Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Luister naar de ‘cool’
| |
[pagina 116]
| |
langrijk. Hij raakt zo'n groot deel van een hele generatie. Andere gesprekken op hoog niveau kunnen heel belangrijk zijn geweest, maar in vergelijking hiermee lijken ze ergens hoog in de lucht te zweven: het leven is voortgegaan, het toneel van actie heeft zich verplaatst. Maar voordat we allemaal over onszelf struikelen van enthousiasme over dit nieuwe terrein van dialoog, moeten we ons wel realiseren welke complicaties en onduidelijkheden eraan zitten: pastoraal opportunisme is niet voldoende. Wat is precies het alternatief dat ons geboden wordt? Waar ligt dat ‘andere land’ waarheen we uitgenodigd worden? Het gemakkelijkste zal zijn het te nemen in zijn meest extreme, meest ‘alternatieve’ vorm. Hier is de diagnose van Alex Comfort: ‘In het hart van de nieuwe revolutie ligt de volkomen pragmatische opzet, een leefbaar evenwicht te ontwerpen tussen ons hart en ons hoofd - een gevoelstechnologie, even genieus als ons enthousiasme van het ogenblik om de materie te manipuleren.... De honger van de hippies naar magie, Oosterse religies en fantasie is een poging in die richting; kennis is daarbij van geen belang’Ga naar voetnoot3. Teleurstelling in wat de officiële cultuur en godsdienst te bieden hebben, leidt tot een hunkeren naar vreemde spijzen. De Beatles trekken naar het Oosten. Comfort wijst ook op de betekenis van de shaman, de magische charlatan, die genezing en poëzie bewerkt en de vertolker is van natuur en gebeurtenissen. Naast Theodore Roszak's The Making of a Counter Culture (Faber, London) is de beste gids naar het andere land Jonathan Eisen's The Age of Rock. Voor EisenGa naar voetnoot4, die vanuit de beweging zelf schrijft, is datgene wat de beweging bijeenhoudt niet de smaak in een bepaald soort muziek en ook niet overeenstemming over bepaalde beginselen en zelfs niet een vast ledental: het is eenvoudig een nieuw bewustzijn, een nieuw realiteitsprinciep. Woodstock was niet zo'n merkwaardige bijeenkomst alleen omdat het de grootste menigte was die ooit samengekomen was om muziek te horen (dat was het ook), maar omdat iedereen daar ‘stoned’Ga naar voetnoot5 was en omdat ze ‘stoned’ waren, ‘waren ze allemaal vriendelijk en tamelijk beleefd’. Hij steekt het niet onder stoelen of banken dat de alternatieve cultuur ‘gefundeerd is op drugs, en achter de drugs een nieuwe seksualiteit, en achter de nieuwe seksualiteit een nieuw bewustzijn van lichaam en ziel, dat per se naar nieuwe vormen van muziek en nieuwe stijlen van leven toe wil vloeien’. Op dit punt heeft de ‘rechtlijnige denker’ (u en ik) de behoefte om tussenbeide te komen met vragen en twijfels. Maar hij wordt al van te voren ontwapend: het nieuwe bewustzijn maakt aanspraak op zijn eigen logica: | |
[pagina 117]
| |
‘Beoordeling en bewustzijn steunen niet meer op intellectuele criteria maar meer op gevoel en ziel’. Dat maakt discussie en zelfs begrip natuurlijk moeilijk. Laat daarom Eisen het uitleggen: ‘Het “stoned” patroon loopt meer langs lijnen van ogenblikkelijk verstaan, een soort bewustwording die voortschrijdt zonder bezwaard te worden door de verschillende afweermechanismen die de gedachten ordenen in van te voren bepaalde kanalen’. Voor de hippe denker is waarheid altijd de waarheid van het nu, van het ogenblik: je hoeft ze niet met begrippen te verklaren of ze te verdedigen; je moet ze alleen met anderen delen. Een sterk gemeenschapsbewustzijn is hier aan het werk, gebaseerd op de paradox dat tenslotte alles gedeeld wordt en dat niets werkelijk meegedeeld kan worden. Men denkt aan Baudelaire, die zijn ‘gouden ogenblik’ zocht in de hasjies. Dit alles brengt Eisen tot de conclusie dat in Woodstock iedereen zich gedroeg ‘alsof de revolutie al had plaats gevonden’. Revolte en protest zijn niet langer nodig indien men op deze wijze om het systeem heen kan. Daarmee is Paul Goodman's princiep aanvaard: men hoeft niet te wachten op de anarchistische revolutie om het leven van een anarchist te leiden. Simon Tugwell O.P. heeft een soortgelijke stelling geponeerd en die toegepast op het religieuze leven, de eschatologische anticipatie van de parousie: ‘Wij hebben besloten om alles op het spel te zetten voor dat visioen, die droom. Wij hebben onszelf geëngageerd om te leven alsof mensen werkelijk zo waren, alsof de maatschappij werkelijk kon leven van liefde alleen. Wij hebben onszelf laten omvergooien door utopia en we kunnen nooit meer dezelfde mensen zijn’Ga naar voetnoot6. De nexus en tegelijk het verschil tussen Eisen en Tugwell ligt in het kleine woordje alsof. Is er niet een afgrond tussen het alsof van de fantasie en het alsof van het geloof? Laten we een ogenblik toegeven dat drugs remmingen kunnen wegnemen en op die manier de weg kunnen banen voor sensitieve relaties. Het feit blijft staan dat in Woodstock de revolutie niet heeft plaats gehad. ‘Als je werkelijk intens denkt’, drong een van de organisatoren aan, ‘kunnen we misschien deze regen doen ophouden’. De regen viel in stromen neer. Alle gekheid terzijde, te doen ‘alsof’, voor te wenden, is in het algemeen een gevaarlijke procedure. In Woodstock heeft het drie onwelkome waarheden verhuld. Op de eerste plaats dat de alternatieve maatschappij, de voorsmaak van de hemel, heel veel, ja volkomen, afhankelijk was van de tolerantie en de sympathie van de maatschappij die ze pretendeerde te verwerpen. Door een uiterste ironie was het een legerhelicopter die medische hulpmiddelen bracht. Zou Woodstock, zou Freshwater een epidemie de baas hebben gekund? En als dat niet zo is, wat is dan de werkelijkheid van | |
[pagina 118]
| |
de ‘alsof’-revolutie? Ten tweede kan men zich afvragen, in hoeverre de muziek van zo'n festival het produkt is van commerciële sluwheid, gehaat kapitalisme op zijn slechtst, eerder dan de uitdrukking van ‘soul’. Ten derde, de cultus van ervaring en fantasie heeft zijn eigen angstaanjagende spiraal, voortreffelijk geanalyseerd door Christopher Booker in The Neophiliacs. Hij ziet daarin het karakteristieke patroon van de vijftiger en zestiger jaren, evenzeer weerspiegeld in Jules et Jim als in Lolita. Een heerlijke episode van verwachting wordt gevolgd door de vervullingbrengende droom; maar dan komen de frustratie en de nachtmerrie, het omgekeerde van de droom. Al wat overblijft is het doodsverlangen of een explosieve toewending naar de werkelijkheid. Natuurlijk wordt Eisen door deze dingen helemaal niet afgeschrikt, gepreoccupeerd als hij is met de opwindende beleving van het nu. De uitdaging aan de Amerikaanse maatschappij komt juist van het feit dat de beweging alle aanvaarde Amerikaanse waarden stukslaat. Nergens is dit duidelijker te zien dan in de houding tegenover seksualiteit, waar het puritanisme op zijn kop wordt gezet: ‘Rock spreekt van genot en hedonisme tot een maatschappij die altijd het huidige ogenblik heeft verloochend. Rock spreekt van zintuigen en seksualiteit tot een maatschappij die gebouwd is op plastic en ingekleurd met pasteltinten. Het is een in de clinch liggen met de eigen persoon en met de gemeenschap die nog altijd bang is om petities te tekenen en de idee van het collectief niet kan doorgronden. En het ontzegt wettelijkheid aan bezit in een land waarin bezit hoger gewaardeerd wordt dan leven’. Men zou er een punt van kunnen maken dat deze affirmatie van de seksualiteit in feite haar ontkenning is, omdat ze haar persoonlijk karakter verliest en een stamaangelegenheid wordt, zonder enig onderscheid, net naar het uitvalt, een mystieke sensatie die er op staat dat iedereen, goed of slecht, aanvaard moet worden op het meest intieme vlak, zonder culturele voorbereiding, zonder enige bekommernis om de gevolgen. Kijk maar naar Hair. En hoewel ik P. Tugwells paradox kan waarderen - ‘het diepe ascetisme van het oprechte hedonisme’ - vind ik die niet naar voren komen in welke manifestatie van de beweging ook. ‘Bekommernis om de gevolgen’ is nog zo'n zin die de hopeloos rechtlijnige denker verraadt. In de beweging zijn er ouders, maar geen vaders. Er was een tijd dat de vader het model was voor de integratie van de jonge man in de maatschappij, maar nu is hij sprakeloos en verbijsterd of hij heeft het laten afweten. Om met David Riesman te spreken: ‘Nu het gezag der volwassenen uiteenvalt, zijn de jonge mensen meer en meer elkaars gevangenen.... Wanneer het toezicht der ouderen verdwijnt, wordt het toezicht der jongeren op elkaar veel intenser’. Dat is de reden waarom het feit dat men door de wereld der volwassenen als een buitenbeentje wordt be- | |
[pagina 119]
| |
schouwd, niemand erg ongerust maakt; maar uitgestoten te worden door de kleine groep van vrienden kan ondragelijk kwellend zijn. Het verwerpen van de vader, het ontbreken van elk verlangen om zijn plaats in te nemen betekent ook de dood van een op de toekomst georiënteerde cultuur en verklaart de afwezigheid van elke ‘bekommernis om de gevolgen’. Het symbool hiervan is de hippie van middelbare leeftijd te Woodstock die zich met verwondering afvroeg of zijn kinderen dezelfde tredmolen der ervaringen in zouden moeten. Om terug te keren naar Wight: wat kan de figuur van de shaman-priester doen? Als hij meer moet zijn dan een sociaal werker van buiten uit - bewonderenswaardig maar niet genoeg - zal hij moeten toegeven dat het enige gezag dat hij ooit zal kunnen bezitten in de alternatieve maatschappij, een broederlijk gezag zal zijn dat voortkomt uit zijn eigen geestelijke ervaringen. Voor een generatie die het gevoel heeft dat er niets ‘daarboven’, of ‘daarbuiten’ is, maar dat er misschien iets zou kunnen zijn ‘daarbinnen’, kan hij niet de man worden die God uitdeelt, maar de man die hen helpt God in zichzelf te ontdekken. Als hij een tolk kan worden van de innerlijke gebeurtenissen voor hen die zoekende zijn, als hij kan luisteren naar de ‘cool’, als hij kan beginnen te laten zien hoe protest veranderd kan worden in getuigenis, dan zal hij welkom zijn. Dit is de diepste uitdaging van de alternatieve cultuur, als het werkelijk een alternatieve is. Een van de liedjes van Joni Mitchell herinnert ons eraan: ‘Je weet niet wat je hebt totdat je het kwijt bent’. |
|