| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Jordanië
De gespannen toestand die wij in ons vorig overzicht signaleerden, ontlaadde zich halverwege de maand september in een regelrechte burgeroorlog tussen regeringsgetrouwe, met modern geschut bewapende Bedoeienen en de diverse groeperingen van de Palestijnse commando's.
Deze laatsten waren het helemaal niet eens met het plan Rogers en nog minder waren zij ingenomen met het feit dat zij geheel buiten eventuele besprekingen hierover werden gehouden. Eens te meer voelden zij zich door de officiële regeringen in de steek gelaten en stelden daarom alles in het werk om hun onmisbaarheid aan te tonen bij het tot stand komen van een definitieve regeling. Over de wijze waarop ze dit zouden moeten doen bestond ook in eigen kringen meningsverschil. Een van de meest radicale groeperingen, het ‘volksfront voor de bevrijding van Palestina’ o.l.v. dr. Habbasj, dat reeds eerder van zich deed spreken door aanslagen op vliegtuigen, slaagde er in op eenendezelfde dag vier toestellen te kapen met een groot aantal passagiers en hen naar het Midden Oosten te dirigeren. Dit Volksfront wil echter meer dan de aandacht vestigen op het zo ingewikkelde probleem der Palestijnen; het wil ook niet alleen maar een aanval op Israël, maar tevens richt het zich tegen de Arabische regeringen, die alle corrupt en achterlijk worden genoemd. Door het spectaculaire optreden hoopte Habbasj aan invloed te winnen en de meer gematigde groepen, waaronder Arafats Al Fatah, te overvleugelen. Hoewel dit leidde tot een breuk en de uitstoting van het Volksfront uit de overkoepelende Palestijnse Bevrijdings-Organisatie (PLO), werd de toestand in Jordanië steeds gevaarlijker. De PLO vormde daar steeds meer een staat in de staat tot grote ergernis van het Jordaanse leger, dat zich vernederd voelde door het voortdurend toegeven van de elkaar opvolgende regeringen aan de fedayeen. In deze situatie kondigde Hoessein plotseling de oorlogstoestand af en probeerde in Amman, waar de Palestijnen praktisch alle gezag in handen hadden, zijn macht te herstellen. Hij herstelde tegelijkertijd de eenheid binnen de PLO en de burgeroorlog was begonnen.
Vanzelfsprekend volgde Israël met meer dan gewone belangstelling de ontwikkelingen in het nabuurland; een Palestijnse overwinning zou voor Tel Aviv grote risico's opleveren en zelfs de kans hierop zou aanleiding kunnen zijn om
| |
| |
met militaire macht in te grijpen ten gunste van Hoessein; als gevolg hiervan zouden diverse Arabische staten zich genoodzaakt voelen zich met de zaken te gaan bemoeien, hetgeen weer zou leiden tot optreden van de twee meestbelanghebbende grote mogendheden. Hetzij uit goed begrepen eigenbelang, hetzij dringend gewaarschuwd door Washington, hield Tel Aviv zich afzijdig.
Onder de dekmantel van bescherming van Amerikaanse burgers in Jordanië en/of van de bij de vliegtuigkapingen gemaakte gijzelaars werd de Amerikaanse zesde vloot in de Middellandse Zee in staat van paraatheid gebracht en werden er elders troepen klaar gehouden voor onmiddellijk transport naar het Midden Oosten, maar voor iedereen was het duidelijk, dat de V.S. wilden laten zien, dat zij niet van plan waren toe te laten dat andere landen zich zouden bemoeien met de Jordaanse burgeroorlog, waarbij zij er waarschijnlijk op rekenden dat het goed getrainde leger van Hoessein wel tegen de fedayeen zou zijn opgewassen.
De kans voor een vreemde inmenging was groot. Zowel Irak als Syrië, die beide troepen op Jordaans gebied hadden, spraken zich uit voor de Palestijnen, maar opvallend was dat de Iraakse troepen zich strikt buiten alle gevechtshandelingen hielden. Syrië daarentegen steunde effectief de Palestijnen; zogenaamde Syrische sympathisanten trokken Jordanië binnen, maar hun goed verzorgde bewapening was in strijd met het geïmproviseerde karakter van zo'n spontane beweging. Zou dit Syrisch optreden de doorslag geven ten gunste van de opstandelingen, dan zou het gevaar voor Israël plotseling veel groter worden, daar het dan zou geconfronteerd worden met de felle activiteiten van gecombineerde Syrisch-Palestijnse troepen langs een veel grotere grenslijn.
Of er dan een grote uitbarsting zou volgen, hing voornamelijk af van de houding van Rusland en van de vraag of er dan nog een mogelijkheid was om de strijdende partijen te brengen tot iets dat de naam van overeenkomst nog enigszins verdiende.
Voor de Sovjet Unie gold voornamelijk, dat zij weinig voelde voor een Palestijnse overwinning, daar de Palestijnen, evenals trouwens Syrië en Irak, nogal aanleunen tegen Peking en een uitbreiding van Mao-invloed in het Midden Oosten is de Sovjet Unie zeker niet aangenaam. Zij sprak dan ook duidelijk waarschuwende woorden aan het adres van genoemde partijen en slaagde er tenslotte in om Syrië te dwingen haar niet-officiële troepen terug te trekken, hetgeen wel betekende dat Hoessein het overwicht kreeg, maar niet dat er een einde aan de ellende kwam.
Dit zou mogelijk zijn aan de conferentietafel maar geen van beide partijen wilde met elkaar praten. Dat men dit niet letterlijk moest opvatten, bleek uit een kort daarop gesloten wapenstilstand, die echter al verbroken was voor hij was ingegaan. De enige man die mogelijk voldoende gezag had in de Arabische wereld om verandering in de situatie te brengen, Nasser, deed intussen alle moeite de partijen bij elkaar aan tafel te krijgen. Ook hier weigeringen, die weer werden ingeslikt; ook hier een maximum aan vriendelijke druk en een machtsstrijd - zowel in de Arabische wereld als in de Palestijnse verzetsbewe- | |
| |
ging - op de achtergrond. Maar Nasser slaagde er in om geholpen door acht andere Arabische leiders op een topconferentie te Caïro Hoessein en Arafat tot een akkoord te brengen, waarbij geen van beide partijen er al te beschadigd afkwam. Er werd een bestand gesloten op naleving waarvan zal worden toegezien door een Arabische commissie o.l.v. de Tunesische premier, Ladgam. Hoessein heeft enige garantie, dat de Palestijnen niet opnieuw zullen proberen zijn troon omver te werpen en Arafat kan er een erkenning in zien van zijn leiding in de Palestijnse beweging, hetgeen een puntenoverwinning betekent op de extremistische Habbasj. Overigens zal het voor ieder van de aanwezigen wel duidelijk zijn geweest, dat voor het werkelijke probleem geen oplossing gevonden was. De diverse Arabische regeringen hebben de laatste twintig jaren bewust geen enkele poging gedaan om de Palestijnse vluchtelingen aan een redelijk bestaan te helpen; zij hebben dit nagelaten omdat zij meenden in deze groep een wapen te hebben tegen Israël, maar zij verloren uit het oog dat dit wapen zich zo sterk zou kunnen ontwikkelen, dat het ook tegen hen kon worden gebruikt. Men zal moeten inzien dat besprekingen over het plan Rogers slechts gaan over een deel van de problematiek en dat een partiële aanpak eigenlijk weinig zin heeft. Alleen vorderingen bij de
oplossing van het Palestijnse probleem vergroten de kansen op vrede in dit deel van de wereld.
| |
Egypte
Het bovengenoemde akkoord was het laatste politieke succes van Gamal Abdel Nasser. Een dag later overleed hij tengevolge van een hartaanval. Dit overlijden - dat alleen maar onverwacht was omdat een eerste hartaanval vorig jaar geheim gehouden was en voor de wereld influenza werd genoemd - maakte een mogelijk hoopvolle ontwikkeling binnen de Arabische wereld onzeker. Sedert de val van Faroek in 1952 was Nasser de grote man in Egypte; eerst twee jaren achter de schermen maar daarna nam hij openlijk de leiding in handen. Zijn doel om van Egypte een moderne landbouw- en industrie-staat te maken, waarin welvaart voor iedereen zou zijn, - bouw van de Assuandam, beperking van groot grondbezit en verdeling van landerijen - heeft hij uiteindelijk niet bereikt. Deze mislukking is een gevolg van zijn buitenlandse aspiraties nl. de vereniging van alle Arabieren onder Egypte's, d.w.z. Nassers leiding. Als zijn eerste taak zag hij de bevrijding van de Arabische wereld van vreemde - Engelse en Franse - overheersing, maar tragisch is, dat hij om dit te verwezenlijken aan de Sovjet Unie meer invloed moest toestaan; ook moest hij proberen om alle conservatieve regeringen binnen de Arabische wereld te laten verdwijnen en tenslotte moest hij om de massa achter zich te krijgen het anti-Israël sentiment onder het Arabische volk bespelen. Dit alles leidde tot voor Egypte exorbitant hoge militaire uitgaven, waardoor er niet alleen geen voldoende middelen meer waren voor de verbetering van de eigen economie, maar bovendien bovengenoemde afhankelijkheid van Rusland werd vergroot. Zijn politiek leidde tot talrijke nederlagen, maar hij wist steeds zijn gezag te vergroten of
| |
| |
een militair echec in een diplomatieke overwinning om te zetten, zoals na de Suez-crisis in 1956.
Het is voor ons een vraag of Nasser persoonlijk anti-Israël was ondanks alle heftige kreten in talrijke speeches. Hij wist wat oorlog tegen Israël betekende, maar hij wist ook dat hij pas over vrede kon spreken als hij een buitengewoon grote invloed zou verkregen hebben in heel de Arabische wereld. Mogelijk is hij na de nederlaag van 1967 tot het besef gekomen van zijn onaantastbare positie toen hij zijn ambt neerlegde en 24 uur later op algemeen aandringen zijn besluit herriep. Vanaf dit ogenblik kon hij steeds openlijker een bemiddelende rol gaan spelen in alle inter-Arabische conflicten en kon hij zich tenslotte ook de vrijheid veroorloven in te gaan op de voorstellen van Rogers om een wapenstilstand te sluiten. Nog steeds moest hij manoeuvreren, maar zijn overwicht gaf hem de kans om een meer gematigde houding aan te nemen.
De vraag van de opvolging van Nasser is uitermate belangrijk. De Russische premier trok niet voor niets een week uit om de begrafenisplechtigheden bij te wonen. De aanvankelijk verwachte machtsstrijd is uitgebleven. Vrij spoedig was men het in de enige in Egypte toegelaten politieke partij, de Arabisch-Socialistische Unie, er over eens, dat vice-president Anwar Sadat - die de regering reeds ad interim leidde - als enige kandidaat zou worden voorgedragen. De Nationale Vergadering heeft deze voordracht, zoals te verwachten was, goedgekeurd en het referendum op 15 oktober zal hoogstwaarschijnlijk met grote meerderheid deze keuze bevestigen. Mogelijk had premier Kosygin liever de vroegere secretaris-generaal van de A.S.U., Ali Sabry, gezien, maar deze is minder aanvaardbaar voor militaire kringen en de ietwat kleurloze Sadat was voor hem niet onaanvaardbaar. Daar Rusland meer belang heeft bij een voortduren van de spanning dan bij een regelrechte confrontatie zal de wapenstilstand, die 5 november afloopt, wel worden verlengd al zijn op dit ogenblik de besprekingen voorlopig opgeschort en is de Zweed Jarring weer naar zijn ambassade in Moskou teruggekeerd.
Voor de leiding in de Arabische wereld zijn talrijke kandidaten. Boumedienne van Algerije is echter te ver van het centrum verwijderd en te veel Noord-Afrikaan; Gaddaffi van Libië is nog te kersvers; Feisal van Saoedi-Arabië kan zich beroepen op het bezit van de H. Plaatsen, Mekka en Medina, maar is totaal onaanvaardbaar voor de jongere generatie; daarnaast wordt nog de Soedanese premier, Nimeiry, genoemd, maar geen van hen heeft een prestige als Nasser en het gevaar bestaat, dat de Arabische wereld uiteenvalt in een meer gematigde en een uiterst radicale vleugel met alle gevolgen vandien.
| |
Joego-Slavië
Ook hier bestaat een - zij het minder acuut - opvolgingsprobleem. Men is bevreesd, dat na het heengaan van de nu 78-jarige Tito in deze multi-nationale staat de oude gewestelijke rivaliteit, aangewakkerd door meningsverschillen over huidige ontwikkelingsproblemen, de kop zal opsteken en mogelijk tot een
| |
| |
uiteenvallen van de tegenwoordige federatie zou kunnen leiden. Van deze situatie zou Rusland kunnen profiteren om dit deel van de Balkan weer in de Moskouse invloedssfeer te brengen, hetgeen weer uiterst nadelig zou zijn voor de toch al moeizaam gehandhaafde onafhankelijke koers van Roemenië.
Tito is daarom met een voorstel gekomen om nu al een collectieve leiding te vormen, bestaande uit vertegenwoordigers van de zes republieken en de grote arbeiders- en politieke organisaties; ook Tito zou aan dit collectief leiderschap blijven deelnemen.
Hij meent zo niet alleen de overgang na zijn heengaan te vergemakkelijken, maar ook zelf hierdoor nu al meer gelegenheid te krijgen zich aan andere taken te wijden, waarbij hij speciaal denkt aan verbetering van de buitenlandse betrekkingen van zijn land. Ten aanzien van Albanië is deze politiek reeds begonnen; ook probeert hij nog altijd met andere Balkanlanden tot een soort Balkan-federatie te komen. Het zal hem genoegen doen, dat Peking zich de laatste tijd een beetje gematigder over Joego-Slavië uitlaat, maar ook met kapitalistische kringen wil hij een betere verstandhouding bewerken.
Vandaar dat het bezoek van Nixon hem zo welkom was, dat hij daarvoor het bijwonen van de begrafenis van zijn vriend Nasser afzegde. Terecht zag hij in de komst van de president van de V.S. een versterking van de Joego-Slavische positie tegenover Rusland, zodat dit t.z.t. minder gelegenheid zou krijgen om de Brezjnev-doctrine in de Balkan toe te passen.
Overigens kwam ook Nixon met speciale bedoelingen naar Europa. I.v.m. het Midden Oosten was voor hem zeker op dat ogenblik een gesprek met Tito van groot belang, maar een geslaagde Europareis - waarbij hij overigens opvallend Parijs niet aandeed - is ook van betekenis voor de a.s. mid-term verkiezingen in de Verenigde Staten.
11-10-1970
J. Oomes
| |
België
Etrimo en bouwbeleid
Het kan Nederlanders zeer eigenaardig voorkomen, maar in België zijn er 5.500 flats of appartementen ‘in voorraad’. Afgewerkt en onverkocht, voor een waarde van zes miljard BF. De bouwpromotoren van die appartementen zijn hierdoor in financiële moeilijkheden geraakt. Hun beroepsunie wendde zich tot de regering om een helpende hand uit te steken, en zo werd het een ‘officiële’ politieke kwestie die reeds maanden aansleept en waarschijnlijk nog lang op de achtergrond van de politieke actualiteit zal blijven leven.
| |
De situatie
Met de term ‘bouwpromotor’ wordt een vennootschap aangeduid - officieel meestal met naamloos kapitaal, maar in de praktijk nogal eens in familiaal bezit - die handel drijft in woongelegenheden. De promotor koopt grond,
| |
| |
plant een flatgebouw of een serie woningen, verkoopt die op plan, voert de werken uit of laat dat doen (Etrimo), en begint aan het volgende project. Op die manier zijn enkele van deze promotoren, waarvan Etrimo en Amelinckx de meest bekende zijn, tot reusachtige ondernemingen uitgegroeid.
De beroepsunie der bouwpromotoren, waarvan de President-directeur-generaal van Etrimo stichter en ere-voorzitter is, stelde o.m. voor dat de overheid gronden zou kopen van de betrokken firma's ten voordele van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting. Het Ministerie van Financiën gaf toen opdracht dat alle promotoren die gronden wensten te verkopen, hun balans dienden in te dienen bij de Nationale Bank. Eén promotor deed dat: Etrimo. Deze was vanaf juni beginnen te betalen met wissels, die vervielen op 31 augustus.
Etrimo is in feite een keten van N.V.'s en V.Z.W., met in 1969 - nochthans een zwak jaar - een zakencijfer van 1.187.900.000,-F en een bezit van 11.753 potentiële woningen. Stichter van al deze vennootschappen is J.F. Collin, senator en burgemeester van Faulx-les-Tombes. Hij is het type van de self-made man, geboren in het Marollenkwartier, begonnen als hulpje bij een behanger-garnierder, en thans bewoner van een sprookjeskasteel, volmaakt uitgerust, o.m. met een renpaardenstal van 70 stuks.
De Nationale Bank maakte een vergelijking tussen de officiële gegevens van Etrimo en Amelinckx. Hieruit zou voornamelijk gebleken zijn dat Etrimo merkelijk meer risico's nam dan Amelinckx, wat bijv. gekarakteriseerd wordt door het feit dat Etrimo begint te laten bouwen wanneer 40% der appartementen verkocht zijn, terwijl Amelinckx pas bouwt na verkoop van 80%.
Ondertussen was gebleken dat de verkoop van gronden door Etrimo aan de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting zeker geen voldoende oplossing zou bieden, omdat de meeste van deze gronden te duur zijn voor sociale huisvesting. Toen de protesten der schuldeisers begonnen binnen te komen, gaf de regering opdracht aan de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid Etrimo's financiële toestand grondig te onderzoeken. Dit onderzoek zou bijzonder moeilijk verlopen, vanwege de onderlinge operaties tussen de verschillende Etrimo N.V.'s en V.Z.W., waarlangs men ook op het persoonlijk patrimonium van J.F. Collin zou stoten. Op 1 oktober ontbood de Brusselse handelsrechtbank J.F. Collin om te onderzoeken of een faillissement van rechtswege diende uitgesproken. Collin kreeg alleszins uitstel tot 12 oktober. De 190 schuldeisers van Etrimo willen nog wachten tot eind oktober. Het bericht dat de gemeente Ukkel een terrein van 2 ha 60 a besloot te kopen voor 23.400.000,-F kwam wellicht op het juiste ogenblik.
| |
Politieke banden
De eerste vraag die men zich stelt is, waarom er een beroep wordt gedaan op de regering wanneer een privé-onderneming met faillissement wordt bedreigd en waarom de regering ernstig overweegt daar inderdaad op in te gaan. In feite is dit een uitdrukking van een mentaliteit in het huidige Belgisch bedrijfsleven, waarbij het volkomen normaal gevonden wordt een beroep te doen op de staat als de zaken slecht gaan of voor belangrijk nieuwe investeringen, maar het toe- | |
| |
zichtsrecht van diezelfde overheid met alle middelen wordt tegengewerkt wanneer alles goed draait.
Voor hulp van de regering kon een belangrijk argument aangehaald worden: een eventueel faillissement van Etrimo zou minstens 2.000 werklozen betekenen, een wantrouwen creëren tegenover alle bouwpromotoren en op die manier een ernstige crisis in de bouwsector veroorzaken, die op haar beurt andere sectoren zou kunnen meeslepen. De regering heeft echter een tegenargument.
De bouwpromotoren hebben van de woning een handelsgoed gemaakt op de vrije markt. Zolang de vraag groter was dan het aanbod, stegen de prijzen van grond en bouw zeer snel. Op die manier speelden de promotoren een rol bij de inflatie en bemoeilijkten ze de conjunctuurpolitiek van de regering. Nu het aanbod groter is dan de vraag moet men consequent zijn. De prijzen zullen dalen, de spanning in de bouwsector afnemen. Voor de regering die in 70.000 meer sociale woningen per jaar moet voorzien, komt een overschot aan luxeappartementen goed gelegen.
Een werkelijke crisis in de bouwsector kan de regering vermijden door de aannemers van Etrimo te stimuleren om samen een vennootschap te vormen, die met behulp van een krediet van de N.M.K.N. de erfenis van Etrimo overneemt om deze verder af te werken. Maar om te kunnen erven, moet er eerst iemand doodgaan. Een ander standpunt is dat de Nationale Investeringsmaatschappij de zaak Etrimo moet overnemen, zodat de overheid zelf een bouwpolitiek kan voeren die de privé-promotoren zou kunnen dwingen in een bepaalde richting te volgen.
Naar aanleiding van deze zaak werden de ongezonde banden tussen grote firma's en politici opnieuw in het licht gesteld. J.F. Collin cumuleert politiek en zaken openlijk. Talloze andere politici doen het min of meer verdoken, Simonet, Vanden Boeynants, enz. Onlangs verscheen de derde uitgave van het boek Les amis de Paul Vanden Boeynants et leurs affaires, dat tracht aan te tonen dat het in duo optreden van een politicus (VD.B.) en een zakenman (Charles De Pauw) uitstekende financiële resultaten oplevert. Zeker als het gaat om zaken waarvoor de overheid toelatingen moet verlenen, aanbestedingen doen en bestellingen plaatsen. Diezelfde politici blijken dan enorme fondsen ter beschikking te hebben om een persoonlijke campanje te voeren bij verkiezingen, boeken dan inderdaad succes, en de kring is rond. Trouwens, ook de financiële problemen van politieke partijen bij de verkiezingen worden door dergelijke firma's met begrip bekeken.
Een zeer vergaande politieke invloed hebben vennootschappen zoals Etrimo via de gemeentebesturen. Het inkomen van een gemeente is rechtstreeks afhankelijk van het aantal woningen en inwoners op haar grondgebied. Een firma die de toelating komt vragen het aantal woningen merkelijk te verhogen, wordt met open armen ontvangen. Naar groene zones, plaats van inplanting, verantwoording van het totale project wordt niet zo nauw gekeken. M.a.w. bouwpromotoren kunnen er in niet geringe mate schuld aan hebben dat België een zeer wanordelijk bebouwd land is.
| |
| |
| |
Ruimtelijke ordening
Op 29 maart 1962 werd een wet gestemd die bepaalt dat nationaal, per streek, gewest en gemeente plannen van ruimtelijke ordening moeten aangelegd worden. Deze kunnen eventueel bij Koninklijk Besluit opgelegd worden. De wet voorziet geen timing, zodat de huidige ontwerpen het risico lopen voorbijgestreefd te zijn tegen de tijd dat ze van kracht kunnen worden. Een nationaal plan werd nooit gemaakt. Er is dus geen nationale ordening. Deze volgt uit de ‘optelling’ der gewesten.
Aan een reeks privé- en universitaire studiegroepen werd opdracht gegeven een ontwikkelingsstudie te maken voor 33 streken. Daaruit volgde de omschrijving van 48 gewesten. Privéstudiegroepen ontvingen vervolgens de opdracht de gewestplannen uit te werken in drie fasen, waarin respectievelijk een plan op 1/50.000o, 1/25.000o en 1/10.000o diende gemaakt, telkens met ontwikkelingsstudie en een consultatie van de betrokken instanties. Voor elke fase voorzag het Ministerie van Openbare Werken een timing van zes maanden. Op het ogenblik zijn de meeste plannen op 1/10.000o in druk, waarop nog de consultatie der gemeenten moet volgen. Op dat ogenblik is de opdracht van de studiegroepen ten einde.
Volgens de wet moet hierop een onderzoek de commodo et incommodo volgen. Het ministerie kan de plannen bekrachtigen, herwerken of opnieuw in opdracht geven aan een studiegroep. Ondertussen kregen de diensten van stedebouw bij ministerieel rondschrijven de opdracht met de ontwerp-plannen rekening te houden.
Zogauw echter bekend werd dat er gewerkt werd aan gewestplannen, ontstond een rage van verkavelingen. Deze werden gedeeltelijk afgeremd. Toch werden tussen 1962 en 1968 nog 51.992 verkavelingsaanvragen ingewilligd, met 374.970 bouwpercelen. Hiervoor werden 57.202 bouwvergunningen afgeleverd (15%), zodat 317.738 percelen onbebouwd bleven. Een gedeelte van deze verkavelingen valt buiten de in de gewestplannen voorziene bouwzones, o.a. in parken en groenzones, zodat een ware chaos is ontstaan waar niet veel meer aan te ordenen valt. Het Belgisch publiek voelt weinig voor gemeenschappelijk kijken. Elk wil zijn eigen stukje grond waar hij dat wenst, en zijn eigen huisje volgens zijn eigen goesting. Om te vermijden dat de chaos nog uitbreidt, is een versnelling van de procedure der gewestplannen noodzakelijk, een opleggen van die plannen bij K.B., en een effectieve controle op de uitvoering ervan.
De bezorgdheid hierover werd in de V.U.-congressen van '69 en '70 vooral benadrukt. Ook werd bij dezelfde gelegenheid een Coördinerend streekplan voor het Vlaamse grondgebied gevraagd dat aansluiting moet vinden met de plannen voor Wallonië, Nederland en Frans-Vlaanderen.
Ook de andere partijen zijn bekommerd om een vlug en efficiënt doorgevoerde politiek van ruimtelijke ordening, maar vooral het grondbeleid is voorwerp van uiteenlopend politiek streven.
| |
| |
| |
Grondbeleid
Zonder grondbeleid werkt de afbakening van de bouwzones de grondspeculatie zodanig in de hand, dat slechts gezinnen met een zeer ruim inkomen nog zullen kunnen bouwen. Grondbeleid moet uitgaan van een politieke optie. Wellicht is de enige effectieve maatregel de grond te collectiviseren, en gebruik en eigendom van de grond, en eventueel ook voor de woning, van elkaar te scheiden. Deze optie wordt momenteel in België als politiek onhaalbaar beschouwd.
De Jong-socialisten opteren voor het eindelijk collectiviseren of municipaliseren van de grond, gepaard met een systeem van bouwpacht en een veralgemenen van huurhuizen. Simonet in zijn werk La Gauche et la Société Industrielle (Marabout, 1970) verdedigt een gelijkaardige stelling. De B.S.P.-congressen bepleiten vooral het onttrekken van de grond aan de markt, terwijl men in C.V.P.-milieus het meest bezorgd is om de grondspeculaties en de onrechtvaardige gevolgen van de gewestplannen in te dijken. De V.U. vraagt ondubbelzinnige prijzen en prijsdrukking met behulp van de overheid.
Bepaalde voorstellen willen de grondprijs fixeren. Simonet en ook de Jongsocialisten (september '70) bepleiten het clicheren van de grondprijs op een voor ieder gelijke datum (1961). Het wetsvoorstel Van Rompaey (C.V.P.) wil een prijsbeheersing invoeren door de prijs van de bouwpercelen terug te brengen naar zijn aankoopprijs, vermeerderd met een billijke indexatie.
Een instrument van de huisvestingspolitiek dat eveneens de grondspeculatie drukt, is het sanctioneren van het niet nakomen van de verplichting tot bouwen binnen een bepaalde termijn.
Het werken met een grondregie op gemeentelijk of intercommunaal vlak als uitvoeringsorgaan van grondbeleid wordt in socialistische kringen vooropgezet. Grondregie valt onder het beheer, de leiding en de verantwoordelijkheid van de gemeenten, maar met een eigen administratie en budget. Voornamelijk door aankoop en bouwrijp maken van grote oppervlakten braakgrond komt een regie tegemoet aan de sociale woningnood, drukt de grondprijs en realiseert in de loop van haar transacties een eigen kapitaal voor verder grond- en bouwbeleid. In het ontwerpprogramma van de C.V.P., dat aan het congres (december '70) zal voorgelegd worden, kunnen wij eveneens een optie in die richting terugvinden. Toch wordt de nadruk hier eerder gelegd op het stimuleren van tijdelijke coöperatieve verenigingen van eigenaars met het doel herverdeling en gebruik van de gerealiseerde meerwaarde voor gemeenschapsvoorzieningen toe te laten. Een nationaal fonds voor grondbeleid dat over voldoende middelen zou beschikken, zou het instrument worden van een globale grondpolitiek. Bij de B.S.P. wordt dit een fonds voor ruimtelijke ordening en huisvesting dat gronden kan opkopen, deze in concessie verleent en alleen aan grondregies kan verkopen.
In mei '70 heeft Minister Breyne plannen ontvouwd om een autonoom Huisvestingsfonds op te richten. Dit zou over voldoende middelen beschikken om een echte globale woningpolitiek mogelijk te maken. In het volgend vijfjaren- | |
| |
plan zou o.m. de bouw van 65.000 woningen per jaar voorzien worden, waarvan 20.000 sociale woningen. De financiën van het Fonds zouden gedeeltelijk uit leningen voortkomen en gedeeltelijk uit eigen middelen bestaan, komende van een nieuw in te voeren investeringsloon op alle werknemers. Deze ministeriële plannen werden lang niet overal met enthousiasme onthaald. Toch blijft een echt beleid inzake grondpolitiek, woningbouw, stedebouw onmogelijk zonder de instrumenten om het beleid op te zetten en door te drijven.
| |
Industrialisatie van de bouw
In dit kader kunnen wij het probleem van de industriële aanpak, modulatie, standardisatie en elementenbouw niet voorbij gaan. Onze bouwmethodes zijn nog ambachtelijk opgezet en zelfs de schuchtere pogingen tot prefabricatie en industriële aanpak kenden weinig succes.
Ook de grote bouwfirma's die werken met studie- en architectenbureau's, lijden nog aan dit euvel dat zij in aanpak en opzet klein gebleven zijn op grote schaal. Het niet doorbreken van industriële bouwprocédé's, wat overal een probleem is, is het te meer in België en dit om verschillende redenen. Ons afzetgebied is uiterst beperkt. Er zijn nog praktisch geen grote projecten mogelijk in België, waar men nog vooral huizen bouwt in plaats van wijken of steden. Ook al moet gezegd dat Minister Breyne, die een zwak heeft voor prefab, een duidelijke poging doet om langs de sociale woningbouw deze beginnende industrialisering te steunen. Bovendien is onze wetgeving op de aanbestedingen strak en formalistisch en ook de technische reglementering is verouderd en ongeschikt tot een gedurfde bouwpolitiek. Beide maken het onmogelijk industriële bouwprocédés op grote schaal toe te passen of bouwprojecten te typefiëren zoals bijv. in een buurland als Frankrijk wel kan.
Dat de Belgische mentaliteit niet rijp schijnt te zijn voor een grote aanpak, zal wel flink geconditioneerd worden door wat op dit ogenblik de markt te bieden heeft. Het resultaat ligt niet ver van de titel van het boekje van de bekende architect Renaat Braem: ‘het lelijkste land ter wereld’ (Horizonreeks, 1968). Braem wil dan ook voor een vreedzame oorlog mobiliseren met als doel de grond in handen van de gemeenschap te brengen en te komen tot een systeem waarbij ‘de woning door de gemeenschap aan het individu wordt verstrekt op dezelfde wijze en in dezelfde geest als nu de bruggen en wegen’ en door te gaan tot een uiterste industrialisatie waarbij ook de bouwnijverheid moet genationaliseerd worden. Voorwaar geen klein bier voor de Belgische politiek!
Het besluit dringt zich op dat zonder een beleid van de overheid geen eind gemaakt kan worden aan de chaos en dat de laatste jaren een groeiende onrust rond deze problemen ontstaan is bij de bevolking. Wellicht zal de wet over de economische decentralisatie, die nog steeds wacht op haar uitvoeringsbesluit, een belangrijk instrument worden om eindelijk mogelijk te maken dat de overheid ordenend en stimulerend optreedt.
7-10-1970
Ward Bosmans - Rita Jolie-Mulier
|
|