalisme is dus zeven tot tien maal hoger dan met hun getalsterkte overeen zou komen. Als men bovendien nog bedenkt, dat joden relatief sterker vertegenwoordigd zijn op de universiteiten dan nietjoden, dan krijgen deze cijfers nog een extra reliëf. Deze joodse jongeren, aldus mr. Herzberg, hebben de laatste stap gezet. Hun ouders en grootouders hebben er uit alle macht naar gestreefd net zo te worden als hun niet-joodse buren, zij hebben zich gehaast hun zeden en gebruiken, hun normen en gedragsregels over te nemen en dat daarbij hun joods bewustzijn in de knel moest komen, dat spreekt vanzelf. Politiek | |
[pagina 411]
| |
waren zij liberaal en links georiënteerd, omdat zij als minderheid tenslotte alleen maar mochten hopen in een liberale en tolerante maatschappij zonder vrijheidsbeknotting te kunnen leven - welnu, hun activistische zonen en dochters staan in de voorste rijen der hervormers van die maatschappij en kennen aan hun joodse origine geen enkel belang meer toe. Als de buitenwereld dat nu ook maar niet deed, dan was er geen vuiltje aan de lucht. Maar de scherpte waarmee de buitenwereld dit verschijnsel waarneemt en registreert, maakt het ons mogelijk, ‘met het horloge in de hand’ te wachten op het ogenblik dat de een of andere extreem-rechtse en/of fascistische organisatie dit feit zal misbruiken voor het maken van antisemitische propaganda, op het tijdstip dat de hele ‘movement’ zal worden uitgekreten als een poging tot het vestigen van een joodse suprematie. Dan zal de buitenwereld deze joodse ‘forerunners’ hard in het gezicht slaan, want jood blijft jood, ook tegen wil en dank.
In deze gemeenschap, tegen deze achtergrond speelt de roman van Chaim Potok The Chosen en het vervolg daarop The PromiseGa naar voetnoot2. Ze gaan nu juist niet over de niet-joodse joden van de ‘movement’, maar over hun jeugdige tegenvoeters in de steeds slinkende joodse orthodoxie. De hoofdpersonen zijn twee joodse vaders en hun veelbelovende zonen. De vaders komen uit het voor-revolutionaire Rusland. Hun joodse identiteit werd hun door het antisemitische tsaristische regime van buitenaf opgelegd. De zonen echter, levend in de ‘open’ Amerikaanse maatschappij, hebben hun joodse identiteit van hun vaders geërfd, zonder dat de wereld waarin zij opgroeien, hun die opdringt. De ene vader is een orthodox talmoedgeleerde van groot formaat, een enthousiast zionist en een hartelijk en vriendelijk man. De andere vader is een chassidische rebbe, een van die ultra-orthodoxen die de staat Israël niet erkennen omdat ze voortijdig werd gesticht door joodse ‘gojiem’, die niet geduldig op de komst van de messias hebben willen wachten. Ondanks hun groot verschil in aanleg en milieu worden de jongens boezemvrienden. En met een grote aandacht voor het detail schildert Potok het orthodoxe, maar vooral het chassidische milieu van de door zijn eveneens uit Oost-Europa gevluchte volgelingen als een heilige vereerde rebbe, waar de studie van de talmoed met commentaren zo'n overweldigende plaats inneemt. Opvallend is het, hoe weinig de tweede wereldoorlog het leven dezer joden beïnvloedt. Natuurlijk, men volgt met spanning de vorderingen der geallieerden. Men vreest met grote vreze voor het lot der joodseGa naar voetnoot1 gemeenschap- | |
[pagina 412]
| |
pen in nazi-bezet Europa. Maar het blijft toch allemaal ver van hun bed. De jongens hebben het druk met hun school, hun talmoedstudie, hun verhouding tot elkaar en tot hun ouders - hun verhouding tot de religie. De briljante zoon van de chassidische rebbe weigert tenslotte in zijn vaders voetstappen te treden. Hij zal hem niet als rebbe opvolgen, maar volgt zijn hartewens en gaat psychologie studeren. In bijna tedere bewoordingen schetst Chaim Potok de verhouding tussen de vaders en hun zonen. Er is geen sprake van een open generatieconflict, ook al gaan de jongens hun eigen weg. De jongens houden van hun vaders en zelfs als de chassidische rebbe jarenlang geen woord meer tot zijn zoon spreekt behalve bij het talmoedonderwijs, blijft de jongen zijn vader bewonderen en vertrouwen. Hoewel hij niet begrijpt waarom zijn vader hem dit aandoet, weet en voelt hij, dat de rebbe daar zijn redenen voor heeft, welke redenen ons aan het eind van het boek duidelijk worden, als Chaim Potok de uiteindelijke confrontatie van de vaders met hun thans volwassen zonen op zijn eigen kristalheldere en in feite zo eenvoudige en bescheiden wijze beschrijft. In het tweede boek, The Promise, trekt Potok deze lijn door. Hoofdpersonen zijn weer Danny, de aankomende psycholoog, en Ruben, de zoon van de talmoedgeleerde, die rabijn wordt en geen docent in de wiskunde, zoals zijn vader eigenlijk had gewild. Ook aan dit boek liggen enkele jaren van milieuresearch ten grondslag. Thans komt de derde joods-Amerikaanse generatie in het beeld: de kleinkinderen der emigranten. Zij moeten hun joodse identiteit zelf opbouwen, zelf bewust op een of andere wijze het jodendom gaan aanhangen. Dat zij daarbij de nodige moeilijkheden ondervinden, spreekt vanzelf. Danny krijgt zo'n exempel, zo'n met zijn joodse identiteit ernstig in de knoop geraakte jongen tot patiënt. En in Rubens leven krijgt de tweede wereldoorlog eindelijk wat duidelijker gestalte in de vorm van orthodox-joodse overlevenden uit de concentratiekampen, die de Tora (de Pentateuch) en de mondelinge overlevering zoals neergelegd in de Babylonische en Jeruzalemmer talmoed, met hand en tand tegen elke vermeende aanval verdedigen. Typisch is het dat Ruben deze aan de nazi-hel ontkomen scherpslijpers toch voornamelijk als ‘troublemakers’, als lastposten in zijn wereld beschouwt. Hoogtepunt van het boek vormen dan ook de talmoeddebatten tussen Ruben en zijn talmoedleraar raw Kalmann, die met dezelfde moed en bitterheid waarmee hij eens de nazi's weerstond, nu zijn opvatting van de heilige onaantastbaarheid van de joodse traditie verdedigt tegen Rubens methode van ‘source criticism’, bronnenkritiek. The chosen is onder de niet geheel juiste titel ‘De Rechtvaardige’Ga naar voetnoot3 in een | |
[pagina 413]
| |
vertaling van P. Klein, onlangs in het Nederlands verschenen. Ik hoop, dat ook The Promise, hoewel niet zo meeslepend en dwingend geschreven als The Chosen in het Nederlands vertaald zal worden. Want het boek voert de lezer rechtstreeks naar de kern van de problematiek van een gezag dat het van de traditie en van orthodox-religieuze dwang hebben moet. Problemen, waarmee vandaag de dag niet alleen het jodendom te kampen heeft. |