Streven. Jaargang 23
(1969-1970)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 519]
| |
ForumDe zelfgenoegzamenZelfs degenen die menen dat er geen redelijke argumenten aan te voeren zijn tegen de erkenning van de DDR stoten bij herhaling hun neus tegen de bizarre Oostduitse propaganda. Het is eigenlijk nauwelijks voorstelbaar, dat een land dat het onder moeilijke omstandigheden tot de achtste plaats gebracht heeft op de wereldranglijst van industrienaties zijn hart verpand schijnt te hebben aan de meest primitieve ‘heiligenverering’. De sociale psychologie zal deze merkwaardige byzantinistische trek wellicht terugvoeren tot de Pruisische traditie; misschien zijn er ook Sovjetcommunistische oorzaken aan te wijzen (en men weet dat de Sovjetvariant van het marxisme zeer sterke byzantijnse en dùs byzantinistische trekken vertoont), doch welke verklaring men ook voor dit verschijnsel aanvoert, het wordt er niet minder hinderlijk door. In een recente uitgave van de overigens lang niet onverdienstelijke Oostduitse uitgeverij Neues Leben wordt nog eens ten overvloede bewezen tot welke onsmakelijke en wanstaltige proporties de moderne ‘heiligenverering’ in de DDR kan uitgroeien. Het boek heet Die erste StundeGa naar voetnoot1 en is ‘allen Aktivisten der ersten Stunde gewidmet’. Tot die ‘Aktivisten’ behoren dan niet alleen mensen als Ulbricht, Dieckmann, Grotewohl, Hennecke (de Oostduitse Stachanov), Honecker en Pieck, maar ook de bij toeval in de DDR verzeild geraakte dichter-schrijvers als Johannes Becher en Erich Weinert. In hoeverre deze laatsten bijvoorbeeld van harte de invasie in Tsjechoslowakije zouden hebben toegejuicht is een probleem waaraan de biografen uit de aard der zaak maar al te graag voorbij gaan. Op zich genomen is het natuurlijk geen onzinnige idee om een boek te wijden aan degenen die een nieuwe staat hebben helpen mee-creëren. Maar het moeten dan wel mannen van formaat zijn, de schrijvers moeten hun vak verstaan en er moet ruimte zijn voor een kritische beandering. Het boek van Vonhoff over prof. Oud bijvoorbeeld voldoet tenminste nog aan twee van deze drie eisen: Oud was een werkelijk groot man en Vonhoff benadert hem tenminste objectief en kritisch.
In het boek Die erste Stunde wordt echter aan geen van deze voorwaarden voldaan. Van de 35 auteurs die een bijdrage hebben geleverd blijken alleen Becher, Anna Seghers en Bruno Apitz over een vaardige schrijvershand te beschikken, doch ook deze drie hebben zich nog zodanig in het keurslijf van het moderne Oostduitse ‘heiligenleven’ opgesloten gevoeld, dat hun pen schijnt opgedroogd. De overige auteurs zijn zozeer beneden de maat, dat zij hun taalarmoede trachten te verbergen achter het veelvuldige gebruik van cliché's, de beruchte primitief-communistische epitheta. De kroon wordt wel gespannen door een artikel over CDU-leider Otto Nuschke, van de hand van de in dialoog-kringen om zijn letterlijke en figuurlijke dikhuidigheid beruchte Günther Wirth. Afgezien van het feit dat Nuschke een van de minst slimme poli- | |
[pagina 520]
| |
tici uit het na-oorlogse Duitsland is geweest (hij leverde de Oostduitse CDU met een verbijsterende naïveteit zonder slag of stoot aan Ulbricht uit en meende inderdaad dat dit zijn christenplicht was), klinkt het toch wel bijzonder dwaas wanneer een artikel over deze even brave als politiek blinde kleinburger als volgt eindigt: ‘Wir neigen uns in Ehrfurcht vor Otto Nuschke, der den geraden Weg eines selbstlosen Patrioten gegangen ist. Wer aber diesen Weg geht, wird von der Geschichte zu des Volkes besten Söhnen gerechnet’. Het meest schrijnende bij dit alles is nog, dat de bijdragen van de ‘auteurs’ die tot de Ost-CDU behoren (genoemde Wirth en de in de dialoogkringen lang niet onsympathiek beoordeelde Otto Hartmut Fuchs) tot de kruiperigsten van het hele boek behoren, en dat wil wat zeggen voor een DDR-boek over erkende volkshelden. Dankzij tal van gelukkige contacten met mensen uit de DDR kan men in het Westen weten, dat velen van hen vaak anders schrijven dan zij denken. Dat geldt bijvoorbeeld zeker voor Fuchs; het geldt ook voor tal van overtuigde marxisten. Het is alleen tragisch, dat men daarginds niet schijnt te begrijpen, dat dit soort ‘literatuur’ in het buitenland bijzonder veel kwaad bloed zet, niet alleen omdat het zo onwaar aandoet of bijzonder slecht geschreven is, maar vooral omdat het druipt van een ongerechtvaardigde zelfgenoegzaamheid ten opzichte van humane beginselen, terwijl in de praktijk van alledag juist de humaniteit in de DDR zoveel schade lijdt. Dit soort blindheid voor de realiteit maakt het de tegenstanders van de DDR zo bijzonder gemakkelijk om telkens weer te herhalen: ‘Zie je wel’. En de vrienden (of op zijn minst sympathisanten) van Oost-Duitsland wordt op deze manier reeds bij voorbaat de mond gesnoerd door degenen die zij willen verdedigen. En het meest trieste is wel, dat de ‘boosdoeners’ dit niet eens inzien. Er is nog maar één hoop: dat erkenning van de DDR hen zal bevrijden van dit in zelfgenoegzaamheid ingekapselde minderwaardigheidscomplex. J.P. Schuyf | |
Wie gebruikt welke drugs?Onder de verzamelnaam ‘drugs’, in het Nederlands meestal vertaald als ‘verdovende middelen’, valt een uiteenlopend assortiment chemicaliën, die ook verschillende soorten uitwerking hebben op de gebruikers. Maar zijn de gebruikers zich deze verschillen in uitwerking bewust? Of laten zij zich bij deze keuze van hun eigen ‘drugs’ leiden door het toeval? Door de gelegenheid die zij krijgen om zich van welke drug dan ook meester te maken? Professor Robert L. Sharoff van het New York Medical College, die zich de laatste tien jaren heeft gespecialiseerd in de behandeling van verslaafden aan verdovende middelen, meent volgens de Observer uit ervaring te mogen zeggen, dat de keuze van bepaalde drugs welbewust geschiedt. Hij onderscheidt drie psychologische typen van gebruikers en elk van deze typen grijpt doelbewust naar de bij zijn type passende middelen. Hij onderscheidt: 1. de gebruikers van alcohol, barbituraten en zwakke ‘tranquilizers’. In de regel zijn dit lieden die moeite hebben met het bedwingen van hun agressieve of hun seksuele drang. In het normale leven kunnen zij rustige mensen zijn, maar onder de invloed van deze middelen vieren zij hun agressiviteit bot. 2. de gebruikers van opiaten, morfine en sterke ‘tranquilizers’. Dit zijn meestal geen agressieve, meer passieve en teruggetrokken mensen, die zodra zij met tegenslagen te maken krijgen aan minderwaardigheidsgevoelens gaan lijden, zich overgeven aan wanhoop. Door het gebruik van de genoemde drugs proberen zij aan die gevoelens te ontsnappen en hun zelfrespect terug te winnen. Zij vertonen sterk de neiging om al hun problemen toe te schrijven aan de fouten van de samenleving en het voor te stellen alsof de samenleving hen tot het gebruik van drugs min of meer heeft gedwongen. Daarin vinden zij dan een gemakkelijk excuus om de strijd om het bestaan, de levenswedloop met anderen uit de weg te gaan. 3. de gebruikers van hallucinogene drugs zoals mescaline, marihuana en | |
[pagina 521]
| |
L.S.D.. Dit zijn vrijwel altijd mensen die een hoge dunk van zichzelf hebben, maar nu eenmaal de ogen niet kunnen sluiten voor het feit dat zij allesbehalve een succes zijn. De hallucinogene drugs stellen hen in staat de waarneembare werkelijkheid om zich heen te vergeten en helemaal op te gaan in hun gevoel van superioriteit over anderen. Dit zijn mensen die er behagen in scheppen te getuigen van hun afkeer tegen iedere intellectuele prestatie omdat, naar zij zeggen, intellect alleen maar leidt tot schijnheiligheid, vernieling en bedrog. De mensen die menen dat alles op het gevoel aankomt. De hallucinogene drugs stellen hen in staat te geloven dat zij dieper voelen dan anderen en vooral een dieper inzicht hebben in zichzelf. Ook in de drugs dus: à la carte. H.H. | |
Drugs in AmerikaEen op de drie van alle processen die in Amerika worden gevoerd tegen handelaren van verdovende middelen van allerlei soort, speelt zich af in Californië. Niet zozeer omdat daar de meeste gebruikers van dit soort ‘drugs’ zitten, maar omdat verreweg de meeste van deze middelen over de grens tussen Mexico en Californië Amerika worden binnengesmokkeld. De Amerikaanse douane kan deze smokkel niet meer baas. Zolang het nog alleen om marihuana ging, die altijd nog in betrekkelijk moeilijk te verstoppen, vrij grote pakken moest worden getransporteerd, liepen er nogal wat smokkelaars tegen de lamp, maar sedert enige tijd komen er uit Mexico pillen die hetzelfde effect hebben als marihuana en aanverwanten. Die pillen zijn veel gemakkelijker te verbergen, zelfs in grote hoeveelheden. De douane blijft er wel attent op - in één jaar tijds heeft zij er zes ton, 17 miljoen pillen, van in beslag genomen - maar het is vechten tegen de bierkaai. De grens tussen Californië en Mexico is 2500 mijl lang. Het is ten enen male onmogelijk om al de sluipwegen over deze grens te bewaken en op de grote wegen is het verkeer zo druk, dat het onbegonnen werk is alle auto's grondig te inspecteren. Bij toeval wordt er wel eens een gesnapt - één jongeman bijvoorbeeld, die in een speciaal compartiment van zijn wagen niet minder dan 90.000 pillen per rit Amerika binnensmokkelde. Maar verreweg de meeste smokkelaars blijven ongemoeid - en verdienen geld als water. Californië bespeurt de gevolgen aan den lijve. In 1966 moesten 50 moorden aan het gebruik van deze middelen worden toegeschreven in San Francisco alleen; in 1969 verwachtte men een verdubbeling van dit aantal. Het Congres van Californië is nu met een onderzoek bezig en daarbij is, naar Charles Foley in de Londense Observer meedeelt, het ontstellende feit aan het licht gekomen, dat ál deze pillen niet in Mexico worden gefabriceerd maar in Amerika zelf. De schijnheilige heren van de farmaceutische industrie trekken zich geen bliksem aan van de ellende die deze pillen aanrichten. Zij produceren ze bij honderden miljoenen en exporteren ze naar Mexico. In zo grote hoeveelheden dat er voor alle 65 miljoen Mexicanen - mannen, vrouwen en kinderen - 100 pillen per jaar uit deze import zouden kunnen worden betrokken. Van Mexico uit komen ze terug naar Amerika. Soms halen ze Mexico niet eens en gaan zij, begeleid door valse documenten, rechtstreeks naar de clandestiene tussenhandel in Amerika zelf. Uit het onderzoek van het Califoraische Congres is duidelijk gebleken, dat het daarbij niet gaat om clandestiene kleinbedrijfjes, maar om de grote miljardenbedrijven, die zich niets liever aanmatigen dan een air van respectabiliteit. Nu Californië maatregelen beraamt en de publieke opinie in heel Amerika in rep en roer is geraakt over hun schurkenstreken, zetten zij alle zeilen van hun public relations bij om wetgeving ter controle op de vervaardiging van dit vergif tegen te gaan. Maar intussen zijn zij al druk bezig dochterondernemingen te vestigen in Mexico zelf. Wat kan het hun schelen of de Amerikaanse jeugd naar de bliksem gaat! | |
[pagina 522]
| |
Het zijn dit soort bedrijven die het kapitalisme zijn satanstronie opdrukken. H.H. | |
De martelaren en de oecumeneIn de jaren tussen de Regering van Hendrik VIII en die van Cromwell werden tal van katholieken, priesters zowel als leken, ter dood gebracht omdat zij trouw bleven aan de kerk van Rome. De kerk van Rome is hun daar niet overijld dankbaar voor geweest, want het heeft tot 1874 geduurd eer een proces tot heiligverklaring van deze martelaren werd aangespannen. Kardinaal Manning diende toen een lijst van niet minder dan 365 hunner in ter behandeling in Rome. Bij het daarop volgende onderzoek vielen er meer dan 300 echter al spoedig door de mand van de heiligheid. Een van hen had bijvoorbeeld de beul een stomp gegeven toen het valluik onder hem wegviel - ergo: geen heilige! 63 bleven er over, die in 1886 door Paus Leo XIII zalig werden verklaard. Daar is het tot dusverre bij gebleven; behalve dan voor Thomas More en Kardinaal Fisher, die in 1935 heilig werden verklaard ondanks het uitblijven van de vereiste wonderen. In 1961 maakte kardinaal Geoffrey de zaak opnieuw aanhangig, ditmaal voor een lijst van veertig reeds zaligverklaarden uit alle geledingen van het Engelse katholicisme. Die Engelse zaligen schijnen echter een hekel te hebben aan het verrichten van wondertekenen; tot dusverre heeft nog slechts één van de veertig er met moeite één geproduceerd. Kardinaal Heenan echter, de tegenwoordige primaat van Engeland, laat zich daardoor niet ontmoedigen en schijnt nu van Paus Paulus de toezegging te hebben gekregen dat deze veertig binnenkort zullen worden gecanoniseerd. Hiertegen nu is de Anglicaanse Aartsbisschop van Canterbury in verzet gekomen. Hij heeft de aandrang van de Britse katholieken op deze heiligverklaring gebrandmerkt als een teken dat zij het niet al te hardgrondig menen met de oecumene. Hij heeft hun houding een provocatie genoemd tegen de Anglicaanse kerk. Dit nu geeft de Sunday Times aanleiding tot een scherpe terechtwijzing van de Anglicaanse Aartsbisschop. Dat er christenen om hun geloof gemarteld zijn, schrijft dit blad, is een historisch feit. De ware oecumene erkent dit feit; erkent niet alleen de moed van deze christenen om ondanks de martelingen, hun aangedaan, trouw te blijven, maar erkent óók, dat men zelf fouten heeft gemaakt door omwille van het geloof anderen te martelen. Bovendien: waar stierven deze mensen voor? Strikt genomen was het niet de Anglicaanse kerk, maar de wereldlijke macht in Engeland die van deze mensen martelaren maakte. Zij werden ter dood gebracht wegens hoogverraad, niet omdat zij een bepaalde theologie aanhingen. Zij werden met andere woorden het slachtoffer van een tiranniek soort staatsbemoeienis met geloofszaken. De Anglicanen kunnen alleen dán aanstoot nemen aan de heiligverklaring van deze veertig wanneer zij nu nog, na drie eeuwen, van mening zijn dat deze mensen terecht werden gemarteld en gedood en dus ten onrechte worden geeerd. Maar dat kán niet. Zij moeten de marteldood van deze veertig evenzeer betreuren als de katholieken de marteldood moeten betreuren van bijvoorbeeld de slachtoffers der Inquisitie. En laten zij dat in hemelsnaam beiden doen, want daarmee geven zij een voorbeeld aan de huidige wereld, die nog elke dag martelaren maakt. Over de heiligverklaring zelf kan men denken wat men wil, maar dit gezonde betoog van een blad als de Sunday Times stemt toch wel tot nadenken. H.H. | |
Beeldende kunst in NederlandCeramiekIn het jongste mededelingenblad van de vereniging van vrienden van de Nederlandse ceramiek (f 15,- per jaar, Kalverstraat 92, Amsterdam) wordt voor het eerst sinds tijden weer eens aandacht besteed aan werk van hedendaag- | |
[pagina 523]
| |
se ceramisten: Sonja Landweer, Marianne Franken, Dick Elffers, Wim Strijbosch en de vorig jaar overleden Willem Hendrik de Vries. Het Rotterdamse museum Boymans-Van Beuningen, dat veel doet voor de Nederlandse ceramiek, gaf een prachtig naslagwerk uit (f 20,-) onder de titel Ceramische Hoogtepunten Nederland, een rijk geïllustreerde, 224 pagina's tellende catalogus van de tentoonstelling ‘1959 Pottenkijkers 1969’, omvattende de particuliere verzameling van J.W. van Achterbergh te Amsterdam. Tot en met 1 maart is in Boymans een tentoonstelling te zien ter herdenking van mejuffrouw Toos van 't Hoff, die met feilloze smaak een groot aantal kunstenaars heeft ontdekt en ‘gebracht’. Er is ook een boekje over haar verschenen. | |
Het leren van de kunstDe berichtgeving in de dagbladpers over kunst is doorgaans nogal oppervlakkig en beperkt zich veelal tot het verslaan van rellen en het fragmentarisch bespreken van een aantal tentoonstellingen of voorstellingen. Het onlangs door Wim Crouwel (Total Design) in een nieuw, nogal saai, jasje gestoken Algemeen Handelsblad heeft een lofwaardige poging gedaan wat dieper te graven en kwam met een serie artikelen over ‘het leren van de kunst’. In de loop van enkele weken verschenen bijdragen van Rudy Kousbrouk (Glamour), Hans Redeker (Naar een critische kunstacademie), W. Boswinkel (Een echte theaterschool is nodig), Andreas Burnier (Bij de schrijver aan tafel), Ton de Leeuw (De Nederlandse componist en zijn grenzen) en K.L. Poll (Het gevoel van ook). Het Handelsblad heeft de artikelen niet gebundeld, zoals indertijd De Volkskrant deed met de uitstekende verkenning over cultuurpolitiek van kunstredacteur Paul Beugels, die nu directeur is van de Nederlandse Stichting voor Kunstzinnige Vorming in Amersfoort. | |
AmstelveenDe gemeente Amstelveen (gemeentehuis, afdeling voorlichting en culturele zaken) geeft al drie jaar maandelijks een gratis mededelingenblad uit over alles wat er op cultureel gebied in Amstelveen gebeurt. In het periodiek, dat naar de prozaïsche naam ‘Amstelveen alle dag’ luistert, staan een culturele agenda, beschouwingen over exposities, concerten, toneelvoorstellingen e.d., alsmede miniinterviews met kunstenaars. Het oktobernummer, dat verscheen aan de vooravond van het nieuwe seizoen is extra dik en bevat een schat aan gegevens en adressen. | |
Centraal MuseumHet Utrechtse Centraal Museum heeft op de geruchtmakende, kwalitatief nogal magere tentoonstelling ‘Nederlandse beeldhouwkunst 1964-1969’, die vorig jaar in het gebouw aan de Agnietenstraat 1 werd gehouden, 17 werken aangekocht, waaronder stukken van Tajiri en André Volten. De aanwinsten zijn nog tot en met 8 februari te zien, samen met enige andere sculpturen en tekeningen uit dezelfde periode, die al langer deel uitmaken van de museale collectie. Als het u meezit, kunt u in de heilige hallen ook in keurig pak gestoken ambtenaren aantreffen die uit hun linkerborstzak aan twee kettinkjes een kleine plaquette hebben hangen, waarop het woord ‘Suppoost’. | |
TroonredeH.M. Koningin Juliana heeft bij het voorlezen van de troonrede het volgende gezegd over kunst: ‘Voorstellen uit de kunstwereld met betrekking tot het te voeren beleid zullen in samenwerking tussen kunstenaars, de Raad voor de Kunst en de overheid op hun mogelijkheden worden getoetst’. Verder gebruikte zij één keer het woord cultuur: ‘De regering wil met betrekking tot onderwijs en cultuur een verdergaande democratisering tot stand helpen brengen’. Vergeleken met de troonrede van 1968 een niet onaanzienlijke vooruitgang; toen sprak de landsvrouwe slechts drie maal zijdelings over cultuur, waarvan eenmaal in de samenstelling cultuurgrond. De minister van cultuur is na gesprekken met kunstenaars en parlementsleden over haar oorspronkelijke bezwaren heengestapt en gaat nu toch | |
[pagina 524]
| |
een kunstnota opstellen, waaruit het te voeren kunstbeleid moet blijken. En passant werd (onder zware druk vanuit de kunstwereld) de oprichting van het culturele informatiecentrum in het vooruitzicht gesteld, waarom de Federatie van beroepsverenigingen van kunstenaars al zo lang en dikwijls heeft gevraagd. De experimentenpot werd verdubbeld (toe maar) tot een half miljoen. De begroting is, zoals gebruikelijk, vrijwel zonder slag of stoot door de Tweede Kamer aangenomen. | |
ToegangHet Gemeentemuseum in Den Haag heft voortaan voor een bezoek aan de vaste verzameling van het museum geen entreegeld meer. De voorbezichtigingen (vroeger: openingen) van tentoonstellingen in het Amsterdamse Stedelijk Museum zijn met ingang van het winterseizoen gratis voor iedereen toegankelijk. Het tijdstip waarop de voorbezichtiging plaats vindt, wordt telkens in de pers gepubliceerd. De Amsterdamse Museumkring voor moderne kunst (Paulus Potterstraat 13) heeft de prijzen voor 1970 als volgt vastgesteld: jaarabonnement (toegang tot alle gemeentelijke musea) f 5,- affiche-abonnement (alle affiches thuisgestuurd) f 20,-, catalogusabonnement (alle catalogi van het Stedelijk Museum, ca 25 stuks) f 50,-. | |
ReclameHet Concertgebouworkest heeft een reclamecampagne gevoerd voor de niet zo best lopende C serie (zondagmiddag, naast gemakkelijke oude muziek ook moeilijke moderne). Reclame-adviesbureau J. Walther Thompson N.V. (bezitter van een niet onaanzienlijke collectie moderne kunst en organisator van tentoonstellingen in het eigen gebouw) maakte een opvallende, in veel kranten geciteerde campagne, bestaande uit folders, affiches en advertenties onder het motto ‘Geniet van Vivaldi.... Ontdek Schönberg’. Dat sommigen het nog altijd moeilijk hebben met reclame voor kunst, hoe professioneel gevoerd ook, bewijst dit onderschriftje uit het Algemeen Handelsblad: ‘Het Concertgebouworkest te Amsterdam heeft de rok van zijn artistieke onaantastbaarheid even afgelegd en vervangen door het gekke pakje van de copywriter (...). Kortom: Bach uit het vuistje’. Het Amsterdamse gemeenteraadslid mevrouw L. Vonhoff-Luyendijk (VVD) stelde op een congres in het hoofdstedelijke ICC in een pre-advies over ‘Amsterdam, centrum van kunst en cultuur’ het belang van reclame voor de kunst aan de orde. Zij vroeg zich onder meer af: ‘Reclame beïnvloedt het consumptiepatroon en werkt naar wordt aangenomen welvaartbevorderend. Is het in verband hiermede noodzakelijk of ongewenst om voor cultuurvormen op dezelfde wijze reclame te maken als voor commerciële produkten?’ Haar conclusie: ‘vanuit de culturele sector moet tegenspel geboden worden. Ik acht deze activiteit zo belangrijk dat ik meen dat deze deel van het subsidiepakket moet zijn’. | |
VerhuizingDe Nederlandse kunststichting is verhuisd van Slot Zeist naar de Oostelijke Handelskade 29 te Amsterdam. | |
TrefpuntHet Ministerie van CRM (Steenvoordelaan 370, Rijswijk ZH) brengt à raison van f 13,- per jaar bijna maandelijks een op hoogglanzend papier gedrukt zeer gezagsgetrouw blad uit, Trefpunt, dat ijverig het openbare doen en laten van minister en hoofdambtenaren volgt, maar geheel voorbijgaat aan de al geruime tijd in onze kunstwereld levende spanningen. Terwijl actiegroepen als BBK (schilders en beeldhouwers), De Notenkraker (musici) en De Tomaat (toneelspelers) op niet mis te verstane wijze van hun bestaan en hun wensen blijk geven en 1969 tot het roerigste jaar van na de oorlog maakten, kwam Trefpunt in december niet veel verder dan: Straks wettelijke regeling kinderdagverblijven?, Afscheid mej. J. Boer als directrice Stichting Opbouw Drenthe, Creativiteit - een kreet van deze tijd, Sociaal centrum Limburg geopend, Mogelijk in- | |
[pagina 525]
| |
teressante (bodem)vondsten te verwachten in Heteren, Informatie over Marokko en Geprepareerde beschermde vogels. Het oktobernummer was geheel gewijd aan de Rembrandttentoonstelling in het Rijksmuseum en is zeer informatief. | |
BezoekDe gezamenlijke Nederlandse musea trokken in 1968 8.173.000 bezoekers (1950: 3.351.000). Het aantal buitenlanders is bijzonder hoog (Rijksmuseum ca 80%, Mauritshuis ca 60%, Kröller-Müller ca 50%, Stedelijk Museum Amsterdam ca 40%, Gemeentemuseum Den Haag ca 30%). Het bezoek aan het Rijksmuseum is (mede dank zij de Rembrandt-tentoonstelling in 1969 gestegen tot de recordhoogte van 1.400.000 (1968: 863.116). Het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen is voortaan het hele jaar geopend. Vroeger was het 's winters op slot. | |
Vrij NederlandHet dit jaar jubilerende opinieblad Vrij Nederland (30 jaar, Raamgracht 4, Amsterdam) heeft bij het eerste januarinummer iedere lezer een affiche cadeau gedaan, razend knap getekend door vaste medewerker Peter Vos. | |
OctopusOpgericht is de Stichting Octopus, met als doel het jaarlijks produceren van tenminste drie kunstuitgaven. Het karakter van deze uitgaven is niet vooraf bepaald, maar hangt af van de ontwikkelingen in de kunst zelf en van de nieuwe beeldende mogelijkheden die zich voordoen. De uitgaven kunnen zeer uiteenlopend van vorm zijn: boek, object, verzameling losbladige ideeën, prenten, bouw- en kijkdozen enz.. Het bestuur bestaat uit Frits Becht (marktonderzoeker en verzamelaar), Joop Hardy en Fred Parée (namens drukkerij ‘De IJsel’ te Deventer). In de redactie zitten: Paul Brand (uitgever), Wim Crouwel (ontwerper) en Hein van Haaren (hoofd esthetische dienst PTT). Lidmaatschap f 15,- (Hoge Hondstraat 1, Deventer). De eerste uitgave is inmiddels verschenen (f 29,50, voor leden f 19,50). Het is het fascinerende speelhoek van Jaap Mooy. Op stapel staan: ‘Poppetgom’ van Theater Scarabee en ‘Permanent waves’ van Woody van Amen. Het introductiedrukwerk is prachtig verzorgd door de Zaandamse ontwerper Swip Stolk. | |
VPRODe VPRO (postbus 11, Hilversum) bracht in het nieuwe televisieseizoen een meer dan voortreffelijk programma van Hans Keiler en Aad Nuis over tekenaar Peter Vos, alsmede korte filmportretten van de beeldende kunstenaar Han Mes, Leo Dooper en Thea Gérard. Boeiend was ook de reportage ‘Kunst of kitsch’, gewijd aan een Belgische ‘schilderijen’-fabriek met export over de gehele wereld. Paul Mertz |