Streven. Jaargang 23
(1969-1970)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1044]
| |||
De Palestijnse verzetsbewegingen: een poging tot verzoening
| |||
[pagina 1045]
| |||
Het Israël van de Zionistische Wereldorganisatie (1919)
| |||
[pagina 1046]
| |||
Syrië en Libanon; het zuiden van Libanon tot aan de stad Saida; het zuidelijk gedeelte van de Bekaa-vlakte (waar de rivier de Litani stroomt en waar op het ogenblik een stuwdam is); de Haurân-vlakte in Syrië; het hele westelijke deel van Jordanië, waar de spoorlijn van Derraa (Zuid Syrië) naar de Hedjaz (Saoedi Arabië) doorheenloopt, waaraan Ammân ligt; en tenslotte Akaba, aan de gelijknamige golf. Dat betekent: praktisch alle belangrijke rivieren en het vruchtbare gebied uit de omgeving. Als we uit moeten gaan van de onmogelijkheid van samenwonen tussen Israëli's en arabieren, dan betekent een plan als dit (en sinds 1947 houdt Israël niet op naar deze grenzen toe te groeien!) dat van Jordanië slechts de woestijn overblijft, dat Libanon beroofd wordt van het Zuiden en van het water van de Litani en dat ook Syrië een belangrijk vruchtbaar terrein verliest. Dat zijn voor Israël inderdaad veilige grenzen: het kan van daaruit zijn wil aan alle omliggende landen opleggen. Het idee van Herzl zou dan goed verwezenlijkt zijn, als hij in zijn boek Der Judenstaat spreekt over de eventualiteit van een joodse staat in Palestina: ‘Voor Europa zouden we daar een deel vormen van het bolwerk tegen Azië; we zouden de voorpost zijn van de beschaving tegen de barbarij. Wij zouden als neutrale staat in voortdurend contact blijven met heel Europa, dat ons bestaan zou moeten garanderen’. Noch in de plannen van Herzl - die nog heel vaag zijnGa naar voetnoot2 - noch in die van de zionistische wereldorganisatie wordt ook maar met één woord gerept over de arabieren. Maar deze plannen betekenen wel degelijk dat de arabieren maar moeten zien hoe ze in de woestijn kunnen leven, in landen die nu al overbevolkt zijn (behalve Syrië). Het is dus wel duidelijk dat er geen menselijke oplossing bestaat zolang de oorlogssituatie en het antagonisme tussen Israëli's en arabieren voortduurt. Zonder verzoening betekent de huidige situatie uiteindelijk de ondergang voor één van de twee partijen. Nayef Hawatmeh, leider van één van de verzetsorganisaties, verklaarde onlangs nog dat zijn beweging ‘zich verzette tegen iedere oplossing die zich baseren zou op een onderscheid tussen arabieren en joden en die zo leiden zou hetzij tot de moord op de joden of hun emigratie hetzij tot het instandhouden van de zionistische structuur’Ga naar voetnoot3. We zouden bijna kunnen zeggen: alleen een christelijke oplossing kan uitkomst bieden, hoewel christenen zeker niet het monopolie van een dergelijke oplossing hebben. In Beiroet vergaderde in de meimaand een conferentie van christenen uit de hele wereld, die zich niet kunnen verenigen met de exclusivistische politiek van het huidige Israël, en die voor de rechten van de Palestijnen - die op het ogenblik vluchtelingen zijn of tweederangs- | |||
[pagina 1047]
| |||
burgers in een bezet land - op willen komen. Niet dat de deelnemers aan deze conferentie een oplossing voor het probleem bij zich hadden! De meesten onder hen kennen het jodenprobleem van dichtbij genoeg om van harte te wensen dat deze mensen tenminste ergens op de wereld zich thuis kunnen voelen, zonder er een verachte minderheid te zijn, of nieuwe vervolgingen te riskeren. Maar ze kunnen ook niet aanvaarden dat deze joden anderen aandoen wat ze zelf ontlopen willen. Op deze conferentie maakten we kennis met vertegenwoordigers van verschillende verzetsorganisaties en we ontdekten er - zo we dit niet al uit vroegere contacten wisten - dat bij nadere kennismaking en betere informatie een heel ander beeld van deze organisaties naar voren komt dan veel pers- en nieuwsberichten zouden doen vermoeden. | |||
Het Palestijns verzetIn mei 1964 kwam te Jeruzalem de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie tot stand (OLP)Ga naar voetnoot4 onder presidentschap van Ahmed Shoekeiri. Deze organisatie werd in september van hetzelfde jaar op de topconferentie van arabische staten erkend als de enige wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk en kreeg als zodanig een plaats in de arabische liga. Deze organisatie is erkend door alle Palestijnse verzetsorganisaties die daarin, ondanks hun verscheidenheid, hun eenheid vinden. Maar het heeft nog al wat tijd geduurd voor deze organisatie enige efficaciteit verwierf. Shoekeiri was een extremist en een beschermeling van het Egyptische bewind. Hij speelde een belangrijke rol in het antagonisme tussen de in Jordanië levende Palestijnen en koning Hoessein (een tegenstelling die al van vóór 1947 dateert) en berokkende door zijn ongenuanceerde en wraakzuchtige uitspraken aan de Palestijnse zaak veel schade. De positie van deze organisatie, die op het ogenblik onder presidentschap van Yasser Arafat staat, heeft een hele evolutie doorgemaakt en is nu onze aandacht ten volle waard. De officiële doelstelling van de organisatie, zoals die door één van haar leiders geformuleerd werd, is de volgende: ‘We willen in Palestina een democratische Palestijnse staat stichten, waarin joden, christenen en moslims in harmonie samenleven. Verder zijn we bereid te aanvaarden dat de joden die van de vier hoeken van de wereld gekomen zijn om in Palestina te leven, daar blijven: we zullen ze als medeburgers beschouwen’Ga naar voetnoot5. Jammer genoeg kan een dergelijk doel slechts bereikt worden via een gewapende actie. Daarom zegt dezelfde verklaring verderop: ‘Wij zullen | |||
[pagina 1048]
| |||
de wapens niet neerleggen vóór we in ons recht hersteld zijn. Intussen blijft ons slechts één uitweg over: de gewapende strijd intensifiëren die aan Israël dagelijks mensen en geld kost en die het misschien duidelijk maakt dat vreedzame coëxistentie tussen joden en arabieren de enige weg is die tot vrede in het Nabije Oosten leidt’. Binnen dit ene overkoepelende orgaan bestaan er vele verzetsorganisaties, die het lang niet in alles eens zijn. Deze verscheidenheid is makkelijk te verklaren vanuit het feit dat de Palestijnse vluchtelingen doorgaans in kampen leven, in verschillende landen en op verschillende plaatsen, in verschillende situaties. Het streven naar eenheid van deze organisaties gaat dan ook met veel ups en downs gepaard. Het is enigszins te vergelijken met de moeilijkheden die de verzetsorganisaties in bezet Europa hadden om een goede coördinatie te bewerkstelligen. Bij deze materiële moeilijkheid komt dan nog het probleem van de verschillende politieke opinies die binnen het Palestijnse volk leven, juist als binnen ieder ander volk. Het is niet mogelijk hier op al deze verschillen in te gaan (er zijn op het ogenblik twaalf verzetsorganisaties!). Maar voor het begrijpen van deze organisaties en vooral van hun positie in de arabische landen waar hun aanhangers leven, is het noodzakelijk tenminste de belangrijkste onder hen wat van dichterbij te bezien. | |||
1. El-FathVeruit de meeste aanhang heeft el-FATH. Deze organisatie vertegenwoordigt waarschijnlijk ongeveer 80% van alle fedayînGa naar voetnoot6. Twee grondprinciepen liggen aan de basis van haar actie:
Tijdens de conferentie in Beiroet hadden we een gesprek met een vertegenwoordiger van el-FATH. Hij verzekerde ons dat de klassenstrijd el-FATH niet interesseerde, niet op de laatste plaats omdat onder de vluchtelingen niet veel klassen bestaan, maar toch vooral omdat el-FATH meent dat op het ogenblik de ideologie secundair is. Alle krachten moeten gebundeld worden om te komen tot een democratische staat Palestina, waarin alle bewoners zelf kunnen beslissen over de vorm die deze staat moet krijgen. De organisatie is zich heel goed bewust van de onmogelijkheid om met het beperkte materiaal dat haar ter beschikking staat, een serieuze bedreiging voor Israël te vormen: militair gezien is zij daarvoor te onbetekenend. Bovendien begrijpen de FATH-leden ook heel goed dat wat zij voorstellen | |||
[pagina 1049]
| |||
- een staat waarin joden en arabieren op democratische wijze samenleven - slechts realiseerbaar is via een radicale omwenteling in de mentaliteit van de Israëli's. De guerilla-actie dient dan ook op de allereerste plaats om de Israëli's aan het denken te zetten en ze te overtuigen van het feit dat er een Palestijns volk bestaat. Omdat het een volk zonder land is, dat niets te verliezen heeft maar dan ook niet over andere pressiemiddelen beschikt, is de enige weg om gehoord te worden - met enige hoop op begrip - de gewapende actie. Ook moet niet vergeten worden dat el-FATH een zeer belangrijk propaganda-apparaat in het leven heeft geroepen, en dat de militaire actie het werk van slechts één branche van el-FATH is, die zich el-'Asifah (de storm) noemt. El-FATH is niet alleen de grootste en best georganiseerde organisatie, maar ook de meest gematigde, juist vanwege het feit dat ze geen duidelijke ideologische keus doet voor de toekomstige staat Palestina. Deze openheid maakt haar ook het meest acceptabel voor de arabische ‘gastlanden’ van waaruit zij opereert. Maar daarover straks meer. | |||
2. FPLP (Volksfront voor de bevrijding van Palestina).De organisatie die in belangrijkheid de tweede plaats inneemt is het ‘volksfront voor de bevrijding van Palestina’, FPLP. Drie andere organisaties die zich om ideologische en strategische redenen er van hebben afgescheiden, houden met de FPLP een duidelijke overeenkomst in doelstellingGa naar voetnoot7. Het grote verschil tussen deze organisaties en el-FATH is dat zij zich niet beperken tot een strijd voor de bevrijding van het bezette gebied, maar voor een revolutie in de hele arabische wereld. Hun belang is sterk toegenomen sinds 1967, en dat laat zich snel begrijpen. Op de eerste plaats heeft de zesdaagse oorlog aangetoond dat de Palestijnen niet op de arabische legers moeten rekenen voor de bevrijding: die zijn daarvoor te zwak, maar vooral te weinig één. Daar komt nog bij dat de arabische landen weinig ondernomen hebben om de fedayîn daadwerkelijk te steunen. De Palestijnen hebben daaruit de conclusie getrokken dat ze enkel en alleen op zichzelf aangewezen zijn. Eerst in Jordanië en later ook in Libanon ondernam de regering - bang voor represailles van Israëlische zijde - zelfs stappen om de actie van de fedayîn in te dammen. Vooral dit soort acties hebben de Palestijnen ertoe gebracht deze regeringen als tegenstanders te zien, en dat gaf vanzelfsprekend een ondersteuning aan die organisaties die, al van het begin af aan, niet slechts de bevrijding van Palestina voorstonden, zoals el-FATH, maar tevens de revolutie in alle arabische landen. Deze bewegingen analyseren de situatie als volgt: de regeringen van de landen die al een | |||
[pagina 1050]
| |||
revolutie beleefden, zoals Syrië en Egypte, zijn ondanks hun socialistische instelling nog altijd in handen van minderheden en kleine belangengroepen. Nog sterker geldt dit voor de landen waar geen revolutie plaats vond, zoals Jordanië en Libanon. Deze minderheden zijn de speelbal van het imperialisme, dat via hen de arabische verdeeldheid in stand houdt, de voornaamste oorzaak van alle mislukkingen van de arabische politiek. Hetzelfde imperialisme dat via commerciële, militaire en politieke belangen de arabische wereld in haar greep houdt en de arabische eenheid belet gestalte te krijgen, ondersteunt Israël met wapens, kapitaal, propaganda, diplomatieke hulp, enz.. De vijand van de arabische wereld is dus het imperialisme, niet slechts in de gestalte die Israël er aan geeft, maar tevens in de vorm van bepaalde elementen binnen de arabische landen zelf. Sterker nog, de strijd tegen Israël alleen heeft geen zin: het arabische front is net zo belangrijk. Het heil voor de arabische wereld ligt volgens deze organisaties in een communistische revolutie, die een einde moet maken aan de uitbuiting van de arabische wereld door binnen- en buitenlandse machten; die automatisch het zionistisch racisme zal doen verdwijnen en die aan het arabisch chauvinisme een einde zal maken. Vanuit deze analyse moet de slogan ‘De weg naar Tel Aviv loopt via Beiroet, Ammân, Riad, Koeweit en zelfs Damascus en Kairo’ uitgelegd worden. Deze analyse klinkt misschien erg dogmatisch in de oren van een niet-communist. Toch bevat ze veel waarheid. Op de eerste plaats kan - ons inziens - de hele joods-palestijns-arabische problematiek niet losgemaakt worden van de veel uitgebreidere ontwikkelingspolitiek en de machtspolitiek die de ontwikkelde landen aan de Derde Wereld opleggen. Het Nabije Oosten is een strategisch belangrijk gebied en de olie blijft nog altijd een zeer voorname troef. Bovendien is het goed er de nadruk op te leggen dat de arabische landen bij de Derde Wereld horen, met alle gevolgen van dien: de naties die jarenlang onder buitenlandse overheersing geleefd hebben (Turken, Fransen en Engelsen) zijn pas een twintig jaar of nog minder onafhankelijke staten, met grenzen die lang niet altijd aan een realiteit beantwoorden; verschillende onder hen hebben met een groot bevolkingsprobleem te kampen (vooral Egypte); de buitenlandse cultuur, die overigens vaak veel goeds heeft gebracht, heeft meestal de eigen cultuur verdrukt, zodat die slechts als een soort fossiel is blijven voortbestaan: het identiteitsprobleem is voor deze landen verre van gering. Zonder de moeilijkheden die Israël heeft, te onderschatten, lijkt het ons volkomen ten onrechte dat dit land door de Verenigde Naties als een ontwikkelingsland gekenmerkt wordt (het gemiddeld inkomen per inwoner is tweemaal groter dan de limiet die de economisten stellen om de onderontwikkeling te kenmerken!). In het Nabije Oosten vechten ontwikkelingslanden tegen een door de westerse wereld geholpen, technisch en militair | |||
[pagina 1051]
| |||
zeer ontwikkeld volk. Om een idee te geven van de omvang van deze hulp: alleen al tussen 1949 en 1967 heeft Israël aan officieel in de betalingsbalans geregistreerde hulp ongeveer 7 miljard dollar ontvangen, dat wil zeggen bijna evenveel als de som van het nationaal inkomen van Egypte, Syrië, Jordanië en Libanon samen, gerekend volgens het niveau van het nationale inkomen dat deze landen in 1966 hadden. Een ander element van de analyse is dat de organisaties zich moeten mengen in de binnenlandse politiek van de arabische landen. Zonder dat we er van overtuigd zijn dat in deze landen een communistische revolutie plaats moet hebben, lijkt deze positie ons realistischer dan die van el-FATH, want of de verzetsorganisaties dat nu willen of niet, ze brengen door hun eenvoudige aanwezigheid al een omwenteling in de arabische buurlanden van Israël teweeg. Hun aanwezigheid stelt het land aan Israëlische represailles bloot en is daarmee een beslissende factor in de binnenlandse politiek. De Libanese moeilijkheden van het laatste jaar hebben dat meer dan ooit duidelijk gemaakt. Maar, om op de verzetsorganisaties zelf terug te komen; zoals we al opmerkten, heeft de FPLP drie afsplitsingen ondergaan. De oorzaak van deze splitsingen zijn onenigheden van ideologische en strategische aard. Het gaat hier om de keuze voor een Chinees of een Russisch communisme, om de mate van inmenging in de binnenlandse politiek van de arabische landen, en ten slotte om het al of niet afkeuren van terreuracties, waarvan burgers het slachtoffer kunnen zijn (aanvallen op vliegtuigen, kantoren, ambassades, enz.). Wat betreft de terreuracties tegen burgers: de fedayîn die deze acties goedkeuren, zijn slechts zeer gering in aantal. Het is volkomen fout deze trieste acties zonder meer de fedayîn in de schoenen te schuiven: de overgrote meerderheid keurt ze af, even sterk als de Nederlandse publieke opinie. | |||
De arabische regimes en de verzetsorganisatiesUit wat in het voorgaande gezegd is, blijkt wel dat de operaties van de verzetsorganisaties de arabische regeringen voor een moeilijk probleem stellen. Zonder in details op dit probleem in te gaan, kunnen we in het algemeen het volgende constateren: De verzetsorganisaties ontsnappen aan de controle van de plaatselijke macht en geen enkele regering in de wereld stelt er prijs op zulke organisaties te huisvesten, zeker niet wanneer ze een vrij grote bijval vinden bij de revolutionaire (en soms zelfs bij de conservatieve!) elementen van de eigen bevolking. Dat geldt natuurlijk nog in veel heviger mate wanneer deze organisaties zichzelf de revolutie in het gastland ten doel stellen. | |||
[pagina 1052]
| |||
Israël stelt de landen die de organisaties huisvesten aansprakelijk voor alle acties die tegen Israël ondernomen worden. President Helou van Libanon heeft gelijk als hij zegt: ‘Als er 300.000 vluchtelingen op zijn grondgebied leven, dan is niet Libanon daarvoor verantwoordelijk, maar Israël dat deze bewoners uit hun huizen dreef. Als deze vluchtelingen, omdat ze niet meer geloven dat hun recht op terugkeer gehonoreerd zal worden, vechten en wapens dragen om hun zaak te verdedigen, dan is Libanon daar niet verantwoordelijk voor maar Israël’Ga naar voetnoot8. Maar dat verandert niets aan het feit dat Israël doorgaat de Libanese regering en de andere arabische regeringen aansprakelijk te stellen. De represailles stellen de Libanese en de Jordaanse regering voor onoplosbare problemen. Tenslotte wordt de resolutie van de Verenigde Naties van 22 november (aanvaard door Libanon, Jordanië en Egypte) door de verzetsorganisaties tot een onaanvaardbaar compromis verklaard. In grote trekken komt deze resolutie er op neer dat de situatie van vóór 1967 hersteld wordt en als definitief geaccepteerd (erkenning van de staat Israël binnen de bestandslijn van 1949 en 1956). Deze oplossing - die overigens door Israël tot aan de verklaring van Mevr. Golda Meïr in de meimaand van dit jaar onaanvaardbaar geacht werd - is misschien een aanvaardbaar compromis voor de arabische landen, maar maakt geen eind aan het probleem van de Palestijnen die sinds 1949 uit hun vaderland verdreven zijn. Om al deze redenen zijn de fedayîn vaak gerespecteerde, maar buitengewoon lastige gasten. Verschillende arabische regeringen hebben daarom de zaak in eigen handen genomen door een eigen organisatie te stichten voor de fedayîn en alle andere aan banden te leggen. Syrië heeft zo al-Saïka gesticht, Irak de FLA en Egypte heeft de nadruk gelegd op de speciale commando's. EL-FATH oordeelt deze organisaties weinig doelmatig, omdat ze geen vrijheid van handelen hebben, en omdat ze verdwijnen moeten zodra het regime dat hen steunt zou komen te vallen. FPLP en de verwante organisaties zien er natuurlijk een soort verraad aan de Palestijnse zaak in, omdat ze juist gesticht zijn om een arabische revolutie te beletten, terwijl de FPLP meent dat deze revolutie een noodzakelijke stap is om tot bevrijding van Palestina te komen. | |||
De eenheid van de verzetsorganisatiesDe moeilijkheden met de arabische regeringen, de ideologische verschillen en de afwijkende opvattingen over de aard van de te voeren actie maken de eenheid van de verzetsorganisaties natuurlijk buitengewoon moeilijk. Con- | |||
[pagina 1053]
| |||
flicten duiken dan ook regelmatig op, maar worden bijna steeds gevolgd door een grotere mate van eenheid. Na conflicten in februari van dit jaar hebben discussies geleid tot een vrij uitgebreid platform waarover alle organisaties het eens zijn. In dit platform is het communisme niet genoemd, maar wel is duidelijk dat sommige elementen van zijn analyse een duidelijke plaats gekregen hebben. De belangrijkste punten uit het akkoord zijn de volgende: 1) De Palestijnse revolutie vormt één geheel met de moderne arabische revolutie en tevens met de wereldbeweging voor de nationale bevrijding, die het imperialisme en het internationale zionisme bestrijdt; 2) het doel van de Palestijnse strijd is om Palestina in zijn geheel te bevrijden, zodat al zijn bewoners samen kunnen leven met gelijke rechten en plichten voor ieder, in het kader van de aspiraties van de arabische natie naar eenheid en vooruitgang; 3) de resolutie van de Verenigde Naties van 22 november wordt, mét de voorstellen die een Palestijnse staat willen stichten op een gedeelte van het Palestijnse grondgebied, verworpen als een poging tot liquidatie van het Palestijnse probleem zonder het als zodanig te onderkennen; 4) omdat de Palestijnen menen het recht te hebben te opereren vanuit de buurlanden van Israël, verklaren zij zich volkomen onafhankelijk ten opzichte van alle arabische regimes, en weigeren elke poging van deze regimes om hen te overheersen of onder voogdij te stellen te aanvaarden. In onze titel noemen we de verzetsorganisaties een poging tot verzoening. Aan velen zal echter wat we tot nu toe uiteenzetten, allesbehalve als een verzoeningspoging voorkomen, zelfs niet als we abstractie maken van de afkeurenswaardige terreurdaden van sommige organisaties. Het lijkt ons echter duidelijk dat er geen vrede, maar liquidatie van één van beide partijen voortvloeit uit de huidige situatie; daarom is het positief dat de verzetsorganisaties niet slechts streven naar een verandering in het Israëlische kamp, maar evenzeer naar een verandering bij de arabieren. Misschien vertoont hun analyse gebreken (door hun dogmatisme of vanwege hun sterk idealistische instelling), maar zij is ook een poging tot begrip van de huidige situatie, die uitstijgt boven het niveau van een steriele oppositie. | |||
ConclusieHet is onvermijdelijk dat wie zich enigszins intensief met het Nabije Oosten bezighoudt, de rechten van één van beide partijen voorop stelt. De staat Israël is gesticht vanuit de zorg om aan joden een land te geven waarin zij niet langer aan de bedreiging bloot staan om een vervolgde minderheid te worden, en waarin zij de eigen cultuur weer tot leven kunnen brengen. Wie deze zorg benadrukt, zal beginnen met te stellen dat er een staat Israël moet | |||
[pagina 1054]
| |||
zijn die de joden dit bestaan waarborgt. Dat de stichting van deze staat en de politiek van expansie die daarop volgde (vanwege de arabische druk, maar ook vanwege doelbewuste inwendige expansie) tot het verdrijven van anderhalf miljoen Palestijnen leidde, zal hij zeker betreuren, maar tevens als een voldongen feit beschouwen. Uitgaande van het axioma van de joodse staat Israël, zal hij pogen dit onrecht zoveel mogelijk te verzachten. Men kan zich echter met evenveel recht aan de andere kant opstellen en uitgaan van het feit dat er een groot onrecht aangedaan is, op de eerste plaats aan de arabische bewoners van Palestina, en op de tweede plaats aan de arabische staten die sinds 1947 slachtoffer werden van Israëlische agressies; wie zich zo opstelt, zal voorop zetten dat aan Palestijnen en arabieren recht gedaan moet worden. Maar hij zal niet uit het oog verliezen dat ook voor de joden een oplossing gevonden moet worden. Hij zal echter deze oplossing voor de joden niet kunnen zien in een uitsluitend joodse staat op arabisch terrein. Hij zal constateren dat de staat Israël in feite een jammerlijke mislukking is, omdat ze bedoelde de joden een veilig bestaan te geven, terwijl in feite de joden nergens op de wereld zó onder druk staan als in de arabische wereld: het resultaat is tot nu toe precies het tegenovergestelde van het bijvoorbeeld door Herzl beoogde doel. De twee posities gaan uit van een sympathie en wij zijn van mening dat de confrontatie van deze twee sympathieën de meeste kans biedt op een enigszins rechtvaardige oplossing. Het eerste waarnaar gestreefd moet worden is een vermindering van haat en wantrouwen en de daaruitvolgende opinie die alle recht aan één kant en alle onrecht aan de andere zet. Vaak hoort men de opmerking: ‘Maar laat de arabieren nu minstens eens beginnen met Israël te erkennen’, doch men vergeet er de pendant aan toe te voegen: ‘laat de Israëli's nu eindelijk eens de Palestijnen au sérieux nemen in plaats van ze te beschouwen als een stel misdadige terroristen’. Zo vergeet men ook dat aan de door de arabieren verworpen slogan ‘de joden de zee in’, een door de Israëli's nooit erkende slogan beantwoord: ‘de arabieren de woestijn in’. Het is dus niet vanwege een aardige en geweldloze positie van de Palestijnse verzetsorganisaties dat we hun streven als een poging tot verzoening betitelen. Maar het is vanwege de zorg om het onrecht zoveel mogelijk aan twee kanten te herstellen. Hun visie is, dachten we, opbouwend en biedt als zodanig hoop in een uitzichtloze situatie. Dat blijkt uit wat een OLP-vertegenwoordiger eind vorig jaar zei: ‘De voorgestelde oplossing is niet slechts in het voordeel van de Palestijnse arabieren, maar ook in dat van de joodse gemeenschap. De joden zouden zich eindelijk thuis kunnen voelen en geaccepteerd. Het doel van de joodse immigratie en de vestiging in Palestina is altijd geweest een toevluchtsoord en een haven te vinden, maar men heeft steeds gepoogd dit te bereiken tegen de wil van | |||
[pagina 1055]
| |||
de Palestijnse arabieren in. Het resultaat - verwerping en geweld - is te goed bekend om het nog te beschrijven. Alleen de instemming van de Palestijnse arabieren kan de joden in Palestina een echt vreedzaam thuis verschaffen, niet hun machtige leger en evenmin hun oppermachtige beschermers. Alleen de formule van de democratische staat voor joden en arabieren kan bereiken dat de arabieren voorgoed hun grieven en hun lijden begraven, samen met hun wapens’Ga naar voetnoot9. We dachten dat dit reële taal was, al zal er - jammer genoeg - nog veel moeten gebeuren vóór deze voorstellen werkelijkheid worden. Maar het lijkt ons de moeite waard ernaar te streven, met de Palestijnen. |
|