Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |||||||
ToekomstonderzoekGa naar voetnoot1)
| |||||||
AchtergrondenHet is natuurlijk tamelijk willekeurig de gecompliceerde realiteit van onze hedendaagse toekomst-benadering juist te laten beginnen tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor pleit overigens wel de duidelijke aanwezigheid van belangrijke herkenningspunten. Daarmee willen we echter niet het belang van de voorgeschiedenis ontkennen. Vanaf het midden van de achttiende eeuw heeft onze wereld door de ontwikkeling van wetenschappen en technieken enerzijds, door de toepassing van de democratische beginselen anderzijds, in toenemende mate het karakter gekregen van een wereld die wijzelf in regie kunnen nemen. Onze samenleving is dus zó ingewikkeld geworden, dat voor een oplossing van vele maatschappelijke problemen het bestuur van een dergelijke maatschappij aangewezen is op de wetenschap. Welnu! Het is juist deze wetenschap die ons het inzicht heeft gegeven dat | |||||||
[pagina 169]
| |||||||
wij voor het eerst in onze evolutie in staat zijn ons milieu niet alleen te beheersen maar ook een nieuw milieu te scheppen. In deze milieu-schepping is het uitermate gevaarlijk, dat wij met een kleine elite van deskundigen en van wetenschapsmensen beslissen hoe de toekomst zal moeten zijn. Juist in de Amerikaanse think-tanks is men op deze wijze te werk gegaan. De mens heeft weliswaar een natuur die hij in zijn handelen moet respecteren, maar de mens is tegelijk het wezen dat in zelfmanipulaties zijn natuur actief vormt. M.a.w. de mens moet zijn wereld en zichzelf scheppen. Manipulatie is een wezenskenmerk van de mens. Het inzicht dat wij de wereld kunnen regisseren, dat wij als mensen manipulators zijn, harde omstandigheden en praktisch vernuft hebben ertoe bijgedragen, dat deze door de wetenschap geboden mogelijkheden werden gezien en benut. De bodemgesteldheid van Nederland en de schaarser wordende grond in dit dichtbevolkte land hebben ons al vroeg tot ‘ruimtelijke ordening’ genoodzaakt. De economische depressie van de dertiger jaren is voor economisten een prikkel geweest om systematischer en rationeler dan voorheen de toekomst-dimensie in hun werk te betrekken; zoveel te meer geldt dit nog voor de na-oorlogse problematiek van de wederopbouw van 's lands economie. Heel bijzonder ook voor de na-oorlogse internationale ontwikkelingsproblematiek. | |||||||
Scientists: forecastingIn de Verenigde Staten is toekomstonderzoek na de Tweede Wereldoorlog op reusachtige schaal op gang gekomen, omdat het leger en al gauw ook, in samenwerking daarmee, het grote bedrijfsleven er behoefte aan hadden èn daarvoor enorme kapitalen ter beschikking stelden. Voor leger en bedrijf is het immers van beslissend belang de vijand, resp. de concurrent vóór te blijven. De kritische vraag of die vijand, resp. die concurrent bestaat, dan wel zijn bestaan in belangrijke mate te danken heeft aan een anticommunistische, resp. kapitalistische visie op de wereld, wordt niet gesteld. In het toekomstbeeld van het ‘militair-industriële complex’ (zoals president Eisenhower het in 1959 waarschuwend heeft genoemd) staat de beveiliging van belangen centraal. Reden waarom het met geheimzinnigheid is omgeven en er geen plaats is voor de democratische grondgedachte van ‘inspraak van onderaf’. De gerichtheid op veiligstelling van belangen doet de voorkeur uitgaan naar die methodieken van toekomstonderzoek die van exact-wetenschappelijke herkomst zijn. Een groot deel van het instrumentarium is beschreven door de reeds genoemde Jantsch in zijn Technological Forecasting in Perspective. Het wordt thans ook buiten het ‘militair-industriële complex’ gebruikt. | |||||||
[pagina 170]
| |||||||
In deze stroming is toekomst een nieuw in kaart te brengen terrein van wetenschappelijk onderzoek, een nieuw te veroveren ‘markt’, een nieuwe potentiële bedreiging van het militair-strategische machtsevenwicht. Dit toekomstbeeld, dat helemaal geen toekomstbeeld is maar een projectie of verlenging van belangen in het heden, leidt tot onvervalst toekomst-kolonialisme - met een daardoor gekleurde behoefte aan ‘zekerheid’. Men doet in feite alsof de toekomst een gegeven realiteit is die we langzamerhand net zo binnen onze greep krijgen als de maan, waar we inmiddels onze vlag hebben geplant. Kreten als durf, verovering, ondernemingszin, vooruitgang van wetenschap en techniek onttrekken de werkelijke situatie aan het oog. Heel deze opstelling tegenover het fenomeen toekomst kan worden samengevat in de bekende formule: ‘De toekomst is verleden tijd’. Geen toekomst dus, maar voortzetting en uitbreiding van het verworvene. Kenmerkend voor deze stroming is het begrip ‘forecasting’, d.w.z. de exacte presentatie van het ontwikkelingsproces, dat begint met theoretisch-wetenschappelijke ontdekking van een nieuw beginsel en zijn afsluiting vindt in een nieuw produkt dat op de markt wordt gebracht en zo de gang van zaken in het maatschappelijk leven kan gaan beïnvloeden. Bij deze methodiek kan men zich ‘explorerend’ opstellen, d.w.z. proberen tot redelijke zekerheid te komen over de toekomstige ontwikkeling door gebruik te maken van een heel arsenaal van technieken (delphi-technieken, scenario writing, speltechnieken). Men kan zich ook, niet geheel los van de exploratie, ‘normerend’ opstellen, d.w.z.: proberen de ontwikkeling meer naar eigen hand te zetten door vast te stellen waar men uiteindelijk naar toe wil (werkdoel, werknorm, werkopdracht), om vervolgens na te gaan hoe de weg daarheen zou kunnen worden bekort, rekening houdend met voorhanden of nog te verwachten mogelijkheden, met complicaties die tot herziening en correctie dwingen (terugkoppeling), met kosten en baten. Het gevaar bestaat echter dat de technological forecasting bijdraagt tot een dergelijke technocratie, dat men alles zó in eigen hand gaat nemen dat we bedenkelijk dicht in de buurt komen van een totaal geregisseerde wereld. Deze vrees zou beschamend zijn, als zij louter werd ingegeven door het blote feit van de ontwikkeling van wetenschap en techniek. Zij heeft echter betrekking op de realiteit van haar oorsprong, nl. het ‘militair-industriële complex’, dat op dit gebied ingrijpende beslissingen neemt, waar slechts een kleine kring van ingewijden aan te pas komt. Met opzet geef ik de beschrijving van deze allereerste richting ietwat gekleurd weer, opdat daardoor scherper onderkend kan worden de reactie die hierop gekomen is van de groep van de visionairen, de filosofen en de revolutionairen. | |||||||
[pagina 171]
| |||||||
Visionairen: ‘tekenen des tijds’Pasen 1955 sterft Teilhard de Chardin in New York. Enkele maanden later begint de uitgave van zijn geschriften met Le phénomène humain. De invloed van Teilhard is moeilijk te peilen, maar zal moeten worden gezocht in het wekken van ‘het besef van evolutie’, het leren denken in termen van geschiedenis en ontwikkeling. Eveneens in 1955 verschijnt De toekomst is verleden tijd; cultuur-futuristische verkenningen van Prof. Polak. Hij schrijft: ‘Men kan niets zinnigs zeggen over onze toekomst, zonder daarin mee te betrekken de toekomst van het waardenstelsel van onze christelijk-humanistische cultuur’. In 1958 wordt rond de Franse wijsgeer Gaston Berger het ‘Centre d'Etudes Prospectives’ opgericht, dat veel aandacht besteedt aan toekomstgerichtheid als persoonlijke opstelling. In 1959 waarschuwt de economie-historicus Robert Heilbronner zijn Amerikaanse landgenoten ervoor dat zij zich de toekomst teveel voorstellen als een voortgezette stroom van wonderen en weldaden uit de hoorn des overvloeds (The Future as History). Omstreeks deze tijd begint in Parijs de activiteit van het studiecentrum ‘Futuribiles’, met als middelpunt Bertrand de Jouvenel, auteur van L'art de la conjecture. De hiermee aangeduide ontwikkeling maakt, vergeleken bij de activiteit van Amerikaanse denkfabrieken, een ‘theoretische’ indruk (‘wat koop ik ervoor’?). Als men dan maar niet vergeet, dat
Tot deze visionairen moeten ook gerekend worden een Martin Luther King en Paus Joannes XXIII, die de wereld wilden verbeteren zonder geweld te gebruiken. Men kan met twee trefwoorden deze groep van visionairen karakteriseren als profeten en mensen die de tekenen des tijds verstaan. Letterlijk gezien betekent profetie: ‘in woorden te voorschijn laten komen’. Het bijbelse woord profetie betekent vooral: het beoordelen van het tijdsgebeuren in het licht van de uiteindelijk beslissende gelovige categorieën, welke beoor- | |||||||
[pagina 172]
| |||||||
deling tevens een bemoediging dan wel bedreiging inhoudt voor het heden. Zij zijn in staat om de ingrijpende veranderingen die zich in de maatschappij voordoen, aan te voelen en te duiden. Nu komen deze veranderingen noch volledig ineens noch volkomen duidelijk en ondubbelzinnig op ons af. Zij dienen zich aan in schijnbaar toevallige of losse voorvallen, die in werkelijkheid zwaar geladen van betekenis zijn, omdat zich daarin een ingrijpende verandering in de kijk op het leven, in de menselijke verhoudingen, in de zin van nationale en internationale structuren en betrekkingen aandient. Dergelijke toekomst-zwangere gebeurtenissen noemen zij terecht: ‘tekenen der tijden’. Ook wanneer zij met verloop van tijd omvangrijker en duidelijker zijn geworden, wanneer zij inmiddels ‘het nieuwe’ zijn dat zich een weg zoekt in ‘het oude’, behouden zij hun tekenfunctie. Het zijn ontwikkelingen - soms van direct revolutionaire aard - die niet langer genegeerd kunnen worden en eigenlijk alle bestaande verworvenheden problematisch maken, daardoor weer verzet oproepen van de kant van behoudsgezinde machten, maar niettemin belangrijke perspectieven openen voor de toekomst. Het is, zoals de theoloog Chenu het uitdrukt: ‘De voortgaande socialisering van de uiteenlopende sectoren van het leven van de mens, vanaf het economische tot en met het culturele en geestelijke leven; verheffing van de werkende klasse, deelneming van de vrouw in het maatschappelijke leven, organisatie van de betrekkingen tussen de volken, bevrijding van de volken uit de koloniale bevoogding, de vredes-aspiraties’. Dit zijn de ingrijpende gebeurtenissen die deze profeten weten te duiden en na signalering ook doorgeven aan het grote publiek. In de zestiger jaren kunnen we de overgang plaatsen van de visionaire profeten naar de filosofen. | |||||||
Filosofen: waardenIn deze jaren beginnen de publikaties over de toekomst snel onoverzichtelijk te worden. Een belangrijk deel ervan probeert een toekomstbeeld te geven van een land in zijn geheel, of zelfs van de wereld, natuurlijk opgedeeld over: bevolkingsgroei, voedsel- en energievoorziening, economische verhoudingen, communicatie, opvoeding en onderwijs, enz.. Voorbeelden: The World in 1984 (een opiniepeiling onder velerlei specialisten over toekomstige ontwikkelingen op hun vakterrein), het fameuze ’RAND-Report’ op basis van ‘delphi-techniek’, Britain 1984, Deutschland 1975, Réflections pour 1985 (Frankrijk), Nederlanders in 2000, Nederland en de wereld op weg naar 2000, enz.. Daarnaast zijn er speciale terreinverkenningen, gericht op de toekomstige | |||||||
[pagina 173]
| |||||||
ontwikkeling van: arbeid en vrije tijd, automatisering en werkgelegenheid, huwelijk en gezin, de vrouw, de jeugd, de bejaarden, ruimtelijke ordening en stedebouw, godsdienst en kerk, biochemie en gezondheidszorg, het economische leven, opvoeding en onderwijs, enz.. Veel publikaties uit die tijd over toekomst zijn studies waarin materiaal en motieven voor planning en beleidsvorming worden aangereikt. Soms zijn het uitgewerkte beleids-rapporten, bijv. Traffic in Towns. Voor Nederland moeten vooral de bekende ‘Nota's’ van de overheid en semi-overheidsinstanties worden genoemd betreffende: ruimtelijke ordening, volksgezondheid, groei en structuur van onze economie, wegenbouw, onderwijs, enz.. Nu zijn dergelijke publikaties allesbehalve vrijblijvende uitstapjes naar de toekomst. Beleidsbeslissingen worden hierin voorbereid of voorgesteld of als reeds genomen gepresenteerd. Daarom is hun gerichtheid van groot belang. Voortdurend zullen we moeten vragen, hoe nu eigenlijk de toekomst-dimensie wordt gehanteerd. Wij kunnen in onze ‘regisseerbare’ wereld, waar mensen als manipulators door nood en vernuft wijzer zijn geworden, de toekomst-dimensie reëel laten functioneren. In de eerste helft van de zestiger jaren hebben we kunnen leren, dat ‘toekomst’ de belangrijke functie heeft van een ‘vergrootglas op het heden’. In die jaren hebben auteurs als Dennis Gabor, Polak, Jungk en anderen geprobeerd te laten zien wat er tháns aan de gang is, door de huidige groei van de wereldbevolking, de ontwikkeling van de automatisering, de bewapeningswedloop, de ontwikkelingsproblematiek, enz. door te trekken naar de toekomst. Wanneer men de toekomst geen opium van het volk laat worden, maar reëel laat functioneren, gaat het heden sterker appelleren op onze verantwoordelijkheid. Wat willen we eigenlijk? Wat zullen we kiezen? Wat vinden we werkelijk waardevol? Om één van de belangrijkste figuren uit deze derde groep van filosofen te noemen: Prof. van Peursen. ‘De futurologie moet allereerst een oefening worden in het evalueren van het heden. Vanuit goed- of afkeuring kunnen dan methodologische consequenties getrokken worden voor de verdere ontwikkeling. Anders gezegd: de futurologie mag niet ontaarden in een voorspellen van de toekomst, die dan trouwens geheel voorzienbaar moet zijn en dus in wezen verleden tijd is. Neen, de futurologie moet een analyse geven welke in een beleid uitmondt; niet dus in het beschrijvend voorspellen, maar in het ingrijpen op de toekomst’. Maar op die manier komt dan tegelijk ook het ‘werken met waarden’ in zijn juiste context te staan. Heel veel normen en waarden die | |||||||
[pagina 174]
| |||||||
voor ethisch doorgaan, hebben met ethiek weinig of niets te maken. Zij zetten geen bakens uit voor de toekomst; zij gaan alleen maar op herhalingsoefening. Op het moment waarop een norm niet doorgelicht wordt met het oog op zijn consequenties voor ons toekomstig gedrag, zal hij automatisch de status quo gaan dekken. In plaats van een middel te zijn in het bewust besturen en corrigeren van ons gedrag zal hij gaan fungeren als alibi voor de velen die liever niet openlijk verklaren dat zij de huidige maatschappelijke toestand bestendigd willen zien. Hun maatschappelijk conservatisme kunnen zij met de ruime en goed zittende mantel der ethiek bedekken. | |||||||
Revolutionairen: kritische futurologieIn de tweede helft van de zestiger jaren ziet men een evaluatie van het heden in de zin van de radicale maatschappijkritiek bij revolterende studenten, nieuw-linkse groeperingen, verdiept door denkers als Herbert Marcuse en Arthur Waskow. Het is de stelselmatige weigering van deze vierde stroming van revolutionaire anarchisten om mede te werken met de oligarchische krachten en machten die met hun gepretendeerde ‘objectiviteit’, ‘neutraliteit’, ‘waarde-vrijheid’ en ‘vrijdom van ideologie’ van de toekomst een voortgezet heden maken, zoals dit opgevat werd als gedaan te zijn door de eerste stroming van scientists, zoals we die vermeld hebben. Deze revolutionaire richting wil het liefst genoemd worden: ‘kritische futurologie’. Ze willen geen voorspellende en daarmee de toekomst vastleggende wetenschap ontwikkelen. Ze zijn verder uitdrukkelijk waardegebonden in de zin dat ze hun kennis en inzicht primair zien als instrument om de maatschappij radicaal te veranderen. T.a.v. dit laatste wordt niet zozeer gedacht aan een éénmalige revolutionaire omwenteling, waarbij, zoals tot nu toe vrijwel altijd is gebeurd, de ene machtselite vervangen werd door een andere; - dit zou nl. een nieuwe vorm van Herrschaftswissenschaft zijn - maar de gedachten gaan veel meer uit naar een voortdurend proces waarin de mens steeds meer greep krijgt op zijn eigen situatie, waarin iedereen zich optimaal kan ontplooien doordat hij werkelijke invloed kan uitoefenen op het gestalte geven aan zijn eigen leven en toekomst. Het mogelijke nut van futurologie zou dan kunnen liggen in het kritisch stemmen ten opzichte van al die onbestreden onderstellingen van het heden. Samenvattend zou men kunnen stellen, dat de kritische futurologie het maatschappelijk gebeuren niet ziet als een natuurproces dat te voorspellen en te beheersen valt, wanneer we maar genoeg gegevens hebben voor de wetmatigheden. Ze is verder uitdrukkelijk waardegebonden in de zin dat | |||||||
[pagina 175]
| |||||||
ze een fundamenteel democratisch ideaal stelt. Ze richt zich vooral op die groeperingen die vanuit een onbehagen met het bestaande in conflict gekomen zijn met de heersende orde en ze probeert vanuit deze optiek een eye-opener te zijn naar een kwalitatief andere toekomst. Deze groep wordt door het establishment soms te weinig gewaardeerd. Anderzijds bestaat het grote gevaar dat deze vierde groep stil blijft staan bij de verdere uiteenrafeling en analysering van het conflict, zodat er langzamerhand een establishment in het conflict optreedt, dat dodelijker is dan het dodelijke van de orde. Na deze summiere schets van de vier belangrijkste stromingen binnen de wijze van aanpak van toekomstbenadering lijkt het mij gepast tenslotte gedurende een korte tijd uw aandacht nog te vragen voor de typische aanpak waarvoor Nederland geopteerd heeft. Wij menen dat het onze taak is deze vier stromingen bijeen te houden en met elkaar in gesprek te brengen. Het moeilijkste zal het zijn tussen de zogenaamde establishment-futurologen en de kritische futurologen. Wij menen, en in het bijzonder Werkgroep 2000, dat het noodzakelijk is zelf als team te staan midden in deze maatschappij en op deze wijze de toekomst te anticiperen, d.w.z. in een democratische participatie de wensen van de gehele bevolking trachten te verstaan en te formuleren en ten dienste van deze bevolking deze formuleringen te publiceren, opdat op deze wijze in een versneld tempo een kritisch bewustwordingsproces op gang komt. In Werkgroep 2000 pogen we nu juist door het op gang brengen van processen op fundamentele gebieden de creativiteit te doen ontstaan, zodat alternatieve toekomsten geformuleerd kunnen worden waaruit inderdaad in een democratische participatie gekozen kan worden. Daartoe zal het noodzakelijk zijn dat de leden van elk project gekozen worden uit de vier hoofdstromingen, nl. de scientists, de visionairen, de filosofen en de revolutionairen. Alleen op deze wijze heeft men de zekerheid met beide benen op de grond te blijven en te verstaan en te kunnen voelen wat werkelijk in deze maatschappij omgaat en door onderlinge correctie bedacht te zijn op het welzijn van eenieder. |
|