Streven. Jaargang 23
(1969-1970)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1128]
| |
Invloed van misdaad en geweld in TV op de jeugd
| |
T.V.-geweld en angstgevoelensOp de vraag of geweldscènes in de televisie angstgevoelens wekken in jonge T.V.-kijkers, kan geen pasklaar antwoord worden gegeven. De meeste onderzoekers zijn van oordeel dat dit slechts bij een minderheid van de kin- | |
[pagina 1129]
| |
deren duidelijk het geval is. Directe ondervragingen in Engeland deden Hilde Himmelweit en haar collega's concluderen dat slechts 1 op 4 jongens, 1 op 3 meisjes erkenden dat televisiescènes hen vaak angstig maaktenGa naar voetnoot4. Anderen achten dit percentage groter, maar het overschrijdt nooit de 60%. Veel algemener is de bezorgdheid dienaangaande bij ouders, opvoeders en critici. Bovendien, het opwekken van angstgevoelens brengt niet noodzakelijk en niet a priori negatieve gevolgen mee. In bepaalde gevallen wel, in andere niet. Maar waar ligt dan de grens? Veel, zoniet alles, hangt daarbij af van de volgende belangrijke factoren: 1. de situaties die op het scherm vertoond worden; 2. de manier waarop, de middelen waarmede de conflicten worden uitgevochten; 3. de materiële omstandigheden waarin de jongeren zich bevinden wanneer zij naar de T.V. kijken; 4. leeftijd en geslacht van de kinderen; 5. vooral de emotionele rijpheid, het psychisch evenwicht en de sociale situatie van het kind.
1. Situaties op het scherm. Geweld dat volgens een gebruikelijk patroon verloopt, heeft slechts weinig invloed. Daarover bestaat een vrij grote consensus. Het schoolvoorbeeld: de western. De uitgebeelde gebeurtenissen zijn zo simpel, dat de kinderen de afloop ervan bijna met zekerheid kunnen voorspellen. Toch zijn er situaties die kinderen wèl beangstigen, soms heel sterkGa naar voetnoot5. Dat is het geval wanneer zij iets te zien krijgen dat hen herinnert aan iets uit hun eigen reëel bestaan, vooral aan een situatie waarin zijzelf bang zijn (geweest). Sommige stemmingsbeelden - een donkere kamer, een stormachtige nacht, een dreigende schaduw, iemand die door het raam naar binnen gluurt - zijn voor vele kinderen angstwekkender dan geweldscènes. Hetzelfde geldt voor scènes waarin mensen of dieren waarmee het kind zich sterk identificeert of waaraan het erg gehecht is, door een of ander kwaad worden bedreigd. Tenslotte ontstaan gemakkelijk angstgevoelens wanneer kinderen te jong blootgesteld worden aan té spannende films of toneelstukken. Er is namelijk een periode in hun leven waarin zij alles wat op het scherm verschijnt, als reëel beschouwen, zij kunnen nog geen afstand nemen.
2. Aard van de conflicten. De mate waarin kinderen verstoord worden, staat in relatie tot de manier waarop het conflict in de geweldscène wordt uitgevochten, tot de middelen welke mensen gebruiken om elkaar aan te | |
[pagina 1130]
| |
vallen of letsel toe te brengen. Gevechten met messen of dolken maken veel meer indruk dan pistoolschoten of vuistgevechten. Belangrijk is ook dat kinderen veel gevoeliger kunnen zijn voor verbale agressie (beledigingen, bedreigingen) dan voor fysieke agressieGa naar voetnoot6. 3. Materiële omstandigheden. Kinderen worden gemakkelijker angstig wanneer zij de T.V.-programma's volgen in een totaal donkere kamer. Het verdient daarom aanbeveling altijd wat licht te laten brandenGa naar voetnoot7. 4. Leeftijd en geslacht. Uit onderzoekingen is gebleken dat jongere kinderen (tot 10-11 jaar) van actie houden. Hun vermogen om motieven en samenhangen waar te nemen is tot op dat ogenblik beperkt, tenzij deze uitdrukkelijk duidelijk worden gemaakt. Het kind reageert dan ook op incidenten zonder het globale thema of de context te zien. Hoe jonger het kind, hoe sterker deze neiging. 5. Psychisch evenwicht en sociale relaties. Een kind dat zich sociaal op zijn gemak voelt en in een gelukkige huiselijke sfeer leeft, laat zich minder gemakkelijk door de televisieprogramma's opslorpen. Het individu maakt altijd deel uit van een netwerk van allerlei groepen: gezin, vrienden, beroepsmilieu, enz.. Deze oefenen vanzelfsprekend een grote invloed uit. Zij beïnvloeden ook de manier waarop het kind de geweld- en misdaadprogramma's interpreteert en erop reageertGa naar voetnoot8. | |
Invloed op agressie en misdadigheidGemakkelijk wordt verondersteld dat voorstellingen van geweld en misdaad kinderen allerlei ongewenste ‘bekwaamheden’ aanleren: kinderen leren niet alleen de vele mogelijkheden van wangedrag en misdrijf kennen, ze leren er ook zelf mee omgaanGa naar voetnoot9. Vooral bekend in dit verband is de ‘school voor misdaad’-theorie, die zegt: de T.V. lokt niet zozeer directe navolging uit, doch traag maar zeker ontwikkelt ze een constellatie van afwijkende verlangens, een tendens tot misdadig gedrag en tot kennis van misdaadtechniekenGa naar voetnoot10. Andere negatieve stemmen baseren zich op een aantal individuele gevallen. Jeugdmisdrijven zijn soms inderdaad aan het voorbeeld van televisieprogramma's te wijtenGa naar voetnoot11. Vaak gaat het hier echter om | |
[pagina 1131]
| |
partiële en oppervlakkige onderzoekingen, waarin nogal wat methodologische fouten zitten. Vele auteurs geven weinig documentatie of verwijzen slechts naar enkele specifieke gevallen, waarin de invloed van geweldscènes inderdaad onmiskenbaar is, maar die niet zomaar veralgemeend mogen worden. Een feit is dat hier nog veel onontgonnen terrein ligt voor de communicatiewetenschapGa naar voetnoot12. In geen geval kan men met zekerheid concluderen dat de overgrote meerderheid van de kinderen die bepaalde misdaadtechnieken op de T.V. te zien krijgen, op dezelfde manier zullen reageren als de enkele jeugddelinquenten die inderdaad door de T.V. beïnvloed werden. Alleen bij onaangepaste jongeren zullen neigingen aangewakkerd worden die soms tot fatale gevolgen kunnen leidenGa naar voetnoot13. Bevoegde auteurs hebben vastgesteld: 1. Kinderen leren in ieder geval ook misdaadtechnieken en geweld van andere massamedia (film, kranten, boeken, enz.), dus niet uitsluitend van de T.V.. Slechts weinig kinderen leren van de T.V. misdaadtechnieken en geweld. Nergens wordt echter nauwkeurig aangetoond hoe groot of hoe gering die invloed van de T.V. isGa naar voetnoot14. 2. Ook voor jonge T.V.-kijkers, net als voor volwassenen, is het T.V.-kijken geen louter passieve bezigheid: zij selecteren, begrijpen, onthouden en reageren ook selectief. Kinderen zien welke gedeelten van het programma hen storen in hun wensen en verwachtingen en vooral welke scènes die wensen en verwachtingen tegemoetkomen. Zij selecteren wat past bij hun waarden, hun opvattingen, hun behoeften, enz.Ga naar voetnoot15. 3. Zelfs wanneer kinderen misdaadtechnieken leren van de T.V., dan is de werkelijke oorzaak daarvan niet in de T.V. te zoeken, maar elders. Veel belangrijker is de hele persoonlijkheid van het kind, meer bepaald zijn waarden, opvattingen, behoeften en frustratiesGa naar voetnoot16. Deze factoren worden op hun beurt bepaald door leeftijd, geslacht, sociale afkomst, gezin, relaties met vrienden, aangeboren neigingen, intelligentie, kortom door heel het leven van de kijker en het hele culturele milieu waarin de massacommunicatie plaatsvindtGa naar voetnoot17. Jongeren die van de T.V. geweld en misdaad leren, vertoonden reeds vooraf afwijkende gedragstendentiesGa naar voetnoot18. | |
[pagina 1132]
| |
Invloed op levenshoudingVoor de smaak van de kinderen blijkt de televisie al evenmin een beslissende factor te zijn. L. Bailyn bijvoorbeeld stelde vast dat alleen die jongeren die veel naar televisie of films keken en tevens in hun persoonlijk leven, hun gezin of vriendenkring problemen hadden, veel hielden van programma's waarin agressieve helden optradenGa naar voetnoot19. Als kinderen een bijzondere voorkeur aan de dag leggen voor geweld- en misdaadprogramma's en meer in het algemeen voor alle sensatieprogramma's voor volwassenen, dan is de T.V. zelf daar slechts in geringe mate verantwoordelijk voorGa naar voetnoot20. Een belangrijke vraag is dan echter wel: in hoeverre strookt de visie op het leven van de volwassenen die jonge kijkers opdoen, met de werkelijkheid? Zij bevat o.m. een abnormaal grote hoeveelheid geweld en misdaad. Voor sociaal minder aangepaste kinderen kan dat ongunstige gevolgen met zich brengen: zij denken dat volwassenen voortdurend in moeilijkheden verkeren, dat zij huichelaars zijn, gemeen zijn, onzeker van zichzelf en niet in staat hun conflictsituaties het hoofd te bieden. Ook versnelt de televisie het rijpingsproces van de kinderen. Vele auteurs noemen dat een pluspuntGa naar voetnoot21, anderen zien er een gevaar in: vroegrijpheid, die kan leiden tot wantrouwen en brutaliteit of tot een weerspanninge zelfstandigheidsdrangGa naar voetnoot22. Maar de hele literatuur over deze ‘algemene’ beïnvloeding blijft uitermate vaag. Steeds weer hetzelfde: T.V. versterkt de reeds bestaande opvattingen en waarden. M.a.w. om de invloed van de T.V. te specificeren, is een ruimere studie nodig van de hele psychologische, maatschappelijke en culturele context. | |
Invloed op jeugdmisdadigheidGeweld en misdaad in de T.V. zijn aansprakelijk, zegt men, voor de toenemende jeugdmisdadigheidGa naar voetnoot23. Zelfs mensen van de massa-media zelf en officiële instanties zijn soms die overtuiging toegedaan en hebben daarom allerlei verbodsbepalingen ontworpen. De codex van de Motion Picture Association and the National Association of Broadcasters verbiedt bijvoorbeeld de presentatie van misdadigheid op een wijze die tot navolging kan | |
[pagina 1133]
| |
leiden en tot misdaad inspirerenGa naar voetnoot24. Maar waarop is die overtuiging gebaseerd? Grondig onderzoek van de wetenschappelijke publikaties leidt tot de conclusie dat geweld- en misdaadprogramma's geen onmiddellijke oorzaak zijn van misdadig gedrag bij de jeugdGa naar voetnoot25. Een rapport van de UNESCO onderstreept: misdadige handelingen hebben een veel diepere oorzaak dan alleen maar de televisie. In geen geval kan dit medium uitsluitend door eigen invloed van een normaal en goed aangepast kind een misdadiger makenGa naar voetnoot26. Wel kan het een bijkomende rol vervullen in het criminele gedrag van sommige jonge mensen. Weer eens: het kan slechts de bestaande - goede of slechte - gedragstendenties versterken. Alleen in extreme gevallen, waar neiging tot misdaad al aanwezig is, gebeurt het dat kinderen fictieve misdaden in het reële leven gaan nadoen. Het voortdurend kijken naar criminele programma's kan dan de druppel zijn die de emmer doet overlopenGa naar voetnoot27. Jeugddelinquentie kan echter niet herleid worden tot een T.V.-probleem.
Er is geen reden om bijzonder enthousiast te zijn over de verkregen resultaten. Ze blijven vaag en kunnen moeilijk aangewend worden om nauwkeurige en genuanceerde aanduidingen te geven over de effecten van misdaad- en geweldprogramma's. En natuurlijk zijn dan ook de praktische conclusies die eruit afgeleid worden, al even vaag en meerzinnig. Ontgoocheld zijn vooral de ‘opvoeders’: onderwijzers, ouders, sociale werkers enz.. Zij krijgen geen antwoord op hun theoretische en praktische vragen. Vaak hebben zij de indruk dat de onderzoekers alleen maar ‘bewijzen aanvoeren voor een gedeeltelijke bevestiging van om het even welke opvatting’ (J. Klapper). De jongste jaren probeert men allerlei nieuwe methoden te vinden om de invloed van de T.V. op de jeugd te onderzoeken. Met een taai optimisme blijft men zich inspannen om een uitweg te vinden uit de verwarring. Of kunnen wij niet anders dan met de verwarring te blijven leven? |
|