Streven. Jaargang 23
(1969-1970)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1118]
| |
Antwoord van een futuroloog
| |
[pagina 1119]
| |
Het is juist, dat de futurologie prognoses maakt over de maatschappelijke ontwikkeling van onze samenleving. Het is onjuist, wanneer hieruit geconcludeerd zou worden, dat dit het enige werk van de futurologen is. Hierover later. Laat ik eerst iets zeggen over de prognoses zelf. Boschheurne heeft ongelijk, wanneer hij stelt dat prognoses niet verifieerbaar zijn. ‘Verifieerbaarheid’ moeten we echter niet verwarren met ‘geverifieerd zijn’ of ‘geverifieerd worden’. Verstaan wij onder ‘verifieerbaarheid’ hetzelfde als wat de methodoloog en logicus Carnap daaronder verstaat, nl. het aangeven van de voorwaarden waaronder een bepaalde prognose geverifieerd kan worden, dan zijn prognoses inderdaad verifieerbaar. Wat dit betreft onderscheidt de futurologie zich niet van andere empirische wetenschappen. Overigens geef ik toe, dat deze methodologische overeenkomst meer academisch dan praktisch is, aangezien de verificatie van maatschappelijke prognoses praktisch zeer veel moeilijker is dan die van, laat ons zeggen, natuurkundige predicties over de uitkomst van een experiment. Als voornaamste struikelblok voor de futurologie voert Boschheurne het verschijnsel van de zg. self fulfilling en self destroying prophecy aan. Wij weten b.v., dat een bank failliet gaat, wanneer alle betrokkenen op een dag zouden besluiten hun saldi op te nemen (economische wet-bewering). Wij weten ook, dat alle betrokkenen hun saldi zullen opnemen, wanneer zij horen dat de bank failliet zal gaan (psychologische wet-bewering). Wij kunnen nu afleiden, dat een bank failliet zal gaan wanneer wij alle betrokkenen laten horen dat de bank failliet zal gaan (predictie). Deze predictie is valide, wanneer wij aannemen dat de economische en de psychologische wet-beweringen waar, d.i. geldig, zijn. Gesteld dat wij onze beide wet-beweringen volledig geconfirmeerd hebben, dan is het, onder de voorwaarden die door deze beide wet-beweringen gesteld zijn, honderd procent waarschijnlijk dat onze predictie zal uitkomen, d.i. bij verificatie waar zal blijken. Uit onze argumentatie blijkt, dat de self fulfilling prophecy berust op de toepassing van een wet-bewering. Zij ligt op hetzelfde vlak als wanneer wij voorspellen dat een zwaar voorwerp in een luchtledige ruimte naar de aarde zal vallen met een eenparig toenemende snelheid. Wij doen onze predictie op grond van onze kennis van de gravitatie-wet en de toepassing ervan.
Nu ligt het met de prognoses toch wat anders als met de predicties. Bij prognoses kunnen wij eigenlijk niet terugvallen op de kennis van de nodige wet-beweringen terzake. Over de toekomstige bevolkingsgroei b.v. kunnen wij niet meer dan prognoses maken, omdat wij de factoren die deze groei bepalen, niet voldoende kennen en niet voldoende in onze macht hebben. Het is om die reden niet redelijk aan prognoses de eis van de vaststelling | |
[pagina 1120]
| |
van hun waarschijnlijkheid, d.i. een kwantitatieve waardering, te stellen. Wij hebben gezien dat dit alleen dan mogelijk is, wanneer wij kunnen beschikken over een aantal geconfirmeerde wet-beweringen die als premissen van een inductief argument kunnen dienen, waaruit wij de prognose als conclusie kunnen trekken. Is dit mogelijk, dan spreken wij liever niet meer van prognose maar wel van predictie. Wat wij wel kunnen doen, is een aantal prognoses over eenzelfde verschijnsel met elkaar vergelijken en hen onderling in 'n rangorde van geloofwaardigheid plaatsen. Bertrand Russell onderscheidde ‘geloofwaardigheid’ (credibility) van ‘waarschijnlijkheid’ in deze zin dat geloofwaardigheid geen expliciete kwantitatieve waardering behoeft. In ons spraakgebruik wordt deze onderscheiding echter zelden gemaakt. Bij genoemde rangordening dienen wij te bedenken, dat deze geschiedt door toepassing van vuistregels. Wanneer wij over de ontwikkeling van een bepaald verschijnsel gedurende de beschouwde afgelopen tijdsperiode alleen de informatie hebben dat deze een rechtlijnige groei vertoont, dan is de meest geloofwaardige prognose dat deze rechtlijnige groei zich in de toekomstige tijdsperiode zal voortzetten. Deze trend-extrapolatie berust echter op niet meer dan een vuistregel.
Nu weet ieder hedendaags futuroloog, dat een prognose een maatschappelijk gebeuren is dat onder bepaalde voorwaarden in de bestaande maatschappelijke orde ingrijpt. Zij behoort als zodanig tot de wereld van het heden, die het gedrag van de levende personen beïnvloedt. De futuroloog gelooft, in tegenstelling tot de astroloog, niet aan een onwrikbaar vaststaande toekomst, d.i. een toekomst die in de sterren staat geschreven. Ik voer dit hier aan, omdat ook Boschheurne het niet kon laten de futurologie met de astrologie te vergelijken. De astroloog maakt zijn prognoses vanuit een weten, nl. het weten over de samenhang van sterrenstand en maatschappelijke gebeurtenissen. Methodologisch maakt hij dus eigenlijk geen prognoses, maar predicties, ook al komen deze tot stand door afleiding uit premissen, d.i. astrologische wet-beweringen, die door de heersende wetenschappen niet als geconfirmeerd worden aangenomen. De futuroloog presenteert zijn prognoses dan ook niet als onweerlegbare waarheden, maar als, gegeven de kennis waarover hij beschikt, reële mogelijkheden. De Jouvenel spreekt hier van ‘futuribles’, d.w.z. ‘futures possibles’. Het ontwerpen van futuribles behoort dan ook tot het voornaamste werk van de hedendaagse futuroloog. Wanneer wij een nieuwe maatschappelijke toestand bereikt hebben, dient de futuroloog nieuwe futuribles te construeren. Deze futuribles begeleiden het beleid van een bestuur dat toekomstgericht is. Voor een dergelijk prospectief bestuur, zo het op rationele wijze wil geschieden, is de begeleiding door futuribles, d.i. door het werk van futu- | |
[pagina 1121]
| |
rologen, onontbeerlijk. Aldus beschouwd, behoeft de futuroloog zich geenszins te beperken tot het maken van prognoses alleen.
Verdient de futurologie het predicaat ‘wetenschappelijk’? Dit is een academische vraag, want in de praktijk trekken nieuwe wetenschappen zich weinig van dit predicaat aan. Alle moderne wetenschappen, de economie, de sociologie, de psychologie, de politicologie e.a., heeft men dit predikaat proberen te onthouden en sommigen doen dit vandaag de dag nog. Maar de karavaan trekt verder, al blaffen de honden. Persoonlijk reken ik tot wetenschappelijke arbeid iedere arbeid die zich houdt aan de beproefde methodologische regels. Wij hebben gezien dat de futurologie dit doet. Van de futurologie te eisen, zoals Boschheurne doet, dat zij, om zich waar te maken, eerst eens alles goed moet voorspellen, inclusief haar eigen toekomstige ontwikkeling, is een onredelijke eis. Op eenzelfde manier zal hij van de empirische wetenschappen kunnen eisen, dat zij, zo zij zich geloofwaardig willen maken, eerst maar eens alle kennis over de wereld der verschijnselen op tafel moeten leggen. Volledige kennis is evenzeer een streven als volledige voorspelbaarheid. Als beide het stadium van de volledigheid bereikt zullen hebben, zullen zij blijken samen te vallen. De volledigheid is echter een wetenschappelijk streven, geen wetenschappelijke toestand. Juist het bestaan van een onvolledige kennis omtrent het maatschappelijk gebeuren maakt het bestaan van de futurologie als eigen wetenschappelijke discipline mogelijk. Het betekent wel, dat futurologie en empirische maatschappij-wetenschappen zullen convergeren evenredig aan de toename van onze kennis van de maatschappelijke verschijnselen.
Is de futurologie nuttig? Het antwoord hangt af van wat wij onder ‘nuttig’ willen verstaan. Wanneer wij gezondheid niet nuttig achten, is de geneeskunde een nutteloze wetenschap. Wetenschap blijkt dus een middel om een bepaald doel, hier genoemd ‘nuttigheid’, te bereiken. Wanneer wij het nuttig achten de consequenties van onze handelingen te kennen, ons zo goed mogelijk voor te bereiden op komende gebeurtenissen, een bepaalde maatschappelijke toestand in de toekomst te realiseren, dan is de futurologie voor de mens nuttig. Zij is voor dit soort handelen namelijk onontbeerlijk. | |
[pagina 1122]
| |
Antwoord aan een futuroloogHet betoog van de Heer Darsono bevestigt mijn opvatting nog meer dan ik voor mogelijk had gehouden. De futurologie houdt zich aan de beproefde methodologische regels en is daarom volgens hem een wetenschap. Mijn vraag is nu: welke methodologische regels? De regels die wij kennen, zijn regels die in bepaalde wetenschappen opgaan en die wij gevonden hebben door die wetenschappen te bestuderen. Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat die regels ook opgaan buiten de bepaalde wetenschappen. Men kan nu eenmaal niet alle wetenschappen over een kam scheren, noch de futurologie en de empirische wetenschappen noch de futurologie en de geneeskunde zoals de schrijver dat doet. Daarbij komt dan nog dat de maatschappijwetenschappen in principe te doen hebben met iets dat onvoorspelbaar is, namelijk met de menselijke begripsvorming. Het menselijk gedrag wordt namelijk steeds bepaald door het begrip dat hij van de dingen heeft. Om de woorden van Everett Knight nog eens aan te halen: er komt geen revolutie omdat een toestand ondragelijk is, maar omdat de mensen een toestand als ondragelijk begrijpen. Nu is begripsontwikkeling nooit te voorspellen, omdat als wij die nieuwe begrippen zouden kunnen voorspellen, zij al zouden bestaan bij ons en dus geen toekomstige begrippen meer zouden zijn. De futurologie moet er dan ook van uitgaan dat de ontwikkeling gelijkmatig zal verlopen en er geen nieuwe revoluties zullen plaatsvinden. Zoals de Franse revolutie aantoonde, hebben revoluties niet alleen politieke maar ook technische, economische en sociale betekenis. Hier sluit de futurologie dus om haar eigen bestaan te redden een reële mogelijkheid uit en om die reële mogelijkheden ging het nu juist volgens de Heer Darsono. Nu kan men natuurlijk wel een futurologie opbouwen die alleen maar uit self fulfilling en self destroying prophecy bestaat. Maar ook dat zal niet op kunnen gaan. Er gaat nu geen bank meer failliet omdat iedereen zegt dat hij wel failliet zal gaan. Nu wij het wezen van dit soort uitspraken zijn gaan begrijpen, kunnen wij in dit mechanisme ingrijpen. Zodra wij begrijpen dat er een bepaalde trend bestaat, kunnen wij daarin ingrijpen, maar dat kunnen wij ook pas als wij dat begrip hebben. Zo zal de futurologie er hooguit toe kunnen bijdragen dat wij de door haar voorspelde ontwikkelingen zullen kunnen verhinderen. Maar het vaststellen van die trends is niet het werk van de futurologen. Zodat dit vak zich zelf voortdurend te niet doet. | |
[pagina 1123]
| |
Dat geldt ook daar waar de Heer Darsono spreekt over de verifieerbaarheid. Een natuurkundige uitspraak blijft namelijk ook een natuurkundige uitspraak als de voorwaarden waaronder ze geverifieerd kan worden vervuld zijn. Maar een futurologische uitspraak kan alleen worden geverifieerd doordat de voorwaarde van een tijdsverloop is vervuld. Dan is de uitspraak geen futurologische meer maar een empirische. Tenslotte moet nog opgemerkt worden dat er in de empirische wetenschap in feite geen absolute zekerheid bestaat. Steeds moet men daar zeggen: voorzover wij nu weten, maar er kunnen altijd nog uitzonderingen worden gevonden. De werkelijke bevestiging, versteviging van de regel ligt juist in het telkens vinden van nieuwe uitzonderingen. De futurologie spreekt over dingen waar wij nog niets van weten en zal dus ook nooit uitzonderingen op haar regels kunnen vinden om die te bevestigen.
C. J. Boschheurne |
|