Standpunt der Palestijnen in de Arabische gastlanden
De Palestijnse leiders, die zich buiten Israël en de door Israël bezette gebieden bevinden, zijn fel tegen de oprichting van een Palestijnse staat op de Westoever gekant. In de verklaring die de Verenigde Palestijnse Bevrijdingsorganisaties ‘Het Nationaal Palestijns Congres’ op 10 juli '68 te Kaïro aflegden, staat ondubbelzinnig, dat elke Palestijn die dit idee te berde zou brengen of bevorderen zal, als een ‘vijand van het volk’ beschouwd zal worden, hetgeen een rechtstreekse doodsbedreiging is. Zo'n staat, aldus deze verklaring, zou de bevrijding van geheel Palestina als onvervreemdbaar erfdeel van het Palestijnse volk ten zeerste bemoeilijken. Immers, internationaal zou de vorming van een dergelijke staat op een deel van de Palestijnse grond opgevat worden als oplossing van het probleem van het volk der Palestijnen.
Harkabi vervolgt: het is dan ook totaal irrelevant Israël erop te wijzen, dat het de rechten der Palestijnen op een eigen staat erkennen moet, want dat deed Israël al in 1947, toen het toestemde in het voorstel van de V.N. Palestina te verdelen in een joodse en in een Palestijns-Arabische staat. Het probleem is nu juist - en dat was het toen ook - dat de Arabieren ons recht, het recht der joden, op een eigen staat niet willen erkennen.
Maar de Palestijnse leiders in de Arabische gastlanden hebben niets te winnen bij een compromis met Israël. Integendeel, mensen als Jasser Arafat, leider van El Fatah en George Habasj, leider van het ‘Volksfront voor de Bevrijding van Palestina’, maken juist dankzij het conflict mooie carrières en genieten een grote populariteit. Zij wensen een vernietiging van de joodse staat, tout court; klein of groot, de joodse staat mag niet bestaan. Hun officiële verklaringen van na de Zesdaagse Oorlog liegen er niet om. Deze verklaringen zijn van oneindig veel groter belang dan wat deze of gene Palestijnse woordvoerder aan Westerse journalisten zegt of wat Arabische studenten in de westerse hoofdsteden ten gerieve van de humanistische opvattingen van hun gehoor te beweren hebben. Slogans als ‘de-zionisatie van Israël’ of ‘het herstel van de rechten der Palestijnen’, moeten verhelen, dat na de vernietiging van de staat Israël het lot van de joden in het ‘bevrijde Palestina’ droevig zou zijn. In de beginselverklaring van Achmed Sjoekeiry, voor de Zesdaagse Oorlog leider van de Palestijnse Bevrijdings Organisatie, stond dat alle joden die in 1947 al in Palestina woonden, er zouden mogen blijven. De nieuwe beginselverklaring, afgelegd te Kaïro in juli '68 door het Nationaal Palestijns Congres, het hoogste lichaam der Palestijnen waarin praktisch alle Palestijnse bevrijdingsorganisaties samenwerken, zegt, dat slechts die joden die voor 1917, het jaar van de Balfourverklaring, al te Palestina hun vaste woonplaats hadden, als Palestijnen