| |
| |
| |
Boekbespreking
Theologie
Augustinus, Aurelius - Het evangelie van Johannes. IV. Levensbronnen. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1969, 104 pp., BF. 48. |
Beaupère O.P., René, e.a. - Die Ehe. Zur aktuellen theologischen Diskussion. - Herder, Freiburg, 1969, 141 pp.. |
Berger, - Peter L. - Er zijn nog altijd engelen. - Ambo, Utrecht, 1969, 123 pp., f 9,50. |
Bultmann, Rudolf - Geloof zonder mythe? - Romen en Zn, Roermond, 1969, 230 pp., f 13,90. |
Daecke, Sigurd - Der Mythos vom Tode Gottes. - Furche Verlag, Hamburg, 1969, 131 pp., DM. 4,80. |
Docx, Herman - Intercommunie. Van Lund tot Uppsala. - Romen en Zn, Roermond, 1969, 280 pp., f 19,50. |
Henrich, Franz, Hrsg. - Existenzprobleme des Priesters. - Kösel Verlag, München, 1969, 197 pp., DM. 9,80. |
Mouson, J., e.a. - De Verrezen Heer. - Patmos, Antwerpen, 1969, 154 pp., BF. 125. |
Robinson, J.A.T. - Christian Freedom in a Permissive Society. - SCM Press, London, 1970, 244 pp., 21/-. |
Ruler, Dr. A.A. van - Theologisch werk I. - Callenbach, Nijkerk, 1969, 234 pp., f 22,50, bij int. f 19,50. |
Herbert Vorgrimmler und Robert vander Gucht, Hrsg. - Bilanz der Theologie im 20. Jahrhundert. Band II. - Herder, Freiburg, 1969, 453 pp., DM. 56,-. |
| |
Josef Fuchs
Moraal en moraaltheologie vandaag
Patmos, Antwerpen, 1969, 113 pp., BF. 105.
S., één van de vooraanstaande hedendaagse Duitse moralisten en professor aan de Gregoriaanse universiteit te Rome, bespreekt in dit werk, samengesteld uit drie artikelen, de noodzakelijke vernieuwing die van de katholieke moraaltheologie verwacht wordt na het concilie. Deze moraal die het leven richt van de kerkgemeenschap, geëngageerd in de wereld van nu, zal uitgebouwd worden vanuit de roeping van allen in de persoon van Christus. Haar fundamentele eis is: in liefde voor het leven van de wereld vruchtbaar te zijn.
L. Braeckmans
| |
Ethiek als waagstuk
Callenbach, Nijkerk, 1969, 142 pp..
Vrienden, collega's en leerlingen van Prof. Smelik schreven een tiental opstellen, als huldeblijk bij zijn afscheid als hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam in september 1967. De bundel opent met een ‘Ongevraagde ouverture’, waarin Dr. F.O. van Gennep de persoon en de loopbaan van Prof. Smelik tekent. Wie deze korte inleiding gelezen heeft, zal graag verder lezen. En hij wordt niet teleurgesteld. Behalve het artikel van Dr. C.W. Mönnich ‘Veritas poetica’ (pp. 115-130), dat zeker wel geïnspireerd werd door de dichterlijke activiteit van de hoogleraar, gaan alle bijdragen over verschillende aspecten van de ethiek, het terrein van de theologie dat zijn uitgesproken voorkeur had. Naast het artikel van Dr. H.J. Heering ‘Is er een eigen christelijke ethiek?’ (pp. 39-50), boeide
| |
| |
mij bijzonder de bijdrage van Dr. J.W. Schulte Nordholt ‘Ethiek en praktijk van de geweldloosheid van Dr. Martin Luther King’ (pp. 75-86). Het is een bescheiden bundel maar origineel van inhoud, en zal daarom onder beide opzichten Prof. Smelik zeer welkom zijn. Aan het einde vindt men bibliografische gegevens uit het werk van de hoogleraar.
A. van Kol
| |
Kenneth C. Barnes
Hij & Zij. Seks voor de serieuze t(w)iener
Vertaling van R. Rommes-Ruijters, bewerking door Rita Kohnstamm en J. Euwema. Zomer & Keunings, Wageningen, 1969, 160 pp., f 9,90.
‘Dit boek is bedoeld voor de “serieuze t(w)iener”, voor de t(w)iener die bereid is om na te denken, die verder durft te kijken dan zijn neus lang is’ (p. 103). Het is vooral geschreven voor jongens, maar ook meisjes kunnen er volgens schr. het een en ander uit leren (pp. 123-124). Barnes spreekt zijn lezerspubliek rechtstreeks aan, en hij heeft geloof ik ook wel de toon getroffen die bij serieuze t(w)ieners zal aanslaan. Hij wil beslist niet moraliseren, zó beslist dat hij hier en daar in het andere uiterste vervalt. Zo doet hij op pp. 136 vv. een m.i. vergeefse poging om bij jongens alle schuldgevoelens t.a.v. masturbatorische praktijken weg te praten: ‘Het hele probleem van de masturbatieverslaving valt volgens mij weg als jij jezelf heel bewust toestaat om te masturberen’ (p. 138). Overigens behoort dit boek, dat duidelijk zijn Engelse origine verraadt, tot de betere soort voorlichtingsliteratuur.
A. van Kol
| |
Liebje Kuylman-Hoekendijk
Dwarslagen in de christenheid
Bosch & Keuning, Baarn, 1969, 112 pp..
In een bijzonder frisse stijl wordt in dit boekje een poging gewaagd vier typen van christelijk-religieuze beleving te beschrijven, die men momenteel dwars door de verschillende christelijke kerken kan waarnemen (vandaar ‘dwarslagen in de christenheid’): het ‘profetische’ type, dat de beleving van het christen-zijn vooral zoekt in het hoogst-persoonlijk getuigenis (schoolvoorbeeld is de Pinksterbeweging; dit type maakt soms de indruk van niet aangepast te zijn); het ‘diakonale’ type, dat het christen- en kerk-zijn vooral wil beleven als dienst aan de wereld (met als trefwoorden: horizontalisme, seculaire beleving van het christen-zijn; het type van de moderne progressieve christen); het ‘priesterlijk’-sacramentele type (vooral kenmerkend voor de behoudende r.k. gelovige, maar ook elders aanwezig); het ‘lerarende’ type, dat alles verwacht van verkondiging en geloofsgehoorzaamheid aan het verkondigde (vooral aanwezig in de protestantse orthodoxie). Latere hoofdstukjes ‘Onderling verkeer’, ‘Het gesprek’ en ‘Een plurale gemeente’ laten voldoende zien, waarom het te doen is: wat ik misschien mag noemen ‘vreedzame (en verdraagzame) coëxistentie’ van alle typen; of liever nog: wederzijdse aanvulling, waardoor alle facetten van de rijkdom aan vormen van beleving van het christen-zijn tot hun recht kunnen komen. Vooral hier worden rake dingen gezegd. Eén voorbeeld: ‘Ik kan het niet helpen, maar ik vind het afwijzen van “oude” beelden van God om daar nu een ander “diesseitig” beeld voor in de plaats te stellen wat kinderachtig.... Als er eenzijdigheid was moet er iets bij, niet iets af; wat er vooral af moet is het krampachtig gedoe eromheen’. Persoonlijk heb ik lezing van dit boekje als een bevrijding ondergaan, niet het minst vanwege de relativerende humor waarmee het geschreven is (men
leze de lijstjes van ‘trefwoorden’, waarmee de onderscheiden typen elkaar afmaken!). Ik heb zo het idee, dat het boekje een aantal goede thema's voor gesprekken inhoudt.
S. Trooster
| |
Rudolf Schnackenburg
Die Geburt Christi ohne Mythos und Legende
Matthias-Grünewald-Verlag, Mainz, 1969, 24 pp., DM. 2,-.
Deze fijnzinnige beschouwing van de befaamde Würzburgse exegeet over de eigenlijke inhoud van het ‘Evangelie’ van Christus' geboorte loopt uit in de stelling: ‘Het zwakke kind in de kribbe is Redder van de wereld. Dat is de onvergankelijke kerstboodschap, zonder legende en mythe’. (p. 23). Korte bespreking van het bericht over de geboorte van Jezus in het Lukas-evangelie, teksten van Paulus, de Christus-hymnen uit de eerste dagen christendom en de theologie over het vlees-geworden Woord Gods bij Johannes funderen deze stelling. Ter overweging aanbevolen.
S. Trooster
| |
| |
| |
Godsdienst
Bertsch s.j., Ludwig, e.a. - Eucharistie und Busse der Kinder in der Gemeinde. Ein Werkbuch. - Knecht, Frankfurt/M., 1969, 282 pp. |
Bowers, Margaretta K., e.a. - De pastor aan het sterfbed. - Van Gorcum, Assen, 1969, 172 pp., f 11,50. |
Bremen, Dr. A. van - Alledaags leven en bijbelse boodschap. - Ervan F. Bohn, Haarlem, 1969, 18 pp., f 2,-. |
Brouwer, H.J. - Pastorale begeleiding van bejaarden. - Romen en Zn, Roermond, 1969, 132 pp., f 10,90. |
Daniélou, Jean - Tests. - Van In, Lier, 1969, 80 pp., BF. 85. |
Driessche, G. Van, e.a. - Evangelie en catechese. - (Vita documentatie), Patmos, Antwerpen, 1969, 72 pp., BF. 40. |
Fiolet, Prof. Dr. H.A.M. - De 2e Reformatie. - Lemniscaat, Rotterdam, 1969, 174 pp. |
Hausherr, I. - Renouveau de vie dans le Christ Jésus. - Lethielleux, Paris, 1969, 240 pp., FF. 12,40. |
Hochman, Helena en H.R. Sonntag - Christentum und politische Praxis: Camilo Torres. - Suhrkamp, Frankfurt, 1969, 137 pp.. |
Het nieuwe testament voor mensen van deze tijd. II. - Lannoo, Tielt, 1969, 424 pp., geïll., BF. 158. |
Lambrechts, Georges - Geweten. Katechetische units voor middelbaar onderwijs. 3. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1969, 44 pp., BF. 30. |
Mertens, Herman - Hoopvol op weg. - Lannoo, Tielt, 1969, 160 pp., BF. 110. |
Morgan, Devi, and Perry Michael - The Printed Word. - Epworth Press, London, 1969, 109 pp., 15/-. |
Olivieri, Alphonse - Y a-t-il encore des miracles à Lourdes? 18 dossiers de guérisons (1950-1969). - Lethielleux, Paris, 1969, 240 pp., FF. 12,40. |
Onze verhouding tot de Rooms Katholieke Kerk. - Boekencentrum, Den Haag, 1969, 93 pp., f 3,90. |
Otto, Gert, Hrsg. - Sachkunde Religion. - Furche Verlag, Hamburg/Patmos Verlag, Düsseldorf, 1969, 263 pp., DM. 5,80. Penning de Vries S.J., P. - Nieuw zicht op evangelisch leven. - Gottmer, Nijmegen, 1969, 144 pp.. |
Reisen, Drs. A.M. van - Geschiedenis van de gelovige mens. Dl. I: Het oude verbond. - Malmberg, Den Bosch, 1969, 185 pp., f 8,50. |
Rendtorff, Trutz, und Karl G. Steek - Protestantismus und Revolution. - Kaiser München, 1969, 62 pp.. |
Rondet, Henri - De Vatican I à Vatican II. Ouverture à l'oecuménisme. - Lethielleux, Paris, 1969, 192 pp., FF. 12,40. |
Le Saint Esprit et Marie. I. L'évangile et les pères. - Lethielleux, Paris, 1969, 136 pp., FF. 23,20. |
Silva, Rafael e.a. - Le clergé et le travail manuel. - Desclée, Paris, 1969, 215 pp., BF. 195. |
Vandenberg, Johan - Samen leren leven. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1969, 94 pp., BF. 96. |
Voillaume, René - Wij zijn allen broeders. - Lannoo, Tielt, 1969, 136 pp., BF. 98. |
| |
Het dossier van de Nederlandse Katechismus
Documentatie verzameld door Aldo Chiaruttini
Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1969, 302 pp..
Witboek over de Nieuwe Katechismus
In opdracht van het Hoger Katechetisch Instituut samengesteld door dr. W. Bless s.j.
Amboboeken, Utrecht, 1969, 376 pp., f 17,50.
Twee lijvige boeken over de affaire van onze nieuwe katechismus. Toch verschillend van karakteristiek. Het boek van Bless geeft vooral een volledige documentatie over de controverse met Rome zelf; betrouwbaar, want verzameld door een insider van de eerste rang. Chiaruttini is minder volledig in de documentatie over de controverse zelf, maar geeft ook informatie over het klimaat waarin de katechismus ontstaan is, en over inhoud, aard en werkwijze ervan; bovendien zijn aan het einde van dit dossier commentaren verzameld uit de gehele wereld. Beide boeken vullen elkaar zodoende aan, en geven samen een uitstekend inzicht in de gehele gang van zaken rond onze katechismus. Toch komt bij lezing onweerstaanbaar de vraag op: dient deze kwestie niet enigszins gerelativeerd te worden? Is het christen-zijn in deze tijd nu werkelijk gewaarborgd met alleen een zo goed mogelijk formuleren van de geloofsleer? De vraag geldt allereerst de Romeinse tegenstanders, maar ergens toch ook degenen die met zoveel inzet van energie, tijd en geld het eigen standpunt verdedigen, lijkt mij (‘Waarom de door Rome voorgeschreven wijzigingen in de katechis- | |
| |
mus onaanvaardbaar zijn’, lees ik op de omslag van het boek van Bless). Maar misschien is het feit zelf dat deze vraag opkomt, wel de verdienste van het werk dat in deze documentaties gestoken is.
S. Trooster
| |
Ludwig Bertsch, S.J. e.a.
Zondigheid en Boete
Patmos, Antwerpen, 1969, 108 pp., BF. 95.
Het teruglopen van de biechtfrequentie vooral sedert het concilie, houdt verband met een vernieuwd inzicht in en een vraag naar de plaats van de zondigheid en het boetesacrament in het morele leven van de katholieke gelovigen. Vier theologen uit het Duitse taalgebied onderzoeken in dit werk op bevattelijke wijze en vanuit een vernieuwd inzicht resp. de verhouding doodzondedagelijkse zonde; structuren en perspectieven in de biecht; boete en biecht in het leven van de gemeente; biecht en geestelijke leiding.
L. Braeckmans
| |
Johann Michl
De Katholieke Brieven (Het Nieuwe Testament met Commentaar, 10)
Uit het Duits vertaald door B.F. Weersink, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1969, 352 pp., BF. 319.
De publikatie van Het Nieuwe Testament met Commentaar, vertaling van de Duitse reeks Regensburger Neues Testament, vordert langzaam maar zeker. Met dit volume zijn reeds negen van de elf delen verschenen. De inhoud ervan zijn de zeven ‘Katholieke Brieven’, zo genoemd omdat ze, in tegenstelling met de brieven van Paulus, niet tot een bepaald adres zijn gericht en dus algemeen, ‘katholiek’, mogen heten. Het zijn de brief van Jacobus, de eerste en tweede brief van Petrus, de drie brieven van Johannes en die van Judas. Een algemene inleiding behandelt naam, literaire eigenheid en canoniciteit van de brieven (5-15). De zeven brieven worden dan achtereenvolgens kritisch ingeleid en uitvoerig gecommenteerd. Bijzonder waardevol zijn de excursen (b.v. in 1 Petr.: de christen als priester; de afdaling van Christus in de onderwereld). Het is jammer dat in de literatuurlijst op p. 16 de commentaren uit de reeks Herders Theologischer Handkommentar niet werden vermeld (van de hand van Mussner, resp. Schelkle en Schnackenburg). Enkele zetfouten en weglatingen (pp. 16, 246) ontsieren de vertaling.
J.-M. Tison
| |
Het Nieuwe Testament voor Mensen van deze tijd
Deel II: Handelingen, Brieven, Openbaring
Lannoo, Tielt/Utrecht, Kok, Kampen, 1969, 424 pp., geïllustreerd, BF. 158.
Wij bespraken in Streven 1968 (p. 1084) het eerste deel van deze vertaling: de evangeliën. Thans zijn de overige geschriften van het N.T. aan de beurt. Een zelfde bedoeling ligt voor: de Schrift dichter brengen bij het lezen, denken en voelen van de mensen van deze tijd. Daarom de fotopagina's; daarom vooral de directe taal (let b.v. op de geslaagde vertaling van ‘vlees’ in Rom. 8, 5: zolang de mens over zijn leven wil beslissen, komt hij met zijn wensen en plannen niet los van zichzelf); daarom ook de tussentitels, die de lezer willen interpelleren (niet steeds even geslaagd; waarom b.v. de tekst van Hand. 1, 1-3: Zonder het Paasfeest - geen Kerstgeschiedenis?). Vooral geschikt voor persoonlijke lezing en voor gebruik in kleine groepen.
J.-M. Tison
| |
A. Hamman, o.f.m.
Le baptême et la confirmation
Desclée, Tournai, 1969, 244 pp., BF. 180.
Dit soms vrij schools en uiteraard schematisch opgestelde handboek bezit ons inziens uitstekende kwaliteiten. In de zowel exegetische en historische als systematische en pastorale benadering zijn de recente studies en de recente problematiek verwerkt, en neemt de auteur ten overstaan van deze laatste een open en evenwichtige positie in. Naast de goede uiteenzetting van de patristische gegevens (wat ons bij een specialist op dit gebied niet verwonderen moet), biedt het werk o.m. lezenswaardige bladzijden over de oecumenische betekenis van het doopsel, over de pastorale problemen betreffende het kinderdoopsel in onze dagen, over de begrijpelijkheid van het vormsel in diens verhouding tot het doopsel. Om deze redenen verdient dit handboek aanbeveling bij degenen die zich aan de studie van deze sacramenten dienen te wijden.
C. Traets
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
Balans der futurologie. - Katernen 2000, Amersfoort, 1969 9/10, 46 pp.. |
Brugger, Walter - Philosophisches Wörterbuch. - Herder, Freiburg, 196711, 578 pp.. |
Etudes Philosophique, Les -. 3. Varia. - Presses Univ. de France, Paris, 1969, juillet-sept., 440 pp.. |
Goër de Herve, Jacques de - Mécanisme et intelligence. - Lethielleux, Paris, 1969, 176 pp., FF. 12,40. |
Hirschberger, Johannes - Kleine Philosophie Geschichte. - Herder, Freiburg, 1969 8, 213 pp., DM. 2,90. |
Horkheimer, Max - Kritische Theorie. Band I und II. - Fischer Verlag, Frankfurt/M., 1968, 358 en 376 pp.. |
Kwee, Dr. S.L. en Prof. Dr. C.A. van Peursen - De mens. Wijsgerige teksten. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1969, 148 pp., f 14,50. |
Levinas, Emmanuel - Het menselijk gelaat. - Ambo, Utrecht, 1969, 270 pp., f 14,50. |
Nauta, L.W. - Theorie en praxis bij Marcuse. - Het Wereldvenster, Baarn, 1969, 20 pp., f 3,50. |
Nietzsche, Friedrich - Zo sprak Tsaratoestra. - Oranje-uitgaven, Mortsel, 1969, 114 pp., BF. 66. |
Thévenaz, Pierre - De dwaze rede. - Lemniscaat, Rotterdam, 1969, 159 pp.. |
| |
Prof. Dr. M.v. Straaten
Kerngedachten van de Stoa
192 pp., f 13,90
Prof. Dr. R. Bakker
Kerngedachten van Merleau-Ponty
242 pp., f 17,50
Drs. Frans Kurris
Kerngedachten van Henri Bergson
131 pp., f 10,90
Romen & Zn., Roermond.
Hierbij kunnen wij drie nieuwe deeltjes van de serie Kerngedachten, die bij de uitgeverij Romen en Zonen verschijnt, introduceren. Het doel van deze serie: ‘de Nederlander.... in direct contact te brengen met de grote wijsgeren van vroeger en van heden’ wordt ook in deze deeltjes goed gerealiseerd. De inleidingen zijn van hoog gehalte door het kennelijk beheersen van hun onderwerp door de drie schrijvers. De teksten zijn met toewijding gekozen, en de vertalingen zeer leesbaar. Er zijn natuurlijk accentverschillen.
Prof. v. Straaten moest de kerngedachten van een stroming weergeven die zich over eeuwen uitstrekt en waarvan vele figuren slechts uit fragmenten en citaten bekend zijn. Het is des te meer te waarderen dat hij kans ziet de band tussen deze stroming en de geschiedenis levendig te beschrijven, waardoor het begrijpen van dit ‘systeem’ sterk wordt bevorderd. Bijzonder verhelderend is het (een winstpunt van zijn methodiek) dat de schrijver verschillende kerngedachten als zodanig aangeeft en formuleert en er zelfs een zekere rangschikking in aanbrengt.
De twee andere delen gaan over één persoon. Wij konden dus verwachten dat er een meer persoonlijke benadering (wij bedoelen: vanuit de concrete geschiedenis van deze mens) van de ten-tonele-gevoerde wijsgeer in zou worden opgenomen. Het is dan ook niet zonder teleurstelling dat wij dat in de inleiding van Prof. Bakker moeten missen. Vanuit de teksten blijkt overigens wel wat een worstelaar met waarheid en werkelijkheid Merleau-Ponty tot het einde van zijn leven geweest is - hetgeen weer pleit voor de goede keuze van de teksten die er uit zijn werken zijn gemaakt. De definiëring van het realisme op p. 25 vinden wij wel wat mager uitgevallen. Al met al is dit deel een voortreffelijk middel om met deze centrale figuur in het moderne denken in direct contact te komen.
Drs. Kurris stelt ons Bergson voor op een heel eigen en charmante manier. Hij heeft daarin iets weg van Bergson zelf! Voor hem liggen wijsbegeerte en leven zo dicht bij elkaar dat hij ook Bergsons relaties met de wereld van kunst en literatuur zeer nadrukkelijk naar voren haalt. Dit plaatst Bergson indirect maar heel duidelijk in zijn eigen tijd. Misschien hebben daardoor de meer strikt wijsgerige verbanden iets aan kleur verloren, maar dat hebben wij althans er graag voor over. Zeker is dat Bergson naar voren treedt in al zijn levensechtheid en ook in al zijn actualiteit voor mensen van nù. Waardevol!
A.J. Boekraad
| |
Bernhard Welte
Determination und Freiheit
Josef Knecht, Frankfurt am Main, 1969, 148 pp., DM. 12,80.
Vanuit een langdurige gedachtenwisseling met zijn wetenschappelijke collega's in biologie, psychologie en sociologie, biedt de
| |
| |
bekende Freiburger filosoof hier een existentiële analyse omtrent determinisme en vrijheid in het menselijk bestaan. Ongetwijfeld geldt het een van de diepste antinomieën in onze cultuur: het bewustzijn en zelfs de dweepzucht van de vrijheid tegenover de steeds groeiende deterministische constataties van de wetenschap. Het is een heldere, rustige bezinning die probeert op te klimmen naar de gemeenschappelijke existentiële oorsprong van beide menselijke fenomenen. Op lager en oppervlakkig niveau lijken ze tegenstrijdig; in feite impliceren vrijheid en wetenschap elkaar voortdurend als de twee aspecten van de innerlijke transcendentie, die constitutief is voor de mens. Het betoog is hoofdzakelijk in heideggeriaanse denktaal geschreven en daarom, hoewel het een verzoening bedoelt en bewerkt, zal het sommige wetenschappelijk-georiënteerde intellectuelen minder aanspreken.
A. Poncelet
| |
Norbert Elias
Über den Prozess der Zivilisation
Francke Verlag, Bern / München, 1969, 334 en 492 pp., Schw. Fr. 78,-.
In deze zeer uitvoerige studie analyseert de schrijver een aantal verschijnselen van het beschaafd-worden van de europese samenleving. Vele van de beschouwingen en onderzoeken die hij daarbij doet, behoren bij wat men in de vorige eeuw cultuurgeschiedenis noemde. Zo de tafelgebruiken en het neussnuiten. In het tweede deel laat hij dan de geschiedenis zien van de feodalisering en de defeodalisering. De wijze waarop de adel leefde, staat daarbij voor hem centraal. Aan het eerste deel is nu een inleiding van zeventig bladzijden toegevoegd, die niet voorkwam in de weinig opgemerkte eerste druk van 1936. Daarin werkt hij zijn bedoelingen met het werk uit. Hij wil laten zien hoe de mens zich bij de toenemende ingewikkeldheid van de samenleving steeds meer in zijn gedragingen moest gaan beheersen en dat uit die beheersing dan de zogenaamde beschaving voortkomt. Feitelijk is dat hetzelfde standpunt als ingenomen wordt door H. Marcuse in Eros and Civilization. Daar wordt immers 't menselijk gedrag geanalyseerd als bepaald door zelfdwang. Marcuse stelt dan dat deze zelfdwang zich richt op een gedrag dat redenen van bestaan mist. Uit dit werk blijkt duidelijk, wat Marcuse impliciet aanneemt, dat die redenen er wel waren toen het gedragspatroon ontstond.
C. Boschheurne
| |
Jacques Flamand
L'idée de méditation chez Maurice Blondel
Nauwelaerts, Louvain, 1969, IX-598 pp., BF. 890.
Ongetwijfeld hebben we hier een monumentaal werk over de filosofie van de bekende wijsgeer van Aix. Het behandelt het thema van de ‘mediatie’ of van de bemiddeling, een idee welke Blondel aan het ‘vinculum substantiale’ van Leibniz ontleende, om ze dan op grootse wijze in ontologische en christologische zin uit te bouwen. De keuze van dat thema liet bovendien een bredere en meer constructieve bespreking van het blondelisme toe, dan wanneer Blondel te uitsluitend als godsdienstfilosoof of te eenzijdig als apologeet wordt beschouwd. Daarbij komt dat het probleem van het ‘medium’ of van het middelaarschap noodzakelijkerwijs centraal staat in elke filosofie die niet, op korte of lange termijn, kapituleren wil voor de eindeloze verbrokkeling van de werkelijkheid. De Schr. heeft zijn onderwerp op grondige wijze aangepakt, met talloze citaten en voetnoten uit een zeer rijke bibliografie. De registers, vocabularium, appendices en literatuuropgave beslaan ongeveer 100 blz. van het boek. Van de onuitgegeven schriften die in het archief te Aix-en-Provence berusten, werd een dankbaar gebruik gemaakt. Ook is er een confrontatie met de methodische twijfel van Descartes en met de fenomenologische reductie van Husserl; een korte vergelijking met Teilhard en met K. Rahner geeft verhelderende connecties. Alles samen dus een zakelijke, omstandige en degelijke studie over een uiterst vitale kwestie, in een tijd die meer dan ooit overal op zoek is naar de middelaar.
A. Poncelet
| |
Emmanuel Levinas Totality and Infinity
Transl. Alphonso Lingis. Duquesne University Press, Pittsburgh, Martinus Nijhoff, The Hague, 307 pp., $ 9,50, $ 8,75 paper.
Eindelijk is ook de Engelse vertaling van dit befaamde werk van Levinas uit 1961 verschenen. Over de inhoud heeft in Streven prof. Kwant al geschreven. De bekende Amerikaanse existentialistische wijsgeer John Wild schreef een uitvoerige verhelderende inleiding op dit moeilijke boek en prijst terecht dr. Lingis, die ook aan de recensent de indruk geeft dat het Engels gemakkelijker leesbaar is geworden dan het Franse origineel.
J.H. Nota
| |
| |
| |
Sociologie
Bouman, Dr. P.J. - Een hand vol mensen. - Van Gorcum, Assen, 1969, 445 pp., f 15,50. |
Franklin, S.H. - The European Peasantry. The final Phase. - Methuen, London, 1969, 256 pp., 50/-. |
Glasser, Ralph - Leisure, Penalty or Pride? - MacMillan, London, 1969, 213 pp., 50/-. |
Hatch, John - The History of Britain in Africa. - André Deutsch, London, 1969, 303 pp., 42/-. |
Jones, E.L. and Woolf, S.J. - Agrarian Change and Economic Development. - Methuen, London, 1969, 172 pp., 40/-. |
Lipset, Seymour Martin - Revolution and Counterrevolution. - Heinemann Educational Books, London, 1969, 466 pp., 63/-. |
Nuyens, Ivo - Sociologie en gezondheidszorg. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1969, 260 pp., BF. 195. |
Robertson, Roland - The Sociological Interpretation of Religion. - Basil Blackwell, Oxford, 1970, 256 pp., 36/-, paper 18/-. |
Roscam Abbing, Dr. P.J. - Maatschappijkritiek. - Callenbach, Nijkerk, 1969, 200 pp., f 14,90, bij int. f 13,50. |
Roskam, K.L. e.a. - Spanningsveld Afrika, trefpunt Biafra. - Eurosboek 1969/4. Werkgroep 2000, Paul Brand, Hilversum, 1969, 83 pp.. |
Sölle, Dorothee en Fulbert Steffensky - Politiek avondgebed. - In den Toren, Baarn, 1969, 136 pp., f 6,75. |
Strien, P.J. van - Van Psychotechniek tot maatschappijkritiek. - Katernen 2000, Amersfoort, 1969, 22 pp. |
Terzake 4. Kerk buiten de Kerk. - Ambo, Utrecht, 1969, 148 pp., f 9,25. |
Trevor-Rope, Hugh - De opkomst van Europa. - Ten Have, Amsterdam, 1969, 216 pp., f 16,90. |
Vollemans, Kees e.a. - Kultuur als uitgangspunt voor revolutie. - Euros, Werkgroep 2000, Amersfoort/Paul Brand, Hilversum, 1969, 96 pp., f 6,50. |
| |
Hendrik M. Ruitenbeek
De mythe van de mannelijkheid
Aula, Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1969, 187 pp., f 4,50, BF. 76,-.
De oorspronkelijke titel van dit boek luidt ‘The Male Myth’. Hoewel de schrijver een Nederlander is en pas na voltooiing van zijn universitaire studie naar de Verenigde Staten vertrok - waar hij in New York als psychoanalyticus praktiseert - werd deze uit 1967 stammende publikatie vertaald door M. Mok. De leesbaarheid van het boek laat weinig te wensen over, ondanks het feit dat de auteur identieke gedachteninhouden in verschillende contexten te pas brengt c.q. herhaalt.
Ruitenbeek laat zijn licht schijnen op de depersonaliserende elementen in onze cultuur en de repercussies daarvan op de rol van de hedendaagse Amerikaanse man (in de zin van ontmannelijking en rolvervanging). Zijn jarenlange praktijkervaring in New York gepaard aan zijn kennis van de West-Europese verhoudingen stelden hem in staat vergelijkingen te trekken tegen de achtergrond van analytische objectiveringen. In het laatste hoofdstuk duidt hij lijnen aan waarlangs een tegenaanval op de ontbindende krachten zou kunnen worden ondernomen. ‘Schrijvers suggesties ten deze zijn ook voor de Nederlandse gemeenschap behartigenswaard.
Dit boeiende werk kan ten zeerste worden aanbevolen, speciaal aan psychohygienisten in de ruimste zin van het woord.
J.J.C. Marlet
| |
Wilbur Zelinsky
Inleiding tot de bevolkingsgeografie
Aula, Utrecht/Antwerpen, 1969, 191 pp..
Het werk van Zelinsky vormt een voortreffelijke inleiding bij de problematiek rond demografisch en geografisch onderzoek, dat voldoet aan de eis dat ieder gebruikt begrip gedefinieerd wordt in heldere begrijpelijke taal. De vertaler, E. Marije, heeft vakwerk geleverd! Bij vergelijking met de originele tekt bleken mij voor het eerst geen verschillen. Voorts is er aan deze Aula toegevoegd een index van gebruikte begrippen en een literatuurlijst.
F. Nieuwenhof
| |
Thomas J. Scheff
De psychisch gestoorde en zijn milieu
Aula, Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1969, 157 pp.
Als een socioloog op consekwente wijze stelling neemt vanuit de theorie waarin het ziek-zijn wordt gezien als het vervullen van een sociale rol, kun je een leuk boek krijgen. Zo is het boek van Scheff inderdaad een leuk boek geworden. Maar dat de thesis, dat geestesziekten qua vorm mede bepaald worden door de reacties van de sociale omgeving van de patiënt, nieuw en
| |
| |
oorspronkelijk is....., neen, dit kan niet gezegd worden. De wijze waarop de auteur deze stelling doortrekt is echter wel degelijk belangwekkend, werpt ook nieuwe vragen op, zowel t.a.v. de alomvattendheid van de medisch-psychiatrische benaderingswijze van de psychisch gestoorde mens als t.a.v. het operationeel gemaakte sociologische model. De onderhavige publikatie is in deze zin voer voor psychiaters, psychologen, sociologen en maatschappelijk werkenden.
J.J.C. Marlet
| |
Gaston Geens e.a.
De macht van de media
Lannoo, Tielt, 1969, 196 pp., BF. 125.
De sociale studiedagen in Den Haag, 1968, handelden over de communicatiemiddelen en de problemen gesteld door hun aanwending in de huidige samenleving. De tekst van de referaten, gehouden door bekende medewerkers van pers, radio en T.V., wordt nu gepubliceerd. Het geheel biedt een goede inleiding op de problematiek. Graag hadden wij een bijdrage gelezen over de taak van de media bij het vormen van het morele oordeel van de maatschappij.
L. Braeckmans
| |
Paul Koch
Gefangenenarbeit und Resozialisierung
Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart, 1969, 159 pp., DM. 25,-.
In dit 4e Heft van de ‘Beiträge zur Strafvollzugswissenschaft’ wordt de gevangenenarbeid uitvoerig aan de orde gesteld. Hoewel de auteur het resocialiseringsaspect van deze - min of meer gedwongen - produktieve werkzaamheden niet overschat, geeft hij toch enige wegen aan waarlangs genoemd aspect zou kunnen worden geoptimaliseerd. Hij ziet o.m. zeer goed in dat het dwangstramien bij vertrek van de delinquenten uit de gevangenis in talrijke gevallen zou moeten worden geprolongeerd om de ontslagenen in de maatschappij aan het werk te houden. Zonder uitdrukkelijk een vergelijking te maken met arbeidstherapie in psychiatrische ziekenhuizen ontmoet hij in zijn studie wel gelijksoortige problemen (arbeidskeuze, beloning of vergoeding, dosering, afwisseling etc).
Zijn voorstel is: met bepaalde vernieuwingen in enkele strafinstituten te experimenteren en deze te evalueren.
J.J.C. Marlet
| |
Politiek
Culturele revolutie. - Boekencentrum, Den Haag, 1969, f 4,90. |
Lankhorst, H.J. en A.V. van den Wall Bake - Militaire weerbaarheid of pacifisme? - Kernvraag 10, Den Haag, 1969, 26 pp.. |
Lemberg, Eugen, e.a. - Das deutschtschechische Verhältnis seit 1918. - Kohlhammer, Stuttgart, 1969, 139 pp., DM. 11,80. |
Poll, K.L. - Het masker van de redelijkheid. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 191 pp., f 9,50. |
Schlesinger Jr., Arthur M. - The Crisis of Confidence. - André Deutsch, London, 1969, 313 pp., 36/-. |
Waltz, Kenneth N. - Foreign Policy and Democratic Politics. - Longmans, Green and Co., London, 1969, 331 pp., 40/-. |
| |
Alan Booth
Niet alleen vrede
Anatomie van de toekomst
De Branding, Antwerpen, 1968, 158 pp., BF. 165.
Door zijn belangrijke functie bij de Wereldraad van Kerken is S. goed vertrouwd met de internationale problemen van onze tijd; bovendien maakt zijn werkzaamheid in Noord- en Zuid-Ierland hem wel bijzonder geschikt om het vraagstuk van menselijke intolerantie en oorlogszucht in concreet proza te behandelen. Hij gaat uit van het ontegensprekelijke feit dat iedereen de vrede wenst en eigenlijk niemand in het atoomtijdperk de oorlog redelijk vindt, maar helaas ook niemand zeggen kan hoe lang die redelijkheid op aarde nog duren zal. Internationale ontwapening is onvoldoende en zelfs gevaarlijk, indien de onderscheiden menselijke ideologieën niet leren met elkaar in vrede te leven. Want bakermat van de oorlog is het ideologisch imperialisme, waarbij men plots gaat menen dat men de waarheid in pacht heeft en dat men voor die waarheid dus alles op het spel moet zetten. De oplossing van A. Booth is tweevoudig. Enerzijds moeten passende vredesinstellingen zoals o.m. de Verenigde Naties zoveel mogelijk bevorderd worden, om aan het eenheidsbelang van de mensheid voortdurend gestalte te geven. Anderzijds komt aan de christelijke godsdienst een onvervangbare rol toe, doordat
| |
| |
hij de aardse verwachtingen van de mensheid zinnig en levendig houdt, maar meteen in het licht van Gods openbaring laat beseffen dat de ultieme zin van het bestaan noch uitgevochten noch bereikt kan worden in deze wereld. Hiermee is dit essay, hoewel in theoretisch opzicht vrij rommelig opgesteld, tot een zeer praktisch richtsnoer geworden om een te radicaal politiek moralisme in de internationale arena te vervangen door een christelijk realisme op lange termijn. Slecht begrepen, opent het de weg naar een moreel relativisme, dat stellig tegen de bedoeling ingaat.
A. Poncelet
| |
Werner Marx und Günther Wagenlehner, Herausgeber
Das tschechische Schwarzbuch
Die Tage vom 20. bis 27. August in Dokumenten und Zeugenaussagen
Seewald Verlag, Stuttgart, 1969, 368 pp.
Verschillende sovjetologen zijn tot het besluit gekomen dat het regime van Breshnev een terugkeer betekent naar de opvattingen van het stalinisme over de onderlinge gebondenheid van de socialistische landen. In de Prawda van 26 september 1968 publiceerde S. Kowaljow een artikel waarin hij de thesis verkondigde van de beperkte soevereiniteit en van het beperkte zelfbestemmingsrecht van de socialistische landen. Volgens deze theorie zou elke communistische partij een verantwoordelijkheid dragen voor het bereiken van de socialistische maatschappij, niet alleen voor het eigen volk maar ook nog voor de hele socialistische beweging. Indien een partij tegen deze opvattingen handelt, hebben de communistische partijen van de andere socialistische landen de plicht tussen beide te komen en een eventuele afwijking in de kiem te smoren. Dat is in feite gebeurd in Tsjecho-Slovakije in 1968.
Het boek dat we hier onder handen hebben geeft geen verhandeling weer over hetgeen er in Tsjecho-Slowakije gebeurd is in de augustusdagen van 1968. Het beperkt zich tot een relaas van getuigen over hun belevenissen. Tevens geeft het een Duitse vertaling van de belangrijkste documenten die gepubliceerd werden in die dagen, ook pro-Russische verklaringen. Het is een onthutsend document, belangrijk voor verdere studie. Toch rijzen hier enkele vragen en opmerkingen. Het zou bijna interessant zijn als we op dezelfde wijze konden beschikken over de documenten die in de andere landen van het Warschau-pact verschenen ter gelegenheid van de bezetting van Tsjecho-Slovakije. Verder, het is natuurlijk waar dat augustus 1968 een koude douche was voor degenen die hoopten op een positieve contactname met de Sovjet-Unie, maar we mogen ons daardoor er niet toe laten verleiden de landen van het oost-blok opnieuw in een getto te stoten; we moeten blijven zoeken naar een modus vivendi. Tenslotte een opmerking over Husak. De auteurs hebben van hem geen hoge dunk. Dat is hun goed recht. Husak heeft zeker een weinig idealistische rol gespeeld. Zulk een rol speelde Janos Kadar ook in 1956 in Hongarije. De vraag is echter: in welke mate is Husak een ‘realpolitiker’ geweest die voor Tsjecho-Slovakije gered heeft wat er te redden viel? Heeft ook Kadar dat niet gedaan in Hongarije in 1956?
A. Van Peteghem
| |
Eckart Foertsch
Die S.E.D.
Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1969, 198 pp,. DM. 15,80.
Nog steeds bezitten de zogenaamde oostbloklanden ofwel het éénpartijensysteem, ofwel een meerpartijensysteem waarin de communistische partij de hoofdrol speelt met een aantal niet-communistische partijen, verenigd in een volksfront. Dit laatste systeem is van toepassing in de D.D.R., waarin de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands wel de hoofdrol speelt, maar toch nog de C.D.U. en de L.P.D. toegelaten heeft. S. heeft een onderzoek gewijd aan de S.E.D., die ontstaan is door de samensmelting van de S.P.D. (Sozialistische Partei Deutschlands) en de K.P.D. (Kommunistische Partei Deutschlands). Förtsch onderzoekt de structuur van de S.E.D. en geeft tevens haar ontwikkeling aan. Hoe ziet de S.E.D. haar rol als de feiteleik ene partij? Hoe reageert ze op de maatschappelijke evolutie van de DDR? Hoe is er een doorstroming van de opvattingen van het partijlid naar de hoogste bestuursorganen? Achtereenvolgens komen aan bod: het ontstaan van de S.E.D. en haar karakter als democratische volkspartij, de organisatie van de partij, de verhouding tussen partij en leden, de arbeid in de kaders van de partij, de sociale structuur van de partij, de techniek van de leiding, de relaties tussen de partij en de andere communistische partijen. Interessant werk, dat een goed afgerond beeeld geeft van de innerlijke werking van de S.E.D.
A. Van Peteghem
| |
| |
| |
Literatuur
Achterhuis, Hans - Camus: de moed om mens te zijn. - Ambo, Utrecht, 1969, 210 pp., f 12,50. |
Bellow, Saul - Mosbey's herinneringen. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 191 pp., f 9,50. |
Brulez, Raymond - De toren van Lynkeus. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1969, 130 pp., geïll., BF. 155. |
Ceulaer, José de - Te gast bij Vlaamse auteurs. V. - De Garve, Antwerpen, 1969, 94 pp., BF. 80. |
Coster, Charles De - La légende d'Ulenspiegel. - Asedi, Bruxelles, 1969, 126 pp., BF. 45. |
Depeuter, Frans - De hand aan jezelf. - Standaard, Antwerpen, 1969, 142 pp., BF. 160. |
Dewachter, Richard - Dagboek van een gek. - Oranje-uitgaven, Mortsel, 1969, 157 pp., BF. 120. |
Grass, Günter - Plaatselijk verdoofd. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 237 pp., f 14,50. |
Gijsen, René - Op weg naar de literaire receptie. - Nijgh & van Ditmar, Den Haag, 1969, 124 pp., f 9,90. |
Isacker, Frans van - Posthume wandeling. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1969, 104 pp., BF. 96. |
Komrij, Gerrit - Alle vlees is als gras. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 46 pp., f 6,90. |
Kuik, William D. - 45 gedichten. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 54 pp., f 6,90. |
Lampo, Hubert - Armand Boni. - Reinaert, Brussel, 1969, 30 pp.. |
Reinaert de Vos, uit het middelnederlands herschreven door Stijn Streuvels. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1969, 147 pp., geïll.. |
Roland, Walter - De knik in de kern. - Standaard, Antwerpen, 1969, 141 pp., BF. 160. |
Schouwenaars, Clem - Een nacht op Elba. - Standaard, Antwerpen, 1969, 110 pp., BF. 140. |
| |
Mireille Cottenjé
Eeuwige Zomer
Nijgh & Van Ditmar, 's Gravenhage / Rotterdam, 1969, 126 pp..
Lapland met zijn bergen, koele meren, vervelende muggen en midzomernachten vormt het kader waarin Guya, de hoofdpersoon, in een monologue intérieur haar verhouding tot Peter (haar echtgenoot, tam, trouw en betrouwbaar) en tot Lex (haar minnaar, wreed, cynisch, een lieve smeerlap) reconstrueert. Als vrouw peilt zij naar het wezen van de man, naar wat aantrekt en afstoot in hem. ‘Er zijn geen woorden voor. Er is enkel de verstikkende bewustwording van deze wrede waarheid: liefde, haat, beiden dragen de kiem van de vernieling in zich....’ (p. 92). Deze liefde-haat verhouding in haar verschillende momenten: twijfel en geluk, verwijdering en aangetrokkenheid, vertedering en cynisme, veiligheid en angst, is het centrale gegeven dat via flash-backs en korte scenes uit de tocht van Guya en Lex ontrafeld wordt. In een met vlagen van opstandigheid en luciditeit doortrokken fatalisme schreef Mireille Cottenjé het failliet van een liefde en een leven neer.
J. Gerits
| |
Jef Geeraerts
Indian Summer
Manteau, Brussel - Den Haag, 1969, 144 pp., f 3,95 / BF. 55.
Vijf verhalen, een hoorspel, Kruisweg 1968 (een tekst door Jef Geeraerts gebracht te Antwerpen ter gelegenheid van de eerste Anti-Censuur Read-In) en een commentaar post factum zijn hier samengebracht. In de verhalen gaat het om wat S. zelf een ‘inwijding’ noemt. Daarmee bedoelt hij: het brengen van de aandachtige lezer tot een scherp en acuut bewustzijn van de voortschrijdende Tijd, bewustzijn dat steeds vergezeld gaat van lucide doodsangst, besef van de absurditeit van het bestaan, de vaststelling dat God een fictie is, het aanvaarden van zijn fundamentele eenzaamheid in het Dasein zum Tode (p. 91). Op de achtergrond is ook telkens een aanklacht hoorbaar tegen alles wat het leven artificieel maakt en het afremt of beknot uit hoofde van algemeengeldende opvattingen, morele normen of godsdienstige overtuiging. Deze aanklacht wordt geformuleerd in een lyrische evocatie van het vrije leven in intieme verbondenheid met de natuur (vnl. in de langere verhalen ‘Indian Summer’ en ‘De zeer goede plek’) of in een bewust aangewend cynisme dat choqueren en kwetsen wil (het hoorspel ‘Avondspelen’).
Een verhaal van Geeraerts is een bekken van woorden, wild uitgestort of voorzichtig, haast teder uitgegoten, naargelang het effect dat hij bij zijn lezers bereiken wil.
In een ‘Kommentaar post factum’ van een zestigtal bladzijden ‘bedoeld als vervreem- | |
| |
dingseffect voor de (aandachtige) lezer en als elementaire voorlichting ten behoeve van de (slechte) kritiek’, duidt Geeraerts enerzijds de ‘Sitz im Leben’ van zijn verhalen aan en valt hij anderzijds heftig uit tegen de gevestigde kritiek, voor 95% bedreven, aldus de S., door amateurs die naast eerlijkheid en moed bovendien nog gebrek hebben aan creatief talent. Met de zelfzekerheid van de kunstenaar die in zijn eigen artistiek kunnen gelooft en de eigen bestaanservaring verabsoluteert, geeft Geeraerts lucht aan zijn afkeer voor de snuffelaars-naar-plagiaat, de scherpzinnige filologen, de katholieke moralisten. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat hij daarbij open deuren intrapt.
J. Gerits
| |
Philip Roth
Portnoy's klacht
(vert. Else Hoog), Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 280 pp., f 12,50.
Terecht heeft dit boek lang op de Amerikaanse bestseller-list gestaan. Het beschrijft de frustraties van een joodse jongen in de Amerikaanse samenleving. Dat met name op het gebied van de seksualiteit de frustraties zeer breed uitgemeten worden, mag een concessie aan de literaire mode van het ogenblik zijn: Portnoy's onzekerheid en onophoudelijke zelfreflectie zijn uitstekend beschreven.
G. Adriaansen
| |
Walter Muschg
Die dichterische Phantasie
Einführung in eine Poetik
Francke Verlag, Bern/München, 1969, 180 pp., Schw. Fr. 16,80.
Geen nieuw werk van de bekende, kortgeleden gestorven Zwitserse literatuurtheoreticus ligt hier voor ons, maar een onveranderde herdruk van twee hoofdstukken (Die Phantasie en Das Wort) uit de tweede druk van zijn Tragische Literaturgeschichte (1953). Muschg zelf had deze nog altijd uiterst waardevolle beschouwingen voor de derde oplage (1957) laten vervallen, omdat zij in een nog te concipiëren werk over de literaire fantasie beter op hun plaats zouden zijn; zijn weduwe laat ze nu afzonderlijk verschijnen. Nieuw is daarom in deze uitgave slechts de imposante, 345 nummers omvattende bibliografie van Muschgs publikaties.
Th. van Oorschot
| |
Hubert Fichte
Café Palette
Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 331 pp., f 16,50.
Een uitvoerige bespreking van de oorspronkelijke uitgave werd gegeven in Streven, november 1968, p. 104. Een contourloze roman, een roman zonder interne duidelijkheid, maar een meesterlijke weergave van het losgeslagen leven van moderne Duitse jeugd. Zoals de recensent samenvatte: ‘Als je je weerzin tegen een outsiders-seksualiteit van deze driftelingen weet te overwinnen, dring je door tot één van de prachtigste romans van de naoorlogse Duitse letterkunde’.
R.S.
| |
Dieter Wellerhoff
Die Schattengrenze. Roman
Verlag Kiepenheuer & Witsch, Köln, 1969, 241 pp., DM. 18-, ing. DM. 10,-.
Wellerhoffs tweede roman bezit vele positieve kanten. Hij wil een versmelting zijn van het misdadigersverhaal met de roman van literaire importantie. Deze formule is niet nieuw, maar blijft prijzenswaardig. In dit genre wel ongeveer een nieuw type is de ‘held’ van de roman, een mislukkeling die misschien eerlijk zou willen zijn, maar zich uiteindelijk niet staande weet te houden. Zijn angst, wanneer de fiscale recherche zijn handeltje in gestolen auto's dreigt te ontdekken, zijn radeloze vlucht over de grens, zijn doffe hoop in een miezerig Hollands pensionkamertje, dat de politie hem maar zal vinden, tracht Wellershoff in taal en opbouw van zijn roman weer te geven. Ook dit streven verdient positieve waardering, maar betekent toch de mislukking van het boek. Want Wellershoff gelooft, dat hij de nervositeit van de man kan vangen in een onsamenhangende cascade van losse impressies (waarbij terloops moet worden opgemerkt, dat in korte passages Wellershoffs poëtisch kunnen duidelijk naar voren komt) en dat hij de radeloosheid van de boef-in-het-nauw kan weergeven door van het in minimaal kleine snippers verknipte verhaal een temporele hutspot te maken. Het resultaat is een onoverzichtelijke en onnodige warboel zonder esthetische werking. Wellershoff is helaas aan de duistere kant van de ‘Schattengrenze’ blijven steken.
Th. van Oorschot
| |
| |
| |
Toneel
Arnold, Arnim - Friedrich Dürrenmatt. - Colloquium, Berlin, 1969, 96 pp., DM. 5,80. |
Berge, H.C. ten - Yugao een verhaal en vijf no-spelen. - Van Gennep, Amsterdam, 1969, 99 pp., f 6,50. |
Bickert, Hans Günther - Studien zum Problem der Exposition im Drama der tektonischen Bauform. - Elwert, Marburg, 1969, 130 pp., DM. 18,-. |
Poggi, Jack - Theater in America. - Cornell University Press, Ithaca, 1968, 328 pp., 91/-. |
Pohl, Rainer - Strukturelemente und Entwicklung von Pathosformen in der Dramensprache Bertold Brechts. - Bouvier, Bonn, 1969, 192 pp., DM. 26,-. |
Klaus Schöning, Hrsg. - Neues Hörspiel. Texte. Partituren. - Suhrkamp, Frankfurt, 1969, 462 pp., met gramofoonplaat. |
Sebald, Winfried - Carl Sternheim. Kritiker und Opfer der Wilhelminischen Aera. - Kohlhammer, Stuttgart, 1969, 146 pp., DM. 12,80. |
Teaterjaarboek 1966-1967. - Ministerie van Cultuur, Brussel, z.j., 123 pp.. |
Teaterjaarboek 1967-1968. - Ministerie van Cultuur, Brussel, z.j., 172 pp.. |
| |
Alois Wierlacher
Das bürgerliche Drama. Seine theoretische Begründung im 18. Jahrhundert
Wilhelm Fink, München, 1969, 207 pp., DM. 28,-.
Ondanks de uitvoerigheid waarmee over het burgerlijke drama als ideologisch én dramaturgisch fenomeen reeds geschreven is, bezit deze nieuwe behandeling twee verrassende nieuwigheden. In de eerste plaats houdt S. zich weinig bezig met de teksten zelf en concentreert hij zich op de theoretische verantwoording (vooraf én nadien) van de zich ontwikkelende nieuwe inhouden en vormen; S. stelt zich niet tevreden met Duitsland alleen (waar inderdaad de meeste theoretici, evenals tekstschrijvers overigens zijn aan te wijzen), maar neemt de gehele Westeuropese theorie (ook Frankrijk, Engeland en Italië) in zijn synthese op. Tussen 1731 en 1802 wordt het tragediemonopolie (koningsdrama) aangevochten en wordt de komedie in- en extern hervormd; de combattieve stelling, dat niet alleen koningen in staat zijn de waardige motieven te torsen, maar alle standen krachtens de gelijkheid van de mens, helpt deze beweging aan haar sociologische benaming. De historisch-systematische analyse van al deze forumredenaars is de eerste opzet van dit werk en Sch. haalt uit o.m. Nivelles de la Chaussée, Voltaire, Diderot, Marmontel, Beaumarchais, Mercier, Lillo, Milizia, Valdastri, Gellert, Lessing, Herder, Lenz, Schink, Schiller, Gemmingen een synthese omheen de constante kenmerken: het ‘held’- begrip (uit sublimering losgemaakt, tot idealisering van een doorsnee-menselijke gedragstype herleid), het realisme van de situatie en personen, de illusie van de intrige en de moraal, de nutsfactor als dragend fundament, het sentimentalisme als effect dat tevens fungeert als a-moraal. Het tweede verrassingsaspect is S.'s weigering de sociologisch-maatschappelijke ommekeer van het ‘burger’-fenomeen als impuls te aanvaarden; hij ziet veeleer jeugd- en eruditie-factoren verantwoordelijk die zich tegen Gottsched en de geldende kunstwaarden keerden en een generatietwist uitlokten, handig verbonden met theaterpsychologische gegevens
(associatiebehoefte van het publiek). Zo verlegt hij, met fraai bewijsmateriaal, het begrip ‘burger’ van een sociologische denominatie naar een ethisch cultuur-begrip (cfr. honnête homme, de ‘menschlicher Held’ van Lessing). Er lijkt mij meer en uitvoeriger materiaal nodig om deze thesis volkomen waar te maken, maar de vrij eentonige discussie tot nog toe heeft S. in elk geval nieuw leven bijgebracht.
C. Tindemans
| |
Johann Friedrich von Croneck
Der Misstrauische. Ein Lustspiel
(Komedia 14), 118 pp., DM. 9,80.
Johannes Kerckmeister
Codrus. Ein neulateinisches Drama aus dem Jahre 1485
185 pp., DM. 32,-. De Gruyter, Berlin, 1969.
Het nieuwste deel in de uitstekende Komediareeks is, in het spoor van Gellert, een ‘emfindsames Lustspiel’, een verbinding tussen satire en sentimentalisme van J.F. von Croneck (1731-58), een zwaarmoedig dichter vroeg aan de pokken bezweken. Het stuk is van ca. 1750. Levendig door de uitbreiding van het aantal rollen en dus
| |
| |
van de intrige, lijkt het stuk onderweg naar een psychologisch analytisme, wat het als typologische karakterkomedie uit de doorsneeproduktie weghaalt. Uitgeefster S. Roth bezorgt ook thans alle informatie: de editiedata, de ontstaansgeschiedenis, de genrehistorische classificatie, de analyse met vooral aandacht op de structuurtechniek, de bijvalsgeschiedenis en de steunliteratuur. ‘Codrus’ is een filologisch meesterwerkje van uitgever L. Mundt; het sterk op de volkstaal leunende Latijnse drama, gebaseerd op de Romeinse komedie en de Latijnse scholierendialogen, behoort tot het humanistische schooldrama, d.w.z. het is een der eerste zelfstandige uitingen van een ontluikende dramatiek in Duitsland. De commentaar is voorbeeldig rijk, en alle aandachtsfacetten worden uitvoerig en instructief meegedeeld.
C. Tindemans
| |
William E. Taylor, ed.
Modern American Drama: Essays in Criticism
Everett/Edwards, DeLand, Florida, 1968, 200 pp., $ 8,-.
Deze bundel profielen van toneelauteurs (E. O'Neill, C. Odets, M. Anderson, T. Williams, A. Miller, E. Albee) en - strekkingen (comedy of manners tussen de twee oorlogen, het versdrama, het theater der romanciers, Off-Broadway-teksten) signaleert de bekende mensen en dingen, vertelt vlug en informatief, maar vergeet enige diepere vraag te stellen. Het geheel komt bijgevolg amper boven het cliché uit. Belangrijk als werkinstrument is de bibliografische lijst, tijdschriftenbijdragen incluis. De verbeeldingsmethodiek, de tijdsthematische synthese en de theatraliseringstendensen bleven echter uitgespaard.
C. Tindemans
| |
Erich Segal
Roman Laughter
The Comedy of Plautus
Harvard University Press, Boston, 1968, 229 pp., $ 6,95.
Deze studie over de Romeinse komedieauteur Plautus wil geen onthechte dramatische exegese zijn, maar de relatie tot de actuele Romeinse cultuur en de komische traditie onderzoeken. Daarom wordt niet minutieus elk stuk afgespeurd maar de collectie prikkels gebundeld, soms ook afgezet tegen Terentius. Het resultaat is dat S. kan aantonen dat Plautus' komedie bestaat op de omkeerbaarheid van de realiteit; alles wat voor het publiek in het dagelijks leven conventioneel of heilig is, wordt op deze scène binnenstebuiten gekeerd. De festivaltraditie (waarin alles mocht) was hiertoe de aanleiding; dat echter de autoriteit van de vader, de eer van de vrouw, de status van de slaaf, de betekenis van het geld behandeld konden worden in strijd met de gevestigde normen, verraadt de sociale basis van de komedie. Dat hieruit bovendien consequenties voor de maatschappelijke tradities zelf moesten voortkomen, wordt handig gedemonstreerd. Zodat dit boek, behalve een intelligente ontleding van een auteur, ook een vérstrekkende commentaar op een tijd en een beschaving is geworden.
C. Tindemans
| |
Robert Cohen
Giraudoux: Three Faces of Destiny
The University of Chicago Press, Chicago, 1968, 164 pp., 72/-.
De literatuur over J. Giraudoux is weinig uitgebreid en dat deze studie dan nog meteen een poging tot rehabilitatie moest worden, tekent zijn bedrukte reputatie. Het is S.'s stelling dat Giraudoux, beslist geen filosoof noch systeemdenker, niettemin meer dan een persoonlijke onrust heeft uitgeschreven en de tijds- en wereldproblemen in een dramatische metafoor heeft opgevangen. S. deelt de produktie in drie categorieën in: seksuele, de metafysische en de politieke drama's, eigenlijk telkens plotvarianten van een zelfde basismotief: de bedreigde stelling van de mens in het wereldgebeuren, en dat op het intiem-persoonlijke, op het universeel-fictieve en op het maatschappelijk-Franse vlak. Al verwaarloost S. de vele servitudes en promoveert hij Giraudoux' stijl als te adequaat thematisch i.p.v. evident ook badinerend en esthetiserend-onverbindend, dan weet hij wel de grondrelaties tussen auteur en tijd overtuigend uit te werken. Hem uitroepen tot de voedstervader van het absurde theater, lijkt mij echter te veel ijver, vooral nog omdat boodschap en dramatische textuur bij Giraudoux niet dezelfde systematiek kunnen aanwijzen.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Timo Tiusanen
O'Neill's Scenic Images
Princeton University Press, Princeton, 1968, 388 pp., $ 10,-.
Knut Dorn
Die Erlösungsthematik bei Eugene O'Neill
Eine Analyse der Strukturen im Spätwerk
C. Winter, Heidelberg, 1968, 136 pp., DM. 22,-.
T. Tiusanen, regisseur bij en codirecteur van het Finse Nationale Theater, heeft O'Neill niet thematisch benaderd, maar scenisch, d.w.z. de evaluatie van het werk gebeurt door de wijze waarop O'Neill gebruik heeft gemaakt van de drama- en scènetechnische middelen: plaats van handeling, licht- en klankeffecten, rekwisieten, gestiek en dialoog. Tegelijk heeft S. de discussie van andersoortige evaluaties (psychologisch, literair, sociologisch) geïntegreerd. De werkindeling (zoekperiode 1913-20, waarin realisme vecht met melodrama, middenperiode 1920-34 met vele experimenten, eindtijd 1934-43 met de eigen vondst van het dynamische realisme) is niet verrassend, wel de beredeneerde verantwoording, na analyse van de complexe apparatuur.
K. Dorn beperkt zich tot het parabelaspect, vaststellend dat het verlossingsmotief doorheen de hele O'Neill een hoge frequentie haalt maar nagenoeg exclusief in de beroemde laatste drama's (The Iceman Cometh, Long Day's Journey Into Night, Moon for the Misbegotten) modelkarakter bezit. Dit erg gesystematiseerde onderzoek (formele integratie met confessio, symbool-complex en cyclische structuur; romantische, mystieke en christelijke variaties op het grondmotief; interpretatie van het christelijke motief: verschuiving met ironie en groteske, wijziging van de samenhang van schuld en dood, het humane medelijden als O'Neill's persoonlijke centrum) laat geen scène onbesproken en het resultaat is zonder meer definitief. Terwijl de dramatisch-scenische zelfstandigheid van O'Neill niet wordt geschonden, blijft hij ook mentaal-intuïtief en geëngageerd-in-het-leven een autonome kleur bezitten die hij in gave, geldige beelden heeft uitgedrukt.
C. Tindemans
| |
Film
Barr, Charles, e.a. - The films of Jean-Luc Godard. - Studio Vista, London, 1969, 192 pp., geïll., 15/-. |
Brecht, Bertold - Texte für Filme. I. Drehbücher, Protokolle. II. Exposés, Szenarien. - Suhrkamp, Frankfurt, 1969, 303 en 673 pp.. |
Mc Bride, Joseph - Persistence of vision. - The Wisconsin Film Society, Madison, 1968, 221 pp., geïll., $ 3,95. |
Buache, Freddy - Le cinéma italien d'Antonioni à Rossi. - La Thièle, Yverdon, 1969, 173 pp., geïll.. |
Deelen, Arnoud van - Sinds Godard. De Franse film vanaf de Nouvelle Vague. - Van Gennep, Amsterdam, 1969, 282 pp., geïll., f 14,50. |
The films of Robert Bresson. - Studio Vista, London, 1969, 128 pp., geïll., 10/6. |
Godard, Jean-Luc - Pierrot le fou. - Lorrimer, London, 1969, 104 pp., geïll., 15/-. |
Hesse-Quack, Otto - Der Uubertragungsprozess bei der Synchronisation von filmen. Eine interkulturelle Untersuchung. - Reinhardt, München, 1969, 149 pp., DM. 32,-. |
Pasolini, Pier Paolo - Teorema. - Garzanti, Milano, 1969, 207 pp., L. 2000. |
Higham, Charles en Joel Greenberg - The celluloid muse. Hollywood directors speak. - Angus and Robertson, London, 1969, 268 pp., geïll., 50/-. |
Parrain, P. - Regards sur le cinéma Indien. - Le Cerf, Paris, 1969, 400 pp., geïll. |
Porcile, F. - Présence de la musique à l'écran. - Le Cerf, Paris, 1969, 376 pp.. |
Quin, James - The film and television as an aspect of european culture. - Sijthof, Leiden, 1969, 168 pp., f 14,-. |
Siegel, Don - American cinema. - The British Film Institute, London, 1969, 59 pp., 2/-. |
Speed, F. Maurice - Film review 1969-1970. - W.H. Allen, London, 1969, 228 pp., geïll., 30/-. |
Sussex, Elisabeth - Alindsay Anderson. - Studio Vista, London, 1969, 96 pp., geïll., 10/6. |
Truffaut, François - Hitchcock. - Panther Books, London, 1969, 423 pp., geïll., 30/-. |
Wollen, Peter, e.a. - Samuel Fuller. - Film House, Edinburgh, 1969, 127 pp., geïll., 12/6. |
| |
| |
| |
Amédée Ayfre
Le Cinéma et sa Vérité
Editions du Cerf, Paris, 1969, 267 pp., geïll., FF. 17,30.
Amédée Ayfre
Cinéma et Mystère
Editions du Cerf, Paris, 1969, 127 pp., geïll., FF. 12.
Posthuum worden hier enkele opstellen van wijlen A. Ayfre gepubliceerd, aangevuld met kritische beschouwingen van Patrick Giros en René-Claude Baud (Le cinéma et sa vérité) en van Alain Bandelier (Cinéma et Mystère). De artikelen zijn geschreven in het begin van de jaren zestig, en dat is reeds een eerste verrassing: stuk voor stuk zouden ze een decade eerder geschreven kunnen zijn. Afgezien hiervan is de totaalindruk nogal pijnlijk. Ieder stukje loopt over van goede bedoelingen, van een onmiskenbaar genereus humanisme, en van een bekommernis om het medium per se te doen uitlopen in het transcendentele (wat dat voor S. ook moge zijn: er wordt heel wat over mystère, sacré, enz. geschreven). Dit gaat echter gepaard met een latent onbegrip en, daarmee uiteraard samenhangend, een verborgen misprijzen voor het wezen van de film. De vage humanitaire cultureïstische en elitaire obsessies worden nergens geschraagd door een originele kennis van datgene waarover S. spreekt. Film is een ‘aanleiding’: een helaas typerende houding voor wat men de ‘katholieke filmkritiek’ kan noemen. Het ergste is dat die ‘aanleiding’ toch niet belangrijk genoeg blijkt te zijn om er veel inspanning voor te doen: met het gevolg dat men over film in deze bundels maar bitter weinig treffende dingen leest.
E. De Kuyper
| |
Andrew Sarris
The American Cinema
Directors and directions 1929-1968
Dutton Press, New-York, 1968, 383 pp., $ 2.95.
Tot voor kort heeft de Amerikaanse film in de V.S. zelf weinig enthousiaste kenners gehad. Sarris suggereert hiervoor een reden: negatieve en zelfs ongenuanceerd destructieve kritiek zou voor de Amerikaanse filmcriticus het bewijs betekenen van zijn onafhankelijkheid t.o.v. Hollywood. Positieve appreciatie en goed gedocumenteerde analyse moest voornamelijk in Frankrijk gezocht worden. Eén van de eerste die hier verandering in bracht was A. Sarris zelf, die enkele jaren trouwens redacteur van de Amerikaanse versie van Les Cahiers du Cinéma is geweest. Zijn auteur-theorie is genuanceerder dan die van de Franse kritiek (vroeger), maar met deze heeft hij een enorme kennis van de zgn. commerciële cinema en een liefde voor de Hollywoodproduktie gemeen. Dit essay is de uitwerking van een provocerend artikel (verschenen in Film-Culture no 27, 62), waarin hij de Amerikaanse filmrealisatoren volgens een heel subjectief patroon rangschikte. Dit vrij arbitraire middel is ook niet meer dan een middel om de bomen in het bos te onderscheiden, zoals hij zelf zegt. Over de indeling kan vanzelfsprekend gevit worden, maar niet over de luciditeit waarmee S. zijn stof behandelt. Hij blinkt vooral uit in miniaturistisch werk (al zijn zijn algemenere overzichten ook niet van kritisch inzicht ontbloot): in merkwaardige kernachtige formuleringen, in verrassende paradoxen weet hij vrij complexe samenhangen of persoonlijke gedachtengangen aan de lezer mee te delen. Het boekje zit heel praktisch in elkaar en biedt naast frisse en boeiende opinies en portretten ook een overvloed aan feitelijke gegevens, zodat het beslist één van de basiswerken over de Amerikaanse film genoemd mag worden. En, misschien, een nieuwe vorm om de geschiedenis van de film te schrijven, op een zowel persoonlijke als algemeengeldende wijze.
E. De Kuyper
| |
David Will, Peter Wollen e.a.
Samuel Fuller
Edinburgh Film Festival, Edinburgh, 1969, 128 pp., geïll., 12/6.
Alan Lovell, ed.
Don Siegel and the American Cinema
British Film Institute, London, 1969, 59 pp., 2/-.
In Frankrijk heeft men in de jaren vijftig een hele reeks Amerikaanse cineasten ontdekt, en dit gebeurde meestal n.a.v. een retrospectieve gehouden in de Cinémathèque. Het is inderdaad een feit dat sommige cineasten, en dit geldt voornamelijk voor de Amerikaanse, pas hun volle persoonlijkheid reveleren wanneer men hun volledig oeuvre bekijkt. Elke film afzonderlijk genomen blijkt een doorsneeprodukt te zijn, een B-picture zoals dat in Hollywoodse termen heet, maar de som van deze goedgemaakte werken verraadt soms boeiende figuren. Deze ‘théorie de l'auteur’ wordt nu ook in Groot-Britannië druk beoefend door een hele groep filmtheoretici, zij het met meer zin voor nuances (maar ondertussen
| |
| |
is de beweging ook al twintig jaar oud!). Deze twee publikaties zijn uitgegeven naar aanleiding van een retrospectieve van twee minder bekende Amerikaanse cineasten, beiden gespecialiseerd in de actiefilm. Beide publikaties zijn gebouwd rond een uitvoerig interview met de cineast dat telkens overgenomen werd uit een Frans tijdschrift. De Fuller-monografie laat elke film afzonderlijk behandelen door een andere recensent (er staat o.m. een opstel van Godard in); de Siegel-brochure biedt een thematische analyse van Alan Lovell, die op een heel interessante wijze aangevuld wordt met een vragenlijst aan alle vooraanstaande Britse critici: zij geven hun mening over de ‘théorie de l'auteur’ en over de Amerikaanse film. Een tekort van de Fuller-monografie: nergens wordt ingegaan op de (anticommunistische) tendens die overal in het werk tot uiting komt, en op de vraag welke functie dit politieke engagement wel eens zou kunnen hebben in een B-picture.
E. de Kuyper
| |
Raymond Durgnat
The Crazy Mirror
Hollywood Comedy and the American Image
Faber and Faber, London, 1969, 280 pp., geïll., 45/-.
Dat S. niet blijft stilstaan bij de grote namen uit de Amerikaanse komische film, maar de mechanismen van het komische onderzoekt in de totaliteit van een halve eeuw Amerikaanse film, is de hoofdkwaliteit van dit uiterst boeiende werk. Dat bepaalde perioden onrecht aangedaan wordt (we denken o.m. aan de komedies uit de stomme film periode, de ‘It’-serie) is niet zozeer de fout van de auteur; de commerciële cinema is, men ontdekt het hoe langer hoe meer, eigenlijk nog niet in kaart gebracht. De produktie uit de jaren dertig, veertig, en vooral de mutaties in de jaren vijftig worden heel scherp bekeken. Ik heb enorm veel bewondering voor S.'s lapidaire formuleringen (‘the celluloid couch’ noemt hij een recente strekking; men kan moeilijk preciezer en concreter zijn), voor de manier ook waarop hij de seksuele implicaties van sommige films weet te analyseren (zijn ‘lezing’ van ‘Bus Stop’ van Joshua Logan is een meesterwerkje), maar bovenal voor zijn uitgangspunt: de Amerikaanse film, in casu de komische, is de reflectie - zij het een grillige (crazy mirror) - van de Amerikaanse maatschappij. Aanbevolen.
E. de Kuyper
| |
Kunst en architectuur
Alkim, U. Bahadir - Anatolie I. Des Origines à la fin du IIe millénaire av. J.C. - Nagel, Genève/Sequoia, Bruxelles, 1968, 290 pp., geïll., BF. 495. |
Althaus, Pater F. en Aldo Henggeler - (Denkmodell Stadtraum: Planung Mensch - Umwelt). - Arthur Niggli, Teufen, 1969, 78 pp. |
Amodeo, Anna - Grafica Flamminga e renana del Quattrocento. - Istituto universitario Olandese di storia dell'arte, Firenze, 1969, 133 pp., 59 platen. |
Arbeitsberichte zur Planungsmethodik. Bericht I. Bewertungsprobleme in der Bauplanung. - Karl Krämer, Stuttgart, 1969, 218 pp., geïll., DM. 24,80. |
Architekturwettbewerbe. - (59. Gemeinschaftseinrichtungen), Karl Krämer, Stuttgart, 1969, 128 pp., geïll., DM. 19,80. |
Belenitsky, Alexandre - Asie centrale. - Nagel, Genève/Sequoia, Bruxelles, 1968, 253 pp., geïll., BF. 495. |
Bloch, Raymond - Les Etrusques. - Nagel, Genève/Sequoia, Bruxelles, 1969, 197 pp., geïll., BF. 495. |
Busch, Harald - Deutsche Gothik. - Schroll, München, 1969, 320 pp., 254 pl., DM. 64,-. |
Constant - Opstand van de homo ludens. - Brand, Hilversum/Romen en zonen, Maaseik, 1969, 148 pp., f 12,90, BF. 200. |
Evers, H.G. - Kunst van Europa. Deel 15: Impressionisme, expressionisme, abstracte kunst. - Elsevier, Brussel, 1969, 208 pp., 50 kleurplaten, BF. 595. |
Gimpel, Jean - The Cult of Art. - Weidenfeld & Nicholson, London, 1970, 178 pp., 42/-. |
Gryaznov, Mikhail - Sibérie du sud. - Nagel, Genève/Séquoia, Bruxelles, 1969, 252 pp., geïll., BF. 495. |
Hillier, Bevis - Posters. - Weidenfeld and Nicholson, London, 1969, 295 pp., 95/-. |
Huybers, Bernard - Door podium en zaal tegelijk. - Gooi en Sticht, Hilversum, 1969, 104 pp. |
Kaprow, Allan - Days off. A calendar of Happenings. - Museum of modern art, New-York, 1969, geen paginering. |
Karageorghis, Vassos - Chypre - Nagel, Genève/Séquoia, Bruxelles, 1968, 271 pp., geïll., BF. 495. |
Lazarev, Viktor N. - Theophanes der Grieche. - Anton Schroll, Wien/München, 1968, 285 pp., DM. 48-, ÖS. 320. |
| |
| |
Ledrut, Raymond - L'espace sociale de la ville. - Anthropos, Paris, 1969, 370 pp., geïll., FF. 39,15. |
Marasovic, Jerko en Tomislav - Der Palast des Diokletian. - Schroll, Wien/München, 1969, 78 pp., 100 platen, DM. 48,-. |
Metzger, Henri - Anatolie II. Début du Ier millénaire av. J.C. - Fin de L'époque romaine. - Nagel, Genève/Séquoia, Bruxelles, 1969, 250 pp., geïll., BF. 495. |
Pawlik, Johannes - Theorie der Farbe. - DuMont Schauberg, Köln, 1969, 113 pp., geïll.. |
Picard, Gilbert - Rome - Nagel, Genève/ Séquoia, Bruxelles, 1969, 283 pp., geïll., BF. 495. |
Piotrovsky, Boris B. - Ourartou. - Nagel, Genève/Séquoia, Bruxelles, 1969, 222 pp., geïll., BF. 495. |
Reihenhäuser, Gruppenhäuser, Hochhäuser. Verdichtete Wohnformen. - (Hrsg. von der Deutschen Bauzeitschrift), Bertelsmann, Gütersloh, 1969, 208 pp., geïll., DM. 36,-. |
Sablosky, Irving - American music. - University of Chicago press, Chicago, 1969, 228 pp., 79/-. |
Sachs, Curt - De geschiedenis van de dans. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1969, 469 pp., f 8,50. |
Schuchhardt, Walier-Herwig - Griechische Kunst. - Belser, Stuttgart, 1969, 191 pp., geïll., DM. 24,80. |
Schwarz, Felix, und Frank Gloor, Hsg. - Die Form. Stimme des deutschen Werkbundes 1925-1934. - Bertelsmann, Gütersloh, 1969, 357 pp., geïll., DM. 21,80. |
Sonkes, Micheline - Dessins du XVe siècle. Groupe Van Der Weyden. - Nationaal centrum voor navorsing over de Vlaamse primitieven, Brussel, 1969, 324 pp., 68 platen. |
Sutter, Ignace de - De schoonheid van het gregoriaans. - B.R.T. Nederlandse Uitzendingen, Brussel, 1969, 56 pp., geïll. |
Vogt, Paul - Was sie liebten.... Salonmalerei im 19. Jahrhundert. - DuMont, Schauberg, Köln, 1969, z.p., geïll.. |
Wolf, Walther - Frühe Hochkulturen. - Belser, Stuttgart, 1969, 208 pp., geïll., DM. 24,80. |
| |
Valentin Vermeersch
Brugges Kunstbezit
Desclée De Brouwer, Brugge-Utrecht, 1969, 232 pp., 49 pl., BF. 440.
‘Vijftig kunsthistorische opstellen’ luidt de ondertitel van dit boek dat niet goed in logische categorieën onder te brengen is. Het kan misschien best beschreven worden als kunstgeschiedenis voor de toerist, indien die twee termen ergens met elkaar te rijmen zijn. Nadat in het eerste deel de vijftig belangrijkste merkwaardigheden (architectuur, sculptuur, schilderkunst en grafiek) van Brugges kunstbezit zijn beschreven, vraagt men zich wel af, welke nu de volgende delen zullen zijn.
S. Heester
| |
Barbara Rose
Amerikas Weg zur modernen Kunst
M. DuMont Schauberg, Köln. 1969, 302 pp., 224 ill., 3 7klpl., DM. 17.50.
Het boek van de bekende kunstcriticus Barbara Rose over de ontwikkeling van de Amerikaanse kunst in de twintigste eeuw is bijzonder revelerend. De feiten die ze meedeelt zijn voor het grootste deel wel bekend, maar ze weet ze, vanuit haar vertrouwdheid met het actuele kunstgebeuren, in een nieuwe visie te integreren, die zowel voor de recente geschiedenis van de schilderkunst voor 1950 als voor de richting van de actuele stromingen verhelderend werkt. Men kan stellen dat in dit boek de actuele kunst van de U.S.A. zich van zijn oorspronkelijke traditie bewust wordt, dat zij hier haar eigen verleden ontdekt. Dit is goeddeels door de afrekening met de Europese kunst bepaald, maar juist in die afrekening openbaart zich geleidelijk toch een oorspronkelijkheid, die maakt dat in de jaren vijftig de Amerikaanse schilderkunst zich over de hele wereld ging imponeren. Eén bedenking maakt men bij dit overzicht: de auteur beperkt zich, blijkbaar bewust, tot de schilderkunst, preciezer, tot het specifiek schilderkunstige, waarvan men zich afvraagt of dit de Amerikaanse kunst in haar geheel wel ten volle recht doet. Ook hierin voelt men de nawerking van het Europese standpunt en de behoefte om de Amerikaanse kunst een plaats te geven binnen 't Europese perspectief. Het feit dat de Amerikaanse sculptuur als het ware in een aanhangsel wordt behandeld maakt deze leemte wel gedeeltelijk goed, maar kan het perspectief van het boek niet corrigeren. De Duitse vertaling is vlot. De illustratie, documentair opgezet, staat nauw in verband met de tekst en biedt een correct bewijsmateriaal voor de voorgestelde thesis.
G. Bekaert
| |
| |
| |
Miscellanea
Aldis, Brian - Aarde werk. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 158 pp., f 3,25. |
Ballard, J.G. - De kristallen aarde. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 191 pp., f 3,25. |
Het Boek in Vlaanderen 1969-1970 - Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen, Antwerpen, 1969, 272 pp. |
Booker, Christopher - The Neophiliacs. - Collins, London, 1969, 381 pp., 42/-. |
Buchsbaum, Ralph - De ongewervelde dieren, I en II. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1969, 229 pp. en 223 p., er deel f 6,50. |
Burningham, John - Wandsprookjes. - Kosmos, Amsterdam, 1969, f 6,75 per stuk. |
Feldmann, Erich - Neue Studien zur Theorie der Massenmedien. - Reinhardt, München, 1969, 193 pp., DM. 16,-. |
Gamarra, Pierre - Die Geheimnisse von Toulouse. - Verlag Neues Leben, Berlin. 1969, 368 pp.. |
Het gevecht met de mammon. Interviews met kontesterende studentenleiders in West-Europa. - (Interviewer Jos de Man). - Manteau, Brussel, 1969, 112 pp., BF. 125. |
Harrison, Harry - Doodsstrijd in Appsala. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 191 pp., f 3,25. |
Den Hollander - Bronder, W. - De trein die nooit meer stopt. - Kosmos, Amsterdam/ Antwerpen, 1969, 205 pp. |
Junge Menschen im jungen Staat. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1969, 227 pp., geïll.. |
Klabund, (ps. Alfred Henschke) - Borgia. Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 157 pp., f 2,95. |
Krieger, Arnold - Jokoenda. - Kosmos, Amsterdam, 19699, 369 pp., f 16,50. |
Kröger, Alexander - Sieben fielen vom Himmel. - Neues Leben, Berlin, 1969, 304 pp., DM. 12,-. |
Leeuw, Manya en Eric de - Lees beter, lees sneller. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1969, 236 pp., f 4,50. |
Loey, Dr. A. van - Middelnederlandse Spraakkunst. I. Vormleer. - Wolters-Noordhoff, Amsterdam, 1969, 113 pp., f 12,50. |
Maas, Peter - The Canary That Sang. - Mac Gibbon & Kee, London, 1969, 269 pp., 36/-. |
Maupassant, Guy de - In Paris und auf dem Lande. - Neues Leben, Berlin, 1969, 481 pp. |
Scheer, Lieve - Spreek Nederlands! - Manteau, Brussel, 1969, 104 pp., BF. 75. |
Sterkens, R. en P. Sterkens-Cieters - Het stellen van brieven. - De Boeck, Brussel, 1969, 219 pp.. |
Toft, Mogens en John Fowlie - Variaties 2. - N.V.S.H., Den Haag, 1969, f 15,10. |
Tonckens, Lysbeth - Spelregels voor sprekers. - Standaard, Antwerpen, 1969, 191 pp., BF. 175. |
Vance, Jack - Onder de wankh. - Meulenhoff, Amsterdam, 1969, 190 pp., f 3,25. |
Vanhaverbeke, Pol - Zus had geen geluk. Ze zat juist in bed met sinterklaas. - Lannoo, Tielt, 1969, 96 pp., BF. 80. |
Vierde verslagboek. 1965-1969. - Kultuurraad voor Vlaanderen, 1969, 142 pp.. |
Vries, Dr. G.J. - De Zang der Sirenen. - Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, 169 pp., f 12,90. |
White, H.A.B. - Punch's Companion to the Classics. - Centaur Books, Slough, 1969. 68 pp., 7/-. |
Wohlgemuth, J. - Verlobung in Hullerbusch. Neues Leben, Berlin, 1969, 463 pp., DM. 6,80. |
Zandvoort, R.W. - A Handbook of English Grammar. - Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969 II, 405 pp., f 18,75. |
| |
John Barbour
De mens op de maan
Een dossier van Associated Press
Desclée De Brouwer, Brugge/Utrecht, 1969, 220 pp., BF. 390.
Een geschreven en gefotografeerd beknopt overzicht van de Amerikaanse ruimteprojecten, vanaf 1957, toen de eerste Spoetnik de Verenigde Staten deed opschrikken, tot en met de eerste maanlanding, juli 1969. Het is prettig alvast dit kijk- en leesboek te hebben, in afwachting van werken die dieper ingaan op details en betekenis van dit gebeuren.
G. Boeve
| |
Dr. L. Meinsma
Roken en risico's
De Tijdstroom, Lochem, 1969, 114 pp., f 2,50.
Wie ooit een druppel water door een microscoop heeft bekeken, bepaalt zich voor de rest van zijn leven tot wijn; wie dit boekje heeft gelezen laat de sigaret liggen en bepaalt zich tot sigaren of pijpen. Dat is tenminste de bedoeling ervan. Alles wat de wetenschap aan het licht heeft gebracht over het verband tussen roken en longkan- | |
| |
ker, staat hier in kort bestek bij elkaar. Maar óók wat de wetenschap heeft gevonden over de achtergronden van de rookgewoonte en het is in het bijzonder aan de analyse daarvan, dat de gewoonteroker zich kan optrekken tot een kloek besluit ten profijte van zijn gezondheid.
Hopelijk wordt het veel gelezen en sorteert het het effect, dat het beoogt. Als bekeerling tot sigaar en pijp mag ik dit uit de grond van mijn hart zeggen.
Hans Hermans
| |
Ladislas Michniewicz
Opération Haïfa
Caesterman, Tournai, 1969, 208 pp., BF. 165.
Verslag over M. Mikitchinsky, die gedurende de tweede wereldoorlog voor zijn Poolse regering in Londen een aantal missies uitvoerde ter ondersteuning van de weerstand in Polen. Hij werd het slachtoffer van een machtsstrijd tussen de Poolse ministers en officieren van de contra-spionage. Toen het onderzoek naar zijn mogelijke medewerking met de Duitse Abwehr negatief uitviel is hij in Haïfa neergeschoten om het schandaal van de strijd tussen hoge functionarissen te verbergen. Het boek onthult een reeks verrassende details over de verhoudingen binnen de Duitse Abwehr en Gestapo, en binnen de Engelse, Franse en Poolse contraspionage. Er is echter nauwelijks enige verwijzing naar documenten.
G. Boeve
| |
Maurice Rickards
Posters at the turn of the century
Posters of the nineteen-twenties
Evelyn, Adams & Mackay Ltd., London, 1968, 72 pp., geïll., 18/-.
Vergeleken met het begin van onze eeuw heeft het affiche aanzienlijk aan betekenis verloren en staat de affichekunst vandaag de dag maar op een laag pitje. Dat blijkt zonneklaar uit beide boekjes, waarin telkens 32 typerende biljetten zijn afgebeeld (helaas maar 4 in kleur). Er is gelukkig geen zwaarwichtige kunsthistorische verhandeling in de werkjes opgenomen. Wel een helder, doorlopend verhaal, dat gelijk op gaat met de affiches en dat achtergronden, ontwerpen en ontwerpers bijna spannend belicht.
Paul Mertz
| |
H.A.B. White (Ed)
Punch's Companion to the Classics
Centaur Books, Slough, 1969, 68 pp., 7/-.
Wat een kostelijk boekje! Niet meer dan een brochure eigenlijk, maar boordevol humor in woord en beeld, samengelezen uit de jaargangen van de vermaarde Londense Punch en allemaal betrekking hebbend op de mythologie, de geschiedenis, de taal, de kunst der klassieke oudheid. Humor die varieert van een serie limericks op de Romeinse koningen tot de kapsalon van de Romeinse keizers en de spelen in de arena. Van Atlas, die met een grijns van genoegen een baardige profeet ziet aankomen die het einde van de wereld aankondigt, tot Medusa met haar slangenhoofd onder de droogkap. Kleine, fijne humor, waarvan hier een voorbeeldje:
Een verrukkelijke correctie op de verbeten ernst, waarmee heren leraren in de klassieke talen de oudheid plegen te maltraiteren. Iedere gymnasiast zou eigenlijk eens in deze lachtspiegel moeten kunnen kijken. Om van de leraren maar te zwijgen.
Hans Hermans
|
|