Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
Beeld-spraak
| |
1British Sounds heet een van de laatste films van Jean-Luc Godard. Eén van die films die niet vertoond worden. Hij heeft er onderhand, sedert Week-end, een stuk of acht van dat soort gemaakt, in Engeland, Italië, Frankrijk, de V.S.. Een of ander politiek congres, een marginale groep of enkele filmmaniakken krijgen de prent soms te pakken en vertonen ze dan. Meestal tegen de wens van de cineast, die zijn films alleen wil laten zien aan de toeschouwers voor wie hij ze gemaakt heeft, toeschouwers die niet schijnen te bestaan, omdat ze die films niet willen zien, terwijl de mensen die ze wel willen zien, voor Godard geen toeschouwers zijn. Als je over Piccadilly loopt, in de mensenvloed van Leicester Square wordt opgenomen, tussen 5 en 6 's avonds, en je je een weg baant naar de dichtstbijgelegen underground, hoor je bizarre geluiden. British Sounds. Geen grootstadsgeluiden, dat lawaai dat je zou verwachten van een leeglopende miljoenenstad. Neen, het is een ingetoomde, bijna plechtige stilte. Auto's schieten voorbij, mensen drummen naar huis en je hoort slechts een soort geruis. Maar boven je hoofd, op enkele meters van het asfalt, krioelen honderden vogels. Druk schieten ze wakker. Ornithologen, stads-ornithologen dan, zullen voor dit fascinerend gedoe wel een verklaring hebben. De Londenaars doen alsof ze het niet zien of horen. Maar ook dat is veelzeggend. Ze voelen dat boven hun hoofd, boven de stadsstructuur, iedere avond een andere wereld een net spant. Het lijkt wel een science-fiction-toestand. Zullen de vogels ooit kwaad worden, wraak nemen, zoals The Birds van Hitchcock? Voorlopig zijn het nog slechts parallel-werelden; de enige angstaanjagende tekens die je ervan opvangt, zijn niet die van ik weet niet wat voor contrast tussen natuur en anti-natuur, maar gewoon a-syn-chrone geluiden. Even overstemmen de mindere de meerdere. | |
[pagina 294]
| |
2Vent d'Est is nog zo'n film van Godard. Het festival van Mannheim gaat er prat op hem te kunnen vertonen in een middernachtvoorstelling. Middenin de film loop ik even de zaal binnen. (Verwacht niet dat ik een film van Godard ga zitten uitkijken, daarvoor heb ik te veel Godard moeten ‘doen’. Meedogenloos reflecteren zijn jongste films mijn eigen onmacht. Ernaar blijven kijken zou niet alleen van masochisme getuigen, het zou een soort narcisme zijn: geen kritische analyse of vormgeving van de onmacht, maar ‘Selbstdarstellung’). Op het scherm: Cohn-Bendit die met wat andere jonge mensen op een grasperkje zit. Mooi beeldje, zonovergoten en zo. Een poster met Stalin naast Mao. En gezwets. En gebazel. En ineens een citaat: ‘Non pas des images justes, mais juste des images’. Ben vlug de zaal uitgelopen, voor ik het citaat kon vergeten, voor het opgeslorpt kon worden in een andere vloed van woorden en beelden en beelden en woorden. Mooie, nuttige, ontroerende film, die Vent d'Est. Alleen niet naar gaan kijken. Erin kijken. | |
3Een Pizzeria in Mannheim. We discussiëren druk over anti-autoritaire opvoeding. Hij is dertig, houdt zich bezig met een kindercommune in Berlijn, heeft er een film over gemaakt, of heeft in beelden zitten theoretiseren. Hij ziet er nauwelijks 25 uit, spreekt heel zacht, lijkt erg vriendelijk. Maar een paar dagen tevoren heb ik in de bioscoop gemerkt dat hij heel agressief kan zijn. Waarschijnlijk heel autoritair opgevoed, denk ik. Hij is te gewillig tegenover mij, die voor hem hoe dan ook het (TV)Kapitaal vertegenwoordig: de aanleiding voor het gesprek was een mogelijke vertoning van zijn film op de BRT. Een oudere man in de buurt mengt zich in het gesprek. Met een verontschuldigend glimlachje vertelt hij dat hij dominee is en godsdienst geeft op een gymnasium. Zijn leerlingen hebben dit jaar geopteerd voor twee onderwerpen: Freud en Summerhill, en Summerhill stond niet eens op het keuzelijstje. (Ik ben toch een beetje verbaasd. Ik weet wel dat Summerhill, het gepassioneerde relaas van A.S. Neill over zijn dertigjarige ervaring met zijn anti-autoritaire school, in Duitsland al een tijdje op de bestsellerslijst staat, waar het niet Summerhill heet, maar op z'n Duits Theorie und Praxis der Anti-Autoritäre Erziehung, maar toch.... verbaasd, omdat je hier in het Zuiden het woord ‘anti-autoritair’ slechts met veel omschrijvingen kunt gebruiken. Je lezers-toehoorders beseffen natuurlijk wel dat het het omgekeerde moet zijn van ‘autoritair’, maar wat kan dat te maken hebben met opvoeding?) | |
[pagina 295]
| |
We praten verder. De man vraagt de jongen naar zijn leeftijd, is verbaasd dat hij al dertig is. De man met een jarenlange ervaring in opvoeding en onderwijs blijkt erg sympathiek te staan tegenover het hele anti-autoritaire gedoe. Hij zegt dan ook - en het klinkt gemeend - dat hij ons ‘idealisme’ bewondert. En ineens reageer ik heel heftig. In mijn beste Duits: ‘Idealismus? Aber es sind Überlebungsmanövers! Dass ist kein Idealismus!’ Hij schrikt, krabbelt terug, nuanceert zijn ‘Idealismus’ en spreekt nu van ‘Impetus’. Terwijl ik hem duidelijk probeer te maken dat het allemaal meer te maken heeft met iemand wiens hoofd onder water wordt gehouden en die toch nog probeert lucht te happen. Het heeft niets met idealisme te maken, niets met vrijblijvend geëxperimenteer, noch met betweterij of andersdoenerij. Het is gewoon ‘niet anders kunnen’. (Dat kun je allemaal zeggen in het Duits zonder dat het belachelijk klinkt). De jongen die er dertig is en er vierentwintig uitziet, zegt niets meer; en de dominee die dacht dat hij het zo goed bedoelde, drinkt zijn glas wijn leeg. Ik kan aan mijn koud geworden pizza siciliana beginnen. | |
4Om een of andere reden (welke, weet ik niet meer) staat tussen mijn bed en mijn werktafel een televisietoestel. Doorgaans vergeet ik dat ik zo'n magic box bezit. Als ik het ding dan toch eens heb aangezet en de omroepster mij haar laatste welterusten heeft toegeglimlacht, blijf ik achter met een gevoel van verbazing, ontroering, bewondering. Ongeveer hetzelfde gevoel dat ik twintig jaar geleden gehad moet hebben toen ik met de straatjongens van de buurt 's avonds laat (‘om tien uur thuis zijn, he!’) voor een winkelraam naar de eerste bibberende beeldjes stond te kijken. Ik herinner me - hoe komt dat? - een optreden van ‘Les Soeurs Bordeaux’, een Franse, verschaalde tegenhanger van ‘The Andrew Sisters’. Ik kan er dus niet goed inkomen wanneer ik anderen hoor klagen over de kwaliteit van het televisievoer. Kijken zij naar andere programma's? Hebben zij andere ogen? Of andere verwachtingen? Of speelt de gewenning hier een rol? Dit laatste geloof ik niet: er is een tijd geweest dat ik continu naar tv moest kijken; ik herinner me dat ik toen ook regelmatig in een staat van intellectuele of affectieve opwinding verkeerde. Het zal wel zijn omdat ik heel weinig van tv verwacht, 'n Meubelstuk waar ik soms mijn handdoek overgooi als ik uit het bad stap. Ik sta er ontvankelijk tegenover. Dat wil zeggen, ik verwacht er het ergste van. En het ergste overkomt je regelmatig, op om het even welk kanaal. Maar dan ineens een stuk uitzending (18.10.70, ORTF I, rond 23 u.), gewijd aan het weinig bekende grafische werk van Victor Hugo. Prachtige | |
[pagina 296]
| |
tekeningen en schetsen van romantische kastelen en burchten; licht en schaduwen, angsten en onzekerheden van het zwart en wit; verwijzingen naar de werkelijkheid (Hugo maakte foto's van de Rijnkastelen); afdrukken van fictie en irrealiteit. Maar zo gezien, als één grote stroom van beelden (‘a stream of picture-ness’), aan elkaar geplakt, door elkaar heen vloeiend, de ene donkere vlek overgaand in het lichtgrijs van een contrasterend beeld, en dan weer overvloeiend naar een klad wit, en dit alles doorlicht door het spectrale licht van de kathodebuis.... Victor Hugo, nog nooit zo gezien. Daarbij dan een prachtige commentaar, eveneens doorlopend, die af en toe opinies van specialisten (o.a. Marcel Brion) door laat sijpelen. Brokstukken van specialistenretoriek, een afgrijselijk jargon, gebazel van de kunstcriticus, dat nu echter, omdat het slechts opgeroepen wordt als een geest en in flarden doorkomt, een eigenaardige echo vormt van de audio-visuele stroom. Een simpel stukje uitzending, maar wat betekent het niet allemaal? Leg daarnaast eens de traditionele kunstkritiek, ons tentoonstellingswezen en de kunstbibliografie. En dit nog: al opgemerkt hoe door het tv-medium nu zoveel aandacht wordt geschonken aan de grafische kunsten? Zoals toen de FM in de radio werd ingevoerd, ineens de hele clavecimbel-, harp- en gitaarliteratuur veelvuldig ten gehore werd gebracht. Of hoe een nieuw medium, soms slechts een technische wijziging, ons traditionele cultuurgoed anders belicht, bepaalt, exploreert en dus ook werkelijk verandert. | |
5Het bovenstaande lijkt veel op een traditionele tv-kritiek. Iemand schrijft, min of meer met kennis van zaken, over een programma dat hij de avond tevoren gezien heeft. Of dat een moralist is die met het medium niet eens vertrouwd is (François Mauriac bijvoorbeeld), een journalist of een mediaspecialist: er wordt over programma's gesproken, over ‘inhouden’, die op de koop toe meestal nog afgezonderd worden van het hele produktieapparaat. Ieder tv-recensent herhaalt wel regelmatig: ‘the medium is the message’, maar in zijn geschriften laat hij daar zelden iets van blijken. Er kan ook anders over tv geschreven worden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Harlan Ellison's gebundelde kritieken, The Glass TeatGa naar voetnoot1. Het grote verschil is niet een of ander theoretisch inzicht, maar de situatie van waaruit Ellison schrijft: voor een undergroundblad, de Los Angeles Free Press. Vanuit | |
[pagina 297]
| |
een marginale situatie schrijft Ellison wekelijks over het establishment in een van zijn meest frappante uitingen, de tv. Televisie is voor Ellison de tegenstander. Wanneer hij een programma analyseert, analyseert hij bewust (en hij maakt er vooral zijn lezers van bewust) de maatschappij waartegen hij zich kant. De tv in al haar geledingen is voor hem een reflectie van de maatschappij, een beeld van wat die maatschappij zich zelf voorstelt te zijn, van hoe zij pretendeert zich te gedragen, hoe zij hoopt te evolueren. Een mythe-beeld. Image-action. Wanneer Ellison schrijft over de rol van de zwarte in Amerikaanse tv-feuilletons, analyseert hij meteen de motivaties, de mechanismen die (meer bewust dan men zou vermoeden) schuilgaan achter de confectie van dergelijke soap opera's. Wanneer hij het voorkomen van een piepjong en onbenullig omroepstertje van een jeugdprogramma op de korrel neemt, laat hij zien dat deze ‘deification of banality’ een bewuste manipulatie is van het jeugdige publiek. Ons zegt een dergelijk voorbeeld misschien niet zoveel. Het anti-establishment-syndroom is voor ons nog geen kwestie van leven of dood. In Europa (ook in Groot-Brittannië) is de undergroundpress meestal nog een vrijblijvende ‘vrije expressie’; in de V.S. is ze zinvoller: een marginale mogelijkheid tot meningsuiting. Hoe zou tv-kritiek er bij ons uit kunnen zien? Ongeveer zoals tegenwoordig gebeurt op de RTB rond 8.15 u. Een of andere bekende figuur brengt een kritiek van wat hij de vorige avond gezien heeft. Natuurlijk vervallen velen van hen in de klassieke tv-kritiek zoals zij die te lezen krijgen in hun kranten en weekbladen. De cineast André Delvaux deed het onlangs helemaal anders. Hij vertelde zijn avond (een stuk van zijn leven) en de tv had daar toevallig ook een plaatsje in gehad. Zo wordt tv namelijk bekeken, en niet zoals de tv-critici het doen. Als het 's zondags mooi weer is, gaat men inderdaad liever met zijn dochtertje naar het bos; en wanneer de Forsyte Sage je tegensteekt en je toch blijft kijken, ben je inderdaad blij als er iemand komt aanbellen. Merk je na een uurtje praten dat het toestel nog altijd aan staat, dan ga je misschien eens kijken op een ander kanaal en dan zie je, misschien, iets dat de moeite loont, waarover je 's anderendaags kunt praten met je collega's of met je vrouw. Of gewoon voor jezelf aan terugdenken. Zoals je aan het mooie weer in het bos terugdenkt. | |
6Black is beautiful, ook voor vrouwen dacht men, en men bracht Essence op de markt, een maandblad voor de zwarte vrouw: ‘All black. All Beautiful. This is Essence. The magazine totally dedicated to the totally black woman’. Nummer vijf (september) even ingekeken. Op het eerste gezicht: | |
[pagina 298]
| |
weinig verschil met een traditioneel ‘all white’ vrouweblad. De gebruikelijke kronieken, van horoscopen tot recepten, mode en schoonheidstips. Glamourised, gesofistikeerd en glossy zoals het hoort in de consumptiemaatschappij. Opvallend weinig publiciteit: slechts 12 pagina's op 82; ongeveer de helft ervan is ‘black-oriented’. In vrouwetijdschriften moet je altijd tussen de lijnen lezen. Wat er geschreven staat, wat er visueel geënsceneerd wordt, is een soort rookgordijn. De kern van de boodschap zit altijd elders. In Essence van september tref je op vijf verschillende plaatsen dezelfde thematiek aan, het lijkt wel een obsessie: het interraciale huwelijk. 1) In de lezersbrieven, als reacties op een vorig artikel. 2) In een interview met LeRoi Jones (heel veel interviews in dit nummer), die de agressieve vraag te beantwoorden krijgt: ‘You once married white. How did you fall into that?’ 3) In een opstel met de veelzeggende titel: ‘What Black Men Want From Black Women’, een vrij oppervlakkige enquête, gehouden onder zwarte mannelijke celebriteiten. Volgens de schrijver is het ongetwijfeld zo dat zwarte mannen ‘really love and want their women’. Zwarte mannen die relaties hebben of gehuwd zijn met blanke vrouwen, hebben daar een excuus voor: eigenlijk houden ze meer van zwarte vrouwen, maar ‘the world has been unable to fulfill this preference’. 4) Verder lees je nog waarom Walter D. Glaser van zwarte vrouwen houdt. 5) In een editoriaal tenslotte wordt zonder omhaal gepleit voor een frontvorming van ‘al black brothers and sisters’, wordt gewaarschuwd tegen negers die gemengd gaan en een oproep gedaan om ze terug op het rechte pad te brengen. Voor de rest, wat verwacht de zwarte man dan van zijn zwarte vrouw? Respect, understanding and love. Of zoals LeRoi Jones zegt op de vraag wat hij denkt van Women's Liberation: ‘Black women should be concerned with inspiring their men, educating their cildren, contributing to the social development of the black nation.... As black men and women we have to work out how we can live in harmony and achieve this new nation that we have been talking about. But we should not confuse the roles’. Dus eigenlijk precies hetzelfde als wat de meest conservatieve man in de meest conservatieve maatschappij van zijn vrouw verlangt. Het gaat er natuurlijk om, front te vormen, macht te concentreren. Maar waarom kan dat niet op een meer menselijke manier gebeuren? Waarom kan niet iedereen autonoom, als individu, en niet direct als man, als vrouw, aan die strijd deelnemen? Kunnen vrouwen maatschappelijk niet anders gesensibiliseerd worden dan via de man? De krampachtigheid van Essence is niet te wijten aan het feit dat je onder de cellofaanverpakking de spanningen voelt van het onvrij-zijn, of dat de zwarte bevrijdingsstrijd het masker van het vrouwemagazine opzet; dit is immers efficiënt gebruik van de consumptie- | |
[pagina 299]
| |
maatschappij; in de kanalen die de media je bieden, een subversieve, averechtse boodschap binnensmokkelen. Nee, het spijtige is dat men bezig is de zwarte vrouw zo te manipuleren, dat ze van de ene slavernij in de andere terechtkomt. Van het blanke systeem in een patriarchaal zwart systeem. | |
7De manier waarop de blanke Amerikaan zijn zwarte broeders tracht te integreren, neemt soms curieuze vormen aan. Hier enkele recente pogingen. Gentlemen's Quarterly, een tijdschrift gewijd aan de mannenmode (heel bizarre evolutie in het blad, van nabij te volgen), wijdt zijn kosmetische kroniek van september geheel aan de problemen die de zwarte man kan hebben met zijn huid, zijn haar, zijn lichamelijk voorkomen, zijn hygiëne. Je verneemt er o.m. dat de U.S. Army een honderdtal schoonheidsprodukten op haar lijsten heeft staan die ‘black-oriented’ zijn. De schrijver van het artikel voegt er wijselijk aan toe dat daar twee redenen voor kunnen zijn: ofwel een speciale attentie van Uncle Sam voor zijn zwarte soldaten, ofwel van de kant van de zwarte soldaat speciale behoeften inzake cosmetica en hygiëne, behoeften die blijkbaar niet voldaan kunnen worden door de schoonheidsprodukten die normaal afgestemd zijn op de blanke man. Een derde reden: een economische verschuiving in de markt, wordt in deze context natuurlijk niet aangehaald. Esquire is zo'n beetje gespecialiseerd in onderwerpen met dubbele bodem, artikelen waarin het blad zichzelf en zijn lezers niet spaart. Niet altijd appetijtelijk, maar altijd met enorm veel kunde opgediend. In het oktobernummer wordt de klassieke situatie van de trouwe negerdomestic, overbekend uit vele Amerikaanse films en romans, nu eens omgekeerd door de vraag: ‘Do whites make the best domestics?’. De vraag wordt geïllustreerd met een reeks foto's waarin telkens een schatrijke zwarte bediend wordt door een stijlvolle blanke butler. De meester-knecht-situatie in een spiegel, een vervorming waar een Jean Genet van zou houden. Vroeger, toen hij nog ‘toneel speelde’. Nu heeft hij de spiegel gebroken en neemt deel aan de acties van de Black Panthers, met regelmatig artikelen en interviews in de Franse pers (van Le Monde over Le Nouvel Observateur tot Hebdo-Politique, het nieuwe linkse weekblad). Zoals Sartre is Genet ver afgedwaald van de littérature engagée. |
|