wegvallen en eenieder naar hartelust z'n huis mag ‘opknappen’. Na verloop van tijd zou een actieve ordening kunnen ontstaan die vele malen positiever is dan de nu bestaande steriele toestand. Deze laatste voldoet wel aan bepaalde wetten van de esthetiek, maar een esthetiek op afstand, geen esthetiek waarin we de mensen zelf die erachter en erin wonen, kunnen herkennen.
De tegenstanders van deze ‘vrijheid’ komen met het argument dat de Nederlander geen gevoel voor kwaliteit heeft - het kwaliteitsbesef is hier onvoldoende ontwikkeld, zegt men (dat is dan toch iets dat in de laatste eeuw verloren moet zijn gegaan, niet voor niets wordt met trots naar oude voorbeelden, zoals Marken, gekeken) - dat in tegenstelling tot bepaalde andere landen, zoals Zweden, men de mensen hier eerst zou moeten opvoeden tot dat besef.
Wel, hoe dit alles ook in elkaar zit, of het veel ingewikkelder is dan hier nu gesteld wordt en dat zal wel, één ding staat voor mij vast: willen mensen ooit tot een kwaliteitsbesef van wonen en woonomgeving kunnen komen, dan zullen ze daartoe ook de kans moeten krijgen. De vrijheid om hun creativiteit bot te vieren. De vrijheid tot leren. En laat er dan eerst maar rotzooi ontstaan, daarna kunnen mensen die gevoeligheid krijgen die hen in staat stelt dat zelf ook te zien en veranderingen aan te brengen. We hoeven de gebouwde omgeving echt niet zo te ‘verzorgen’ voor de mens, dat hijzelf er niets meer aan hoeft te doen. Het is een veroordeling tot onvermogen. Wat wordt uitgedrukt in een vrije omzetting van een motto van Günther Anders: ‘“Nun brauchst du nicht mehr deine Umgebung selbst zu machen” waren seine Worte, “Nun darfst du es auch nicht mehr” war deren Sinn. “Nun kannst du es nicht mehr” deren Wirkung’.
De overgang - of zo men wil, de vertaling - van theorie naar (in) praktijk, vormt in de stedebouw een ingewikkeld probleem. Het is een algemeen probleem, op vele terreinen aanwezig, dat ook hier een grote rol speelt. Het zijn in onze tijd vooral de dialectisch georiënteerde denkers die opnieuw de verhouding theorie/praktijk centraal stellen (opnieuw, omdat Marx in de vorige eeuw op markante wijze er mee begon). De ware theorie moet uit de praktijk voortkomen, zegt de dialecticus - dat wil zeggen: er moet niet over de praktijk zonder de praktijk getheoretiseerd worden. De zaak zelf dient de categorieën aan te reiken waarmee gedacht moet worden.
Concreet betekent dit dat de architecten en stedebouwers zelf zullen moeten deelnemen aan de theorievorming, door namelijk de sociale wetenschappers te helpen hun wetenschappelijke kennis bruikbaar te maken voor de problemen van hun gebied. Dat is beter dan óf skeptisch het theo-