Forum
Tien jaren Franse roman
Het voorjaar van 1970 heeft de eerste overzichten opgeleverd van de Franse romankunst in de jaren 1960-'70. Het belangrijkste overzicht is tot nu toe wel dat van R.M. Albérès, Le roman d'aujourd'hui, waarin duidelijk naar voren komt dat de traditionele roman onvervangbaar is en de nouveau roman zich tot een volkomen nieuw genre heeft ontwikkeld.
In het tweede kwart van onze eeuw hebben, onder auspiciën van Pascal en Dostojewski, auteurs als Bernanos, Daniel-Rops, Malègue, Julien Green, Malraux, Camus, Sartre en Mauriac het menselijk bestaan beschreven in zijn metaphysieke dimensie, met zijn angsten, geestelijke drama's en tragische spanningen. Maar na 1950 schijnt de bron op te drogen. De tendensen die dan gaan heersen, zetten zich door in de zestiger jaren. In de roman blijven de psychologie en de analyses van Françoise Sagan (Les merveilleux nuages, 1961), José Cabanis (La bataille de Toulouse, 1966) en Marguerite Duras (L'après-midi de M. Andesmas, 1962) het publiek boeien. Twee belangrijke thema's zijn de anonieme mens in zijn gewoonheid - Robert Sabatier's Allumettes suédoises is er onlangs om bekroond - en de obsessie van het zoeken naar iets wat men verloren heeft, waarover met name André Pieyre de Mandiargues (Le lis de mer, 1954, La marge, 1967) schrijft. Sedert 1950 heeft de Franse roman echter geen genie zien opstaan.
Een halve eeuw ten achter op de revoluties in de poëzie (Mallarmé, Valéry), de schilderkunst (Mondriaan) en de muziek (le Groupe des Six), maar toch ook aangekondigd door figuren als Musil, Kafka, Joyce en Proust, maken de neoromanciers ons deelgenoot van hun taalpogingen om de werkelijkheid te doorgronden (J. Daniëls, Temperatuur van de nouveau roman, in Streven, april 1970, pp. 725 vv.). In de loop van het laatste decennium nu is die nouveau roman minder een soort roman gebleken dan een geheel nieuw genre dat ergens ligt tussen poëzie, film en literaire kritiek: metaroman of aliteratuur.... Het is dan ook interessant hoe, geheel onafhankelijk van elkaar, Daniëls en Albérès verband leggen met een tijdperk dat met het onze overeenkomsten vertoont, de preklassieke helft van de zeventiende eeuw; zij noemen respectievelijk de préciosité - ‘eveneens geen revolutionaire beweging maar toch werden de letteren er anders door gedoseerd’ (a.c., p. 733) - en de barok, die meer een mentaliteit is dan een bouwstijl (o.c., p. 243). In de laatste tien jaren zijn er ook al ontelbare studies aan het verschijnsel van de nouveau roman gewijd, veel Zwitserse, Skandinavische en Amerikaanse proefschriften, maar vooral de werken van Claude Mauriac, Georges Poulet en Roland Barthes. Merkwaardig dat die studie van de nouveau roman meer bekend is geworden dan de nouveaux romans zelf en dat er 'n vaste verbintenis aan het groeien is met de nouvelle critique. Niemand kan nog voorspellen waar deze in elk geval interessante verloving op uit loopt.
Frans Kurris s.j.