Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Libanon neutraal?
| |
[pagina 13]
| |
De angsten van de LibanezenChristenen en moslims. - De christenen van de maronitische ritus hebben de neiging om zich als de ‘ware’ Libanezen te beschouwen. Al heel lang bewonen ze het bergland in het centrum. Onder de Turkse overheersing vormden ze samen met de druzen een min of meer onafhankelijk gebied met hun eigen chef (van 1861 tot 1915). Al bijna sinds de kruistochten steunden deze christenen op het Westen, eerst op Italië (Rome) en later vooral op Frankrijk. De invloed van de Franse cultuur op heel Libanon, maar vooral op de christenen is dan ook zeer groot. Verschillende malen heeft Frankrijk zich opgeworpen als de verdediger van de maronieten, onder andere om het Franse mandaat in Libanon, na de uiteenvalling van het Turkse rijk te verdedigen. De grote angst van deze Frans geöriënteerde christenen is opgeslokt te worden door een islamitische, arabische natie, waarin zij slechts een (vervolgde?) minderheid zouden vormen. In 1920 werd Libanon een afzonderlijk mandaatgebied, dat in 1943 de onafhankelijkheid verkreeg. De grenzen van dit nieuw land werden die van ‘Groot Libanon’, dat wil zeggen dat aan het bergland van druzen en maronieten in het noorden, zuiden en oosten een gebied werd toegevoegd dat hoofdzakelijk door moslims bewoond wordt, maar dat al lange tijd nauwe banden onderhield met het kleine Libanon van voor 1915. Aanvankelijk waren er onder de bewoners naast Libanese nationalisten nog al wat die liever deel van Syrië uit hadden willen maken. Ze voelden zich niet direct één met het hoofdzakelijk door maronieten beheerste bergland. Deze situatie gaf aanleiding tot een nooit geschreven grondwet die het Nationale Pact genoemd wordt. Dit Pact garandeert een zorgvuldig evenwicht tussen de verschillende groeperingen van het land: de president van de republiek moet een maroniet zijn, de eerste minister een sunniet en de kamervoorzitter een chi'ietGa naar voetnoot2. Het aantal afgevaardigden binnen de kamer is steeds een veelvoud van 11, om een evenredige verdeling van de zetels te verzekeren tussen maronieten, sunnieten, chi'ieten, byzantijns katholieken en orthodoxen, druzen en de kleine overige communauteiten. De crisis van 1958 stelde duidelijk de sympathieën en angsten van moslims en christenen in het licht. De moslims wilden hun eenheid met de rest van de arabische wereld veilig stellen en waren bang door de christenen van die wereld afgesneden te worden. De christenen daarentegen waren bang dat de moslims hun traditionele banden met het westen door zouden snijden. Op het ogen- | |
[pagina 14]
| |
blik gaat deze eenvoudige tweedeling niet meer op, en zelfs in 1958 lag het probleem al ingewikkelder. In de huidige generatie, die de onafhankelijkheidsstrijd niet meer gekend heeft, doorkruist een nieuwe tweedeling de eerste: zij die het feodale regime verdedigen en zij die het aanvallen. In beide kampen vindt men zowel moslims als christenen. De aanvallers van het regime willen onder andere korte metten maken met de confessionele verdeling van de posten: zij zien niet waarom een moslim geen president kan zijn als hij daartoe de capaciteiten heeft. Tot voor kort zou men Libanon kunnen beschrijven als een bond van kleine staten: iedere religieuze groepering heeft zijn eigen leiders, zijn eigen opvattingen en zijn eigen grondgebied waar ze in de meerderheid is. Deze staten willen bij elkaar blijven binnen één Libanon omdat zo hun particulariteit het beste gegarandeerd wordt. Maar sinds een twintigtal jaren is er naast Libanon een gevaarlijke tegenstander opgekomen: Israël. Terecht of ten onrechte zien veel Libanezen de politiek van Israël als een poging om het labiele maar duurzame evenwicht binnen de Libanese maatschappij te ondermijnen. Zolang Libanon bestaat is het een levend bewijs dat de Arabieren in staat zijn in een pluralistische staat in vrede te leven. Israël nu zou willen aantonen dat dit onmogelijk is. Tijdens de crisis tussen het Libanese leger en de fedayîn schreef de hoofdredacteur van het Beiroetse dagblad ‘'Orient’: Geholpen door de Israëlische propagandadienst trekken de Franse commentatoren uit de precaire situatie van Libanon de ‘conclusie die in de richting gaat van de zionistische stelling over de onmogelijkheid om in het Nabije Oosten een multiconfessionele staat op te bouwen’Ga naar voetnoot3. We blijven buiten de kwestie of deze redenering ook aan de realiteit beantwoordt: misschien wel, misschien ook niet. Maar zeker is dat deze gedachtengang regelmatig in de Libanese pers terugkeert. Veel Libanezen denken zo, en de logica van hun gedachtengang is sterk. Immers, als blijkt dat de Arabieren niet in staat zijn een pluralistische staat te vormen, ligt de oplossing van de huidige crisis voor de hand: het gebied zou dan opgedeeld moeten worden in een serie homogene, onafhankelijke staten: één voor de maronieten (‘Klein Libanon’), één voor de druzen die in Libanon en Syrië wonen, één voor de sunnieten, één voor de alawieten (een groep moslims die op het ogenblik in Syrië aan de macht zijn) en één - waarom niet? - voor de joden uit het gebied. Het bestaan van Libanon betekent voor de joden van Israël de ontkenning van de noodzaak om een op religieus-etnisch exclusivisme gebaseerde staat te vormen. Daarom zou Israël Libanon niet direct met oorlog bedreigen, maar werken aan de inwendige ontbinding van deze onafhankelijke staat, onder andere door in te spelen op de oude tegenstelling tussen Syrië en Libanon. | |
[pagina 15]
| |
Syrië en Libanon. - Al onder het Franse mandaat vormde het huidige Libanon een afzonderlijke administratieve eenheid, onderscheiden van Syrië. Sinds de onafhankelijkheid van beide landen zijn er nooit diplomatieke relaties tussen hen geweest. Syrië beschouwt Libanon als een stuk van zijn gebied dat door Frankrijk aan de Syrische invloed onttrokken is. De spanning tussen beide landen is sindsdien constant. Ze kan op verschillende manieren uitgelegd worden. In 1943, het jaar van de Libanese onafhankelijkheid, woonden er vooral in het Noorden van Libanon zeker een groep mensen die liever Syriër had willen zijn, wat aan het Syrische argument kracht bij zet. Beiroet heeft een belangrijke rol als doorvoerhaven naar het hele arabische achterland: Syrië is nu verplicht om aan Libanon doorvoerrechten te betalen, of om zelf veel verder naar het Noorden de haven van Latakiyye uit te breiden. Maar de belangrijkste reden lijkt ons de economisch-politieke tegenstelling. Libanon is een bergland dat niet van de landbouw kan leven en geen grondstoffen heeft. Syrië is een hoofdzakelijk vlak land met een belangrijk vruchtbaar oppervlak. Libanon is voor zijn bestaan vooral op de handel aangewezen en op een eventueel te creëren gespecialiseerde industrie; zijn situatie is vergelijkbaar met die van Nederland of Zwitserland. De economische structuur verschilt dus veel met die van Syrië. Syrië heeft duidelijk de socialistische weg gekozen, Libanon de liberale. Veel Syriërs, die door de talrijke nationalisaties in hun land getroffen zijn, hebben in Libanon een goed heenkomen gezocht. (Libanon is vanouds het land waar vluchtelingen hun toevlucht vinden; dat is zelfs in grote mate de oorzaak van de verscheidenheid van zijn bevolking). Ook veel politiek ongewenste personen kwamen vanuit Syrië naar Libanon. Dat alles verhoogde de spanning. Het levensniveau ligt in het liberale Libanon duidelijk hoger dan in Syrië. Libanon is een handelsland en niet in de laatste plaats voor de geldhandel. Het is dan ook geen wonder dat de belangen van de Verenigde Staten, Europa en de rijke arabische olielanden er groot zijn. Syrië staat daarentegen vooral onder Russische invloed en beschouwt Libanon als een bruggehoofd van het westerse kapitalisme. Zo zijn er vele redenen te vinden voor de tegenstelling tussen beide landen. Deze kwam duidelijk tot uiting tijdens de reeds vermelde crisis van het najaar 1969, toen het Libanese leger en de fedayîn slaags raakten. De fedayîn - waaronder talrijke leden van de Saïka, die onder invloed van de Syrische regering staatGa naar voetnoot4 - eisten bewegingsvrijheid in het Zuidlibanese bergland; het leger achtte dat gevaarlijk voor de Libanese integriteit. Dat leidde tot invallen van fedayîn | |
[pagina 16]
| |
vanuit Syrië, tot opstanden van de vluchtelingenkampen die over heel Libanon verspreid zijn en tot gevechten tussen Libanezen onderling. Toen Libanon op dat moment melding maakte van Syrische troepenconcentraties aan de grenzen, meldde Damascus lakoniek: ‘Syrië heeft nooit zijn troepen geconcentreerd en zal dat ook nooit doen aan de kunstmatige grenzen die het imperialisme gecreëerd heeft tussen twee delen van één enkel arabisch vaderland’. Hetzelfde perscommuniqué meldt verderop: de regering van Syrië heeft al energieke maatregelen genomen ‘om te protesteren tegen de vijandige handelwijze van de ‘reactionaire kliek’ die het broederland Libanon bestuurt, ten opzichte van onze gemeenschappelijke broeders, de palestijnse commando's’Ga naar voetnoot5. Daaruit blijkt hoe de leiders in Damascus over Libanon denken.... Dit jaar nog, nadat in begin mei Israël een grootse actie tegen de Palestijnse verzetsstrijders in Zuid-Libanon had ondernomen, zijn er weer incidenten van dezelfde soort voorgevallen. Veel Libanezen hebben de indruk dat Syrië de Palestijnse kwestie gebruikt om het Libanese regime ten val te brengen. Tot aan de aanval van Israël op Beiroets vliegveld in december 1968 was het aan de Libanese zuidgrens betrekkelijk rustig. Er waren weinig Palestijnse commando's en Libanon had nauwelijks deelgenomen aan de militaire operaties van de 6-daagse oorlog, overeenkomstig de akkoorden die het vroeger met de Arabische Liga gesloten hadGa naar voetnoot6. Syrië nu zou er op uit zijn veel Palestijnse commando's in Zuid-Libanon binnen te laten dringen. Verschillende malen zijn de commando's van al-Saïka met behulp van Syrisch legermateriaal Libanon binnengetrokken. Damascus rekende er volgens deze Libanezen op dat de concentratie van Palestijnse verzetsstrijders represailles van Israël op zou roepen, juist als in Jordanië. Libanon zou zo van lieverlee direct in de strijd betrokken raken. De wanorde die daaruit zou volgen zou dan vanzelf het Libanese regime verzwakken en ten val brengen. Het is moeilijk te beoordelen of dit Libanese wantrouwen jegens Syrië gerechtvaardigd is. Het is evident dat afgezien van de Syrisch-Libanese kwestie de Palestijnen er veel belang bij hebben in Zuid-Libanon bases te betrekken. Het Libanese bergland leent zich veel beter voor guerilla-acties dan de Jordaanvlakte. Het lijkt dus onjuist alleen Syrië voor deze actie aansprakelijk te stellen. Wel is waarschijnlijk dat Syrië deze actie graag ondersteunde om zo Libanon in de greep te krijgen. In ieder geval is zeker dat de Libanezen geen prijs stellen op militaire hulp van het Syrische leger, omdat ze bang | |
[pagina 17]
| |
zijn dat dat Syrische leger het Libanese grondgebied wel eens niet meer zou kunnen verlaten, en die angst lijkt ons zonder meer gerechtvaardigd.
Libanon en Israël. - In Zuid-Libanon lopen verschillende rivieren en er is sinds enkele jaren een belangrijk artificieel meer klaargekomen door een stuwdam in de rivier de Litanie. Israël kijkt met begerige ogen naar al dat water. Dat denken althans veel Libanezen, en er zijn verschillende uitspraken die hen gelijk geven. Op 1 maart 1964 verklaarde Ben Goerion aan de Israëlische krant Haboker: ‘De grenzen van de joodse staat zouden een groter gebied omvat hebben wanneer Moshe Dayan in 1948 onze opperbevelhebber geweest was’. Ygal Allon, die de opperbevelhebber van 1948 was, verklaarde een paar dagen later aan dezelfde krant: ‘Als Ben Goerion niet de wapenstilstand had bevolen, zouden onze troepen nog de Litanie in het noorden (Libanon) en de Sinaï in het zuiden (Egypte) bezet hebben en zo ons hele vaderland hebben bevrijd’. 6 Oktober 1967 vermeldt The Jewish Chronicle de verklaring van Moshe Dayan, waarin hij zegt: ‘Israëls grenzen, behalve die met Libanon, zijn ideaal, hoewel niet zonder meer realistisch’. Het is dus niet vreemd dat Libanon bang is voor een Israëlische invasie, en de enige reden waarom dat nog niet gebeurd is is volgens velen het feit dat de Verenigde Staten niet alleen in Israël, maar ook in Libanon belangen hebben, en dat ze daarom Israël niet de vrije hand laten. Maar wat Israël niet via een directe militaire operatie verkrijgen kan, zoekt het nu via de Palestijnse commando's te verkrijgen. De herhaalde aanvallen op Libanese dorpen, het opblazen van huizen, de actie van mei 1970 die twee dagen duurde, heeft in het zuiden een klimaat van onveiligheid geschapen, dat veel bewoners van Zuid-Libanon heeft doen vluchten; kort na mei '70 sprak men in Beiroet van 50.000 vluchtelingen. En Libanon zit tussen twee vuren. Het kan zijn land niet prijsgeven, maar het kan evenmin de Palestijnse commando's aan strakke banden leggen. Door de actie van zijn leger tegen de fedayîn in het najaar van 1969 haalde het zich de afkeer van Syrië, Algerije en in mindere mate ook die van Egypte op de hals. Bovendien waren er in Libanon veel Palestijnse vluchtelingen die duidelijk hun vrijheidsstrijd boven de integriteit van het Libanese grondgebied stelden. Ook Libanon moest volgens hen zijn eigenbelang opofferen voor het heil van het Palestijnse volk en de hele arabische natie. Veel Libanezen zijn het met deze Palestijnen eens. Met name in de studentenwereld hebben de verzetsorganisaties een belangrijke aanhang. Daar komt nog bij dat veel ontevredenen met name in het onderontwikkelde noorden en zuiden van Libanon in deze kwestie een goede gelegenheid zien om het huidige feodale regime omver te helpen. Daarom kan Libanon, zelfs als het dat zou willen, | |
[pagina 18]
| |
niet hard tegen de Palestijnse commando's optreden: dat zou een burgeroorlog veroorzaken. Van de andere kant kan het deze commando's ook niet de vrije hand laten. De regering is dan bang voor een staat in de staat (zoals dat in Jordanië het geval is) en bovendien komt dan de nationale integriteit in het gedrang vanwege de aanspraken die Israël op Zuid-Libanon maakt. Sinds de akkoorden van Kairo, die aan de crisis van eind 1969 een eind maakten, bestaat er een soort status quo: in bepaalde gebieden wordt aan de commando's de vrije hand gelaten: het Libanese leger komt er eenvoudig niet. De enige voorwaarde is dat deze commando's niet met zware wapens vanaf Libanees grondgebied Israël beschieten. Dit is het gebied dat Moshe Dayan sindsdien als een soort niemandsland beschouwt en waar hij regelmatig laat patrouilleren. Hij redeneert dat het Libanese leger dit gebied aan de Palestijnen heeft afgestaan. Sindsdien is wat daar gebeurt een zaak die alleen nog hem en de Palestijnen aangaat, maar waar Libanon zich buiten moet houden. Hij vergeet daarbij de Libanezen die in het zuiden wonen, en die het slachtoffer zijn van zijn vergeldingsacties. Deze houding van Dayan zou wel eens de eerste stap naar de verovering van Zuid-Libanon kunnen zijn. Geen plotselinge overval die de internationale afkeer op zou roepen (hij heeft wat geleerd van de aanval op Beiroets vliegveld!), maar geleidelijk aan telkens een kleine stap verder gaan. | |
Wie besturen Libanon?Het is wel duidelijk dat Libanon in een buitengewoon precaire situatie verkeert. Het staat van alle kanten onder druk. Velen achtten dan ook de presidentsverkiezingen van de afgelopen augustusmaand van veel belang: de nieuwe president moet aan een buitengewoon moeilijke toestand het hoofd bieden. We willen wat uitgebreider op die verkiezingen ingaan, omdat die een goed beeld geven van de Libanese politiek. Fouad Chehab, op wie velen hun hoop gesteld hadden, verklaarde anderhalve week voor de verkiezingen: ‘De politieke instituties van Libanon en de traditionele gewoonten van het openbare leven vormen geen instrument dat is aangepast aan de voorwaarden van een Libanees herstel, zoals het komende tiental jaren dat eist in alle opzichten. (...) Het land is nog niet bereid om de diepgaande oplossingen te aanvaarden, die ik overigens slechts onder ogen kan zien in het respect voor de fundamentele vrijheden waaraan ik altijd gehecht ben geweest. Daarom heb ik beslist geen kandidaat te zijn voor het presidentschap van de republiek’Ga naar voetnoot7. Chebab was opperbevelhebber van het leger tijdens de burgeroorlog van 1958. Nadat hij zijn legerfuncties had neergelegd, is hij datzelfde jaar tot president | |
[pagina 19]
| |
gekozen. Hij is een technocraat, die het land veel diensten bewezen heeft en die zich het vertrouwen van veel moslims heeft weten te verwerven. Hij is een duidelijk tegenstander van de extremistische richting die door ex-president Cham'oun vertegenwoordigd wordt. Als hij spreekt over de onrijpheid van het Libanese politieke bestel, dan bedoelt hij waarschijnlijk het feodale, niet rationele karakter ervan, en daarin heeft hij gelijk. Het voorspel van de presidentsverkiezingen hebben we gevolgd via de enige Libanese krant die we op dat ogenblik bemachtigen konden, al-Hayât, die het standpunt van de moslimmeerderheid weergeeft. De president van Libanon wordt gekozen door de kamerleden, die in de maand die aan de verkiezingen voorafging, vrijwel iedere dag uitgenodigd waren op een coctail of een diner bij één van hun collega's, die dan de verschillende transacties en combinaties besprak: iedere kandidaat tracht zo stemmen te verwerven. Er ging vrijwel geen dag voorbij, zonder dat de krant uitkwam met op de voorpagina een foto van een groep kamerleden op bezoek bij een of andere leider. Langzaamaan kwamen er uit al die gesprekken de kandidaten tevoorschijn. Maar voor we daarop ingaan is het van belang iets te zeggen over de eigen aard van de politieke partijen in Libanon. Deze zijn nogal verschillend van het soort partijen dat we in Europa kennen want het zijn geen groeperingen rond een program, maar rond een persoon, in veruit de meeste gevallen rond de leider van een belangrijke feodale familie. Al deze leiders zijn heer en meester in een bepaald gebied, of in een grote wijk van Beiroet. Ze vertegenwoordigen veel meer dat gebied dan een program. Zolang ze aan de macht zijn, kunnen de volgelingen op een serie voordelen rekenen. Hun partijprogram is volkomen bijkomstig, het is de vlag die de lading moet dekken. Deze situatie is overigens een logisch gevolg van het confessionalisme, dat we hierboven al beschreven. Wie de geschiedenis van Libanon van dertig jaar terug bekijkt, komt er over het algemeen dezelfde namen tegen als in de krant van vandaag: de vaders zijn door hun zoons opgevolgd in de leiding van de familie en van de partij. Toch bestaat er wel zoiets als een partij-program: het belang van de gemeenschap. Op grond van die belangen hebben enkele politieke formaties zich gevormd. - De Nahj (de weg): 46 kamerleden. Deze groep, die hoofdzakelijk uit moslims bestaat en enkele christenen telt, heeft indertijd ex-president Chebab gesteund en vroeg ook afgelopen maand om diens kandidatuur. Het is de groep die in 1958 zich tegen President Cham'oun verzette en die een ruime openheid naar de arabische wereld voorstaat. Toen Chebab weigerde zich kandidaat te stellen, hebben ze de jongere Elias Sarkis voorgesteld, die een volgeling van Chebab is. Hij is met één stem verslagen door de kandidaat van de ‘Hilf’. | |
[pagina 20]
| |
- de Hilf (het verbond): 47 kamerleden. Deze groep is een verbond van de drie voornaamste leiders van de maronieten: ex-President Cham'oun, Pierre Gemayel en Raymond Edde. Ze vertegenwoordigen de rechtse christenen en verzetten zich bijvoorbeeld tegen de vrijheid die in Libanon aan de fedayîn gelaten wordt. En dat zowel omdat de nationale integriteit door de acties van de commando's bedreigd wordt als omdat de verzetsorganisaties duidelijk links georiënteerd zijn en, met name onder de jeugd, veel linkse invloed uitoefenen. Al verschillende malen zijn er gevechten geweest tussen de maronitische stoottroepen (Kataëb), waar Pierre Gemayel de leiding van heeft en die een belangrijke paramilitaire organisatie vormen, en de fedayîn. Naarmate de maronieten de Libanese integriteit meer bedreigd achten is hun steun aan deze leiders groter. Ze stelden aanvankelijk Gemayel als kandidaat voor, omdat Cham'oun te veel verzet bij de moslims op zou roepen. Maar toen Chehab zich niet verkiesbaar stelde, diende ook Cham'oun zijn kandidatuur in, om zich op het laatste moment weer terug te trekken en zijn stemmen af te staan aan een meer gematigde figuur uit zijn groep: Soleiman Frangie, feodaal heer in het noorden van Libanon. Deze laatste is gekozen. - de onafhankelijken: 5 kamerleden. De leiding van deze groep berust bij Kamal Joumblatt, leider van een van de belangrijkste druzenfamilies, in hetzelfde gebied als waar Cham'oun zijn invloed heeft. Hij is de leider van de PPS (Progressieve socialistische partij) en hij werpt zich, in tegenstelling tot de leiders van de ‘Hilf’ op als verdediger van de fedayîn in Libanon. Hij verzet zich tegen de twee grote blokken als tegen een feodale kliek. Maar men kan toch moeilijk aan de indruk ontsnappen dat hij slechts tegen deze politici gekant is omdat het zijn concurrenten zijn: hij is dan wel verplicht de tegenovergestelde positie in te nemen. De verhoudingen tussen de druzen van Syrië en het Syrische regime zijn bepaald niet vriendschappelijk, en in die context komt de vriendschap van druzenleider Joumblatt met de leiders van Damascus op zijn zachtst gezegd vreemd voor. Veel Libanezen beschouwen die vriendschap als een verraad aan Libanon. In zijn socialistische partij verzet hij zich tegen het feodalisme, maar ondanks zijn ascetische leefwijze, kan men hem toch moeilijk anders dan als een feodaal Heer karakteriseren. In het huidige kabinet is hij minister van binnenlandse zaken en een feit is dat hij er boven verwachting wel in slaagt om de fedayîn, die hij openlijk verdedigt, en de positie van de Libanese regering, waarvan hij deel uitmaakt, met elkaar te verzoenen. Binnen de groep van Joumblatt vinden we verder enkele andere leiders, die zich niet bij een van de twee grote blokken aan willen sluiten om verschillende redenen, zowel moslims als christenen. | |
[pagina 21]
| |
Deze groep onafhankelijken stelde als kandidaat voor het presidentschap een teruggetrokken generaal, Jamil Lahoud, voor. Bij de eerste stemming verwierf deze de vijf stemmen van zijn groep. Bij de tweede ronde stemden sommigen op Frangie en anderen op Sarkis. Tenslotte is daar, als curiositeit, nog Adnân Hakim, moslim-leider in een wijk van Beiroet. Deze diende tegen het Nationale Pact - maar niet tegen de grondwet - als enige moslim zijn kandidatuur in. Bij de eerste stemming verwierf hij één stem, en boze tongen beweren dat het zijn eigen stem was.... Zo is Charles Helou, die tijdens zijn ambtsperiode in grote lijnen de politiek van zijn voorganger Chebab voortzette, opgevolgd door een gematigde figuur uit de ‘Hilf’. Op de achtergrond van de groepen die elkaar bestreden bij deze verkiezingen speelde er nog een machtsgroep mee die beslist niet te verwaarlozen is: die van de religieuze leiders. De maronitische patriarch bijvoorbeeld heeft zich duidelijk tegen Chebab en voor de ‘Hilf’ uitgesproken. Met enige reserve gaf de correspondent van Le Monde in Beiroet het volgende bericht: Mgr. Meouchi (de patriarch) ‘zou onlangs een brief gestuurd hebben aan al de chefs van diplomatieke legaties die in Beiroet geaccrediteerd zijn. Daarin beroept hij zich op zijn kwaliteit van chef van de maronitische gemeenschap (waarvan de president van de Libanese republiek deel uit moet maken), om de persoon van de generaal (Chebab) ernstig te bekritiseren’Ga naar voetnoot8. En twee weken eerder had het dagblad al-Hayat al een officiële verklaring van het patriarchaat gepubliceerd, waarin de patriarch vroeg om de ‘terugkeer naar een grondwettelijk regime’ in de nu komende periodeGa naar voetnoot9. De patriarch heeft zich dus beslist niet afzijdig gehouden. De imâm van de chi'ieten, leider van zijn gemeenschap juist als de patriarch van de maronitische, hield zich tijdens een onderhoud met de volgelingen van Pierre Gemayel veel meer op de vlakte: hij onderstreepte het feit dat hij vooral religieus leider was, en de politiek aan de politici overliet. Wel riep hij op tot een serieus doordachte keuze van de president en vroeg hij alle kleine partijbelangen te vergetenGa naar voetnoot10. Deze moslimleider kwam enige tijd geleden op voor de rechten van de bewoners van Zuid- Libanon, waaronder zich veel chi'ieten bevinden: hij maakt een gunstige uitzondering op de religieuze leiders van Libanon en bemoeit zich slechts zelden met de politiek. De mufti van de republiek, leider der sunnieten, kwam weinig in de publiciteit tijdens de verkiezingen. Maar binnen het politieke bestel van Libanon | |
[pagina 22]
| |
is hij een figuur van het hoogste belang. Zo is het al voorgekomen dat de mufti van de republiek aan de eerste minister (sunniet, en dus lid van zijn gemeenschap) opdracht gaf te demissioneren. Vervolgens liet hij aan de president van de republiek weten onder welke voorwaarden deze op een oplossing van de kabinetscrisis kon rekenen. Een paar dagen later presenteerde een boodschapper van de patriarch zich bij de president om de voorwaarden van de maronieten aan de president te laten weten.... Deze mengeling van godsdienst en politiek valt voor de moslims beter te verdedigen dan voor de christenen omdat de orthodoxe Islam altijd beweerd heeft godsdienst en vaderland tegelijk te zijn. Maar binnen de Libanese context valt ook de houding van de patriarch te begrijpen, die zich voor de maronitische gemeenschap verantwoordelijk voelt. Dat sluit overigens niet uit dat veel Libanezen, moslims én christenen, de inmenging van de religieuze leiders in de politiek ten sterkste afkeuren. We zijn wat uitgebreider ingegaan op de presidentsverkiezingen en de verschillende politieke groeperingen die daarbij een rol speelden, omdat hier duidelijk naar voren komt hoe het land bestuurd wordt: door een samenspel van compromissen en persoonlijke belangen. En vanwege de serieuze problemen waarvoor het land zich geplaatst ziet - vooral dat van de Palestijnse vluchtelingen en de fedayîn - achten veel Libanezen deze bestuurswijze onvoldoende. | |
De ontevredenenRegelmatig komt men dan ook in de editoriaals van het dagblad l'Orient oproepen tegen, gericht aan ministers en kamerleden om de kleine onderlinge twisten en belangen nu eens te vergeten en zich serieus met de dringende problemen van het land bezig te houden. Maar l'Orient is een gematigd blad. Veel studenten gaan verder. Ze zijn het niet eens over wat er nu precies in het land gebeuren moet, maar wél over het feit dat het de hoogste tijd wordt een zekere revolutie tot stand te brengen, bijvoorbeeld om een einde te maken aan het confessionalisme, of aan de bevoorrechting van de stad Beiroet en omstreken boven de rest van het land. Bij gebrek aan een interne factor die hen verbindt, scharen ze zich achter de Palestijnen, die evenals zij niet afkerig zijn van een revolutie in Libanon. Maar deze studenten vinden onder hun kameraden een belangrijke tegenstand. Studenten komen vaak zelf uit de beter gesitueerde milieus en lang niet iedereen is bereid zijn eigen milieu af te vallen. Velen verdedigen dan ook de traditionele toestand, en daarmee zowel de positie van hun ouders als hun eigen toekomst. Dat leidde in oktober 1969 bijvoorbeeld tot gevechten (en dat was de eerste keer niet!). L'Orient meldde: ‘Hevige gevechten gis- | |
[pagina 23]
| |
terenochtend bij de Amerikaanse Universiteit van Beiroet tussen ‘Libanese’ studenten en pro-fedayîn. Met de Libanese vlag voorop en op het ritme van het volkslied zijn de eersten slaags geraakt met de anderen die portretten droegen van Yasser Arafat en Che Guevara, op het terrein van de Universiteit. Balans van het treffen vóór de politie de antagonisten verspreidde: 7 gewonden, waaronder de zoon van president Hamade, die zich aan de zijde van de ‘Libanezen’ bevondGa naar voetnoot11. Hamade is kamervoorzitter en chi'itisch leider. Het zijn dus duidelijk niet alleen de christenen die het traditionele regime verdedigen, zoals nog al eens beweerd is. Behalve de studenten is er nog een andere groep die heel ontevreden is met de zwakke macht van het regeringsapparaat, en dat is het leger. Dit leger bestaat uit beroepssoldaten. Hoewel vaak door de studenten geëist en door de regering beloofd, bestaat er in Libanon geen dienstplicht. Het leger heeft de reputatie boven de confessionele partijen te staan, vooral nadat het onder leiding van Chehab, die tijdens de burgeroorlog van 1958 opperbevelhebber was, er toen in geslaagd is de vechtende partijen tot rust te brengen. Na de crisis van het najaar 1969 zijn te Kairo de akkoorden getekend tussen Yasser Arafat en generaal Boustany, terwijl de kamer de inhoud van de akkoorden niet eens kende. Een weinig elegante formule... Maar de leider van de Palestijnen, Yasser Arafat, had geen vertrouwen in een verdrag met het zwakke Libanese regime, temeer omdat hij in de praktijk toch vooral met het leger te maken heeft. En generaal Boustany heeft ook niet altijd van vertrouwen in de regering blijk gegeven. Vandaar dat er vanuit de kamer nogal veel oppositie tegen deze akkoorden gekomen is. De verhouding tussen leger en regering was gespannen en sommigen spraken zelfs van een op handen zijnde staatsgreep van het leger. Kort na de ondertekening van de akkoorden is aan generaal Boustany eervol ontslag verleend als opperbevelhebber van het leger. Een laatste groep ontevredenen doet slechts weinig van zich spreken, omdat ze weinig publiciteitsmogelijkheden hebben. Maar afgelopen jaar zijn er in het noorden serieuze moeilijkheden geweest tussen boeren en landeigenaars. De boeren weigerden aan hun ‘Heren’ de gewone bijdragen te betalen. Ook in het zuiden van het land, waar de toch al schaarse ontwikkelingsprojecten door de militaire activiteiten lamgelegd zijn, leven veel ontevredenen. De daarwonende Libanezen vinden dat de regering te weinig voor hun veiligheid onderneemt. En als je huis opgeblazen wordt en je het toch al niet breed had, ligt het voor de hand dat je steun en bescherming eist, zonder dat je je afvraagt of daar veel reële mogelijkheden toe bestaan. Volkomen terecht proberen deze weerloze mensen het regime van Beiroet onder druk te zetten, maar hun pressiemiddelen zijn slechts klein. | |
[pagina 24]
| |
Zo verdedigt in Libanon ieder zijn eigen belangen, ook nog in de dramatische omstandigheden van de laatste jaren. Velen zijn ontevreden, maar niemand ziet een betere oplossing, en daarom leeft Libanon verder met het regime zoals het nu is, bij gebrek aan beter. | |
ConclusieZo is dus Libanon: christenen en moslims zijn bang door elkaar van hun cultuurcentrum te worden afgesneden. De andere, minder grote groepen, verdedigen alleen hun eigen posities. Allen samen zijn ze bang door Syrië of Israël onder de voet gelopen te worden. Sommigen verdedigen vanwege dit gevaar fel de traditionele leiders en de nationale integriteit. Anderen verzetten zich tegen het confessionalisme en de traditionele bestuursvormen die daaruit voortkomen. De eersten zien in de Palestijnen een volk dat weliswaar geholpen, maar toch ook op een afstand gehouden moet worden, vanwege de gevaren die hun aanwezigheid voor het bestaan van Libanon en het huidige regime meebrengt. Hun tegenstanders beschouwen de Palestijnen als kostbare medewerkers, aan wie ze de volle steun geven in hun vrijheidsstrijd en door wie ze hopen te komen tot een links georiënteerde revolutie binnen Libanon. De religieuze leiders zitten - als verdedigers van hun groepering - soms tot over de oren in de politiek. Het leger treedt op als een soort scheidsrechter maar het heeft soms moeite aan de bekoring te weerstaan om zelf de macht in handen te nemen. Het is een land van vluchtelingen; sommigen wonen er al meer dan duizend jaar, anderen - de Armeniërs bijvoorbeeld - zijn er pas rond de jaren twintig komen wonen en nog later bood Libanon gastvrijheid aan Syriërs en Egyptenaren die met hun nieuwe socialistisch getinte regime niet overweg konden. Libanon heeft iets van de angst en het wantrouwen van vluchtelingen bewaard: ze willen kost wat kost de eigen tradities en originaliteit bewaren. Daarom zijn ze geneigd tot een zeker conservatisme. We gaven dit artikel de titel ‘Libanon neutraal?, de reden van die titel is nu misschien duidelijk: het land neemt maar zelden een zelfstandige positie in, niet bij gebrek aan persoonlijkheid, maar omdat het in de klem zit. Er zijn heel duidelijke opinies in Libanon, maar wanneer het land definitief voor één van die opinies zou kiezen en zijn politiek er door zou laten bepalen zou het zowel door de inwendige spanningen als door de buitenlandse druk uit elkaar spatten. De Libanezen proberen met al hun verscheidenheid in vrede samen te leven, maar het wordt hen wel buitengewoon moeilijk gemaakt! |
|