Streven. Jaargang 23
(1969-1970)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
ForumEconomie is geen bellettrie meerTijdens taallessen in Engelse kostscholen worden wetenschappelijke teksten van klassieke economen (zoals Adam Smith) gelezen, uitsluitend vanwege hun letterkundige verdiensten. Een voorrecht dat de hedendaagse economische literatuur (nog steeds zeer Engels georiënteerd) wel nooit beschoren zal zijn. Dat valt ons misschien niet zo op, omdat een deel van de literatuur ons in vertaalde vorm bereikt. Die vertalingen zijn dikwijls slecht. Kennelijk gaan Nederlandse uitgevers bij de keuze van vertalers zeer onverschillig te werk. Ik heb wel eens het plan gehad van elke, laat ik zeggen vijftigste bladzijde van een aantal vertalingen de vertaalfouten te tellen en - per uitgever gegroepeerd - te publiceren. Helaas vond ik daar de tijd nog niet toe. Het is ook niet juist zich blind te staren op de slechte vertalingen. Want dan gaan wij de oorspronkelijke tekst waaruit is vertaald allicht idealiseren en daar is geen aanleiding toe. Een insider heeft daar een boekje over open gedaan. Het is de Amerikaan Walter S. Salant, die als redacteur van economische vaktijdschriften vele manuscripten kreeg te beoordelen. In het jongste nummer van Journal of Political Economy lucht hij zijn hart eens over zijn ervaringen. Salant somt een aantal veel voorkomende taalen stijlfouten op. Hij is onder meer boos over het gebruik van woorden in een verkeerde betekenis, omdat de inhoud van die woorden daardoor vervaagt en tal van goede termen allengs onbruikbaar worden: verspilling van schaarse verbale schatten. Dan is er nog de verwerpelijke voorkeur voor moeilijke en lange woorden. Salant telde bij Ernest Hemingway gemiddeld 122 lettergrepen per 100 woorden, bij een aantal teksten van economen lag het gemiddelde 50 lettergrepen hoger. Belangrijk is het verwijt van Salant dat veel economisch geschrijf onleesbaar wordt door het te pas en te onpas gebruiken van wiskundige formules. Alleen al uit gewichtigdoenerij worden vaak wiskundige symbolen gebruikt als men iets net zo goed in gewoon Engels kan zeggen. Salant wijst alle wiskunde in teksten af tenzij er mee wordt gewerkt en dan nog hoort de wiskunde thuis in voetnoten en aanhangsels. De lezer van het betoog wordt dan voor veel tijdverspilling gevrijwaard. Men hoeft maar een willekeurig economisch vaktijdschrift op te nemen om te zien dat het gebruik van symbolen en formules inderdaad uit de hand dreigt te lopen. Moge Salants ontboezeming ertoe leiden dat economische auteurs niet sneller dan nodig is naar het Griekse alfabet grijpen. Als het moet, dan moet het natuurlijk, dat is wat anders. En wij zijn er trots op dat onze taalgenoot Jan Tinbergen met de Nobel-prijs is geëerd voor de verdienstelijke wijze waarop hij wiskunde en economie wist te integreren op die terreinen waar beide wetenschappen niet buiten elkaar kunnen. J.J. Meltzer | |
[pagina 314]
| |
Meerdere functies van seksueel gedragWolfgang Wickler is een waardig leerling van de grote etholoog Konrad Lorenz, die belangrijk pionierswerk verricht heeft bij de bestudering van het gedrag in de dierenwereld. Het onderhavige boekGa naar voetnoot1 laat zien dat dankzij de toenemende experimenten de ethologie beter inzicht gekregen heeft in het dierengedrag rondom centrale verschijnselen als voortplanting, partnerschap, seksualiteit, broedgedrag, moeder-kind-relatie, sociale contacten, agressie etc. Misschien zouden bevindingen uit de dierenwereld consequenties kunnen hebben voor het gedrag van de mens. De mens is weliswaar op de toekomst gericht, maar daarom behoort zijn ontstaansgeschiedenis niet louter tot het verleden. S. vindt dat beschouwingen over de mens, uit moraaltheologische of ethische hoek, rekening moeten houden met een wetenschap die experimenteel en comparatief (nl. de hele dierenwereld omvattend) feiten over gedragingen van het dier verzameld heeft. Uit deze visie van S. is het te bespreken boek geboren - eigenlijk als directe reactie op de encycliek Humanae Vitae, die z.i. uitmunt door gebrek aan realiteitszin en kennis van zaken betreffende de meest fundamentele menselijke gedragingen. Een rijke bron aan biologische informatie biedt S. als hij spreekt over het onderscheid in geslachten. Uit de wereld der organismen weten we dat, zodra er sprake is van geslachtsverschil, dit kan veranderen onder zich wijzigende omstandigheden. Bij hogere organismen wordt het geslacht als het ware aangevuld met een specifiek gedragspatroon, waarbij signaal-systemen wederzijds sterk uitgewerkt zijn. Het gedrag kan dan zelfs autonoom worden: een hoge positie in de groep staat gelijk met mannelijk gedrag; het rang-lage dier vertoont, los van zijn geslacht, een vrouwelijk gedrag ten opzichte van het dominante dier. S. trekt hier belangrijke conclusies: seksuele signalen en gedragingen kunnen ook belangrijke sociale functies en betekenissen krijgen: als dreiging; als erkenning van de hoge positie van de ander - door het ‘presenteren’ van de geslachtsorganen; deze presentatie kan evenzeer als begroeting gelden. Op dat moment is seksueel gedrag niet meer perse gericht op de voortplanting; het heeft meerdere functies gekregen. Paring, voortplanting, en partnerschap zijn in de ethologie zeker niet intrinsiek met elkaar verbonden. In de wereld der eencelligen vinden we veelal voortplanting zonder paring. Paring kan de variatierijkdom van de erfelijkheid verhogen, dcoh contact tussen de organismen is beslist niet vereist. Paring kan overigens zo'n belangrijke contact-functie krijgen dat voortplanting pas mogelijk is na vele copulaties. Partnerschap, ten slotte, lijkt primair belangrijk voor het bewaren van de soorteigenschappen; zo stoten vlindervissen hun geslachtscellen ‘onpersoonlijk’ uit, hoezeer ook hun monogame levenswijze anders zou doen verwachten. Deze waarnemingen worden in het boek uitvoerig toegelicht. Seksueel gedrag is verbonden met vele andere gedragssystemen. Het toont veel parallellen met voedergedrag tussen moeder en kind; het is tevens uitdrukkingswijze geworden van bredere sociale relaties tussen leden van de groep. Gedrag blijkt dan een belangrijke rol te spelen in het evolutieproces. Misschien is gedrag gericht op de bouw van de voortplantingsorganen, maar de omgekeerde relatie is veel waarschijnlijker. In dat licht krijgt het verschijnsel mens een ander aangezicht.
G. Verschuuren |
|