| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Duitse Bondsrepubliek
De verkiezingen voor de Bondsdag, die op 28 september hebben plaats gehad, kenden een lange voorgeschiedenis. Bovendien was het nog een onprettige ook. De wijze waarop vooral van de zijde van de CDU - CSU de strijd gevoerd werd was niet altijd even fair; men kreeg soms de indruk, dat zij het zocht in verkapte dreigementen en het opzettelijk verkeerd voorstellen van de opvattingen van haar grootste tegenstander. Hierbij kwam dan nog dat deze tegenstanders de partners in de huidige coalitieregering waren, n.l. de SPD van Brandt. Duidelijk bleek in elk geval hieruit, dat men meer dan genoeg had van de grote coalitie. Herstel van de laatste zou slechts mogelijk zijn, indien de extreem-rechtse NPD van Adolf von Thadden er in zou slagen om de 5%-grens te overschrijden en in de Bondsdag binnen te dringen, waarbij men zelfs rekening moest houden met de mogelijkheid, dat de liberale FDP van Walter Scheel wel eens kon verdwijnen.
De gemoederen werden zo oververhit, dat bondspresident Heinemann zich genoodzaakt zag zijn constitutionele boekje te buiten te gaan. Hij haalde zich dit verwijt op de hals, toen hij beide grote partijen aanried zich te matigen in hun strijdwijze, maar vooral toen hij een beroep deed op de kiezers hun stem niet te geven aan extreme partijen, waarmee hij kennelijk doelde op de extreemnationalistische of neo-nazistische partij van von Thadden. Verkiezingsbijeenkomsten van alle partijen werden gestoord, maar van de NPD is er nauwelijks een zonder groot rumoer verlopen, waarbij zich het verheugende feit voordeed, dat vooral de jongeren steeds weer opnieuw blijk gaven niets te voelen voor een herleving van een nationaal-socialistische dictatuur.
Zondag 28 september gaf eindelijk antwoord op de vraag hoe de partijen het er werkelijk hadden afgebracht. Toen bleek, dat von Thadden c.s. niet de door hen verwachte 8 à 10% hadden gehaald, maar slechts 4,3% dus niet genoeg om in de Bondsdag zitting te nemen, maar toch waren er nog steeds meer dan tweemaal zoveel kiezers dan in '65 in de fuik van de nieuwe Adolf gezwommen.
De CDU - CSU behaalde 242 van de 496 zetels, hetgeen 3 minder is dan in de vorige Bondsdag. Als grote overwinnaar geldt de SPD van Willy Brandt, die van 202 opklom naar 224 zetels, terwijl de zwaarste verliezen werden geleden door de liberale FDP, die haar progressieve koers onder Walter
| |
| |
Scheel niet bij de kiezers gehonoreerd zag en slechts 30 van haar 49 zetels overhield. Ondanks dit zware verlies is haar positie sterk, daar geen van de twee grote partijen alleen kan regeren, zij ook niet samen in zee willen gaan en de FDP dus op de wip blijft zitten.
Praktisch onmiddellijk begon het dingen naar de gunst van de liberalen. Brandt nam een voorsprong en moest dit ook wel doen als hij tenminste ooit als bondskanselier wilde optreden. In zake de buitenlandse politiek: volledige afschaffing van de Hallsteindoctrine, verbetering van de verhouding met de DDR en met de landen van het Warschau-pact en de ondertekening van het non-proliferatieverdrag zijn beide partijen het vrijwel eens. De moeilijkheden liggen meer op het sociaal-economische vlak, speciaal de medezeggenschap in de bedrijven, maar al spoedig bleek, dat men het hierover wel eens zou worden, zeker toen Brandt bereid bleek enkele zware departementen w.o. dat van buitenlandse zaken aan de liberalen over te laten. De zo verkregen meerderheid is echter slechts 12 zetels.
Natuurlijk blijft Kiesinger speculeren op verdeeldheid binnen de FDP, waar de conservatieve vleugel o.l.v. Mende niet erg ingenomen is met de opvattingen van Scheel, maar tot nu toe had de CDU weinig succes, ook niet met een aanbod van samenwerking op lange termijn en het is niet te verwachten, dat Kiesinger en Strauss voor 21 oktober, de dag waarop de Bondsdag een bondskanselier kiest, er in zullen slagen alsnog de liberalen voor zich te winnen. Daarmee begint dan een nieuwe periode in de parlementaire geschiedenis van de Bondsrepubliek omdat dan voor het eerst in haar twintigjarig bestaan de CDU - CSU in de oppositie is gedrongen. Zal deze in staat zijn een krachtige en waardige oppositie te voeren? Of komen er interne onenigheden te voorschijn en dringt de sterk conservatieve Strauss zich op de voorgrond met als gevolg een nog sterkere innerlijke tegenstelling? In dit laatste geval vrezen wij, dat de oppositie niet krachtig en helemaal niet waardig zal zijn.
| |
Europa
Een van de vele twistpunten tussen de beide partijen in de grote coalitie in de Duitse Bondsrepubliek was de ev. opwaardering van de Mark. De SPD was voor, de CDU - CSU tegen, met als gevolg een felle strijd tussen resp. Schiller en Strauss. De kwestie is niet van vandaag of gisteren, maar was al aan de orde lang voor de Franse franc in augustus van dit jaar devalueerde. Met de verkiezingen in zicht werd er druk gespeculeerd in marken en dit nam zo ernstige vormen aan dat Kiesinger en Brandt nog vlak voor de verkiezingen besloten om het probleem te bevriezen om zo de speculaties af te remmen en de rust te herstellen. Alhoewel men toen verwachtte, dat de mark zeker het eerste halfjaar op hetzelfde niveau zou blijven, besloot de Duitse regering op 30 september plotseling de koers van de mark vrij te laten, hetgeen betekent, dat vraag en aanbod de koers zouden bepalen en dat in feite dus de mark duurder zou worden, m.a.w. een indirecte opwaardering.
En hiermee zitten wij in de Europese problematiek. Men heeft de mond vol
| |
| |
over Europese integratie, maar steeds weer nemen de leden afzonderlijk maatregelen, waarbij zij alleen rekening houden met het nationale eigenbelang daarbij vergetend, dat zij zich contractueel verplicht hebben tot onderling overleg. Dit was het geval met de devaluatie van de Franse franc, die de anderen dwong achteraf te proberen de schade te beperken; dit is ook het geval met het Italiaanse en Belgische besluit om de BTW, die uiterlijk 1 januari '70 overal zou moeten zijn ingevoerd, uit te stellen. Wel wordt er dan achteraf goedkeuring gevraagd bij de Europese commissie, maar die kan eigenlijk niet anders meer doen dan dit uitstel toestaan. Precies hetzelfde is het nu met het zwevend maken en de daarna te verwachten revaluatie van de Duitse mark. De Europese commissie kan fel protesteren en beweren dat dit niet zo maar kan zonder voorafgaand overleg met de andere leden; zij kan zeggen, dat de beslissing hierover ligt bij de vergadering van de EEG-ministers en wijzen op de chaotische gevolgen voor de Europese landbouw, het helpt geen zier. De reeds genoemde vergadering van EEG-ministers kan niets anders doen dan proberen de gevolgen een beetje minder te doen zijn, maar zij moet zich bij het voldongen feit neerleggen.
Dit is zeker niet de juiste manier om een Europese eenheid te bereiken. Laten wij opnieuw beginnen.
| |
Midden-Oosten
Het in april van dit jaar begonnen overleg tussen de grote Vier om te zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor vrede in dit gebied heeft nog steeds geen enkel succes gehad. Guerilla-activiteiten zijn allesbehalve verminderd en rond het Suezkanaal wordt er feitelijk een geregelde oorlog gevoerd. Israël blijft vasthouden aan directe onderhandelingen met zijn tegenstanders en de Arabische landen - vooral bij monde van Nasser - laten felle oorlogszuchtige taal horen, hoogstens afgewisseld door vage suggesties over indirecte besprekingen. Waarschuwingen van Oe Thant hebben geen enkel effect en het blijft klachten van beide zijden regenen over wat vriendelijk bestandsschendingen worden genoemd.
De tegenstellingen werden nog versterkt door de brand in de Al-Aksa moskee te Jeruzalem op 21 augustus. Dit is op twee na het belangrijkste heiligdom der Mohammedanen, die onmiddellijk de schuld gaven aan Israël en opriepen tot de heilige oorlog. Zoals gebruikelijk volgden er moeilijkheden in Arabische kring. Bij het beramen van plannen voor een feller optreden tegen Israël ontstond er al meningsverschil over de vraag of er een Arabische of een Islamitische topconferentie zou worden bijeengeroepen. Alhoewel Nasser minder voelde voor de laatste, aangezien deze zich hoogstwaarschijnlijk minder scherp zou opstellen, kon hij niet voorkomen dat deze toch bijeenkwam in de Marokkaanse hoofdstad, Rabat. Nasser - hijzelf was wegens ziekte afwezig - bleek gelijk te hebben; militante Arabieren o.l.v. de El-Fatah-delegatie kregen geen steun voor hun voorstel dat alle deelnemende landen zich economisch, politiek en militair zouden verenigen in de strijd tegen Israël. Tijdens
| |
| |
de conferentie bleek weer eens de onenigheid binnen de Islamitische kringen, toen Pakistan protesteerde tegen de vertegenwoordiging van India; het wenste wel een vertegenwoordiging van de Islamitische minderheid van India maar niet van de Indiase regering en dreigde de conferentie te verlaten; India werd daarop uitgesloten. Concrete resultaten werden er niet bereikt.
Dit was ook niet het geval op de kleine Arabische topconferentie, die rond 1 september te Caïro bijeenkwam, en waar men probeerde te komen tot coördinatie van de militaire activiteiten in de Suez-zone en het front aan de Jordaanse grens. Saoedi-Arabië voelde niets voor een Arabisch overleg op dit ogenblik en schitterde door afwezigheid. Wel aanwezig waren Hoessein van Jordanië en de presidenten van Syrië en Irak, maar van een gezamenlijk Arabisch optreden was geen sprake.
In Caïro vergaderde ook de Nationale Palestijnse Raad, waartoe zeven van de acht verzetsorganisaties horen, over versterking van hun activiteiten. De enige die niet meedoet, is het Volksfront voor de bevrijding van Palestina. Dit vindt alle anderen te gematigd en wil de oorlog op alle fronten voeren n.l. ook door aanslagen op Israëlische eigendommen waar ook ter wereld. Het zet daarbij zelfs kinderen in zoals bleek in Bonn, Brussel en den Haag.
| |
China-Rusland
De betrekkingen tussen beide landen zijn reeds vele jaren uitermate koel. De laatste keer dat er direct contact was op regeringsniveau, dateert uit 1965, toen de Russische premier, Kosygin, bij een bezoek aan Hanoi op de heen- en de terug-reis Peking bezocht. Nu alle leidende communistische figuren de begrafenis van Ho Tsji Minh in Hanoi zouden bijwonen, speculeerde men op een ontmoeting tussen Kosygin en Tsjoe En-lai, maar de laatste bleek al vertrokken te zijn voor de aankomst van de Russische delegatie.
Over het waarom van dit plotseling vertrek werd geen verklaring gegeven, maar toen later berichten kwamen over ernstige ziekte van Mao meende men hierin de reden te hebben gevonden. Intussen verscheen Mao echter alweer in het openbaar en bleken de alarmerende geruchten voor een groot deel uit de lucht te zijn gegrepen.
Op zijn terugreis van Hanoi naar Moskou is Kosygin nu plotseling van zijn reisroute afgeweken en landde hij in Peking voor een gesprek met Tsjoe En-lai. De vraag of dit gesprek een gevolg is van Noord-Vietnamese of van Roemeense bemiddeling moet onbeantwoord blijven, maar wel neemt men aan dat het initiatief van Moskou is uitgegaan. Over de resultaten werd weinig bekend gemaakt, maar het was opvallend dat de wederzijdse scheldpartijen in pers en radio van dit ogenblik af praktisch werden gestaakt. Nu - bijna een maand later - hebben beide landen besloten om in Peking besprekingen te houden over de oplossing van de bestaande grensgeschillen. Peking blijft op het standpunt staan, dat de 19e-eeuwse Russisch - Chinese verdragen ‘ongelijke’ verdragen waren en vraagt van Rusland dit te erkennen zonder echter de teruggave van de toen door Rusland verkregen gebieden te eisen. Wel moet Rusland de
| |
| |
in strijd met deze verdragen genomen gebieden teruggeven; ook verklaart China, dat er wel ‘onverzoenlijke’ principiële meningsverschillen zijn tussen beide landen, maar dat dit geen beletsel hoeft te zijn voor vreedzame coëxistentie en dat de bestaande grensgeschillen nooit reden tot oorlog tussen beide mogendheden mogen zijn. De besprekingen zullen op het niveau van viceministers van buitenlandse zaken worden gehouden. Het begrip ‘vreedzame coëxistentie’ ondanks principiële meningsgeschillen dringt dus ook in China door.
11-10-'69
J. Oomes
| |
België
Eyskens: geweer van schouder veranderen
Vrijdag 29 augustus had de eerste kabinetsraad na de vakantie plaats. Het was geen routine-vergadering, maar integendeel het begin van een reeks verrassende mededelingen door eerste-minister Eyskens. In de vorige maanden had men hem meer dan eens gebrek aan actieve belangstelling voor de politiek verweten. Hij liet zich ditmaal van een heel andere zijde kennen.
‘De regering zal het geweer van schouder veranderen’, was de inslaande formule waarmee hij aankondigde dat zijn regering geen inspanningen meer zou doen om de in juli hopeloos vastgelopen pogingen tot grondwetshervorming verder voort te zetten volgens de vroegere methode. Met een verrassend gemak veegde de premier al de lijvige dossiers over de grondwetsherziening van de tafels waarop ze zich maandenlang nutteloos hadden opgestapeld. Hij klampt zich momenteel niet meer vast aan de moeizame teksten over grendel- en andere meerderheden, de cultuurautonomie door middel van deelsenaten, enz..
Reeds in de eerste week van september nam hij contact op met de leiders van de oppositie, die door de regeringsmeerderheid tot dan toe slechts in tweede orde bij de grondwetsherziening betrokken waren, ofschoon hun hulp onmisbaar is om de vereiste tweederde-meerderheid te behalen.
Of de regering Eyskens nu inderdaad uit het slop zal geraken, kan men op dit ogenblik nog niet uitmaken. Uit het initiatief van de premier is een werkgroep ontstaan waarvan de vertegenwoordigers van alle partijen deel uitmaken, en die aan het werk is gegaan op basis van een agenda waarin de onoplosbare tegenstellingen inzake de grondwetsherziening niet opgenomen zijn. Eyskens heeft aldus een nieuwe taktische ruimte geschapen, waarin de grondwetsherziening zelf niet meer zo dringend lijkt, en die plaats moet laten voor een nieuwe aanpak.
Einde september, begin oktober bleek echter dat ook de nieuwe formulering van de Vlaams-Waalse betrekkingen in constitutioneel perspectief de oude hinderpalen niet opgeruimd heeft. Het leek aanvankelijk mogelijk dat een zekere eensgezindheid tot stand zou komen over gewoon wetgevend werk, in
| |
| |
verband met de administratieve decentralisatie, de samenwerking van gemeenten, de inter-gemeentelijke federaties, de economische decentralisatie. Maar zodra er gezocht werd naar vormen om de twee nationale gemeenschappen in Brussel de vereiste armslag te geven, traden alle vroegere tegenstellingen opnieuw aan de dag.
Als enig politiek winstpunt kan men op dit ogenblik het feit beschouwen dat de noodzaak van nieuwe constitutionele formules niet meer zo zwaar drukt op de regering. Maar voor het overige is het vraagstuk Brussel ten minste even ver van een voor beide gemeenschappen aanvaardbare oplossing verwijderd als een jaar geleden.
De naderende gemeenteverkiezingen en de dualiteit van de drie zogeheten ‘nationale partijen’ scherpen de tegenstellingen in en rond de hoofdstedelijke agglomeratie zelfs nog aan. Een symptoom hiervan is de uittocht van de Vlaamse liberalen uit de P.V.V.. Ook deze partij heeft zich niet meer kunnen loswerken uit de federaliserende evolutie van het Belgisch partijwezen.
Aldus is echter de toekomst van de Nederlandstalige gemeenschap in het Brusselse niet veilig gesteld. Soms lijkt die gemeenschap meer bedreigd dan ooit te voren, en voorbestemd om onder een algemeen francofoon offensief in de gemeenteraadsverkiezingen te worden verslagen. Op andere ogenblikken lijkt de evolutie echter ook nog nieuwe mogelijkheden voor de Vlamingen in het vooruitzicht te stellen. Achtereenvolgens hebben een veel gelezen Vlaams journalist - M. Ruys van De Standaard - en een sociologisch goed onderlegd senator van de Volksunie - Lode Claes - pogingen gedaan om de Vlamingen in de hoofdstad los te maken uit hun defensieve egelstellingen. Hun optimistische analyse van de Vlaamse herlevingskansen in Brussel werd in Vlaanderen met gemengde gevoelens onthaald. Er bleek wel een zekere instemming te bestaan, maar zolang de feiten zelf er te Brussel zo negatief uitzien, lijkt het onmogelijk een nieuwe Vlaamse politiek voor de hoofdstad te ontwerpen en waar te maken.
Men kan in elk geval nu al zeggen dat het jaar 1970 van grote betekenis zal zijn voor Vlaanderens bevestiging of achteruitgang in het Brusselse, wat dan tevens een algemene weerslag zal hebben op het constitutionele werk.
| |
Geen B.T.W.
Eveneens in de eerste septemberdagen kwam premier Eyskens met een andere politieke verrassing van formaat voor de dag: op 9 september werd bekend dat de regering de Belasting op de toegevoegde waarde (B.T.W.) niet zou invoeren op de voorziene datum: 1 januari 1970. In beginsel werd de toepassing van het nieuwe stelsel uitgesteld tot 1 januari 1971. Maar de redenen waarmee de regering die verschuiving motiveerde, zijn van zulke aard dat ze desgevallend ook nog over een jaar hun betekenis behouden. Het lijkt niet onmogelijk dat de invoering van de B.T.W. in België uitgesteld wordt tot na de volgende parlementaire verkiezingen.
Over de beweegredenen van de regering zijn reeds talrijke veronderstellingen
| |
| |
gemaakt. Premier Eyskens gaf op een persconferentie conjuncturele redenen voor het uitstel op: toen het wetsontwerp tot invoering van de B.T.W. in het parlement werd voorgelegd en aanvaard, was er nog geen spoor van de thans duidelijk geworden oververhitting. De toepassing van het nieuwe systeem zou daarenboven een overgangslening noodzakelijk maken, om de uitgevallen fiscale opbrengsten te compenseren. De huidige stand van de kapitaalmarkt maakt de emissie van die lening echter zeer moeilijk. De prijsverhoging ingevolge de B.T.W. zou vanwege de conjuncturele omstandigheden niet beperkt gebleven zijn tot de voorziene percentages. Steeds volgens premier Eyskens schaadt dit uitstel niet aan de samenhang van de E.E.G.. Integendeel, de invoering van de B.T.W. zou o.m. de thans bestaande monetaire spanningen binnen de E.E.G. nog scherper gesteld hebben.
| |
Electoralisme?
Iedereen leek in België zelf uiteindelijk opgelucht over de gouvernementele beslissing, ook al lieten alle politieke en sociale groepen hun tevredenheid niet of niet op dezelfde manier blijken. In Nederland was men ontgoocheld over de eenzijdige manier waarop de Belgische regering de B.T.W. op de lange baan geschoven had: zonder een voorafgaand Benelux-contact, ofschoon het een aangelegenheid betreft die in Benelux-verband zeer belangrijke gevolgen heeft. Aan de E.E.G.-commissie diende de zaak nadien te worden voorgelegd, maar dat gebeurde op een ogenblik dat deze instelling overbelast was door het vraagstuk van de opwaartse herwaardering van de D-Mark en de gevolgen ervan voor de landbouwintegratie. Ook van die kant kon er tegen het besluit van de regering Eyskens niet veel ingebracht of ondernomen worden.
Meestal bleef de verdenking op de regering en op de regeringspartijen wegen, dat ze de B.T.W. voor onbepaalde tijd van het regeringsprogramma geschrapt hebben omdat ze de psychologische gevolgen van de stijging der prijzen vrezen in het vooruitzicht van de gemeenteverkiezingen die in 1970 plaats zullen hebben.
Hoe dan ook, men heeft nu weer eens ervaren hoe snel sommige economische maatregelen opgeschort kunnen worden als het de regeringspartijen politiek en psychologisch wenselijk lijkt. Dan wordt er ook over maandenlange intensieve voorbereidingen heengestapt, en zijn geen langdurige voorbereidende besprekingen in de hele of de halve openbaarheid nodig om een wet buiten werking te stellen.
| |
Geen nationaal havenbeleid zonder vaste normen
Het was in oktober een jaar geleden dat de regering twee commissies aanstelde, belast met een rapport over de verschillende aspecten van het nationaal havenbeleid.
Achtereenvolgens kwamen aldus het verslag van de commissie-Verschave en dat van de commissie-Craen tot stand. Op welke wijze de regering de elemen- | |
| |
ten die in die teksten vervat zijn, zal gebruiken om een programma van nationaal havenbeleid te ontwerpen, moet de toekomst uitwijzen.
Het Verslag-Verschave, dat het eerst klaar was, heeft in de voorbije maanden nieuwe stof geleverd voor polemieken tussen de officiële en de havenkringen van Antwerpen eensdeels, en anderdeels de ambtelijke en particuliere kringen die de expansie van de haven van Zeebrugge verdedigen. Een volledig overzicht van de moties, interviews, protesten en tegenprotesten die naar aanleiding van deze problematiek het licht gezien hebben, is binnen het bestek van deze bijdrage onmogelijk.
Het Antwerpse standpunt komt hierop neer, dat de Antwerpse haven geschikt geacht wordt voor alle stukvervoer, alsmede voor het containervervoer en voor de droge stortgoederen (ertsen), mits aan de Scheldebedding de voorziene verbeteringen worden aangebracht, en op de Linker Schelde-oever de ontworpen uitbreidingsplannen uitgevoerd worden. Deze voorzien eveneens een nieuwe uitweg naar de Schelde, via Nederlands grondgebied. Volgens de Antwerpse kringen - waarvan de voorzitter van de Kamer van Koophandel Raymond Lhonneux zich op 5 september nog eens de tolk heeft gemaakt - is het technisch en financieel niet te verantwoorden 38,4 miljard fr te investeren in uitbreidingswerken te Zeebrugge, om er een polyvalente haven van te maken, en een petroleumhaven voor de Westvlaamse kust te bouwen.
Van Westvlaamse zijde legt men steeds opnieuw de nadruk op de evolutie van de tonnenmaat van de schepen - ook die voor containervervoer - waardoor het onmogelijk is geworden dat Antwerpen die groei nog blijft volgen. Volgens hen kan Zeebrugge dit wél.
De regering heeft zich tot nog toe niet vastgelegd op een of ander plan. Het dient onderstreept dat het Verslag-Verschave op zich zelf geen keuze doet, maar veeleer de verschillende technische en economische varianten onderzoekt, waarbij dan als werkhypothese aanvaard wordt dat aan zekere uitgangsvoorwaarden voldaan werd.
Men kan zich moeilijk indenken dat de regering nog lange tijd een duidelijke keuze uit de weg kan gaan. Alleen reeds de begroting van openbare werken, die eerdaags aan de parlementaire commissies moet worden voorgelegd, brengt mee dat de regering vaste normen voor een nationaal havenbeleid moet proclameren.
13-10-'69
Hektor de Bruyne
|
|