| |
| |
| |
Boekbespreking
Binnengekomen boeken, aan het begin van iedere rubriek vermeld, worden besproken naar mogelijkheid.
| |
Theologie
Berkouwer, Dr. G.C. - De Kerk. I Eenheid en katholiciteit. - (Dogmatische Studiën), Kok, Kampen, 1970, 260 pp., f 21,50. Biser, Eugen - Theologische Sprachtheorie und Hermeneutik. - Kösel Verlag, München, 1970, 603 pp., DM.48,-. |
Congar, Yves - L'Eglise. De S. Augustin à l'époque moderne. - (Histoire des dogmes. Tome III), Ed. du Cerf, Paris, 1970, 483 pp.. |
Deissler, Alfons u.a. - Der Priesterdienst. I Ursprung und Frühgeschichte. - (Questiones Disputatae) Herder, Freiburg/Basel/Wien, 1970, 175 pp., DM. 18,-. |
Kertelge, Karl - Die Wunder Jesu im Markusevangelium. - Kösel Verlag, München, 1970, 232 pp., DM. 42,-. |
Mainberger, Gonsalv - Jesus starb - umsonst. - Herder, Freiburg/Basel/Wien, 1970, 184 pp., DM. 15,80. |
Ratzinger, Joseph - Glaube und Zukunft. - Kösel Verlag, München, 1970, 131 pp., DM. 8,50. |
Rondet, Henri, s.j. - Histoire du dogme. - Desclée, Tournai, 1970, 320 pp.. |
Vergote, A., e.a. - L'Eucharistie. Symbole et réalité. - (Responses chrétiennes), Duculot, Gembloux, 1970, 180 pp., BF. 160. |
Xhauffelaire, Marcel - Feuerbach et la théologie de la sécularisation. - Ed. du Cerf, Paris, 1970, 397 pp.. |
| |
Dr. N. Poulssen
Judith
Uit de grondtekst vertaald en uitgelegd
(De Boeken van het Oude Testament, deel VI / boek III)
Paul Brand / Romen en Zn., Maaseik, 1969, 92 pp., BF. 125.
De collectie De Boeken van het Oude Testament wordt door deze publikatie met een 23e deel verrijkt. Het boek Judith - waarin de gelijknamige Joodse heldin de vijandige Holofernes trotseert en neerslaat - is een merkwaardig geschrift: zijn historische en geografische gegevens zijn zo disparaat dat ze zich niet tot een reëel patroon van tijd en ruimte laten herleiden. Men heeft wel eens gesproken van een historische roman; beter gewage men van een didactische aansporing, van een religieus drama waarin de God van Israël, tegen onbegrip en valse pretenties in, zijn koningschap opeist en bevestigt. De theologie van dit Schriftboek kan men inderdaad door middel van deze drie componenten samenvatten: God openbaart zijn macht door middel van zijn volk voor het oog van de heidenen. Waarschijnlijk werd het werk omstreeks het jaar 100 v. Chr. opgesteld in een farizees milieu dat zich kritisch instelde tegenover het werelds regime van de dynastie van de Hasmineeën.
J.-M. Tison
| |
Franz Böckle
Pour former la conscience chrétienne
Duculot, Gembloux, 1970, 160 pp., BF. 150.
In 1966 liet de auteur een ‘Moralis Generalis’ verschijnen, die hij reeds vele jaren aan seminaristen doceerde. Interessant voor hen die wensen te weten hoe 20 jaar geleden dit traktaat werd opgebouwd. Het spreekt vanzelf dat heel wat beschouwingen uit die tijd ook nu nog belangrijk blijven, maar de lezer zal meestal vruchteloos zoeken naar een uiteenzetting van hedendaagse moraal-theologische problemen.
A. Fransen
| |
| |
| |
Godsdienst
Aumont, Michèle - Quatre cents prêtres parlent du sacerdoce. - (Problèmes d'aujourdhui), Desclée, Tournai, 1970, 127 pp.. |
Böckle, Franz - Pour former la conscience chrétienne. - (Réponses chrétiennes), Duculot, Gembloux, 1970, 160 pp., BF. 150. |
Evangile, révolution, violence. - (Mise en question), Duculot, Gembloux, 1970, 212 pp.. |
Exeler, Adolf und Dieter Emeis - Reflektierter Glaube. - Herder, Freiburg, 1970, 320 pp.. |
Houtart, François - L'éclatement d'une église. - Marne, Paris, 1969, 152 pp., FF. 12,50. |
Martin, Emile, et Pierre Antoine - La querelle du sacré. - (Verse et controverse), Beauchesne, Paris, 1970, 139 pp., FF. 13,-. |
Neill, Stephen - Het Anglicanisme. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1970, 479 pp.. |
Penning de Vries S.J., Dr. Piet - Dertig bijbelse gebedsthema's. - Patmos, Antwerpen, 1970, 198 pp., BF. 175. |
Poll, Dr. W.H. van de - Het voortbestaan van kerk en christendom. - Romen en Zn., Roermond, 1970, 292 pp., f 17,50. |
Thurian, Max - Sacerdoce et ministère. - Les presses de Taizé, Taizé, 1970, 285 pp.. Velpen, J. Vander - Ken je Lourdes? - Lannoo, Tielt, 1970, 156 pp.. |
| |
Dom Helder Camara
Een spiraal van geweld bedreigt de mensheid
Desclée De Brouwer, Brugge, 1970, 75 pp., BF. 60.
Bedreigde mensheid, Aanvaardbare oplossing, De beweging actie gerechtigheid en vrede, Oproep tot de jeugd, zijn de vier hoofddingen waarmee de sinds 1964 tot aartsbisschop van Recife aangestelde Helder Camara niet ophoudt aandacht te vragen voor de consequenties van een onvervalst evangelie. Het boekje is gewijd aan de nagedachtenis van Mahatma Ghandi en Dr. L. King
S. De Smet
| |
Guus van Hemert
Stenen in de rivier
Lannoo, Tielt/Den Haag, 1970, 160 pp., BF. 118.
Dit boek is ontstaan uit een reeks radiopraatjes om, vanuit themata van de Nieuwe Katechismus, te laten zien hoe geloven in het dagelijks leven staat. Ze gaan uit van dagelijkse woorden en feiten. Al is dit geen studieboek, het handelt toch over fundamentele geloofsgegevens die te gemakkelijk als ‘toch wel bekend’ terzijde worden gelaten. Niet alleen wordt het dan een doortrekken van de themata uit de Katechismus, ook op zichzelf biedt het waardevolle stof tot bezinning en gesprek. We herkennen de schrijver, eind-redacteur van de Katechismus, aan zijn ongekunstelde, gevoelvolle taal.
G. Boeve
| |
Ladislas M. Orsy S.J.
Pour un renouveau de la vie religieuse
Desclée, Tournai, 1970, 288 pp., BF. 240.
Franse vertaling van een aantal lezingen welke S. zowel in Europa als in Canada en de Verenigde Staten heeft gehouden voor mannelijke en vrouwelijke religieuzen. Behalve op de bekende naslagwerken van Kittel en X. Léon-Dufour heeft L.O. voordeel weten te halen uit Albert Gelin's werkje ‘De armen van Jahweh’ en Lucien Legrand's ‘De maagdelijkheid in de Bijbel’. Ook bekent hij veel te danken te hebben aan tal van geanimeerde gesprekken over deze onderwerpen met zijn medebroeders S.J.. Fundament van alle inzichten ligt dus in de Schrift. Aldus spreekt hij over de maagdelijkheid als ‘la compagnie de Dieu’, over de armoede als ‘la possession du royaume’, over de gehoorzaamheid als de actualisatie van het Verbond. Tenslotte wordt ook gehandeld over de gezagsdragers als ‘medebeheerders van Gods Geheimen die ten dienste staan van de ‘Wijsheid’, en, over het beschouwende en zogenaamde actieve leven.
Een boek dat getuigt van een religieus leven en bezield is van een bijbels aggiornamento.
S. De Smet
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
Bueb, Bernhard - Niezsches Kritik der praktischen Vernuft. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1970, 225 pp., DM. 25,-. |
Hoeven, P. Van der - Blaise Pascal. - Het Wereldvenster, Baarn, 1970, 112 pp., f 5,90. |
Dupré, Louis - De filosofische grondslagen van het marxisme. - (Filosofie en kultuur), De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1970, 278 pp., BF. 245. |
Hoeven, P. Van der - De exacte wetenschap als toetssteen voor wijsgerig denken. - Het Wereldvenster, Baarn, 1970, 22 pp., f 3,90. |
Hubbeling, Prof. Dr. H.C. - Inleiding tot het denken van Wittgenstein. - Born, Amsterdam/Assen, 1970, 119 pp. |
Kosing, Eva und Edel Mirowa-Florin - Lenin und Gorki. - Aufbau Verlag Berlin und Weimar, 1970, 580 pp., M. 12,-. |
Lemaire, Ton - Filosofie van het landschap. - Ambo, Bilthoven, 1970, 224 pp., f 12,50. |
Les-Etudes Philosophiques. - Presses Universitaire de France, 1970, 135 pp., FF. 9. |
Nota, J.H. - Gabriel Marcel. - Het Wereldvenster, Baarn, 1970, 117 pp., f 5,90. |
Win, Drs. Xaveer de - Plato. - Phaedo. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1970, 143 pp., BF. 75. |
Witte, Dr. A.J.J. de - De functie van de taal in het denken. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1970, 368 pp.. |
| |
Prof. Dr. H.C. Hubbeling
Inleiding tot het denken van Wittgenstein
Born, Amsterdam/Assen, 19692, 210 pp..
Dit is een tweede druk van de duidelijke uiteenzetting die de schrijver van de leer van Wittgenstein geeft. Ze is vermeerderd met een aantal opmerkingen over het boekje ‘Wittgenstein in de mode’ van de schrijver W.F. Hermans. Hermans valt namelijk ook dit werkje aan. De aanvallen kunnen veelal met enkele woorden worden afgedaan. De Wittgensteinmode is overigens voorbij. Wittgenstein heeft zijn nut gehad in zoverre hij de filosoof dwong nogmaals zich te verdiepen in zijn eigen werkzaamheid. De twee scholen waarvan hij de grondslag heeft gelegd, de analytische en de logisch-positivistische zijn feitelijk verzand in alle mogelijk kleinwerk en haarkloverijen. Feitelijk zijn zij echter volkomen vastgelopen toen voorlieden uit deze stromingen, zich baserend op het gezag dat ze als zodanig hadden, uitspraken gingen doen over ideologische en politieke kwesties zonder dat die uitspraken enig verband hadden met hun leer. Chomski is daarvoor het meest sprekende voorbeeld.
Men hoede eich er overigens voor Wittgenstein zelf tot een van deze scholen te rekenen.
C.J. Boschheurne
| |
Gabriel Marcel
Om de menselijke waardigheid
vert, door J. Hardenberg en P.A. Vries, Bijleveld, Utrecht, 1969, 173 pp., f 12,90.
Eind 1961 gaf schr. colleges aan de Harvard University, de tekst daarvan publiceerde hij later. De ondertitel is kenmerkender voor de inhoud van dit boek dan het thema ‘menselijke waardigheid’, al komt ook dit voortdurend ter sprake. Marcel licht telkens toe, hoe hij tot bepaalde gedachten en geschriften kwam, wat de bedoeling is van de door hem gebruikte termen. Vooral het commentaar op zijn toneelstukken maakt deze voor de filosoof hanteerbaarder. Behalve de titels van zijn hoofdstukken is de opsomming van contrasten op p. 8 typerend voor zijn belangstellingssfeer en richting. Ondanks de vaak geuite afkeer van conceptuele onderscheidingen bedient schr. zich er uiteraard voortdurend van, al is hij hier niet op z'n sterkst. T.a.v. zijn fundamentele distinctie tussen ‘hebben’ en ‘zijn’ spreekt hij twijfel uit (104), wat iedereen minstens als oprechte geste moet kunnen waarderen. Als hij hier de vraag stelt, of er geen overgangen bestaan tussen deze twee sferen en verder een intermediair poneert tussen beide (131), rijzen er heel wat vragen, juist in het kader van het systeem dat Marcel nolens volens biedt. Pag. 80 stelt wijsbegeerte en positieve wetenschappen heel wat voorzichtiger tegenover elkaar dan 9 v. Alles bij elkaar een werk dat een karakteristieke doorsnede geeft van dit denken en onmisbaar is voor iedereen die het wil interpreteren.
P. den Ottolander
| |
| |
| |
Sociale Wetenschappen
Antoine, Pierre en Abel Jeannière - Espace mobile et temps incertains. - (Recherches économiques et sociales), Aubier Montaigne, Paris, 1970, 157 pp.. |
Elst, André van der - Reclame: relatie producent-consument. - Davidsfonds, Leuven, 1970, 78 pp., BF. 60. |
Endleman, Shalom - Violence in the Streets. - Gerald Duckworth & Co., London, 1969, 471 pp., 50/-. |
Fourastié, Jean - Des loisirs: pour quoi faire? - Casterman, Tournai, 1970, 143 pp., BF. 90. |
Green, Celia - Vlucht in de medemens. - Boom en Zn, Meppel, 1970, 128 pp., f 8,90. Hemmerechts, Karel - Elektronische of tv-journalistiek. - De Vroente, Kasterlee, 1970, 175 pp., BF. 175. |
Hoeven, Prof. dr. P.J.A. - Arbeiden tussen welvaart en onvrede. - Ced - Samson, Brussel / Alphen a.d. Rijn, 1969, 308 pp., BF. 357. |
Hoffmann-Nowotny, Dr. Hans-Joachim - Migration. Ein Beitrag zu einer soziologischen Erklärung. - Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart, 1970, 155 pp., DM. 31,-. |
Isacker, Karel van - Het land van de dwazen. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1970, 38 pp., BF. 60. |
Kaiser, Jürgen - Familie und Jugendkriminalität. Band III. Jugenddelinquenz in rollentheoretischech Sicht. - Enke Verlag, Stuttgart, 1970, 107 pp., DM. 25,-. |
Lerner, Daniel and Morton Gorden - Euratlantica: Changing Perspectives of the European Elites. - The M.I.T. Press, Cambirdge, 1969, 447 pp., 117/-. |
Mathieu, Suzanne - Le célibat féminin. - Mame, Paris, 1970, 229 pp., FF. 16,50. |
Montgomery Hyde, H. - The other love. - Heinemann, London, 1970, 323 pp., £ 3,-. |
Roszak, Theodore - The making of a counter culture. - Faber and Faber, London, 1970, 303 pp., 45/-. |
Schueller, Th. - La femme et le saint. - Edit, ouvrières, Paris, 1970, 306 pp.. |
Toynbee, Arnold J. - Blokkerende gewoonten. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1970, 266 pp.. |
Veld-Langeveld, Prof. Dr. H.M. In 't - Vrouw - beroep - maatschappij. - Bijleveld, Utrecht, 1969, 360 pp.. |
Vet, A.C.W. van der - interviewt zes ondernemers over hun levenswerk. - Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1970, 177 pp., f 9,90. |
| |
Colin Cherry
Communicatie
Van Loghum Slaterus, Deventer, 1970, 363 pp., f 45,-.
In deze geslaagde vertaling van de tweede druk van zijn oorspronkelijke studie ‘On Human Communication’, die in 1956 verscheen, geeft de auteur in heldere en, in het algemeen ook voor niet-ingewijden, begrijpelijke taal een inleiding op het gehele gebied van menselijke communicatie. In de verschillende hoofdstukken wordt ingegaan op het probleem van communicatie en organisatie, wordt een historisch overzicht van de communicatiewetenschap gegeven, en het probleem van tekens en taal uiteengezet alsmede een analyse van signalen weergegeven. Een statistische theorie en een taalanalytische benadering alsmede een waarnemingspsychologische aanpak van het probleem communicatie besluiten deze alleszins leesbare, nuttige inleiding. Een bijgewerkte, relevante bibliografie verhoogt nog de waarde.
G. Wilkens
| |
Gustavo Perez
Latijns Amerika in revolutie?
Davidsfonds, Leuven, 1970, 77 pp., BF. 60.
Een inleidend hoofdstuk schetst de geschiedenis van Latijns Amerika en wijst op de gebeurtenissen en toestanden die de huidige crisis beïnvloed hebben. In twee hoofdstukken over de bevolkingsexplosie en over de revolutie worden de hoofdaspecten van een onhoudbare situatie ontleed. Helder, raak en beknopt weet de S. het probleem toe te lichten. Ook de morele implicaties van een bevolkingsbeperking en van de radicale hervormingen worden genuanceerd uitgediept. Een kort, lezenswaardig boekje.
B. Van Dorpe
| |
J.J. Branigan and H.R. Jarrett
The mediterranean lands
MacDonald and Evans, London, 1969, 609 pp., 150 foto's, kaarten en grafieken, 38/-.
Dit allereerst voor geografiestudenten geschreven handboek is volgens het voorwoord van de auteurs ook in zeker opzicht geschikt voor een bredere lezerskring. Deze
| |
| |
geschiktheid baseren zij op de behandeling van de politieke, sociale en economische problemen van de landen rondom de Middellandse zee. En inderdaad moet worden toegegeven dat de niet-geograaf in dit werk heel wat interessante stof geboden krijgt. Het boek valt in twee gedeelten uiteen. Het eerste gedeelte draagt een algemeen karakter en verschaft de lezer informatie over het fysisch milieu. Daarnaast bevat het beschouwingen over de sociaal-economische activiteiten van de menselijke groep. Het tweede gedeelte geeft een beschrijving van de regionale diversiteit in het Middellandse zeegebied door middel van een landsgewijze regionale geografie. Elk land of deel van een land wordt volgens een bepaald schema beschreven. Ook in de regionale behandeling volgt eerst een uiteenzetting over de hoedanigheden van het fysisch milieu. Dit wordt weer gevolgd door een analyse van de meer algemeen sociaal-geografische problemen. Tenslotte wordt aandacht geschonken aan de verschillende sub-regio's binnen elk land.
In het algemeen kan gesteld worden dat de algemene beschouwingen de meest lezenswaardige pagina's opleveren. In dit opzicht kan het boek voor de geïnteresseerde leek een waardevol tegenwicht bieden voor de stereotype opsommingen van allerlei wetenswaardigheden over tempels, kerken, paleizen, musea en andere cultuurmonumenten die men zo vaak in de reisgidsen tegenkomt. Naast deze positieve opmerking moet helaas geconstateerd worden dat de auteurs voortdurend het verschaffen van inzicht in de heersende politieke, sociale en economische structuren laten volgen door een simpele opsomming van plaatsen en streken met bijbehorende economische activiteiten. Arme studenten die de inhoud van deze encyclopedisch geschreven pagina's moeten beheersen!
De conclusie is daarom: zeer informatief wat betreft de algemene gedeelten, voor de rest slechts een (hoewel voortreffelijk) naslagwerk.
A. Dietvorst
| |
Evelyne Sullerot
Droit de Regard
Denoël/Gonthier, Paris, 1970, 216 pp., FF. 15,60.
Een verzameling korte opstelletjes van de Franse sociologe, specialiste van de vrouwenproblematiek, gerangschikt onder de vier volgende rubrieken: ‘presse et opinion’, ‘les hommes’, ‘la mode’ en ‘les femmes’. In hun tijd - de jaren zestig, jammer genoeg is geen enkel artikel gedateerd! - vielen de reacties van Sullerot op door hun scherpe toon; achteraf beschouwd lijken vele ervan nogal aan de tamme kant (o.m. wat zij zegt over prostitutie). Maar de stukjes zijn meestal voor vrouwenbladen geschreven (ook wel Le Nouvel Observateur en maandbladen van divers allooi). Het is uitstekende journalistiek, omdat er heel handig en intelligent gereageerd en gespeculeerd wordt op een actueel gebeuren. Belangrijk is dan vooral de bewogenheid van waaruit zij, schijnbaar erg losjes, maar in wezen sterk geëngageerd, schrijft. Het boek is dan ook minder belangrijk omwille van de feitelijke inhoud - al zijn er natuurlijk wel boeiende stukken, o.m. over de vrouw in de V.S. - dan om S'sters bekommernis op maatschappelijk gebied, die aan de hand van deze brokstukken gereconstrueerd kan worden. In feite heeft voor Sullerot de journalistiek dezelfde betekenis als de sociologie: een middel, of liever een wapen in een maatschappelijke strijd dat ‘onopvallend’ en (misschien) dus des te efficiënter kan worden. Zij pleit voor een wereld waarin zowel man als vrouw, kinderen zowel als ouderen gelukkiger kunnen zijn dan nu. Het is goed dat er naast de pamflettaire geschriften van de Dolle Mina's en andere SCUM-associaties ook een dergelijke schijnbaar milde maar in feite subversieve journalistiek bestaat. Haar ‘subversiviteit’ bestaat dan meestal simpelweg in het feit dat zij op het gepaste moment komt aandraven met één enkel of een paar sociologische feiten, met een paar revelerende cijfers, of met een gewoonmenselijk getuigenis, dat veel gediscussieer in
onze mannenwereld een beetje helpt rechttrekken.
E. De Kuyper
| |
Ernst Ell
Sexualmoral, voreheliches Geschlechtsleben und Zölibat
(Kritische Texte 2), Benziger Verlag, Zürich/Einsiedeln/Köln, 1970, 53 pp.
Ernst Ell trekt te velde tegen de traditionele ‘Sexualmoral’, met name op het punt van vóórechtelijk geslachtsverkeer en verplicht celibaat. Tegen kritische teksten geen bezwaar, mits ze getuigen van kritische zin. Dit laatste ontbreekt bij schr, zozeer dat zijn boekje weinig overtuigingskracht bezit.
A. van Kol
| |
| |
| |
Literatuur
Epochen der Deutschen Lyrik 1800-1830. DTV, München, 1970, 394 pp.. |
Forster, Franz - Grillparzers Theorie der Dichtung und des Humors. - Herder, Wien, 1970, 208 pp., DM. 19,50. |
Kaufmann, Hans - Heinrich Heine. Geistige Entwicklung und künstlerisches Werk. - Aufbau, Berlin, 1970, 290 pp.. |
| |
Walter Roland
De knik in de kern
Standaard, Antwerpen, 1969, 141 pp., BF. 160.
De knik in de kern van Sabine's leven werd veroorzaakt door de priem waardoor de zgn. vroedvrouw de foetus uit haar lichaam deed vloeien. Met het kind verloor zij meteen de vader, Flor, die zonder een reden op te geven na een tijd niet meer kwam. Sindsdien heeft Sabine niets meer, tenzij slaappillen, muziek, film en kroegen om de ontstane leegte op te vullen. In de kaleidoscoop van dit verhaal vervloeien dagdagelijkse realiteit en vervreemdende droombeelden voortdurend in elkaar. De roman speelt zich af op twee niveaus, hetgeen ook in de vorm tot uiting komt. Er is het objectiverend beschrijven van Sabine's doen en denken en voelen, en de overschakeling naar de eerste persoon in de lange droomassociaties van het 2de hfdst. en de L.S.D.-trance in het 5de hfdst. Op die wijze slaagt S. erin twee werelden met elkaar te doen contrasteren: de continue wereld van de onverstoord weerkerende gewone dingen en handelingen, en de discontinue, getraumatiseerde wereld van Sabine, die nergens heil vindt.
J. Gerits
| |
Frans Depeuter
De hand aan jezelf
Standaard, Antwerpen, 1969, 142 pp., BF. 160.
De titel van deze roman is het Leitmotiv dat in elk hoofdstuk opduikt (de korte mededelingen over zijn handen zijn voor de hoofdpersoon fysische verwoordingen van een psychologische, soms metafysische pijn). Gilbert lijdt aan het leven omwille van de derden die tussen hem en zijn vrouw Lea post gevat hebben en de echtelijke intimiteit voortdurend bedreigen, omwille van zijn gehandicapte zoon, Kob, onmacht en ontgoocheling die hij niet kan integreren, maar vooral omdat de mens geen recht heeft op zijn eigen vrijheid daar hij verantwoordelijk is voor de anderen (p. 44).
Die verantwoordelijkheid zal hij ontvluchten in de armen van Irma, een jeugdliefde, en door zijn gewilde onachtzaamheid waarvan Kob het dodelijk slachtoffertje wordt. Gilberts laatste poging om via het gelukkige verleden (in flash-backs opgeroepen) een nieuwe toekomst-ondanks-alles te invokeren, mislukt.
Het melodramatisch slot en sommige filosofische en religieuze beschouwingen die in de mode zijn, zijn zwakkere momenten van deze overigens talentvol geschreven, zeer menselijke roman.
J. Gerits
| |
René Gijsen
Op weg naar de literaire receptie
Nijgh & van Ditmar, Den Haag, 1969, 124 pp., f 9,90.
‘Op weg naar de literaire receptie’ is de titel die René Gijsen had voorzien voor zijn nieuwe prozaboek, dat evenwel niet meer tijdens zijn leven kon verschijnen. De uitgave ervan werd verzorgd door zijn vriend Gust Gils, die op het einde van het boek de samenstelling, volgorde en publikatie van het materiaal verantwoordt. De verhalen ‘Vruchten zoeken in het dorp’, ‘Tegen de verstening’ en ‘Op weg naar de literaire receptie’ verschenen reeds eerder in het tijdschrift Komma. De kern van het boek bestaat uit ‘Nieuwe memoires uit het souterrain’, geschreven, aldus R. Gijsen zelf, naar het model van de oorspronkelijke Memoires uit het Souterrain van Dostojevski. René Gijsen is in de Nederlandse literatuur een marginale figuur, wiens beperkt maar zeer bewust gewild oeuvre moeilijk toegankelijk is (cfr. Leo Geerts, Streven, nov. '69, pp. 184-191). Van dit aan de kant staan is de auteur zich scherp bewust: ‘Ik ben te veel waard. Dat wil zeggen, in zekere zin, ook helemaal niets. Ik ben een niet gangbare munt’ (p. 81). Zijn nuchtere analyse van de menselijke verhoudingen in een dubbelzinnige, onbenullige, cultuurloze maatschappij van bureaucraten en consumenten ontmaskert alle zelfbedrog, elke illusie. Het getuigt nergens van een geblaseerd beter weten of een patetisch engagement, wel van een zuiver, als van een nulpunt vertrekkend zoeken naar nieuwe menselijkheid.
J. Gerits
| |
| |
| |
August Strindberg
Eenzaam
(Witte beertjes), Bruna, Utrecht-Antwerpen, 1969, 111 pp..
Wie de bekendste autobiografische geschriften van Strindberg gelezen heeft (De zoon der dienstmaagd, De biecht van een dwaas), weet hoe hij het bestaan voortdurend als een conflict beleeft. Hij voelt zich verscheurd tussen breedheid en klein gevit, tussen liefde, jaloersheid en vrouwenhaat. Deze conflicten nopen hem tot zelfanalyse en zelfverdediging. Van dit alles is echter haast niets te merken in Eenzaam, een werkje dat Strindberg in 1903 schreef, toen hij na een kort huwelijk met Harriet Bosse alleen leefde in Stockholm (dus niet in 1899 voor de kennismaking met Bosse, zoals Kindlers Literatur Lexikon, deel II, kolom 2140, beweert). Gegegvens over het leven van Strindberg hoeft men er niet veel in te zoeken. Enkele zijn trouwens gewijzigd: hij stelt zich voor als een weduwnaar die na een verblijf van tien jaar in de provincie naar Stockholm is teruggekeerd. Centraal zijn zijn overwegingen over de eenzaamheid waarin hij innerlijke rust en evenwicht vindt. Dit steekt sterk af tegen zijn vorige autobiografische werken. Hij is gelouterd na zijn Inferno-periode en heeft zich verzoend met het lijden dat de ‘afvalprodukten van de ziel verbrandt’ en het gemoed verfijnt. Niettegenstaande zijn wantrouwen tegenover menselijk gezelschap blijft hij zich levendig interesseren voor de mensen in het gebouw waar hij woont en is hij een scherp waarnemer op zijn vele wandelingen. Verder vertelt hij over zijn avondlectuur van de bijbel en andere godsdienstige teksten en vindt men hier zijn oordeel over Balzac en Goethe.
V. Claes
| |
Robin Hannelore
Mandragora
Heibel, Grobbendonk, 1970, 36 pp., BF. 50.
Robin Hannelore, medeoprichter en redacteur van het tijdschrift Heibel, heeft sedert 1958 een tiental dichtbundels gepubliceerd en één roman: Het achtenvijftigste facet. Schrijven is voor hem een boodschap brengen. Een boodschap omtrent de mens en de kunst, en in zijn gedichten voornamelijk omtrent zichzelf. Mandragora (alruin, in de Middeleeuwen als een bijzonder toverkrachtige plant beschouwd) bevat 11 gedichten over de eenzaamheid omwille van de afwezigheid van de geliefde en 17 gedichten over het ik en het dichterschap. Het is een belijdenis van machteloosheid geworden: ‘Schrijven is schreien als een zuigeling / Om de aandacht te trekken / En daarom schrijf ik gewonnen verloren / Om iedereen rond mijn wieg te krijgen (p. 30)’. Deze machteloosheid wordt in een barokke woordenvloed uitgestald en met te doorzichtige, soms banale procédés tot poëzie getransformeerd. Eén voorbeeld slechts: ‘Nu lig ik erover te dubben / Hoe dikwijls ik nog de moed zal vinden / Om morgen op te staan / Om in mijn gestreken vaantje / Weer naar de maan en de bliksem te gaan (p. 6)’. Hannelore laat zich door beeld- en klankassociaties te gemakkelijk verleiden tot een woordenspel dat de homogeniteit en de expressieve kracht van het gedicht verzwakt. Door het integreren van de alledaagsheid in zijn zelfbelijdenis is hij er anderzijds in geslaagd de poëzie te betrekken op de werkelijkheid van het leven.
J. Gerits
| |
Winfried Georg Sebald
Carl Sternheim. Kritiker und Opfer der Wilhelminischen Ära
W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1969, 146 pp., DM. 12,80.
Deze studie (kort maar bepaald niet oppervlakkig, zij het vooral geconcentreerd op de novelle- en romanproduktie) rekent brutaal af met het Emrich-beeld van C. Sternheim als scherp criticus van de (Duitse) burgerlijkheid vóór 1914. S. achterhaalt de dualiteit van Sternheim, diens neurotische inadaptabiliteit en tegelijk behoefte aan assimilatie. Vanuit deze contradictorische factoren wordt het werk geanalyseerd en scherp mishandeld. Objectief blijkt deze agressie steekhoudend; subjectief wordt wel iets te licht uitgegaan van absolute premissen en worden bepaalde resultaten gepresenteerd met te relatieve bewijskracht. Ondertussen rekent S. af met het gesloten d.i. onkritische aureool rond Sternheims oeuvre en deze ongenuanceerde aanval kan de vakliteratuur alleen maar gunstig beïnvloeden.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Theater
Esslin, Martin - Brief chronicles. Essays on modern theater. - Temple Smith, London, 1970, 303 pp., 48/-. |
Ewen, Frederic - Bertolt Brecht. His life, his art, his times. - Calders & Boyars, London, 1967, 53 pp., geïll., 75/-. |
Hahnloser-Ingold, Margrit - Das englische Theater und Bert Brecht. - Francke Verlag, Bern, 1970, 281 pp., SF. 25,-. |
Helene Weigel zu ehren. - Suhrkamp, Stuttgart, 1970, 122 pp., DM. 28,-. |
Neumann, Peter Horst - Der Weise und der Elefant. - Fink, München, 1970, 96 pp., DM. 9,80. |
Paul, Fritz - Symbol und Mythos. Studiën zum Spätwerk Henrik Ibsens. - Fink, München, 1969, 150 pp., DM. 28,-. |
Le théâtre 1970-1971. - Cahiers dirigés par Arrabal. Bourgois, Paris, 1970, 198 pp.. |
| |
Rudolf R. Kossmann
Henry James: Dramatist
Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, 136 pp..
Als romancier minder gelezen maar druk bestudeerd, kan H. James (1843-1916) nauwelijks rechten als dramatisch auteur laten gelden, al heeft hij het dan herhaaldelijk in haatliefde geprobeerd; bovendien is deze erg daterende bedrijvigheid al ruim in kaart gebracht. Dat maakt deze nieuwe behandeling alleen maar overbodig, vooral nog omdat S. er niet in geslaagd is verse gegevens en resultaten voor te leggen. Hoogstens kun je de acribie en de systematiek waarderen.
C. Tindemans
| |
Horst Albert Glaser
Das bürgerliche Rührstück
J.B. Metzler, Stuttgart, 1969, 88 pp., DM. 6,80.
Aan de hand van (vooral) F.L. Schröder, A.W. Iffland, A. von Kotzebue maakt S. de huidige stand van inzicht op i.v.m. het burgerlijk-sentimentele drama (ruwweg 1770-1800). Uit de synthese van de bestaande studie-standpunten evolueert S. naar de oppositionele samenhang tussen sentiment en autoriteitsverering. Andermaal (zij het langs andere wegen) kan blijken dat Kotzebue, historisch gevierd als hoogtepunt van deze strekking, er in wezen de morele uitholling van vertegenwoordigt.
C. Tindemans
| |
Daniel Salem
La révolution théâtrale actuelle en Angleterre
Denoël, Paris, 1969, 256 pp., FF. 18,70.
Met dit raadpleegboek geeft S. een op Franse lezers afgestemde versie van J.R. Taylors Anger and After (cfr. Streven, mei 1970, p. 873), overigens zonder schatplichtigheid. S. somt de te verwachten auteurs op en rangschikt ze niet naar hun individuele aard, maar naar de theatrale oorden waar ze hun eerste beurt hebben gekregen, van Theatre Workshop tot Shaftsbury Avenue. Deze vogelvlucht citeert alle strekkingen sedert 1945, legt de gelukkige accenten, maar loopt te licht over herkomst, autonomie en resultaten heen. In het slothoofdstuk tracht S. de stromingen te overkoepelen en publieksociologisch zowel als beleidspolitiek te informeren. Goede gebruikswaarde, ook door chronologie, bibliografie en verwijzingen.
C. Tindemans
| |
Charles J. Dunn and Bunzo Torigoe, ed.
The Actor's Analects (Yakusha Rongo)
Columbia University Press, New York, 1969, 308 pp., $ 11,-.
Deze tweetalige (Engels-Japans) editie van historische (laat-17e, begin 18e eeuw) teksten (apocrief, in elk geval met een intieme theaterfunctie) over de toneelspeelkunst van het Kaboekitheater stelt meteen theaterhistorisch-belangrijke documenten ter beschikking. De klassieke acteeradviezen hebben alleen betrekking op het No-theater, terwijl deze (door practici vlug genoteerde) getuigenissen en raadgevingen de ontstaansen ontwikkelingsfasen van het Kaboeki tot onderwerp hebben. Het zijn geen systematische en geordende opstellen; ze horen thematisch nauwelijks samen, maar ze brengen in hun totaliteit enorme informatie over het leven, de principes (identificatie), de mentaliteit (b.v. de onnagata - vrouwenpersonificatie - buiten de schouwburg, ook de frequente homoseksualiteit als gevolg) en de esthetische opstelling (realisme en illusionisme) van de meest bekende acteurs. Tegelijk wordt de bonte historiek van het theater in Kyoto en Osaka druppelsgewijs meegedeeld. De tekstbezorgers hebben gezorgd voor een schat van annotaties en beeldillustraties, zodat het materiële en iconografische belang van deze uitgave voor-beeldig-groot is.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Kunst en architectuur
Belmont, Joseph - L'architecture, création collective. - (Vivre son temps), Les éditions ouvrières, Paris, 1970, 155 pp.. |
Belskaja, Taja von - Das war einmal Russland. - Verlag Anton Pustet, München/Obermenzing, 1969, 194 pp., DM. 13,80. |
Boesiger, Willy - Le Corbusier. Les derrières oeuvres. - (Oeuvres complètes, vol. 8), Artemis, Zürich, 1970, 208 pp., geïll., SF. 85,-. |
Boschkov, Dr. Atanas - Die Bulgarische Malerei. - Verlag Aurel Bongers, Recklinghausen, 1969, 382 pp., DM. 98,-. |
Brocke, Christophe - The Twelfth Century Renaissance. - Thames and Hudson, London/Denis, Borgerhout, 1969, 216 pp., geïll., 21/-. |
Claus, Jürgen - Expansion der Kunst. - Rowohlt, Reinbek, 1970, 170 pp., geïll. |
Fortmann, Han - Oosterse Renaissance. - Ambo, Bilthoven, 1970, 67 pp., f 5,50. |
Hatton, Ragnhild - Europe in the Age of Louis XIV. - Thames and Hudson, London/Denis, Borgerhout, 1969, 263 pp., geïll., 35/-. |
Hofer, Paul - Fundplätze Bauplätze. - Birkhäuser, Basel, 1970, 222 pp., geïll., SF. 29,50. |
Jessup, Ronald - South-east England. - Thames and Hudson, London/Denis, Borgerhout, 1970, 273 pp., geïll., BF. 307. |
Kaiser, Rolf-Ulrich - Das Buch der neuen Popmusik. - Econ, Düsseldorf, 1970, 203 pp., DM. 10,-. |
Lange, Reinhold - Das Marienbild der frühen Jahrhunderte. - Verlag Aurel Bongers, Recklinghausen, 1969, 79 pp., DM. 7,80. |
Michalowski, Kazimirz - Faras, die Kathedrale aus dem Wüstensand. - Benziger Verlag, Zürich, 1967, 189 pp. |
Munsterberg - Het Indische cultuurgebied. - Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1970, 263 pp., geïll., BF. 450. |
Solouchin, Wladimir - Schwarze Ikonen. - Verlag Anton Pustet, München/Obermenzing, 1969, 290 pp., DM. 16,80. |
Sirarpie Des Nersessian - The Armenians. - Thames and Hudson, London, Denis, Borgerhout, 1969, 216 pp., geïll., BF. 365. |
Zaloscer - Vom Mumienbildnis zur Ikone. - Verlag Otto Harrassowitz, Wiesbaden, 1969, 85 pp., DM. 32,-. |
| |
Werner Hager
De beeldende kunst van de barok
Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1969, 243 pp., 65 klpl., 24 pl., 44 ill., BF. 595.
Het deel over de bouwkunst van de barok van dezelfde auteur in dezelfde serie ‘Kunst van Europa’ werd vroeger besproken (okt. '69, p. 108). Op de algemene karakteristieken van de barok die Hager er uiteengezet heeft, bouwt hij nu voort. Ook in de beeldende kunsten manifesteert zich immers het ambivalente karakter, waarin enerzijds de Europese traditie wordt samengevat en verheerlijkt, en anderzijds het moderne Europa wordt aangekondigd: ‘we zien op de barok terug als op een beeld van het verleden, en zijn er toch door duizend draden mee verbonden’. Hager moet des te meer op zijn vroeger werk teruggrijpen, daar in vele meesterwerken van de barok plastiek noch schilderkunst nauwelijks van de architectuur te scheiden zijn, terwijl in andere de reeds aangekondigde autonomie van kunstwerk en kunstenaar, wat zich uit in een loskomen van de architectuur, zich verder doorzet - denk maar aan Rembrandt of aan de portretkunst. De algemene karakteristieken boeien Hager het meest, maar hij weet deze belangstelling te verzoenen met de opzet van de serie, die erin bestaat deze te verduidelijken door een zo concreet mogelijke beschrijving van het kunstwerk. In dit licht had de uitgever meer aandacht moeten besteden aan een vlottere correspondentie tussen tekst en illustratie.
G. Bekaert
|
|