Streven. Jaargang 23
(1969-1970)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1124]
| |||||||||||
Toekomst als uitdaging
| |||||||||||
Wat verstaan we onder futurologie?Letterlijk vertaald betekent futurologie: de wetenschap die de toekomst als voorwerp van onderzoek heeft. Deze uitdrukking is in 1943 voor het eerst gelanceerd door Dr. Ossip Flechtheim, hoogleraar in de cultuurgeschiedenis aan de Berlijnse universiteit, maar al enkele jaren uitgeweken naar de Verenigde Staten. Onder de indruk van de geschiedenistheorieën van Marx, Alfred en Max Weber, Spengler en vooral Toynbee meent Flechtheim, dat de tijd gekomen is om de mogelijkheid van een wetenschappelijke benadering nu ook van de toekomst onder de ogen te zien, waarvoor hij dan voorbarig het woord ‘futurologie’ creëert. Pas twintig jaar later begint dit woord een beetje ingeburgerd te raken. Toekomst-onderzoekers als Bertrand de Jouvenel hebben bezwaar tegen het woord futurologie. | |||||||||||
[pagina 1125]
| |||||||||||
Ook Polak heeft er bezwaar tegen. Hij zou het liever vervangen willen zien door ‘prognostica’, terwijl C.F. von Weizsäcker een vergeefse poging heeft gedaan om het woord ‘mellontica’ (afgeleid van het griekse woord voor de toekomst) ingang te doen vinden. Bertrand de Jouvenel lanceert dan ook de uitdrukking: ‘futuribile’, een uitdrukking gedeeltelijk ontleend aan het vulgair latijn van de scholastieke theologie. Hij probeert met dit woord uitdrukking te geven aan de diepgewortelde overtuiging dat wij, ook met wetenschappelijke methoden, niet kunnen achterhalen hoe de toekomst er reëel uit zal zien (‘futurum’), maar aangewezen zijn op het aftasten en hanteren van toekomst-mogelijkheden (‘futuribile’). Hij ziet het bezig zijn met de toekomst als een ‘kunde’ of ‘vaardigheid’ (‘art’) in het gissen (‘conjecture’), het zoeken naar en het werken met toekomstmogelijkheden. Deze kunde zal vooral interdisciplinair en teamsgewijze moeten worden beoefend in een zogenaamd ‘forum prévisionnel’: een geregeld ronde-tafel-gesprek over toekomstmogelijkheden, ten dienste van degenen die beslissingen moeten nemen. Deze visie van Bertrand de Jouvenel berust op wijsgerige en historische gronden. Zij is vastgelegd in zijn handboek L'art de la conjecture. | |||||||||||
L'art de la conjectureDeze twee termen ‘L'art’ en ‘futuribile’ - d.w.z. mogelijke toekomst - beheersen zijn boek. De toekomsten (meervoud) zijn mógelijk, maar de realisatie en wat werkelijk zal plaatsvinden, hangt af van de menselijke factor. Toch is hierover meer te zeggen dan alleen dat er creatieve en dus onvoorziene beslissingen genomen zullen worden. De menselijke beslissingen vinden immers plaats in een sociale samenhang en hierin zijn ontwikkelingen en tendenties aanwijsbaar die beschreven kunnen worden. De sociale samenhang of structuur is even vast of onvast als een file auto's. Tegelijkertijd is het bekend dat deze sociale structuren slechts zeer geleidelijk en langzaam veranderen. Men kan daarom op grond van een ontwikkeling die ze in het recente verleden hebben doorgemaakt, verwachtingen uitspreken omtrent het toekomstige verloop. Hier is dus een mogelijkheid - door de Jouvenel niet uitgewerkt - tot voorspelbaarheid op grond van het doorzien van het systeem. Het is ook niet toevallig dus, dat de Jouvenel's visie uitloopt op een pleidooi voor het instellen van een forum prévisionnel. Zijn pleidooi is in gewijzigde vorm overgenomen door de Amerikanen Hassan OzbekhanGa naar voetnoot1 en Olaf Helmer en nog weer anders door Robert Jungk. | |||||||||||
[pagina 1126]
| |||||||||||
De genoemde Amerikanen zijn gaan denken in termen van ‘social responsibility’. Dit is een programmatische slagzin, door het bedrijfsleven in de Verenigde Staten druk gehanteerd, en aangevend dat de technologische verworvenheden systematischer ten goede moeten komen aan de oplossing van de problematiek van de grote steden, aan de opvang van dreigende werkloosheid door automatisering, aan de bestrijding van de verstoring van het biologisch evenwicht, aan controle op de bevolkingsgroei. Ozbekhan en Helmer willen dit complex van sociale problemen ‘futurologisch’ benaderd zien, taak van zogenaamde ‘look-out institutions’. | |||||||||||
Look-out institutionsJantsch die het zeer bekende boek geschreven heeft: Technological forecasting in perspective, a framework for technological forecasting, waarin hij het potentieel van enkele honderden publikaties coördineert die essentieel tot de verbetering van de methoden op het gebied van het toekomstonderzoek hebben bijgedragen, rekent tot deze ‘look-out institutions’: Hudson Institute, System Development Corporation, Tempo/General Electric in de Verenigde Staten, verder groeperingen als de CIBA-Foundation in Londen, Mankind 2000 International in Londen, enz.. Het zijn instituten die de verworvenheden en methodieken van de ‘denkfabrieken’ (think-tanks) doortrekken naar breder maatschappelijk terrein. Dat is hun ‘liberal vision’ op de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zij stellen zich niet radicaal-kritisch op tegenover de maatschappelijke orde, tegenover het werk van de think-tanks in het bijzonder. Dit zien we pas het eerst gebeuren bij Robert Jungk, die aan dergelijke look-out institutions veel meer een maatschappij-kritische functie toebedeeld wil zien, tegelijk met de beoefening van de sociale fantasie. Technological forecasting heeft in hoge mate het gezicht van onze wereld bepaald; het is belangrijk geweest o.a. bij het ontwerpen van nieuwe vernietigingssystemen; het zou nu een bijdrage kunnen gaan leveren tot het dienen van de mens in plaats van deze te onderwerpen. Jungk vraagt zich af hoe we het technological forecasting proces kunnen democratiseren. | |||||||||||
Democratisering van de technological forecastingCalder heeft hier al over geschreven en de Jouvenel heeft voorstellen gedaan voor een nieuwe openbare instelling waar mogelijke en wenselijke toekomsten besproken kunnen worden. Jungk ziet drie wegen die tot democratisering moeten leiden en vulgarisering zoveel mogelijk vermijden: | |||||||||||
[pagina 1127]
| |||||||||||
Genoemd leerproces dient op twee niveaus plaats te vinden:
Samenvattend kunnen we zeggen dat een onderzoek naar de betekenis van de futurologie ons gevoerd heeft naar Bertrand de Jouvenel, die de futurologie afwijst als wetenschap en opkomt voor de l'art de la conjecture, het zoeken en werken met toekomstmogelijkheden. Dit werken met toekomstmogelijkheden is dan overgenomen door ‘look-out institutions’ en pas door Robert Jungk tenslotte geëvalueerd. Look-out institutions, waarin experimentele eenheden permanent proberen verandering te heronderzoeken en waar mogelijk de methoden en stijl van forecasting te verbeteren. Zogenaamde ‘prognosecellen’ in deze instituties zouden zich dan meer open kunnen stellen voor het onvoorstelbare, meer flexibel kunnen zijn en gemakkelijker vroegere veronderstellingen kunnen opgeven. Deze eerste terreinverkenning doet ons 4 verschillende stromingen onderkennen: 1. de establishment futurologen, 2. de visionaire futurologen, 3. de filosofen futurologen, 4. de kritische futurologen. Het merkwaardige hierbij is, dat zij historisch gezien als reacties op elkaar zijn ontstaan. Ik wil in een volgend artikel deze vier verschillende stromingen met hun belangrijkste vertegenwoordigers en hun methodieken aan U voorstellen. |